Jacques Uyttebrouck en ik zijn goede kennissen, ofschoon we elkaar vrijwel uitsluitend ontmoeten in het ziekenhuis, gezegend als wij beiden zijn met allerlei kwaaltjes die eigen zijn
aan de ouderdom. Ik ben geboren tijdens de Blitzkrieg van 1940 en Jacques is nog een jaartje ouder. Tijdens onze kinderjaren woonden we in hetzelfde dorp en we gingen naar dezelfde school, de kloosterschool bij de nonnetjes.
We zaten in de wachtkamer van dokter Onckels, uroloog, Jacques en ik -´t moet een week geleden zijn - allebei met een gelijkaardig probleem: moéten plassen, niet kunnen
plassen en tóch plassen.
- Ik heb mij gisteren laten ontdopen, zei Jacques.
Ik schrok daar even van. De Uyttebroucks waren zo katholiek als de pest. Jaak heeft nooit andere dan katholieke scholen bezocht, tot aan de universiteit toe. De Rijksuniversiteit Gent
(RUG) was vlakbij, maar Jaak moest van zijn ouders naar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en ik meen mij te herinneren dat studeren aan de univ van Gent toenmaals rook naar zonde, ja doodzonde.
- Ik heb ál te veel naar de pijpen van die zwartrokken moeten dansen tijdens mijn collegejaren, zei Jacques, en na wat ik de laatste tijd in de media verneem over hun grensoverschrijdend
gedrag, kon ik het niet met mijn geweten overeenstemmen om nog bij die club te horen.
- De club van de gelovigen?
- Precies. Tot die club heb jij nooit behoord, veronderstel ik. Want toen wij nog samen naar de nonnenschool liepen ging jij al niet meer iedere zondag naar de mis en later ben jij naar
het gemeenschapsonderwijs getrokken, een school zonder God. Toen al geloofde jij niet in God.
- Ik ben gedoopt - zo heeft men mij toch verteld - en ik heb altijd in God geloofd. Nu nóg.
- Wat vertel je mij nu? Geloof jij dat God bestaat?
- Ja zeker, God bestaat. Maar niet écht hé.
- Waar heb je die onzin opgeraapt?
- Geleerd van mijn kleindochter. Ze moet een jaar of zeven geweest zijn. Ik vroeg haar of ze dacht dat Sinterklaas bestaat. Hij bestaat, zei ze. Maar niet écht, hé, voegde
ze er aan toe. Toen ze precies eender bleek te denken over God stond ik paf. Ze ging toch naar een katholieke school? Het heeft haar niet belet ieder jaar een brief te schrijven naar Sinterklaas tot ze een jaar of vijftien
was, en regelmatig naar de mis te gaan. Ook ík durf mij nog af en toe in de mis vertonen, zelfs na al die heisa rondom het kindermisbruik door priesters. En ik denk er niet aan mij te laten ontdopen. Waarom zou ik?
Zou ik geen vlees meer eten omdat ik weet heb van een pedofiele beenhouwer? Met zoete nostalgische gevoelens denk ik vaak terug aan mijn kinderjaren, toen God nog bestond - niet écht natuurlijk! - en iedereen ter kerke
ging. Neen, ik laat mij niet ontdopen, ik blijf lid van de club. Erelid...
- Maar jij bent nooit misbruikt geweest!
- Da´s waar. Ik begrijp het.
|