Afgelopen vrijdag, met z'n stekeltjes, is niet in m'n keelgat blijven steken hoor. Niks daarvan. Als ik me daaraan zou laten vangen, zou ik maar al te dikwijls in de spreekwoordelijke put zitten. No way. 'k Zou geen leven meer hebben. En laat nu dàt net zijn, waar ik àlles wil uithalen. Eigenlijk zou een mens moeten worden geboren met die ingesteldheid. Het is wel zo, dat we nooit kunnen weten, hoe lang of hoe kort we (nog) te leven hebben. Maar als je d'r met je vingernagel eens echt op drukt, dan pas staan we'r bij stil. Al glimlachend voeg ik daar snel aan toe, dat we'r gaan bij stil staan op het moment dat we net niet willen blijven stil staan. Integendeel, we willen vooruit. Gelijk welke kant uit. Alles behalve stilstaan of achteruit gaan. En voor diegenen die het gevoel niet kennen, mag ik alvast stellen, dat het een goed gevoel geeft. Ga niet denken dat ik met stress onder de vleugels den daver krijg als ik niks doe. Da's zeker niet zo. Want ook dàt is vooruitgang. Beseffen dat je met stress niet verder komt. Alles heel rustig. Soms, kleed ik me pas tegen de middag aan. Knus in de zetel, met een kop thee, onder een deken. Tv, of dat heerlijke boek, of gewoon m'n gedachtenstroom vergezellen me op zo'n moment. Voor mij is dat ook vooruitgang. Het zit 'm namelijk in het gevoel.
Elias, m'n vierjarige kleinzoon, is blijven logeren. Het was lang geleden dat er nog iemand van de kleinkids bleef overnachten. Door zowel m'n ziekte als door de werken in huis. 'k Had wat schrik dat verveling zou kunnen toeslaan voor m'n schat. Nu kan ik niet meer rollebollen of simpel op m'n buik meespelen met de trein of auto's ofzo. Een wandeling in het park zat er ook niet in. Maar je laat een kind niet logeren om voor de tv plaats te nemen. Hoewel, samen een filmke zien best gezellig is. Opmerkingen smaken van mekaar. Lollig. Of spanning wat mee opdrijven... maar daar loopt hij niet in, merk ik. Hij is en blijft 'cool' onder nogal wat omstandigheden. Soep eten. Iets waarvoor hij niet persé ter wereld kwam. Hij verpersoonlijkt zowat de Soepdramatiek. De helft heeft hij toch binnen gelepeld. Zonder gedoe. Wat ik aanzie als een duidelijke overwinning. Gelijk voor wie. Ik, hoef trouwens niets te winnen. En hij, won niet enkel. Hij overwon! Dan samen een boekje gelezen. Dick Bruna's Nijntje zal nog lang een behoorlijke kindervriend blijven, merk ik. Na een sublieme nacht, waar ik hopeloos meer in waak-modus vertoef dan nodig is, mag ik concluderen dat mijn flinke kleinzoon, haast 12u heeft geslapen. Een ontbijt met cereals waarbij ik hem leer hoe de Fransen, Spanjaarden, Portugezen en Italianen hun grote kom melk leegdrinken, geeft hem een mooie witte melksnor. Maar, alles gaat het buikje in. Rollebollen is er dus niet bij, maar vanuit m'n makkelijke zetel kan ik hem wel voorstellen doen of ideeën aanbieden, zonder over echt manipulatie te spreken. En na wat later nog enkele broodjes te hebben verorberd, trekken we naar m'n jongste zoon. Daar kan hij met ons jongste kleinkind spelen. Walt is een knappe gastheer en knuffelt ons met overheerlijke natte kussen zodanig dat we op den duur toch maar onze zakdoeken boven halen om ons wat te drogen.
Nog wat later bezoeken we m'n neef die net een baby adopteerde. Tegen het nieuwe kleine neefje van m'n kleinzoon, lijkt Walt al weer een grote jongen. Elias is een fantastisch kind. Da's geen nieuws. Dat wisten we natuurlijk al. Maar hij blijft volhouden. Hij weet hoe men zich gedraagt op bezoek. Geen halve keer zelfs, moet ik hem met de vinger wijzen. En toch zegt hij z'n zegje. Hij zit tenslotte tussen volwassenen, waarvan hij enkel Erik en mij kent. M'n zus en schoonbroer zijn er ook. Voor mij heel plezierig, maar ik kan me inbeelden dat voor zo'n uk van vier het toch maar een vreemde boel moet zijn. Hij is snel op z'n gemak, dat merk je. Dàt, maakt alles voor mij heel aangenaam. Ik moet me geen zorgen maken en blijf relaxed. Niettegenstaande ben ik zowat uitgeput wanneer we de auto instappen om Elias naar huis te brengen.
Geen tijd gehad om de gitaar ter hand te nemen. Zo'n weekeinde vliegt voorbij. Maar da's niet erg. Die gitaar staat er morgen nog. Geduldig te wachten op mijn getokkel. Ik denk dat ik het de komende dagen toch maar erg rustig aan ga doen. Rustig en kalm, maar steeds vooruit...
Gisteren, vrijdag, brachten we ons driewekelijks bezoek in het hospitaal. Eigenlijk moet ik schrijven, dat ik op consultatie ging. Da's correcter. Sinds ik naar de dagkliniek ga, is dit al de vierde oncoloog waarbij ik terecht kom. Op zich is dat niet hartverscheurend of zal ik daar geen blijvend trauma van oplopen. Maar het heeft toch een vervelend kantje. Als ik er over nadenk, kom ik meer en meer tot het besluit dat er een communicatief probleem heerst. Effe uitleggen... De dr stelt vragen. Ik antwoord. Dr noteert in de computer. Ik zie natuurlijk niet wat de arts schrijft. Ook leest de dr van de computer af wat de bloeduitslag is. Meestal is dat in de zin van: 'Je bloedwaarden zijn goed' of '... beter' enz... En dan stelt die vragen zoals: 'Hoelang krijg je deze chemo?' of 'Welke medicatie neem je? Hoeveel?' en ga zo maar door. Zo'n vragen irriteren me enorm. Des te meer omdat men volgens mij maar op een knopje moet drukken om al die info te kunnen aflezen van het scherm voor hun neus.
Dàt... zou niet gebeuren als ik steeds bij dezelfde dokter zou komen, want die zou me op den duur kennen. Dàt... zou ook niet voorvallen als men wel degelijk het dossier van de patiënt die voor hen zit, zouden inkijken. En dàt... zou de patiënt -dat geldt toch voor mij- meer het gevoel geven, dat men is geïnteresseerd in de persoon die men behandelt. Ik ervaar dit als alles behalve leuk. Op zo'n momenten denk ik, dat ik heus wel beter te doen heb dan om zo'n reden naar de kliniek te komen.
'k Had me voorgenomen om enkele vragen te stellen bij dit bezoek. Ik heb nog nooit een afdruk, of afbeelding gezien van alle foto's die al zijn gemaakt van mijn lever of de thorax. Waarom eigenlijk? Ik zou wel eens de uitleg willen krijgen terwijl ik die lever wel degelijk voor ogen heb. Nog niet lang geleden ging ik -aangemoedigd door m'n zussen- op de computer kijken en ik schrok van de grootte van de lever. Door die afbeelding te zien, weet ik dat bepaalde pijnen die ik heb en waarvan ik vermoedde dat het spierpijnen waren, wellicht leverpijn is. Gewoon omdat ik niet wist dat de lever zo ver reikt. Zou het niet beter zijn dat de dr me laat kijken naar mijn kankerlichaam en dan uitleg geeft? Ik denk het wel. 'k Begrijp het wel als men mensen wil behoeden voor bepaalde negatieve indrukken. Men hoeft die afbeeldingen ook helemaal niet op te dringen, maar ik vind wel dat ik ze moet kunnen bekijken en dat had men me al wel eens mogen voorstellen. Enfin, ik wilde dus één en ander vragen aan de dokter. Zo had ik me voorgenomen.
Totaal onverwacht komt een dr die ik niet ken me halen voor de consultatie. De man stelt zich vluchtig voor en neemt een conversatie-aanloopje voor de goed orde. Ge kent dat wel. Zo van: 'Hebben wij mekaar al gezien? 'k Geloof het niet hé...?' Geen probleem. Maar voor alle zekerheid vraag ik de brave man nog maar eens hoe hij heet, want dit ging me iets te snel en ik had z'n naam niet eens gehoord. Da's -voor mij- niet goed. De man kan het niet helpen, hij bedoelt het zo niet. Weet ik wel. Maar mijn weegschaal is dus al een klein beetje naar de verkeerde kant doorgeslagen. Die moet eerst weer in evenwicht, alvorens ze positief te laten doorzakken. Zo werkt het althans bij mij. En... geef me daarvoor een beetje tijd als het effe kan. Mijn aura tintelt en zendt signalen die wijzen op alarm. In zo'n geval moet ik me behoeden om niet te sarcastisch te antwoorden. Beheersing alom dus. Is dàt normaal? Als je op consultatie gaat? Ik dacht het niet! Helemaal niet! Ik wil relaxed op doktersvisite. Er hoeft niet bepaald een vakantiesfeer te heersen, maar ik wil echt wel op m'n gemak zijn tijdens zo'n onderzoek. Eerlijk gezegd, voel ik me een pingpong-balleke dat altijd maar weer over en weer gekaatst wordt.
Om een lang verhaal kort te maken. Ik blokkeer. Zo simpel is het. Liever niks zeggen, dan spanning, die ik niet onder controle krijg, te veroorzaken. Resultaat??? Ik stel geen vragen. O, ja... jawel. Eentje. Enkele teennagels zijn beschadigd en ik vraag of dat een schimmel kan zijn. De man kijkt er naar en zegt dat het kan maar dat hij niet zeker is. Ik kan maar best eens een afspraakje maken bij 'onze dermatoloog' in het ziekenhuis. ...Kapoemmmmm!!!... 'Onze dermatoloog???' denk ik. Ik vraag of die -loog onder m'n nagels zal gaan zitten peuteren, want dat ik echt niet zo'n dappere mie ben. Ik m'n gedachten zie ik allerhande middeleeuwse, maar soms nog toegepaste, folterpraktijken waaraan ik onderworpen zal worden. Hij, den onco-loog, gaat er niet echt meer op in en laat me achter op de ligbank. Alles klaar, laat hij me nog weten. Ik denk, terwijl ik m'n schoenen weer aantrek, dat hij dan wel een afspraak zal regelen ofzo. Maar nee hoor. Niks. Geen woord meer daarover. Ik, dus ook niet. Lippen op mekaar. De man heeft afgedaan, alsook de hele santenboetiek. Vragen stel ik niet meer. Van hem hoef ik niks meer te weten. Er wordt nog enkel info uitgewisseld over de voor te schrijven medicatie.
Au revoir of beter, tot nooit meer, hoop ik. Binnen drie weken terug. En nu al vraag ik me af, welke charlatan ik dan weer ga moeten antwoorden op altijd maar weer die stomme vragen. Om zelf te blijven zitten met de mijne...
Enkele dagen geleden zette m'n zus Greetje op haar Facebook profiel een kort verslag over één van haar duiven die gedood werd door een roofvogel. Ze kent de moordenaar niet, maar wil absoluut uitkijken om er achter te komen wie, wat, waarom en hoe... De vogel werd gedood maar niet opgepeuzeld, vandaar. Ze schreef het op een ludieke manier en het pakte me weliswaar. Daarom schreef ik dit verhaal voor haar.
M'n zus woont ver weg. Als ze op bezoek komt, blijft ze daarom steeds enkele dagen logeren. We genieten dan allebei enorm van ons samenzijn. Ik neem die dagen vrij, en we laten ons door niets of niemand storen. Wij, delen alles. Lief en leed, goed en slecht. Kortom, wat van mij is, is van haar en wat van haar is... juist ja... dat is van mij... Al heel vroeg in de morgen horen we een raar geluid dat steeds weerkeert. Daarom gaan we uit op onderzoek.
Met ons tweetjes zitten we veilig verscholen achter het kreupelhout dat we eerder met heel andere bedoelingen hadden opgestapeld, achter het huis. De echte bedoeling was, om de fret die we eerder al hadden ontwaard in de tuin, een onderkomen te bieden. Of dat gelukt is kan ik nog niet zeggen. Een beetje onzeker stel ik tot hiertoe vast dat het al een hele tijd geleden is, dat we 'onze' fret nog hebben ontwaard. Misschien is hij verder getrokken. Heeft hij een leuker onderkomen gevonden. Misschien biedt onze tuin verre van voldoende voeding voor het diertje. We maken er ons geen zorgen over. Laat de natuur z'n gang maar gaan. Af en toe willen we graag een handje toesteken. Vandaar het door mensenhanden opgestapeld kreupelhout. Maar de fret beslist zelf welke weg hij wil gaan. Onze tuin mag ik best groot noemen. We wonen wat buiten de stad. Daardoor hebben we het geluk over een ruime tuin te beschikken. Zo'n 10 hectare. Een mooi onderhouden tuin mag soms wenselijk zijn. Zo denken wij er niet over. Een deel van de tuin is ruw, maar niet overwoekerd. Reigers nestelen zich in de bomen. We hebben zelfs ooit een bever gezien aan de beek. Spijtig genoeg zijn deze dieren wel beschermd maar niet gegeerd door veel mensen. Zonder bewijs helaas, durf ik enkele van onze buren verdenken van het wegjagen van deze prachtige dieren. Het zal ook wel door die beek zijn, dat reigers zich hier ophouden. Er zwemt vis, vandaar.
Maar genoeg over onze mooie tuin. Wij, zitten achter het kreupelhout. Warm ingeduffeld in militair-ogende kledij. Dat heeft helemaal niks met eventuele slechte smaak te maken. Nog minder met soldaatje spelen. Nu, vallen we niet op vanwege de natuurkleurige tinten. De kwaliteit speelt ook een belangrijke rol. Deze kledij beschermt goed tegen koude en enigszins ook tegen vocht. Het is nog lang geen zomer en de grond is zeer vochtig. Ik geniet ervan om me enkele uren in de tuin tussen de bomen te verschuilen om zo vogels, eekhoorntjes en ander leven te bekijken. Ik ken er geen zier van, maar dat wil niet zeggen dat ik niet geniet van al dat klein springerige energieke gewoel in de tuin. Daarvoor schafte ik me deze kledij aan. Ongelooflijk handig. Broekspijpen aan de enkels in de sokken gestoken om bloedzuigers te vermijden. Oké, een beetje natuurmens mag zich niet laten kennen door een bloedzuiger minder of meer op armen of benen. Ik had al enige ontmoetingen met deze parasieten en weet daarom dat men lang kan nabloeden na hun visite. Ik hou meer van gezelligere theekransjes.
De zon staat nog redelijk laag. Er hangt een lichte nevel. Binnen enkele uurtjes zal ze hoog aan de hemel staan. Niettegenstaande hebben we al een redelijk overzicht. Toch werken de hoge boomschaduwen soms op de zenuwen. Gespannen kijken we zo intens mogelijk naar de wiegende schaduwen van waaiende bomen en takken, die over de tuin bewegen als slinks sluipende gluiperds. We horen gekrijs dat even weerklinkt en denken wellicht allebei hetzelfde. 'Is dat hem?' Roerloos blijven we zitten. Een grote schaduw scheert over onze hoofden. We horen het klapperen van z'n op wieken lijkende grote vleugels. Verschrikt kijken we omhoog. Een groot zwart silhouet is ondertussen al verder weg. De vleugelwijdte moet zeker enkele meters zijn. Wat... was... dàt...??? Mekaar ontsteld aankijkend, weten we alvast heel zeker dat dit geen reiger is. Een reiger mag dan groot uitvallen, maar hiertegen is hij peanuts. Wij hoeven niet te praten. We weten echt wel wat de ander denkt. Verontrust krijgt m'n zus de daver op het lijf. Na enkele ogenblikken stottert ze trillend: 'Beeld ik het me in? Of, zag jij dat ook?' Zwijgend knik ik, wetende dat we allebei overtuigd zijn van het onmogelijke dat we zagen. Prehistorische monsters zijn toch uitgestorven...? Of zoals het monster van Loch Ness, fantasie of geplande sensatie, gezocht door één of andere idioot en heeft nooit bestaan...? On-mo-ge-lijk!!! Dat moet verbeelding geweest zijn. Of, is er iemand die met een soort van projecties ons een oor aannaait...? Onzin!!! Maar... twee personen die allebei hetzelfde onding zien op hetzelfde moment op dezelfde plaats... Identiek...? Wij zijn voldoende verstandige mensen toch...? Meestal toch met de twee voetjes op de grond. Nuchtere zielen. Er zijn geen invloeden die kunnen hebben gewerkt. Geen wiet, geen paddo's, noch dampen, noch enig spiritueel vocht of hypnose voor zover ik weet. We horen iets. Gesuis wordt luider. Wind die slaat in wieken of zeilen. Moeilijk thuis te brengen. We houden onze adem in en zijn gespannen tot in de puntjes van de tenen. Automatisch duiken we weer tegen de grond wanneer de monsterlijke schaduw weer over ons scheert. We houden de adem in en deze keer verzamel ik nog net voldoende moed, dankzij mijn nieuwsgierigheid, om het gevaarte te volgen met m'n blik. Een hels flapperend geluid nog en het onding verdwijnt zoals het kwam. De lucht in, hoogte nemend, scheert het weg, over de hoge bomen, uit ons zicht.
Na nog een hele tijd wachten en te hebben vastgesteld dat we beiden oké zijn (ge weet wel, de zenuwen terug onder controle), durven we rechtop staan. Er ligt iets in het gras. Dat lag er niet eerder. Voorzichtig naderen we het in hoge tonen kreunend, witte schepsel op de grond. Af en toe omhoog loerend, kijkend of alles veilig is. Een duif, eentje van de buren. Die hebben sierduiven. Ze ligt zo goed als dood in het gras. Mij maak je niks wijs. Duiven voelen. Ze hebben een zenuwstelsel. En deze heeft helse pijn, ze kreunt op z'n duifs wellicht. Heel voorzichtig neemt m'n zus de vogel in haar handen. We dragen haar naar binnen en leggen haar op het aanrecht, voorzichtig neer. Ze heeft een grote wonde ter hoogte van haar borst. Rond de wonde zijn pluimen weg, veel bloed. Heel veel, voor zo'n klein diertje. Ze haalt het niet. Ondertussen werd het al veel lichter. De weinige nevel die er was is volledig opgetrokken. Opmerkelijk toch hoe nevel je zicht kan beperken. Want plots, als een donderslag bij donkere hemel, zien we het monster weer. Deze keer hebben we lang geen schrik, maar we zijn wel verbouwereerd bij wat we zien. De buurjongen speelt met z'n vlieger. Eerst denk ik dat het onmogelijk is. Maar wanneer we het hem even later vragen, zegt hij dat hij al heel vroeg is beginnen vliegeren vandaag, vanwege de gunstige wind. Zijn vlieger -in de vorm van een Pelagornis sandersi, met een spanwijdte van bijna 7 meter- torent hoog in de lucht. Nog maar onlangs werd deze oervogelsoort ontdekt in Zuid-Amerika. De jongen is gek van prehistorische dieren, het leven zowel op land als in de lucht. Hij vond een afbeelding en maakte met z'n vader deze vlieger. De klus nog maar net geklaard. Tot laat gisteravond hadden ze er aan gewerkt. Hij kon niet wachten om hem uit te testen en hij doet het verdomd heel goed. Zo laat onze buurjongen ons erg fier weten. De wind in de vleugels maakt zo'n hels lawaai, dat we onze stemmen serieus moeten verheffen om mekaar goed te verstaan, wanneer hij ons z'n kunstwerk in vlucht toont. Het geluid komt ons bekend voor, knikken we mekaar toe. Het gekrijs dat we eerder hoorden herkennen we ook aan de kreten die de jongen slaat van opwinding.
Z'n vader, de trotse eigenaar van de gestorven sierduif, is er het hart van in. Zijn mooie duif, morsdood. Onvervangbaar! Hij houdt veel van z'n vogels. Dagelijks brengt hij enkele uren door met hun verzorging. Allemaal hebben ze een naam. Tot z'n verbazing is z'n vrouw soms jaloers op z'n gevleugelde vrienden omdat hij met hen meer tijd doorbrengt dan met haar. Hij hielp z'n zoon met het maken van de vlieger. Opzoekwerk, meten, rekenen, zagen, lijmen, schilderen. Samen waren ze enorm tevreden met het resultaat en hij had toegestaan dat z'n ongeduldige (hoe zou je zelf zijn?) zoon zou gaan vliegeren. Maar hij was vergeten rekening te houden met de duiven die 's morgens graag hun beslapen vleugels strekken. Buiten, in open lucht.
Is dàt nu wat men noemt: Sterven in naam van de wetenschap...?
Een hele week, of toch zo ongeveer, niets geschreven...? Hoe kan dat nu? De tijd vliegt zo snel. Ik vraag me af hoe het komt dat ook voor mij de dagen zo snel voorbij zijn. Uit de veren om 9u. Oké, da's niet erg vroeg. Maar toch ook niet overdreven laat, dacht ik. Na te hebben ontbeten en gedoucht, wordt het 11u. Dan lees ik, of speel wat gitaar, of, als ik voldoende energie heb doe ik zelfs een huishoudelijk karweitje. Maar da's nooit lang en dan moet ik zonder pardon bekomen. Uitrusten noem ik dat. Rond 13u eet ik m'n lunch. Dan hetzelfde liedje. Lezen, filmke (meestal eerder opgenomen), of een beetje handknutselwerk. Als de zon schijnt, dan zet ik me steevast in m'n schommelstoel en lees daar. 'k Durf daar ook de gitaar wel ter hand nemen, maar dat is zeldzaam op die plaats. Niet goed voor de snaren. M'n gitaar blijft meestal in een hoekje zonder temperatuurschommelingen. Als Erik thuis komt, doe ik meestal verder waarmee ik bezig ben. Soms leg ik de boel neer en maken we't wat gezellig. De ene keer kookt hij, de andere keer ik. Hangt ook weer af van m'n energiepeil. De laatste weken staat het laag, dat peil. Maar oké, da's geen ramp met het geluk (vele toffe mensen om me heen) dat ik heb. Na het avondeten plof ik neer in de zetel. Zo moe als wat. Nieuws kijken, lezen en tussendoor soezen, want maar al te dikwijls val ik tussendoor in slaap. Ik ga nooit naar bed alvorens m'n laatste pillen van de dag te hebben ingenomen. Da's rond 22u. Nooit vroeger, soms wat later.
Als je zo'n dagbeschrijving leest, denk je toch als gezonde mens, Wat Oersaai! Da's oké, als je veertien dagen ziek bent. Maar dan wil je'r weer in vliegen. Iets doen. Bewegen. 'k Ben er echt nog niet uit hoe het komt dat ik- hoewel ik ook dat ongenoeglijk gevoel ken dat ik net beschreef- tijd anders beleef. Telkens weer sta ik er versteld van.
Nu is het ook wel zo, dat bezoek het hele stramien doorbreekt. En dat krijg ik toch redelijk veel. Bezoek bedoel ik. De afgelopen week, kwam er nogal wat volk over de vloer. In zo'n geval -heel leuk- wordt 'gewoonte' doorbroken en dat deelt de verdere dag in een andere orde. Doorbreek gewoonte. Altijd goed. Misschien lijkt het daarom zo snel te gaan. Hoe kan het anders hé? Ook daarvoor heb ik enorm veel tijd. Om de puntjes op de 'i' te benaderen. Om subtiel kleine, dingetjes uit te vergroten en onder de loep te leggen. Iets dat ik altijd wel graag deed. Waarmee ik niet bedoel, dat ik onbenulligheden ga uitvergroten tot niet te overziene problemen. Althans, dat hoop ik niet. En, voor zover ik weet, heb ik mezelf in de hand. Tijd, met z'n vergankelijkheid en gedwongen toekomst, snel of traag, is nu eenmaal een item waarover men eindeloos kan vloeien met z'n gedachten, ideeën of grappen en wat nog meer. M'n zus Patricia, schreef nog maar net een gedicht over tijd. Twee schreef ze 'r. Voor de grap had ik haar als onderwerp het veel omschreven vierletterwoordje aangegeven. Net als m'n nicht Chris, schrijft m'n zus gedachten op in poëtische vorm gegoten. Ik lees hen graag. Allebei. Hoewel ik graag schrijf, kan ik lang niet wat zij kunnen en daarom ben ik er fier over dat zij dit doen.
Schrijven... Ik geef me zelf opdrachten. Zoals ik eerder al schreef, in vorige blogs, wil ik me nuttig kunnen voelen. Dus draag ik mezelf kleine projecten op. Eén van die projecten is een boek schrijven voor onze kleinkinderen. De tekst heb ik min of meer. Die is geschreven, maar zal hier en daar nog worden aangepast. Ook daarvoor heb ik tijd nodig. Het mag niet overhaast. Het mag ook niet te traag. Stel dat ik... plots... wegga. Nee, het moet zeker klaar zijn daarvoren. Het is heel aangenaam om de boel te wikken en wegen. Nu ben ik de illustratie aan 't verwerken. In m'n hoofd. Altijd eerst in 't kopeke... Hoe pak ik het aan? Malen en malen maar. In de schommelstoel gezeten in de zon. Yep, ik voel me goed.
Afgelopen zaterdag was er de begrafenis van Paul. Nog steeds kan ik het niet vatten. Ik denk dat ik weet waarom, maar ben er toch nog niet helemaal uit. Toen ik op de nieuwjaarsdrink van De Lijn aan één van m'n bazen naar Paul vroeg, hoorde ik dat hij een andere chemo had gekregen en dat hij goed reageerde. Hij was weer beter. Dat positieve was blijven hangen. Ik was helemaal niet op de hoogte van uitzaaiingen. Dat moest natuurlijk ook niet. Maar ik dacht echt dat hij zo goed was als enkele maanden terug, toen hij me kwam opzoeken in de kliniek. Dat, was voor hem sowieso niet de plaats of het moment om te zeggen dat het niet zo goed ging. Dat zou hij daar nooit verteld hebben. Maar voor mij was hij... een beetje onsterfelijk, denk ik. De steun die ik kreeg van m'n collega's is echt wel zeer mooi. Ik werd naar huis gebracht. Erik moest zich niks aantrekken, ik werd effe in de De Lijn-watten gelegd. En het verdriet om Paul werd door veel mensen gedragen, gedeeld. Z'n vrouw en familie, werden ondersteund.
Maar goed dat ik de dag voordien nog een ferme oppepper kreeg via de kleinkindjes, en Angel en Loide. Het was daar één grote, vrolijke boel. Verdiept in hun spel en de meesten verkleed, merkten ze zelfs niet direct op dat we op bezoek waren. Vooral Gabriel die met z'n vriendje Wannes allerhande monsters en robots bestreden in het lego-tijdperk. Verzeild in een soort toekomstig heden, heb je wel wat meer aan je hoofd dan een knuffel van je grootmoeder. Da's nogal wiedes. De meisjes daarentegen (er waren ook vriendinnetjes op bezoek), waren op z'n meest bruidachtigst, ook al leken ze zombiebruiden. Carnaval, mooi en griezel tegelijk. Laat de fantasie maar z'n werk doen, de rest volgt wel. Fier en opgefokt klonken de hoge meisjesstemmetjes luider dan de jongens die hun strategie bespraken om tegenstand te bieden in hun legogruwelspel. Elias trok snel z'n dinopak aan en deed vrolijk stoer om dan koekjes af te troggelen. Dino's hebben altijd honger.
Het carnavalverlof begint met zon. Ik hoor het aan de gefloten vogelmelodietjes tussen takken en struiken, of zwevend in de lucht. Zondag zet ik me zelfs, aangespoord door Erik, in de tuin met m'n boek. De zon wil me verhinderen te lezen. Weerkaatsend op het papier. Deugniet. M'n ogen tranen ervan. Maar da's niet erg. Boek effe neergelegd, oogjes effe gesloten, en de warmte laten binnendringen in m'n huid. Voelt zo goed hé. O, ik ben zo moe als wat, maar het deert niet. Na een tijdje haal ik m'n gitaar boven en tokkel ik wat, gezeten in de schommelstoel in de tuin. Ondertussen werkt Erik wat in de tuin. Enkele planten zijn de koude vriesnachten niet door gekomen. Ook al stonden ze in de serre. Hij ruimt ze weg. Spijtig. Dat zijn ook doden. Maar erger dan spijtig vind ik het niet. Ik sol niet met de natuur. Maar ik sta dichter bij mensen. Het mijmeren over Paul zal nog wel een tijdje duren denk ik. Maar als ik gitaar speel, lees of gewoon iets doe, kan ik er beter over heen stappen. Ik denk: Hoelang zou ik nog hebben? Echt wakker lig ik er niet van. Maar ik zou nog één en ander willen doen voor ik weg ga. Dingen die ik nog kan en belangrijk vind. Langs de andere kant wil ik me niet haasten om die dingen te doen. Ik wil er nog veel tijd voor hebben. Dus, ga ik ze ook niet overhaast doen.
Eerst nog effe strategisch overleggen, zoals ik de kleintjes zag doen...
'k Heb m'n lieve familie ukkepuk afgebeld. Wel overwogen. Want, er moet een goede reden zijn om niet het gebruikelijke leuke bezoekje aan kinderen en kleinkinderen te brengen. Hiervoor roep ik mezelf ter verantwoording. En mijn opper-ik is streng. Mijn bovenste beste reden is namelijk dat vrijdag carnavalfeest is op school van de twee oudste kindjes. Zij zullen verkleed thuis komen dus. De jongste zal welgeteld 3 minuten nodig hebben om ook in carnavalstenue voor ons te verschijnen. Fier als een gieter zal hij zich van z'n meest fantastische kant tonen. Hij, Elias De Onoverwinnelijke Dinosaurus. Hij zal grommen, klauwen, dreigen, z'n spieren rollen, verscheuren. Hij zal ons overtuigen van z'n fantasie-realiteit. En dan, zal hij beslist komen knuffelen. Want ook dino's hebben behoefte aan warmte, liefde en veiligheid.
Vrijdag is er geen judoklas meer. Door omstandigheden werd de club opgedoekt. Vrijdag is er Tijd Voor Mekaar, voor in de plaats gekomen. Daarom, zullen we wel vrijdag en niet woensdag naar de kinderkakafonie vol happy feeling gaan. Dat geeft E maar weer eens de gelegenheid om hier en nu wat te doen in huis. Nog een kast werd uit de kast gehaald, opgekuist en in mekaar gezet. Nee, niks Ikea. Niet dat wij anti-Ikea-ers zijn. Helemaal niet. We hebben wel wat skandinavische spullen in huis. Maar die kast niet. Toch werd ze eerder uit mekaar gehaald om weg te bergen. Wel, nu mag ze terug in vol ornaat, open en bloot haar schabben en steunen spreiden om vooral boeken in haar warmte op te nemen. En nu, is E een houten vloer aan 't schuren. Stoffig karwei ocharme. Vakantie. Yep. 't Is maar hoe je't bekijkt natuurlijk.
Mieke Mot houdt het daarentegen rustig. Gisteren schoffelden we naar de plaatselijke brillenwinkel. Optieker. De leesbril moest dringend worden aangepast, want hij gleed van de neus. Op die manier gaat meer dan de helft aan leesenergiewaarde verloren. Economisch gezien, een dieptepunt. Totaal onverantwoord. Daar de optieker niet ver is, gaan we te voet. Schoffel schoffel aan E's sterke arm, leidt hij me er heen. Het gaat goed, dat stappen. Gewoon omdat de pijnstillers ten goede zijn aangepast. Wat meer stillen en wat minder pijn. Dat kan alleen maar mijn bedrijf, zijnde mijn vlees, zenuwstelsel, organen en gemoed, ten goede komen. De bril staat weer vast op m'n neus. Frisse lucht ingeademd én bewogen. Voldoende vliegen in één klap dus. En wat me nog meer de goede kant opstuwt, zijn sommige collega's. Vanmorgen belde Fred, gepensioneerd, me. 'Zeg, als je denkt geen vervoer te hebben naar de begrafenis zaterdag, kom ik je wel halen hoor. En we zorgen er wel voor dat je ook weer thuis geraakt.' Als dàt niet fideel is, weet ik het ook niet meer. Die mooie gebaren sterken me emotioneel enorm.
Ik ben een echte chanseMie! Ik ga niet zo ver om te zeggen, dankzij kanker. Maar, mijn kanker haalt het mooie in mensen merkbaar boven. Dankje!!! vanuit 't diepste van m'n hart...
Ik beland in een rood/roze massa. Zacht en vochtig. Nat eigenlijk. Ik word... gemasseerd. Ja, zo lijkt het. Overal rond mij is er... ik word bepoteld door... door, die natte vlezige rood/roze massa. Warm water stroomt met kracht over me. Door en door nat word ik daardoor. Ik... ik... Ik word versmacht. Val uiteen. Stukjes brokkelen van me af. Meer en meer. Tot ik... tot ik helemaal opga in al dat warme water. Spuug. Nat. Vies. Het vergaat me niet bepaald goed.
Resultaat:
Het duurt niet lang, of de persoon die me innam voelt pijn weg ebben. Als ik wegsmelt, weg eb, duurt het niet lang of de patiënt voelt zich beter. Ik. Ik... ben verslavend goed.
Nee, ik ben niet aan de dope. Ik weet wat ik voel wanneer ik een morfinepil inneem. Geen zware hoor. Niet high dus. Maar het helpt. De pijn mindert al snel. Maar ik beeld me in, terwijl ik dan toch wakker lig -te wachten op het inslapen- dat ik de pil ben die ik net innam. Een mens moet toch iets doen met de onophoudelijke hersenflow in de eeuwige stilte van de nacht, nietwaar...
E is de hele week vrij. Zooooo zalig... Gewoon het idee dat we niks zullen doen tegen onze zin. De tijd bestaat enkel en alleen om m'n medicatie in te nemen. Dàt mag men niet verwaarlozen. Het resultaat zou pijnlijk verontrustend kunnen zijn. Ik waag het er niet op. Het 'E-is-thuis-gevoel' is op deze manier heel vrijheidswekkend. Net als op vakantie zijn. M'n humeur is de laatste dagen bij het opstaan daarom verbazend goed. Niet dat ik anders last heb van een slechte ochtendmood. Het kan ook tegelijkertijd iets te maken hebben met de dosering van m'n medicatie die is aangepast. Meer pijnstillers, correct genomen, gedoseerd, getimed. Kortom, ik voel het en het doet me goed. De tussendoor-pillekes heb ik lang niet zo dikwijls nodig. Enkel af en toe 's nachts. Deze morgen liet ik E nog maar eens een keertje weten hoe goed ik me voel. Kwestie van ook hem de juiste fibes te gunnen.
Mooie liedjes duren niet lang, zegt het spreekwoord. 't Is maar goed dat je ze weer boven kan halen als je'r zin in hebt. Ik kreeg telefoon. Sven, m'n collega belde me. Hij wilde -op vraag van Patrick, een andere collega- facebook voor zijn. Slecht nieuws hoort men niet via die weg te vernemen. Zij zijn heel fijne mensen en redeneren dus ook fijn. Een andere collega is gisteren gestorven. Longkanker. Paul. Ik ben er 't hart van in. Een jaar jonger dan ik. Adolescent-kinderen. Te jong. Blijkbaar ook te ziek. Ongeveer 2,5 jaar gevochten. Weinig woorden heb ik er voor. Altijd diezelfde weerkerende woorden. Hij was veel te jong nog. Er moest nog zoveel komen in z'n leven. Hij was zo'n toffe kerel. Kende grenzen van het toelaatbare. Met grapjes ging hij nooit te ver. Respect had hij. Intelligent. Zachtaardig. Een heel goed man voor de job die hij deed. Een heel aangename collega. Er loopt zoveel menselijk ongedierte rond op de wereld. Mensen die mensen afmaken, afslachten. Omdat ze anders denken, een andere mening hebben. Waarom storten die niet in mekaar, zodat ze geen verder onheil kunnen aanrichten? Verdomme toch! Het is onrechtvaardig, zo onrechtvaardig.
E is thuis deze week. Ik ween. Hij vangt me op. Hij luistert en troost. E is gelukkig thuis deze week. En ik, voel me -dankzij hem- alweer een beetje terug alsof ik luister naar het mooie liedje dat niet lang duurt...
We hebben ons niet moeten haasten. Zalig toch. In bed naar het nieuws luisteren, niet te luid. Rustig uit bed rollen. Het ochtendritueel in de badkamer, zoals het hoort. Alles behalve gehaast. Ondertussen is E in de keuken thee gaan zetten, de tafel gedekt, het brood gesneden. Sinaasappels geperst en yoghurt verdeeld. Kortom, precies of we ontbijten op hotel. Een muziekje, lounge cd, om de sfeer gepast in te vullen. De krant ligt klaar. Hier wordt zeker niet geklaagd. Om 10.30u afspraak in het hospitaal. Chemo, bloedafname en vooral... wachten. Die chemo stelt niks voor, daar ik een grote doos pillen mee naar huis krijg. Geen baxters dus. Het enige dat onaangenaam kan worden is de wachttijd die uitloopt. Tot hiertoe is dat al heel goed mee gevallen in de dagkliniek, maar vandaag loopt het wat anders. Anderen klagen. Bij mij pruttelt het een beetje, maar 'k hou me nog in. Het is best vermoeiend. Zo makkelijk zitten die stoeltjes niet voor patiënten, vandaar. Ik begrijp het klagen. De verpleging doet het mogelijke.
We vinden nog maar net zitplaats. Met het geluk dat we naast mekaar kunnen zitten. Naast mij is een tafeltje met tijdschriften. Gekreukeld. Daarnaast twee stoelen, bezet door dames, ouder dan ik. Ik hou me echter niet bezig met het gissen van leeftijden. De jongste van de twee breit. Ze breit mooi. Het pand dat aan de breinaald hangt is in rijstkorrelsteek, voor zover ik kan opmerken. Daar hou ik wel van. Even, heb ik zin om haar er over aan te spreken, maar om welke reden dan ook, waar ik niet bij stilsta, doe ik het niet. Wanneer ze even later van de consultatie komen, maar terug plaats nemen om waarschijnlijk te wachten op de chemokuur, hoor ik de oudste verontwaardigd, maar vriendelijk lichtjes verwijten: 'waarom zeg je dat toch zo? Nu lijkt het wel of ik voortdurend misselijk ben. De dokter denkt vast dat ik komedie speel.' In eerste instantie wil ik m'n oren spitsen, maar ook dat, laat ik onmiddellijk. De breister antwoordt, maar ik luister niet meer.
Naast E zit een dame die probeert een gesprek aan te knopen met tja... iedereen waarmee het maar kan lukken. Zeer vriendelijk merkt ze iets op tegen me. Ik antwoord vriendelijk natuurlijk, maar het gesprek vlot niet echt. Is ook wat moeilijk als er nog mensen tussen de praters zitten hé. Maar ze kan converseren met de dame naast haar, wellicht familie of één of andere begeleidster. De meeste patiënten worden begeleid. Er zullen wellicht niet veel zijn die door de zware medicatie zelf rijden en een gezel maakt het wachten wat lichter. Lief van al die medewerkers. Ja toch...! Ik heb m'n boek bij. Nog steeds Tom Wolfe. 't Is zeker geen slecht boek, maar het leest traag. Of, ben ik veel sneller moe? Dat kan ook natuurlijk. E, snuffelt tussen de magazines aanwezig. Gelukkig liggen de tafeltjes niet bezaait met Flair of Libelle enz. Da's helemaal niet ons ding. Maar iets echt naar z'n zin vindt ie toch niet bepaald.
Aan de overkant van de wachtzaal zitten twee dames, vreemden voor mekaar. Ze converseren in het Frans. De ene lijkt me tevreden dat ze de kans krijgt in het Frans te praten. De andere kan geen Nederlands vermoed ik. Ze vertellen over hun ongemakken en bijhorigheden. Er komt een man in de wachtzaal. Hij duwt een rolstoel met een dame die haar hoofd naar beneden laat hangen. Helemaal slap, zo lijkt het. Er is nog een vrouw bij. Met de patiënte gaat het precies niet goed. Ze trekken aandacht. Ik kijk vooral naar de blikken van de andere wachtenden. Meestal zijn die meelevend. Je haalt de patiënten er zo uit. Mensen die niet ziek zijn, kijken afstandelijker. Zieken voelen meer mee. Normaal. Denk ik. Triest. Dat vooral. Triest, denk ik. Heel, heel effe laat ook ik me meeslepen. Maar ik zet het al snel van me af. Niks van aan. Ik, doe niet mee. Geen negatieve fibes, prent ik me in.
Een man. Alleen. Komt de wachtzaal in. Hij spreekt direct een patiënte aan, die ook in gezelschap, zit te wachten. 'Ken je me niet?' Hoor ik hem vragen. Hij gaat verder: 'De tentoonstelling van ...' M'n aandacht dwaalt wat af. De vrouw herkent hem. Ze wordt kort daarna weggeroepen. Hij... kijkt rond. Ik zie hem denken: Is hier nog iemand die ik mogelijk ken? Maar blijkbaar is dat niet zo. Even later spreekt hij me aan. Ik leid af aan z'n lichaamstaal dat hij dit nog niet gewend is. Ocharme. Dat komt dan wel...
Tussen het lezen door, dood ik de tijd met kijken naar de anderen. Af en toe een praatje met E. Het duurt vandaag langer dan normaal. Maar wat doe je d'raan? Geduldig blijven. Je vooral niet ergeren, zoals een oudere dame dat wél doet. Je voelt je'r toch niet beter bij. Niet doen dus. Ze laten je echt niet wachten voor de pret.
Eindelijk thuis, duurt het niet lang voor m'n zus Go komt. Ze is deze keer alleen. K, kon niet vandaag. Shit happens. Maar, we praten honderduit. Over zonen, familie, oké... ook kanker. Vooral over muziek. Stemtimbres en dat soort dingen. Jaja... wij praten ook over interessante dingen. De middag gaat in tegenstelling met de ochtend, zeer snel voorbij. Ze kleedt zich warm aan, want er is een koude noordenwind die me direct het huis terug in jaagt, als ik haar uit laat. Jaja, 't is winter. Maar we maken er 't beste van.
De afgelopen dagen heb ik niks gedaan. Gelezen, hier en daar wat opgeruimd, maar zeker niet veel. Eén en ander in de wasmachine gestopt om de machine het werk te laten doen. Vooral stil gezeten. En op woensdag, -zoals gewoonlijk- kwam m'n zoon me ophalen thuis. G was erbij, want het was geen school. De kindjes waren vrij. De andere twee waren met mama naar de kapper. Toen ze thuis kwamen waren ze allebei zo fier als een gieter. Vooral N. Meisjes en ijdelheid. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo ben geweest. Maar onze lieve N, ho maar... Zo gauw ze thuis kwamen, zette ze zich voor de spiegel, probeerde de haartjes te schudden en op te tillen om toch maar langs alle kanten te kunnen bekijken of het wel was zoals zij het gewild had. Ze glunderde. E, vertelde zeer uitbundig dat het geknipte haar van hem, op de grond, veel meer was dan van z'n zuster. Z'n haar was inderdaad wel goed kort geknipt. Boven op z'n hoofd, met kleine stekeltjes omhoog en met gel ingesmeerd. Dat heeft hij zo graag. Regelmatig kwam hij vragen of de gel nog in z'n haar zat. Ongerust als hij was, dat de gel zou oplossen in het niets... En G, die niet mee was naar de kapper, had eigenlijk moeten mee gaan. Hij wilde niet omdat het dra carnavalfeest is in school. Hij wil een wolf zijn. Een wolf met korte haren kan niet. Dus, wilde hij z'n haartjes niet laten bijknippen. Nogal wiedes.
Telkens weer is er zo veel te vertellen, ook al zagen we mekaar maar een weekje niet. We hebben ondertussen nog wel getelefoneerd. Die telefoontjes zijn ook altijd zeer leuk. Deze keer, belde de jongste me. Ik antwoord. Een repliek van m'n zoon indachtig, zeg ik niet: 'Hallo bij Reutemeteut, met Miekemot', want telkens grapt hij dan. Kan geen kwaad natuurlijk. Da's best plezierig. Maar deze keer denk ik, in de veronderstelling dat hij me belt, nee, deze keer heeft hij me niet. Ik zeg dus heel gewoontjes en zo lief als mogelijk klinkend: 'Hallooo...' Ik wacht heel even, met de bedoeling om dan verder te gaan. Een pittig kinderstemmetje dat ik onmiddellijk kan thuisbrengen als behorend aan E, onze kleine vierjarige deugniet, antwoordt: 'Moeke, ik ben E.' En hij begint me dingen te vertellen en vraagt me ook of ik deze week zal langs komen enz. Zeer vlotjes in ene keer. Even later komt G aan de lijn en heeft me ook bijzonder belangrijke dingen te vertellen. En dan mag de grote zus, N. Zij doet niet onder voor haar broertjes. Ook al vertelden ze honderduit, zij heeft nog wel één en ander op het tipje van haar tong dat heel dringend moet verteld worden.
Ik word het niet moe. Het fleurt me telkens ongelofelijk op, die kinderweetjes. Die vrolijke stemmetjes, zo opgeluimd. Verslaafd ben ik. Ja, ik pleit schuldig! Wanneer ik aan m'n ontbijt zit, belt m'n tante. Ik heb nog één tante in leven. Deze gedachte maakt me altijd stil. Eventjes. Toch wel wat treurend om de familie die ik niet meer kan be'leven'. Maar al gauw, maakt deze treurnis plaats voor de perfect geknede zalig zoete smaak van herinneringen. Ik beleef heus nog wel die herinneringen, en er zijn er heel wat fijne tussen. Mijn tantes, nonkels, ouders, grootouders. Wat prijs ik me gelukkig dat ik hen heb gekend en volgens de natuurwetten, eerst de ouderen zijn gestorven. Broers en zussen leven nog allemaal. Uitzonderingen zijn er spijtig genoeg wel, maar daarover schrijf ik nu niks. Het telefoontje van m'n tante doet verdomd goed. We zijn serieus. Effe. Dan wordt het plezanter en wordt het schuddebuiken. Er wordt beloofd, beloofd en beloofd. En, ik ben echt wel van plan om mijn beloftes te houden. Ook daar hou ik een goed gevoel aan over.
M'n jongste zoon is niet zo'n beller. Zonder reden zal hij niet makkelijk telefoneren. Maar... hij heeft z'n hoogst eigen-persoonlijke humor. Daarvoor is 'whatsapp' een goed medium. Regelmatig stuurt hij me een afbeelding, korte video van kleine W, z'n zoontje. Of, foto's, leuke spreuken. Het échte serieuze contactwerk laat hij over aan z'n lieve vrouw. Hij stuurt me regelmatig foto's van hun interieur, want hij is hard aan het werk in huis. Het wordt hun paleis. En fier dat ik ben. Tjonge, hij doet dat fantastisch! En of, ik fier ben!!!
Da's nou wat die familie met me doet. En ze doen het heel goed. Zij zijn m'n beste medicijn ooit.