Vandaag een fragment uit een gedicht van de in Antwerpen geboren en
opgegroeide Waalse frontdichter Maurice
Gauchez (1884-1957). Het schetst perfect de bloederige nachtmerrie die de
aanblik van Vlaanderens Velden in 1917 bood:
De
waanzin heerst in Vlaamse velden, / een onheilspellende vreugde breekt het
schemeruur, / geratel van claxons die wanhopig brullen / en mensen besmeurd met
aarde en as.
De
damp van dronkenschap en de windvlagen drijven / over deze lamme zottenavond
met sinistere maskers, / over de naamloze groepen met zwarte tronies en
helmen,/ verdwijnen in de vreemde verte
Het
carnaval van gassen wordt met veel gedruis gezongen,/ de mitrailleur lacht zijn
krankzinnige dodenlach, / vermengt zich met akkoorden van Vlaamse hoorns / en
de noodklokken op de torens luiden het alarm.
Maskers
op een avond in mei, spoken zonder levensdrang, / wat een hysterische vreugde
en krampachtige haat,/ doen ons opschrikken deze woelige avond op de vlakte / -
de duivel heeft zichzelf een bloedig carnaval geschonken.
|