KIJKTIP: DAN SNOW ON PASSCHENDAELE - A NEW APPROACH
Ik heb op deze blog al geregeld verwezen naar de erg informatieve en vooral goed gemaakte reeks korte filmpjes die de Britse historicus Dan Snow heeft gemaakt t.g.v. 100 Jaar Slag bij Passendale. Op het einde van de bloederige en natte augustusmaand van 1917 bleek dat er, na het relatieve succes van de eerste dagen van het geallieerde zomeroffensief, nog nauwelijks schot in de zaak zat. Buiten de inname van Westhoek op 10 augustus, een lichte vooruitgang richting Langemark op 16 augustus en een handvol tanks dat er in slaagde op 22 augustus door te dringen tot Keerselaere was er nauwelijks sprake van noemenswaardige vorderingen. Integendeel, de bijzonder efficiënt opererende Duitse Eingreif-eenheden hadden een groot gedeelte van het terrein dat de Duitsers eerder hadden verloren, intussen opnieuw bezet. Bovendien bleek het feit dat de Duitsers nog steeds het Geluveldplateau stevig in handen hadden elke verdere opmars te hypothekeren. Veldmaarschalk Haig nam daarop het drastische besluit om de falende Gough de deur te wijzen en de volgende fase van het offensief, zijnde de aanval op de Meenseweg toe te vertrouwen aan de methodisch werkende Plumer. Deze kreeg amper een paar weken om zijn troepen klaar te stomen voor deze heikele opdracht. Wil u weten wat er zich allemaal 100 jaar geleden precies afspeelde ? Klik dan op onderstaande link:
Met meer dan 3.500 deelnemers die de ongenadig brandende zon trotseerden, was de 16e IJzerwake die gisteren in Steenstrate plaatsvond zonder meer een succes. Er was het terugzien van oude strijdmakkers en natuurlijk de manifestatie zelf, die voor de zoveelste keer op rij een mooie dosis tegengif bood tegen de belgicistische 'Grote Oorlog'-herdenkingsmallemolen.... Mijn twee recentste boeken gingen vlot van de hand en als bonus had ik een paar aangename gesprekken met lezers van deze blog. Persoonlijk contact met lezers beschouw ik nog altijd als het 'zout op de patatten' voor een schrijver, want het schrijven an sich is en blijft een behoorlijk eenzame klus. De foto bij dit bericht werd afgelopen zaterdag in Wijtschate gemaakt door mijn uitgever tijdens een pelgrimage in het Ieperse in het spoor van de 16e (Ierse) Divisie....
Op
de foto de erewacht bij de in Turnhout opgebaarde Max Skolle. Deze Duitse
grenswachter werd in de nacht van 25 op 26 augustus 1917 een van de dodelijke
slachtoffers van wat het meest bloederige grensincident uit onze regio was. De
notoire grensgids Jan Vleugels beschreef het drama uitvoerig in zijn naoorlogse
memoires DeRakkers der Grenzen De
rakkers trokken in goede orde in de richting der grenzen. Cartouche heeft de
leiding en volgt de weg die hij vroeger met de Vlaming en de Plek heeft
gevolgd. Alles is stil en verlaten zou men zeggen, het is tevens een aangename
nacht in de bossen. Het luchtruim is evenwel wat te helder voor een goede gang
van zaken. Zacht en kalm nadert het groepje de grenzen. Het bestaat uit
verschillende personen, onder andere een pastoor, vrouwen en mannen. Allen
stellen het opperbest. Links, op een afstand van 150 meter, merkt men een
donkere massa. Geen enkel lichtje straalt naar buiten en nochtans zijn deze
koten door soldaten van hogere rang bezet. Licht maken door de wachttroepen is te
allen tijde, bij nacht ten strengste verboden. De rakkers vinden alles te stil.
Rechts, schuin voor hen bemerken zij een paar boompjes die tegen het luchtruim afsteken.
Dit is reeds Hollands gebied, want langs de Belgische kant is alle houtgewas op
een honderd meter van den draad verwijderd. Zacht, al kruipende naderen zij
die. Het toestel wordt geplaatst. Het doorkruipen begint en reeds zijn enige
personen gepasseerd, waaronder ook de drie rakkers, als plots de stilte wordt
doorbroken. De rakkers stellen zich rechts en links op en bevelen aan hun
metgezellen door te komen. Al schietende beletten de Duitsers de nog niet
doorgekropenen te naderen. Een enkele soldaat der Duitsers lette daar evenwel
niet op en vuurde aanhoudend in de richting der vluchtellingen. Een geweldige
kreet weerklinkt door de eenzame heide en bossen. De Duitser krijgt een schot
hagelkorrels in het aangezicht. Nog geeft hij de moed niet op en heeft reeds
twee doden gemaakt. De pastoor, die juist wil doorkruipen en reeds midden in
het toestel zit, doet hij weerkeren. De Duitser is de helft van het gezicht
verbrijzeld n toch blijft hij op zijn post, ondanks dat al zijn makkers zich
verscholen hebben, en het lukt hem enigen gevangen te nemen en het groepje
meester te blijven tot zijn makkers naderen. Met fierheid overziet hij zijn
slachtoffers. Een klein zwart Franssprekend vrouwtje roept aanhoudend om haar
man die zielloos aan haar voeten ligt uitgestrekt.
De
37-jarige Antoon Van Den Broeck uit Antwerpen en de 16-jarige Charles Farcy uit
Schaarbeek werden op slag gedood door de kogels van Max Skolle, een 56-jarige Infanteriehelfer uit de 3e
compagnie van de Infanterie Ersatz Truppe
nr. 298. Deze eenheid behoorde tot het garnizoen van het grote Duitse
oefenkamp in Beverlo en werd geregeld ingezet bij de grensbewaking. Jules
Farcy, die zwaar gewond was door een kogel werd samen met zijn broer Henry,
wiens zijde door een bajonet was opengereten, naar het Gasthuis van Hoogstraten
overgebracht.Henry bezweek er een paar
uur later aan zijn verwondingen. Ook de ernstig gewonde Max Skolle overleefde
het drama niet. Hij stierf de volgende dag in het Gasthuis van Turnhout. Postuum kreeg hij het IJzeren Kruis 2e Klasse omdat hij er, ondanks zijn verwondingen, in geslaagd was 13 vluchtelingen aan te houden...
Het leven van een auteur kan soms hard zijn... Op zondag 27 augustus signeer ik tussen 11.00 u. en 14.00 u. op de IJzerwake in Steenstrate mijn twee nieuwste boeken 'Verdrongen Verleden - De 16e (Ierse)- Divisie in Vlaanderen 1917' en 'Vlaanderens Dageraad aan de IJzer - Een kroniek van de Frontbeweging 1914-1918'. U kan er natuurlijk ook 'Onsterfelijk in uw steen: Soldatengraven Heldenhulde en de Grote Oorlog' aanschaffen, waarvan ik een van de co-auteurs was. Uiteraard warm aanbevolen...
Een van de vele Britten die in augustus 17 het leven
lieten was de 31-jarige James Stuart dAuvergne Innes. Voor de oorlog uitbrak
was hij afgestudeerd aan het prestigieuze Bailliol
College van de universiteit van Oxford en was hij werkzaam in het Londense
hoofdkantoor van de North British and
Mercantile Insurance Company. In de vroege herfst van 1914 meldde hij zich
als oorlogsvrijwilliger en op 27 februari 1915 kreeg hij een tijdelijke
aanstelling tot tweede luitenant bij de Royal
Artillery. Op 27 juli 1916 kreeg hij het Military Cross, de op één na hoogste dapperheidsonderscheiding voor
officieren. De dagorder vermeldde: For conspicious gallantry and devotion to duty when his battery was
being heavily shelled. A shell blew in a dug-out, 2nd Lieutenant
Innes collected his men and dug out wounded men. Later when his battery came
under fire when changing position he showed great coolness in handling his
guns. De intussen tot luitenant bevorderde Innes was ingedeeld bij de 34e Battery van 189eBrigade Royal Field Artillery toen hij
op 5 augustus 1917 dodelijk gewond werd in de Ieperse Salient. Hij werd de
volgende dag begraven op Dickebusch New
Military Cemetery Extension in graf IV B 4.
Op 25 augustus
17 ontving hij posthuum een bar bij
zijn Military Cross: For conspicious
gallantry and devotion in extinguishing a fire in his battery under very heavy
shell fire, thereby saving a gun from destruction. Afterwards, during the removal
of his battery, when the guns had been run out of their pits, he ran a gun back
with the help of two telephonists and opened fire in response to the S.O.S.
signal.
In de voet van
zijn zerk werd in de witte Portlandsteen volgende persoonlijke boodschap
uitgekapt: He died for freedom and
honour To daddy from Philip and Iris.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - WER GEHT MIT NACH FLANDERN ?
Eén van de vele kleinnoden die ik in mn erg
uitgebreide WO 1 werkbibliotheek koester is de dichtbundel Krieg in Flandern Gedichte von Soldaten
der 4e Armee. Het is een uitgave van de Deutsche
Verlagsanstalt in Stuttgart en rolde in 1917 van de persen.
Deze bundel opent met het volgende gedicht door Offizier-Stellvertreter
W. Busch.
WER GEHT MIT NACH FLANDERN ?
Unser Hauptmann geht nach Flandern: /wer geht mit ?/ Ei, nach Flandern auszuwandern
:/ ist ein weiter, weiter Ritt : / Wer geht mit ?
Ei, wir scheuen keine Mühen: / wir gehn mit ! / Weil auf Mühen Ehren blühen,
/ gehn wir all in Schritt und Tritt, / Alle mit !
Kugeln pfeiffen draus in Flandern: / Wer schiesst mit ? / Triffts den
einen, triffts den andern, / einen jeden trifft es nit: / wer schiesst mit ?
Ei, wir alle können schiessen, / schiessen mit ! / Blut wird fliessen ,
wenn wir schiessen / Drum, Herr Hauptmann, einen Bitt: / nimm uns mit !
Viele fallen draus in Flandern: / Wer stirbt mit ? / Reiht ein Hûgel sich
zum andern: / Tod in Ehr is Deutsche Bitt: / Wer stirbt mit ?
Ehe Deutschland fällt in Scherben / fälln wir mit ! / Um für Deutsche Ehr
zu sterben, / gehen wir all in Schritt und Tritt, / Alle mit !
IN MEMORIAM - A VERY GALLANT PADRE - S.S. KNAPP, DSO, MC (1858-1917)
Een opvallende zerk tussen de graven op Dozinghem
Military Cemetery is deze van Simon Stock Knapp, een padre of katholieke
aalmoezenier bij het 2e Bataljon Irish Guards. Zijn grafsteen
vermeldt immers dat deze pater-Karmeliet werd onderscheiden met de Distinguished Service Order (DSO) én het
Military Cross (MC). Knapp werd in
1858 als Frank Knapp op het kanaaleiland Jersey geboren als zoon van een Ierse
moeder en een Franse vader. Hij ging naar school in St. Edmunds College in
Ware, de oudste middelbare katholieke school in Engeland.In 1878 trad hij in bij de Karmelieten en in
1883 werd hij tot priester gewijd. In deze periode nam hij, in de lijn van de
traditie bij de Karmelieten de kloosternaam Simon Stock aan, naar een 13-eeuwse
Engelse heilige. De volgende jaren bracht hij vooral door als docent theologie
en hij reisde voor zijn orde onder meer naar de Verenigde Staten en Palestina.
Knapp had met verve tijdens de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika bij het 6e
(Inniskilling) Dragoons gediend en droeg met trots zijn campagnemedaille met niet
minder dan 5 vermeldingen, de zgn. clasps.
In dit regiment was hij onder meer bevriend geraakt met de latere veldmaarschalk
Edmund Allenby, op dat ogenblik majoor bij de Inniskillings en kapitein
Lawrence Oates die bekend werd van de mislukte poolexpeditie van Scott in 1912.
Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog ging hij
vrijwel meteen terug in dienst als een Temporary
Chaplain to the Forces 4th class, een rang die gelijk stond aan kapitein.
Wellicht diende hij eerst enkele maanden bij het 1e Bataljon Irish
Guards voor hij definitief in de rangen van het 2e Bn. Irish Guards terechtkwam.Ondanks zijn gevorderde leeftijd deelde
Knapp de beproevingen van de strijd met zijn mannen en gaf hij een paar bijzondere staaltjes van
moed ten beste op het slagveld. Voor zijn inzet tijdens de Slag bij Loos
ontving hij in januari 16 het Military
Cross, de op één na hoogste dapperheidsmedaille voor officieren. Precies
een jaar later werd hij bevorderd tot Temporary
Chaplain to the Forces 3th class, zeg
maar majoor. In juni 17 ontving hij het bericht dat hij omwille van zijn
voorbeeldige houding aan het front genomineerd was voor de Distinguished Service Order.
Padre Knapp zou deze hoge onderscheiding echter nooit bij
leven ontvangen. Op 31 juli 17 ging zijn eenheid in de aanval bij Pilkem
Ridge. Hij had een formeel verbod gekregen mee in de aanval te gaan, maar
niemand had volgens hem een verbod gegeven om de troepen op de voet te volgen. Terwijl hij dit deed probeerde hij de
gewonden die hij her en der aantrof zo goed mogelijk bij staan en dit ondanks
het bijzonder intensieve vijandelijke vuur. Niet veel later werd hij door
granaatscherven getroffen en zwaar gewond van het slagveld naar een Casualty Clearing Station in
Westvleteren geëvacueerd. Hier bezweek deze populaire aalmoezenier de volgende
dag aan zijn verwondingen. Het 2e Bn. Irish Guards verloor op de
drie dagen dat het tussen Boezinge en Pilkem was ingezet meer dan 280 man,
waaronder ook haar bevelhebber, acting
Lieutenant Colonel Eric B. Greer, MC. Knapp was één van de 175 padres die tijdens de Grote Oorlog het
leven lieten. Hij kreeg een laatste rustplaats op Dozinghem Military
Cemeterygraf II C 1.
Op 10 augustus 1917 werd in de Karmelietenkerk in
Kensington een herdenkingsdienst gehouden. Op een katafalk voor het hoogaltaar
stond symbolisch een lege kist die was bedekt met zijn priesterstola, veldmuts
en onderscheidingen. Rond de kist stond een erewacht van Irish Guards met
gebogen hoofden en omgekeerde wapens, de handen rustend op de kolf van hun
geweer als teken van rouw. Meer dan 200 officieren en mannen van de Irish
Guards woonden de dienst bij
VERS VAN DE PERS - EEN KRONIEK VAN DE FRONTBEWEGING 14/18
Binnen een paar dagen rolt mijn nieuwste boek Vlaanderens Dageraad aan de IJzer Een kroniek
van de Frontbeweging 1914-1918 van de pers. Hier volgt de voorpublicatie
uit een interview dat binnenkort over dit boek verschijnt en waarin ik
probeerde een en ander te duiden.
Zijn
er nog niet genoeg boeken over WO I verschenen ?
Naar aanleiding van 100 jaar Grote Oorlog verschenen
er de laatste jaren inderdaad honderden nieuwe publicaties. Als auteur zou het nogal gek lijken indien ik dit, op zich, geen goede zaak zou vinden ware het niet dat kwantiteit niet altijd gelijk staat aan
kwaliteit. Bovendien is er nog steeds sprake van een wanverhouding als het over
publicaties over het IJzerfront gaat in vergelijking met bijvoorbeeld over wat er in het
Ieperse is gebeurd. Ik onderschrijf ten volle de mening van historicus en uitgeverSiegfried Debaeke dat de historiografie
m.b.t. het Belgische leger in de Eerste Wereldoorlog nog in de kinderschoenen
staat.Er ligt nog zoveel terrein braak
voor verder onderzoek.
Heb
je daarom een boek over de Frontbeweging geschreven ?
Ja, historicus Bruno De Wever noemde het verhaal van
de Frontbeweging eenfunderingsmythe van het Vlaams-nationalisme.
Niet omdat het sociale onrecht waarmee de Vlamingen aan het IJzerfront geconfronteerd werden een mythe zou zijn
geweest maar omdat het verhaal van de Frontbewegingtot mythische proporties uitgroeide.Vreemd genoeg werd er decennialang nauwelijks
studie verricht om deze mythe tot haar ware proporties terug te brengen.
Gelukkig zijn er in pakweg de laatste dertig jaar eindelijk een paar
standaardwerken verschenen die de puntjes op de i hebben gezet.
Waarom
dan toch nog een nieuw boek over de Frontbeweging ?
Het verschijnen van deze boeken neemtniet weg dat ook hier nog lang niet het
laatste woord over is geschreven. Ik heb geprobeerd een boek te schrijven dat
niet alleen een publiek van geïnteresseerden maar ook leken kan boeien. In Vlaanderens Dageraad aan de IJzer vindt
de lezer het chronologische verhaal van de Vlaamse bewustwording én agitatie
aan het IJzerfront. Dit te vaak verzwegen hoofdstuk uit onze
oorlogsgeschiedenis wordt binnen het bredere kader van de operaties van het
Belgische leger geplaatst en natuurlijk ook van de politieke besluitvorming
binnen het Belgische oorlogskabinet dat het grootste gedeelte van de oorlog,
ver van het front, in Frankrijk zat.Ik
heb ook geprobeerd aan te tonen hoe een kleine minderheidsstroming die werd
gedragen door jonge, hoofdzakelijk katholieke intellectuelen ondanks
tegenkanting en repressie aan invloed en gewicht wist te winnen naargelang de
oorlog zich voortsleepte en de tegenstellingen op de spits werden gedreven. Hun
eisen, rechtvaardige taaltoestanden in het leger en voor na de oorlog, de
vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen - sinds decennia de
doelstellingen van de Vlaamse Beweging - .botsten op een muur van onbegrip en
wantrouwen bij de gevestigde machten. Gedwongen door de omstandigheden verdween
de Vlaamsgezinde werking aan het front in 1917, precies honderd jaar geleden,
in de clandestiniteit.
Kun
je tot slot even de titel verklaren ?
De titel verwijst naar de politieke beginselverklaring
van de Frontbeweging, die in de herfst van 1917 precies 100 jaar geleden dus
werd gepubliceerd. Het partiijpolitieke Vlaams-nationalisme dat na de oorlog ontstond
was in de beginjaren grotendeels geïnspireerd op dit programma. Een programma
dat niet uit droge, theoretische beschouwingen was gegroeid maar uit de harde
realiteit van het soldatenleven. En dat een stevig Vlaams bewustzijn had doen
ontstaan, niet alleen in de geesten van de intellectuelen, maar ook bij een
groot gedeelte van de bevolking , die tot dusver, vaak mijlenver van de Vlaamse
Beweging had gestaan. En dat is, naar mijn aanvoelen de grote verdienste van de
Frontbeweging geweest
Vlaanderens
Dageraad aan de IJzer Een kroniek van de Frontbeweging 1914-1918 is een
uitgave van Egmont.
Wettelijk depotnurmmer: D/2017/8317/1
ISBN: 978-90-78898-48-1
Het boek is enkel verkrijgbaar met een zachte kaft en telt 262 pagina's. Kostprijs: 15 euro
De dood maakt geen onderscheid en ik ook niet. Men vergeet bij grootschalige herdenkingen, zoals deze weken en maanden bij de Derde Slag om Ieper, maar al te vaak dat er ook aan de 'andere zijde' tienduizenden slachtoffers vielen. Vandaag graag even uw aandacht voor Wilhelm Morgner die gisteren, precies honderd jaar geleden sneuvelde bij de verdediging van Langemark. Morgner was op 27 oktober 1891 in het Rijnland, in Soest geboren. Hij was een autodidact die al op vroege leeftijd gebeten werd door het schildersvirus. Uit zijn eerste werken bleek dat hij zich vooral liet inspireren door zijn omgeving. Aanvankelijk schilderde hij vooral weidse Noord-Duitse landschappen en boerenscénes in een naturalistische stijl met een impressionistische toets maar vooral onder invloed van de schilders van Die Brucke evolueerde hij naar een doorgedreven vereenvoudiging van zijn afbeeldingen in een erg kleurrijke, door het expressionisme beïnvloedde en erg herkenbare stijl. de getalenteerde Morgner bewoog zich op geheel eigen wijze tussen figuratief en abstract, tussen traditie en avant-garde. Al op erg jonge leeftijd nam deze rusteloze, energieke schilder deel aan baanbrekende tentoonstellingen van de Neue Secession in Berlijn, de Blaue Reiter in München en de Sonderbund in Keulen.Vanaf 1912 begon de diepgelovige Morgner zich meer en meer te focussen op religieus geïnspireerde thema's. Aan deze ontwikkeling kwam echter een einde met het uitbreken van de oorlog toen de schilder werd gemobiliseerd. Hij stond onder meer in Macedonië en Vlaanderen aan het front maar van schilderen was niet langer sprake. Enkel een aantal tekeningen en schetsen getuigen nog van zijn werk in de oorlogsjaren. Wilhel Morgner sneuvelde op 16 augustus '17 als unteroffizier in de 1e compagnie van het Reserve Infanterie Regiment nr. 262 bij Langemark. Morgner liet een oeuvre achter dat richtinggevend was in de toen nog in de kinderschoenen staande abstracte schilderkunst. Ooit schreef hij aan zijn vriend en mentor Georg Tappert; 'Ik droom van schier adembenemende kleurenwonderen (..) Ik kan enkel kunstenaar worden wanneer ik mezelf vermorzel. Doe ik dat niet, dan zal ik nooit deel hebben aan de oneindigheid (..) In talloze levens wil ik me openbaren...'
Morgner ligt op minder dan een kilometer begraven van waar hij sneuvelde, tussen de duizenden naamlozen in het Kameradengrab op de Duitse militaire begraafplaats in Langemark. Nog tot 15 september kan u in het gemeentehuis van Langemark - Poelkapelle terecht voor een kleine maar goede tentoonstelling rond het leven en werk van deze veel te vroeg gestorven kunstenaar.
Tussen 16 en 18 augustus 1917 vormde Langemark de inzet van verwoede gevechten. In de dagen en weken die voorafgingen aan deze strijd werd het dorp zo goed als compleet door de kaart geveegd door de geallieerde artillerie. Ik bezit in mijn fotoarchief een kleine 200 - hoofdzakelijk Duitse - foto's van Langemark tussen 1914 en 1917 toen het dorp weliswaar al getroffen maar nog niet verwoest was. Ik breng u vandaag een selectie, waaronder twee foto's van Duitse stellingen bij de Steenbeek in de lente van 1917...
Een paar citaten uit of over de bloederige gevechten die
midden augustus 17 in de Ieperse Salient plaatsvonden:
In and out of line on Frezenberg sector.
Hell all the time ! Mud awful, no trenches, no shelters, no landmarks. All
movement by night, shellfire all the time an everywhere casualties: enormous !
(Captain Arthur Glanville, 2e Bn. Royal Dublin Fusiliers)
I am still alive though at present I am more
likely to die from drowning than from hostile fire. It has rained solidly for
three days and the place is knee deep in mud. It is extraordinary weather for
August. (Major Roderick Macleod, 241 Brigade Royal Field Artillery)
As it was, the Ypres battlefield just
represented one gigantic slough of despond into which floundered battalions,
brigades and divisions of infantry without end to be shot to pieces and
drowned, until at last and with immeasurable slaughter we had gaines a few
miles of liquid mud (Captain Charles Miller, 2e Bn. Inniskilling
Fusiliers)
In the main it was a history of cold, wet,
hunger, exposure and shell-fire more intense than any I have seen
(Lieutenant Staniforth, 7e Bn. Leinsters)
Oooooh, a horrible smell. Theres nothing
like a dead bodys smell. Its a purtrid, decaying smell,makes you stop breathing, you think of
didease. Its a smell you cant describe unless youve smelt rotten meat. Youve
got the smell right under your nose all the time and theres one at the bottom
of the trench and you keep walking over itthe black slime comes out and thats not pleasant..! (Private
Alfred Griffin, 9e Bn. Kings Royal Rifle Corps)
The August failures were put down to the wet
weather. As if it had never rained before in that dripping climate ( ) Figures
show what a reckless gamble it was to risk the life of the British Army on the
chance of a rainless autumn on the Flemish coast.(De Britse premier David
Lloyd George)
16 Augustus was in de sowieso gruwelijke zomer van 1917
een van de meest bloederige dagen in de Ieperse Salient. Ondanks de oplopende verliezen meende de
Britse velmaarschalk Haig dat de tijd rijp was voor een nieuwe fase in het
offensief waarbij de Britten zich moesten concentreren op de inname van het langzaam
tot puin vermalen Langemark. De 16e
(Ierse) Divisie, waarover ik twee maanden geleden een boek publiceerde, was één
van de eenheden die voor deze taak werden geselecteerd. Samen met de 36e
(Ulster) Divisie vormden ze de rechterflank van de aanvalsgolf. Ze kregen de
moeilijkste taak voor de kiezen, namelijk de stormaanval op het hoger gelegen
terrein van Hill 35 en Hill 37, die Zonnebeke beschermden. Deze
sector werd gedomineerd door massieve, elkaar ondersteunende bunkers en een
aantal boerderijruïnes die tot sterke fortificaties waren uitgebouwd en waarvan
slechts een handvol door de geallieerde artillerie waren geneutraliseerd. Het
werd een bloedbad voor de mannen van de 16e (Ierse) Divisie. Als ze
er al slaagden hun objectieven te bereiken, werden ze, ondanks hun hardnekkige
verzet, nog voor de avond was
ingevallen, teruggedreven door de Duitse stoottroepen die in de tegenaanval gingen.
De terreinwinst was verwaarloosbaar geweest en de verliezen ronduit schokkend.
Tussen 1 en 20 augustus 17 verloor de 16e (Ierse) Divisie 221
officieren en 4.064 manschappen en onderofficieren. Alleen al tussen 16 en 18
augustus verloor de divisie 2.167 man.
Slechts 280 gesneuvelden konden worden geborgen. De meesten van bleven voorgoed
ergens in het niemandsland, aan flarden gereten door granaten, verzopen in
granaattrechters of dood achter de Duitse linies
Vandaag een fragment uit een gedicht van de in Antwerpen geboren en
opgegroeide Waalse frontdichter Maurice
Gauchez (1884-1957). Het schetst perfect de bloederige nachtmerrie die de
aanblik van Vlaanderens Velden in 1917 bood:
De
waanzin heerst in Vlaamse velden, / een onheilspellende vreugde breekt het
schemeruur, / geratel van claxons die wanhopig brullen / en mensen besmeurd met
aarde en as.
De
damp van dronkenschap en de windvlagen drijven / over deze lamme zottenavond
met sinistere maskers, / over de naamloze groepen met zwarte tronies en
helmen,/ verdwijnen in de vreemde verte
Het
carnaval van gassen wordt met veel gedruis gezongen,/ de mitrailleur lacht zijn
krankzinnige dodenlach, / vermengt zich met akkoorden van Vlaamse hoorns / en
de noodklokken op de torens luiden het alarm.
Maskers
op een avond in mei, spoken zonder levensdrang, / wat een hysterische vreugde
en krampachtige haat,/ doen ons opschrikken deze woelige avond op de vlakte / -
de duivel heeft zichzelf een bloedig carnaval geschonken.
Op 31 juli vestigde ik al de aandacht op de interessante reeks filmpjes die de Britse histyoricus Dan Snow maakte ter gelegenheid van 100 Jaar Slag bij Passendale. Vandaag geef ik een link naar het derde deel dat passend de titel 'Struggling in Mud' draagt:
Gwalia Farm Cemetery is een CWGC-begraafplaats bij de Elverdingseweg in Poperinge. Ze ontstond in juli '17 toen hier, bij deze hoeve, een Corps Main Dressing Station of hoofdverbandplaats werd geïnstalleerd vanwaar verschillende Field Ambulances opereerden. Luitenant - kolonel David Rorie was aan een van deze Fieldambulances, namelijk de 2nd. Highland Field Ambulance verbonden. Hij verbleef met deze ambulance, die was ingedeeld bij de 51e (Highland) Divisie, van 24 juli tot 24 augustus in , zijnde zowat heel de eerste maand van de Derde Slag bij Ieper op Gwalia Farm. In zijn in 1929 in Aberdeen gepubliceerde memoires 'A Medico's Luck in the War' ging hij uitgebreid in op zijn verblijf in Gwalia. Een fragment:
'We behandelden hier de slachtoffers van de drie gevechten op 31 juli, 16 augustus en 20 september, maar afgezien daarvan kregen we uit de naburige kampementen een gestage, dagelijkse toestroom van slachtoffers, veroorzaakt door de voortdurende granaataanvallen en bombardementen. Op 7 augustus nam ik het commando van de verbandplaats over van de O.C. 134th. Field Ambulance. Twee dagen daarvoor hadden de moffen, die ons de hele dag al hadden bestookt met snelle granaten, om 22.00 u. een salvo midden in de verbandplaats gemikt, waarbij twee van onze sergeanten gedood werden (uitstekende onderofficieren, gewaardeerde kameraden en oude vrienden) evenals een chauffeur van de M.A.C. en twintig anderen gewond raakten. Eén granaat belandde in de stinkende vijver op het boerenerf terwijl we met zijn tweeën naar de behandelzaal liepen. Vanuit de buikligging die bij zulke gelegenheden routine is, kon ik een uitzonderlijk regenboogeffect waarnemen vanuit mijn ene ooghoek - mijn andere oog had nog nauw contact met de hak van het kistje van m'n collega - waarna er al snel een extreem onwelriekende regen van modder en andere viezigheid op ons neerdaalde...'
Vandaag, hoe kan het ook anders, een huldegedicht dat
werd geschreven n.a.v. het sneuvelen van Noël Chavasse (zie mijn vorige blog).
Het werd geschreven door kanunnik H.D. Rawnsley, een goede bekende van de
familie, die eerder al een gedicht voor Chavasse had geschreven toen hij in
oktober 16 zijn eerste Victoria Cross had gekregen. Rawnsleys nieuwe gedicht
zonder titel verscheen op 15 augustus 17 in de Liverpool Daily Post and Mercury.
Mourn for the dead we ill could spare / A man to think and do and dare /
Dear Oxfords gallant son / His is to gain but ours the loss / Who, ere he won
the Victorias Cross / Another cross had won.
Pure soul of self-forgetfulness / Can we not see him in the stress / Of
battles fierce attack / Binding up wounds all day, all night / Facing the
bombs and rocket light / To bear the stricken back ?
Can we not see him, tho he bled / Lead volunteers through hail of lead
/ To rescue men in pain / And bear them through a storm of shell / To safety
from the powers of hell / And still return again ?
Oh, wheresoe er brave soul you are / Beyond this holocaust of war /
Know this: we men who mourn / Pray you who won so many a race / May you see
your Umpire face to face / Victor beyond the bourne.
In de vier lange en traumatische oorlogsjaren werd slechts één man tweemaal onderscheiden met de hoogste Britse dapperheidsmedaille, het Victoria Cross (VC). Wat dit verhaal helemaal uitzonerlijk maakt is dat de man in kwestie in de strikte zin zelfs geen strijder was. Kapitein Noël Godfrey Chavasse (1884-1917) was kapitein in het Britse Royal Army Medical Corps (RAMC) en als arts ingedeeld bij het 10e Bataljon King's (Liverpool Regiment), beter bekend als de Liverpool Scottish. Hij was als jongste van een tweeling geboren op 9 november 1884 in Oxford waar zijn vader Anglicaans dominee en rector was .In 1900 verhuisede het intussen flink uitgebreide gezin Chavasse naar Liverpool waar vader Chavasse net aangesteld was tot bisschop. Noêl Chavasse kende een onbekommerde jeugd en volgde het 'parcous' dat typerend was voor jongemannen uit zijn sociale klasse in dit tijdvak: een mix van sport, spel én studie. In zijn geval natuurlijk aan het prestigieuze Trinity College in Oxford waar hij in 1907 met verve afstudeerde in de filosofie. Nadat hij in 1912 zijn diploma van geneesheer had behaald werd hij als arts verbonden aan het Royal Southern Hospital in Liverpool. Een jaar later kreeg hij in hetzelfde hospitaal een aanstelling tot chirurg. Noël Chavasse nam - als reserve-officier - net deel aan zomermanoeuvres in Hornby Camp in Lancashire, toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Op zondag 1 november marcheerde luitenant Chavasse met de Liverpool Scottish, doedelzakspelers op kop, naar het station van Tunbridge Wells om er de trein naar Southampton te nemen. Vandaar vertrok hij met het bataljon aan boord van de SS Maidan linea recta naar Frankrijk en het front. Op 27 november belandde hij voor het eerst écht op het slagveld, in de loopgrachten voor Kemmel. Het duurde niet lang voor de jonge arts zich liet opmerken door zijn tomeloze inzet en uitzonderlijke moed. Tijdens de stormaanval op de heuvel van Bellewaarde op 16 juni '15 bijvoorbeeld trok hij mee op met de mannen. 48 Uur lang was hij er onafgebroken in de weer met het ophalen en verzorgen van de gewonden terwijl hij nauwelijks acht sloeg op de overal rond hem inslaande kogels en granaten. Het leverde hem een Military Cross en een bevordering tot kapitein op. In de bloederige zomer van '16 aan de Somme bij Guillemont, trok hij ondanks een verwonding, onophoudelijk terug naar het niemandsland om er gewonden op te halen en gesneuvelden te begraven. Hij negeerde de beschietingen en gaf een paar bijzondere staaltjes van moed en zelfopoffering. Hiervoor werd hij op 26 oktober '16 onderscheidden met het VC. In 1917 stonden de Liverpool Scottish terug op het slagveld van Vlaanderen, in de Ieperse Salient. Op 31 juli '17, de eerste dag van de 'Derde Slag om Ieper', installeerde Chavasse zijn eerste-hulppost in een net ingenomen Duitse bunker bij Setques Farm, een kapotgeschoten hoeve halfweg tussen Wieltje en St. Juliaan. Hij was er amper aangekomen toen hij door een granaatscherf aan het hoofd gewond werd. Chavasse weigerde zich te laten evacueren en trok meteen nadat hij verzorgd was terug naar zijn post om er samen met een krijgsgevangen gemaakte Duitse collega, gewonden eerste hulp te geven. Alhoewel de bronnen elkaar tegenspreken werd Noël Chavasse wellicht een tweede maal aan het hoofd gewond op 1 augustus. Opnieuw weigerde hij geëvacueerd te worden en bleef hij - ondanks de pijn - verder werken. De volgende dag, 2 augustus omstreeks 03.00 u. sloeg een granaat in op Chavasse's hulppost. Vrijwel iedereen die er op dat ogenblik verbleef werd gedood of gewond. Chavasse werd zwaar gewond en bewusteloos weggevoerd naar Casualty Clearing Station nr. 32 in Brandhoek, tussen Ieper en Poperinge. Hij werd er met succes geopereerd maar omdat hij teveel verzwakt was, bezweek hij op 4 augustus, vandaag precies een eeuw geleden, aan zijn verwondingen. Voor zijn betoonde inzet kreeg hij postuum een tweede VC uitgereikt.... Kapitein Chavasse werd de volgende dag met vol militair eerbetoon begraven op Brandhoek New Military Cemetery. Een paar rijen verder ligt zijn trouwe verzorger Rudd, die door dezelfde granaat gewond werd en zes dagen later stierf. Het oorspronkelijke houten grafkruis van kapitein Chavasse bevindt zich vandaag de dag in de kapel van St. Peters -le-Bailey in Oxford.
Noël Chavasse's jongste broer, de 26-jarige Adain werd op 4 juli '17 vermist toen hij tijdens een patrouille, op een paar meter van een Duitse voorpost bij Observatory Ridge in Zillebeke, ernstig gewond achterbleef in een granaattrechter. Verschillende pogingen om deze luitenant in het 17e Bataljon van The King's (Liverpool Regiment) te redden mislukten. Hij wordt herdacht op panelen 4 & 6 van de Menenpoort...
EVEN STILSTAAN BIJ... WELSH CEMETERY / CEASAR'S NOSE
Ter hoogte van de Moortelweg in Boezinge, in de velden tussen de Pilkemseweg en de Kleine Poezelstraat ligt Welsh Cemetery / Ceasar's Nose.Deze kleine CWGC site ontstond in juli 1917 en dankte haar bijnaam aan een kleine uitstulping in de frontlijn die wel wat weghad van de driehoekige vorm van een klassieke Romeinse neus. In totaal worden hier 68 Britse gesneuvelden herdacht. De 38e (Welshe) Divisie die op 31 juli '17 in deze sector aanviel begroef hier 23 van haar manschappen. 11 Van diegenen die hier een laatste rustplaats kregen kwamen om bij de aanval op 31 juli. Op de korrelige foto die uit een oude groepsopname komt staat één van de twee officieren die hier werden begraven: Percy Lloyd Humphreys, een 35-jarige kapitein in het 15e Bataljon van het Welch Regiment. Hij was een zoon van Cadwallader en Sarah Humphreys van Tylissa Farm in Llanfaircairnnion. Voor de oorlog uitbrak werkte hij in een bank in Llandello. Hij meldde zich vrijwel meteen als oorlogsvrijwilliger en kreeg op 23 november 1914 een aanstelling tot tweede luitenant in het 15e Bn. Welch Regiment. Na zijn opleiding kwam hij op 3 december '15 met dit bataljon in Frankrijk aan. Tijdens de Slag aan de Somme vocht hij in juli '16 in Mametz Wood. een reeks van bijzonder bloederige gevechten waarbij vooral de Welshmen zich wisten te onderscheiden. Op 31 juni '17 behoorde Humphreys' eenheid tot de eersten in lijn bij de aanval op Pilkem. Kapitein Humphreys werd niet ver van de plaats waar hij nu begraven ligt, gedood door een salvo uit een machinegeweer. Zijn jongere broer Hywel, die als een luitenant in het hetzelfde bataljon diende was een paar weken eerder, op 5 juni '17 om precies te zijn, in een ellenboog geschoten en verbleef in een hospitaal in Engeland tien zijn broer sneuvelde. Hywel overleefde de oorlog en keerde in 1921 terug naar Wales.
Op 31 juli 1917, de eerste dag van de Derde Slag om Ieper,
vielen aan beide zijden duizenden slachtoffers. Vandaag sta ik graag even stil
bij twee paar broers die deze dag niet overleefden.
Samuel Spilsbury en zijn drie jaar jongere broer William woonden
bij het uitbreken van de Great War
nog bij hun ouders in Bamford Street in Stockport. Net als hun vader William
sr. waren de broers viltbewerkers en hoedenmakers in Robinsons Hat Works in
Reddish. Zowel William als Samuel waren reservisten in het Territorial Army. Het duurde dabn ook niet lang voor ze in e loop van augustus 14 werden opgeroepen voor de militaire dienst. Midden
november vertrokken ze al met het 1/6 Batallion van het Cheshire Regiment naar het
front in Noord-Frankrijk. De volgende weken werden vooral gebruikt om
de mannen te laten wennen aan het leven in de loopgrachten en op 11 december trokken de broers
voor het eerst naar de eerste linie. De volgende dag werd al de eerste gesneuvelde
in het bataljonsregister opgenomen. De volgende weken en maanden brachten de broers en hun wapenmakkers vooral
door met allerlei klussen in de frontlijn waarbij het vooral opviel dat
een aantal mannen terug naar huis werd gestuurd omdat ze niet fit genoeg bleken
te zijn voor het harde frontbestaan. Wellicht was dit ook de reden waarom het
bataljon in maart 15 werd vrijgesteld van frontdienst. Pas in januari 16 kwam
het bataljon met de broers Spilsbury opnieuw in de eerste lijn terecht.
Beide broers namen op 31 juli 17 deel aan de aanval op
St. Juliaan. De Britten wisten het grootste gedeelte van wat er van dit dorp
restte in te nemen, maar tegen valavond hadden Duitse stoottroepen al het meeste
terrein opnieuw ingenomen. De 19-jarige Lance Corporal William Spilsbury en
zijn 22-jarige broer Private Samuel Spilsbury werden vermist. In januari 18 werd
Samuels lichaam teruggevonden en kreeg de familie officieel bericht van zijn
overlijden. Hij kreeg een laatste rustplaats op Tyne Cot Cemetery in Zonnebeke.
Het 1/6 Bn. van het Cheshire Regiment telde op 31 juli 17 bij de aanval op St.
Juliaan 118 gesneuvelden waarvan slechts een handvol een gekend graf kregen.
William blijft tot op de dag van vandaag vermist en wordt herdacht op de
Menenpoort.
Op de Menenpoort vindt u ook de namen terug van het
tweede broederpaar dat de strijd op 31 juli niet overleefde. In tegenstelling
tot de Spiburys dienden John en Alfred Duffy uit Barony in het Schotse
Lanarkshire niet in dezelfde eenheid toen het noodlot toesloeg. Alfred diende
als een Private in het 1/5 Bn. Gordon Highlanders en zijn 37-jarige broer John
als een Private in het 6/7 Bn. Royal Scots Fusiliers. Beiden vielen bij de
aanval op Pilkem. Hun lichamen konden - net als zovele anderen - na de felle strijd niet worden geborgen. Alfred wordt herdacht op het addendum bij paneel 59 en John
op panelen 19 en 33.
EVEN STILSTAAN BIJ... WELSH NATIONAL MEMORIAL PARK
Sinds augustus 2014 ligt aan de Boezingestraat, ongeveer halfweg tussen Pilkem en Langemark, het Welsh National Memorial Park . Naar mijn aanvoelen één van de bijzonderste 'lieux de mémoire' aan het gewezen Westelijke front. Een eerbetoon aan allen van Welshe origine die zich tijdens de Grote Oorlog op één of andere manier engageerden, niet alleen de militairen dus maar de hele bevolking van Wales. Het is zeker geen toeval dat dit herdenkingspark uitgerekend op deze plaats werd aangelegd. Het bevindt zich midden in de sector die op 31 juli '17 het opmarsgebied vormde van de 38e (Welshe) Divisie. Een divisie die tijdens deze aanval werd geflankeerd door de Guards Divisie, waar de Welsh Guards deel van uitmaakten. Het idee en conceptuele uitwerking voor dit gedenkteken met de met een draak bekroonde dolmen of cromlech kwamen van de onvermoeibare Erwin Ureel. Het Welshe nationale symbool, de Rode Draak, 'Y Draig Goch' was een ontwerp van de jonge kunstenaar Lee Odishow uit Carmartenshire. De rotsblokken waaruit de chromlech werd opgetrokken zijn afkomstig van een steengroeve uit Pontypridd. De Rode Draak kijkt dreigend in de richting van de Steenbeek, het beoogde tussenobjectief voor de 38e (Welshe) divisie op die bewuste 31e juli én van Passendale. De tot puin vermalen schim van een dorp dat drie maanden later door Canadese troepen, op de flank gesteund door Welshe en. Ierse eenheden zou ingenomen worden. Een wapenfeit waarmee een einde kwam aan één van de meest gruwelijke velslagen in de toch al zo bloederige Eerste Wereldoorlog. Er zijn jammer genoeg erg weinig plaatsen aan het gewezen front waar de inzet van de kleine volkeren herdacht wordt. Het Welsh National Memorial Park vormt een schaarse uitzondering die ons uitnodigt tot reflectie buiten het gebruikelijke en conventionele kader van de grote natiestaten. Een unieke, en alleen daarom al; te koesteren plek dus....