Waar een verblijf in Bangkok al
niet goed voor is. Zat ik daarstraks op mijn hotelkamer relaxed naar een uitzending van
Discovery Chanell Asia te kijken
waarin de Britse survivalexpert Bear Grylls op stap ging met de Chinese
internet-tycoon Robin Li, de oprichter van Baidu. Nadat ze uit een helikopter waren gedropt,
lekker in de modder hadden geworsteld en een half verrotte yak hadden gevild
bleek Lis dochter voor de sentimentele noot te moeten zorgen door het
reciteren van een gedicht dat haar vader moest inspireren om de door Grylls
opgelegde beproevingen. Met een stijgend gevoel van lichte verbijstering hoorde
ik plots de mij welbekende strofen van John McCreas In Flanders Fields uit mijn flatscreen komen Een toch wel erg
verrassende keuze voor een Chinees meisje Flanders
Fields ergens in de desolate Mongoolse steppe ongelofelijk maar waar
Het eerste 'echte blogbericht uit Thailand. En het is - voor één keer - geen oorlog-gerelateerd artikel geworden. Vandaag komt de Antwerpse provincieraad bijeen en de voorzitter zal er de raad in kennis brengen van mijn ontslag als provincieraadslid. Ik heb noodgedwongen - een raadslid moet in de provincie die hij vertegenwoordigd wonen - maar ook met enige weemoed vorige week mijn ontslag medegedeeld aan de voorzitter. Enige weemoed, omdat een mandaat dat je 27 jaar lang ononderbroken naar eigen godsvrucht en vermogen geprobeerd hebt te vervullen, niet in je koude kleren gaat zitten. Een cynicus poneerde ooit dat het met politici hetzelfde is als met pampers: je moet ze geregeld vervangen en om dezelfde reden.... Ik hoop dat de geschiedenis een minder hard oordeel zal vellen over hoe ik in een periode die bijna de helft van mijn leven bestrijkt, invulling heb gegeven aan mijn mandaat. Ik mag gerust van mezelf beweren dat ik één van de meest actieve raadsleden ooit in de Antwerpse provincieraad ben geweest. De notulen, bulletins en commissieverslagen liegen niet....Toen ik als 28-jarige, jonge snaak mijn eerste stappen in de provinciale politiek zette had ik nooit kunnen bevroeden dat ik zowat alle functies - met uitzondering van bestendig afgevaardigde- in de provincieraad zou hebben vervuld, van 'gewoon' raadslid tot lid van het Vast Bureau en fractievoorzitter. Ik was zeker niet het perfecte raadslid dat mooi binnen de lijntjes kleurde maar eerder een non-comformist die gaandeweg gegroeid is in een 'eigen' en vooral 'eigenzinnige' stijl. Mijn optreden werd zeker niet overal even zeer gesmaakt en zelfs in eigen rangen niet altijd even enthousiast onthaald maar toch heeft het mij over de partijgrenzen heen respect opgeleverd en soms zelfs vriendschappen. Bovenal was het echter een uiterst belangrijke leerschool waar ik mezelf heb leren kennen en vooral véél, héél véél heb leren relativeren. Daarvoor alleen al ben ik de duizenden kiezers die mij in het verleden binnen mijn kieskring hun vertrouwen schonken eeuwig dankbaar, écht en serieus gemeend: nen dikke merci...!
Je hebt er maandenlang naar uitgekeken en eindelijk, daar was het langverwachte moment dan. Gisteren, na een erg aangename vlucht in Bangkok aangekomen voor wat wellicht het begin van een nieuwe levensfase wordt: namelijk mijn emigratie naar Thailand. Vanaf vandaag wordt in Vlaanderens Velden vanuit het Verre Oosten geredigeerd. Nu alleen nog wachten op de container die een groot deel van mijn werkbibliotheek vanuit Singapore naar Bangkok moet brengen en klaar is Kees... Het zal bijgevolg niet lang duren voor ik mijn blog opnieuw met de oude, vertrouwde frequentie zal publiceren en ik wil mij dan ook bij de trouwe lezers verontschuldigen voor het lage tempo van de laatste weken maar dat had alles, maar dan ook alles met de hectische verhuizing te maken.... Hopelijk kan men daar het nodige begrip voor opbrengen. Aan werk zal het mij de volgende maanden niet ontbreken want ik zal dit jaar alleen minstens zes nieuwe boeken publiceren....
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het gedicht Diksmuide van - opnieuw - Daan Boens. Een dichter die in mijn ogen
een van de beste, zo niet dé beste Vlaamse frontdichter van de Grote Oorlog
blijft.
Ge waart zoo schoon, Diksmude, met uw stille straten,
uw huisjes, groen en rood, geleken een juweel,
dat bij een kerstendag, een prinsje viel ten deel, -
uw vrouwtjes waren lief, toen ze aan hun deurtje zaten.
En onder uwe bruggen, vloeide de Yzer, zoo gelaten
en zoo eerlijk, - als een maagd, die 's avonds wat gekweel
van oude liedjes hooren doet, bij 's windjes veêl -
ge waart zoo schoon en blond met de'avond in uw straten.
En 't is voorbij dit lied, dit oude vlaamsch gezang...
Uw huisjes zijn vernield, uw vrouwen heen-gevaren,
daar zich om uwe stad, twee legers kwamen scharen.
- En 't stormt nu om Diksmude, en wilde winden varen
om al die brokjes steen, die vroeger huizen waren,
Voor de afwisseling vandaag nog
eens een opvallend epitaaf of grafschrift. Vorige nazomer, struinend over het
imposante Faubourg dAmiens military
Cemetery in Arras viel mijn oog op het poëtische They shall dwell safely in the wilderness and sleep in the woods. Bij
nader inzien bleek het om een teksfragment uit het Oude Testament en meer
bepaal uit Ezekiël 34:25 te gaan. Deze telkst werd op verzoek van de familie
aangebracht op de zerk van de 26-jarige Second
Lieutenant James Douglas Aiken, die in de Y cie. van de 14eTrench Mortar Battery van de BritseRoyal Field Artillery diende toen het
noodlot hem trof op 9 november 1916. J.D. Aiken was in het Zuid-Afrikaanse Kaapstad
geboren, maar woonde op het ogenblik dat hij in dienst ging in Ontario, Canada.
Hij was een graduaat van e universiteit van Toronto waar hij Bosbouw had
gestudeerd. Hij ligt nu begraven in grafI H 51.
Vandaag in Zondag Frontpoëziedag het gedicht Dageraad van Daan Boens voor wiens veel te lang vergeten - werk ik al geregeld even uw aandacht heb
gevraagd. Boens blijft in mijn ogen een van de beste, zo niet dé beste Vlaamse
frontdichter van de Grote Oorlog. Oordeel zelf maar:
De stilte is breed bij 't einden van
den nacht,
en de eindlooze Yzer-vlakte, - waar
het leven
der waatren, is tot hoogsten rust
gebracht, -
droomt, wijl geen kogel doet de
schemer beven.
De têere glans, die verre handen weven
om 't nachtlijk bed, waar Dageraad bij
wacht,
wordt langzaam wijder, of de schoone
Nacht
heur blonde naaktheid wil te kussen
geven.
De schemer schijnt een breede en
blauwe
Lagune, waar een gondel stille op
glijdt
met paren, die zich in het oog
aanschouwen.
En de Yzer droomt van vroegre
teederheid,
heel zacht, tot doet het licht zijn
gloed ontvouwen,
Het blijft een van de plaatsen waar de tragiek van de
Grote Oorlog je telkens weer, bij elk bezoek, een keiharde smack in your face bezorgt: Tyne Cot
Cemetery bij Passendale. Met 11.957 gesneuvelden is het niet alleen de grootste
CWGC-begraafplaats ter wereld maar een ook een gruwelijk memento mori voor de zinloze slachting die de Derde Slag bij Ieper
was Een paar fotos van toen en nu Gewoon ter herinnering
In Edmonton in het Britse graafschap Middelsex werd op 13 februari 1918 het
overlijden vastgesteld van de 23-jarige oorlogsvrijwilliger Frans Van Den
Kieboom uit Hoogstraten die zelfmoord had gepleegd.Hij
was op 10 augustus 1914 als oorlogsvrijwilliger in dienst getreden. Na een
basisopleiding kwam hij op 7 januari 1915 aan het front terecht in de rangen
van het 1e Regiment Karabiniers. Een half jaar later muteerde hij naar het 1e
Bataljon Karabiniers-Wielrijders. Op 31 augustus 1917 werd hij mogelijk met
psychische problemen of shellshock- opgenomen in het King Albert Hospital in Londen. Frans Van Den Kieboom pleegde zelfmoord op de openbare weg in Hornsey.
Mogelijk gebeurde dit door van de Hornsey
Lane Bridge te springen, een bekende suïcidespot in Londen
Zijn stoffelijke resten werden
naar het King Albert Hospital nr. 3
aan Hazelville Road in het Londense Highgate gebracht waar men hem officieel
dood verklaarde. Hij werd begraven in het Belgische militaire erepark van de katholieke begraafplaats
St. Marys in Kensal Green, Londen.
Hij was een ongehuwde zoon van Jan Van Den Kieboom en Maria Ludovica
Wagemaekers. Frans VanDen Kieboom was
in het Hoogstraatse bevolkingsregister van 1914 ingeschreven als student en
woonde aan het Moleneinde.
Ondanks de verhuisperikelen en de blijkbaar daar bij
horende stresstoestanden vandaag toch nog even tijd gevonden voor een Zondag Frontpoëziedag. Het is bijna een eeuw geleden dat een van de
kortste maar krachtigste gedichten van de Grote Oorlog werd geschreven. In juni
1918 pende de Italiaanse dichter en oorlogsvrijwilliger Guiseppe Ungaretti
(1888-1970) volgende onsterfelijke regels neer:
OVER DE SCHREVE - DUITSE MILITAIRE BEGRAAFPLAATS BOUCHAIN
Een weinig bekende Duitse militaire begraafplaats in
Frans-Vlaanderen ligt in Bouchain, in het Departement du Nord. Deze relatief
kleine site aan de Route de Marquette was amper anderhalf jaar in gebruik. Ze
werd in april 17 opgestart door fronteenheden dien in de buurt verbleven en
bleef als dusdanig in gebruik tot oktober 18. Bouchain was een belangrijk steunpunt voor de
eenheden in de zgn. Siegfriedstellung.
Een vijfhonderdtal gewonden die In de verschillende frontlazaretten in het dorp
bezweken kregen hier een laatste rustplaats. Na de Wapenstilstand, tussen
1921 en 1924 werden een kleine 900 gesneuvelden uit begraafplaatsen in drie
buurgemeenten naar deze site overgebracht. Momenteel liggen hier 1.676 Duitsers
en 2 Russen begraven. 190 Duitsers konden niet geïdentificeerd worden. Het is een typische Duitse brgraafplaats met oog voor een 'natuurlijke' inplanting in het landschap, waar de monotonie van de metalen gitzwarte grafkruisen wordt gebroken door de aangeplante eikenbomen.
In mijn vorige blog over het overlijden van de Minderhoutse adjudant Waterschoot had ik het over het Belgische militaire ereperk in Lisala. Is er iemand die hier toevallig een foto van bezit ? Ik heb zelf deze foto gevonden (klik voor een vergroting) maar het is nog maar de vraag of deze begraafplaats dezelfde is als het voornoemde ereperk... Kan iemand dit bevestigen ?
Op 31 januari 1918 overleed in het Congolese Lisala
Minderhoutenaar Hector Jan Amatus Waterschoot. Hij was zonder enige twijfel de militair uit de Noorderkempen die het verst van zijn woonplaats het leven liet tijdens de Grote Oorlog... Hector Waterschoot had zich op 3
augustus 1914 als oorlogsvrijwilliger geëngageerd. Hij diende aanvankelijk als
soldaat in het 14e Linieregiment. Op 24 oktober 14 werd hij gewond
tijdens de IJzerslag en geëvacueerd naar een militair hospitaal in St. Malo. In
het begin van 15 muteerde hij naar het 3e Linieregiment. In
november 15 werd Waterschoot bevorderd tot korporaal, een paar maanden later
tot sergeant. Van 1 maart 16 tot 22 juli 16 volgde hij in Normandië een
opleiding tot adjudant. Op 27 juni 17 werd hij ter beschikking gesteld van de
Koloniale Troepen. Op 2 september 17 vertrok hij vanuit La Pallice naar Congo,
waar hij op 24 september aankwam in de haven van Boma. Waterschoot werd
aangesteld tot militair agent in dienst van de Force Publique maar amper drie maanden na zijn aankomst op het
Afrikaanse continent bezweek hij aan de
gevolgen van een evcHector Waterschjoottropische
ziekte, vermoedelijk malaria. Hij werd begraven op het Belgische militaire
ereperk van de begraafplaats vanLisala.
Hij was een ongehuwde zoon van Julius Waterschoot en
Constance Van Gehuchten en was bij het uitbreken van de oorlog gedomicilieerd
in Minderhout Dorp.
Het
gedicht Ostpreusischer Landsturm
verscheen voor het eerst op 3 augustus 1914 in de Täglichen Rundschau. Het was van de hand van de op 18 mei 1882 in
het Oostpruische Köningsberg (nu Kallinigrad) geboren Walter Heymann. Deze Duits-Joodse
jurist, schrijver en dichter sneuvelde op 9 januari 1915 bij Soissons. Zijn
debuut Springbrunnen werd in 1906
gepubliceerd. Na zijn sneuvelen verschenen verschillende postume proza- en
poëziebundels. In 1928 publiceerde Ernst Jünger zijn werk in de door hem samengestelde
bloemlezing Die Unvergessenen.
Drie dagen voor zijn 30e verjaardag, verongelukte op 6
januari 1918, in
Elverdinge wachtmeester Hector François. Voor de oorlog was hij rijkswachter
in de Brigade Meerle geweest en gehuwd met Maria Irma Roels. Hij werd al op 1 augustus 1914 gedetacheerd naar de 1e
compagnie van de Rijkswacht in Antwerpen die bij het uitbreken van de oorlog werd geïntegreerd in het veldleger. Hij
maakte de terugtocht mee naar de Westhoek en vanaf 17 oktober 14 werd hij
belast met politionele taken in Londen. In juli 17 keerde Hector François
terug naar het vasteland en werd hij ingedeeld bij de Belgische basis in Calais
en deed hij korte tijd dienst in het Belgisch Groot Hoofdkwartier. In het begin
van 18 werd hij ingedeeld bij het provoostschap bij het IIe Britse Legerkorps.
Hij verongelukte op 6 januari in bevolen
dienst toen hij kort na 17.00 u.tijdens
een patrouille in de sector Ieper met zijn - onverlichte - fiets op de spekgladde
baan slipte en overreden werd door een Britse vrachtwagen. De zwaargewonde
rijkswachter werd naar de hoeve Metsus gebracht waar hij in aanwezigheid van de
opgeroepen dokter Louf een uur later aan zijn verwondingen bezweek. De Engelse
chauffeurs, private T.E. Foster en D.M. Graham verklaarden aan de Belgische
legertolk Henri Eltjens dat ze de rijkswachter pas hadden opgemerkt toen hij
tegen de vrachtwagen werd geslingerd.
De
onfortuinlijke rijkswachter werd oorspronkelijk door de Britten begraven op Poperinge Old Military Cemetery, de
geïmproviseerde begraafplaats bij het Kasteel DHondt in Poperinge, maar na de
oorlog werd hij bijgezet op de BMB Westvleteren in graf 1043.
Maarten van Alstein, onderzoeker bij het Vlaams
Vredesinstituut, gaf in het novembernummer 2013 van Ons Erfdeel met zijn artikel Tijden
van herinnering een mooie voorzet voor een debat over herinneringscultuur
en de Grote Oorlog. Een fragment dat, naar mijn bescheiden mening, alvast aanzet tot reflectie: Een tijd waarin het verleden een probleem
wordt. Het zou een beschrijving kunnen zijn van de moderniteit. Een
beschrijving bovendien die suggereert dat de huidige herdenkingshausse begrepen
moet worden als de uiting van een breder fenomeen: hoe in de moderniteit
betekenis wordt gegeven aan het verleden.De erfgoed- en herinneringshausse, die sterk op gang is gekomen in de
late jaren 70, kan inderdaad in verband gebracht worden met eerdere periodes
van koortsachtige investeringen in geschiedenis en herinnering. Een eerste
periode zou de lange negentiende eeuw kunnen zijn: van de Franse Revolutie tot
de Belle Epoque. Geschiedenis en herinnering figureerden prominent in politiek,
wetenschappen en cultuur. Pleinen en straten werden gevuld met standbeelden en
gedenktekens die de daden van nationale helden militairen, die het politici
en kunstenaars vereeuwigden; historici bliezen de natie levenin; schrijvers als Stendhal en Proust
reconstrueerden consciëntieus hun persoonlijke herinneringswereld. Het verleden
werd op heel diverse manieren een probleem. Voor progressieven stond het
verleden de toekomst in de weg; er moest genadeloos mee gebroken worden om een
nieuwe wereld mogelijk te maken. Voor nationalisten moest in het verleden de
glorierijke geschiedenis van de natie gezocht worden zodat, over de breuk heen
die door de revolutie geslagen was, continuïteit gevonden kon worden tussen
verleden, heden en toekomst. Voor romantici was het verleden een voorgoed
verloren tijd, waar men door de revolutie onherroepelijk van losgeslagen was.
Gestrand in het heden, kon men er alleen met nostalgie en heimwee naar terugkijken.
Voor conservatieven en reactionairen was de breuk met het verleden
onaanvaardbaar: zij trachtten krampachtig bruggen te slaan: terug naar het
verleden.
De periode van de wereldoorlogen luidde een tweede periode in van modern
engagement met geschiedenis en herinnering. De ervaring van het oorlogsgeweld
en de massale verliezen die de oorlogen met zich mee brachten, maakten
herinneringsarbeid en herdenkingsactiviteit op grote schaal nodig, zowel in
intiem-familiale als in de publiek-politieke sfeer. De oorlogen, die het
destructieve potentieel van de moderniteit toonden, gaven bovendien de aanzet
tot vertogen over het verdwijnen van Grote Verhalen over vooruitgang, natie en
klasse. Deze trends droegen bij aan de huidige herinneringshausse. Hoe kunnen
we de huidige focus op het verleden, erfgoed en herinnering begrijpen ? Volgens
de Franse historicus François Hartog moeten we kijken naar hoe het heden zich
vandaag verhoudt tot de toekomst en het verleden. Door de catastrofale
geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ons geloof in utopieën en vooruitgang
een fatale slag gekregen. Dit doet ons naar het verleden kijken: waar de
toekomst ineenstort, wordt het verleden weer belangrijk. Maar dat verleden
vertoont zich in een problematische gedaante, gekenmerkt door tegenstrijdige
elementen. Door de continue breuken en de voortdurende versnelling van de
geschiedenis die de moderniteit blijft voortbrengen, voelen we ons in
toenemende mate afgesneden van het verleden, dat ons niet vertrouwd, maar
vreemd voorkomt. Dit doet ons voortdurend terugkijken naar het verleden. Of,
zoals Pierre Nora heeft opgemerkt: we praten zoveel over herinnering omdat er
zo weinig van overblijft. Anderzijds contradictie ? blijft de gewelddadige
geschiedenis van de twintigste eeuw ons achtervolgen: in ons heden blijft het
traumatische oorlogsverleden rondspoken. De moderenen zijn blijkbaar nog niet
klaar met hun hun pijnlijke geschiedenis en met het geweld dat de moderniteit
heeft voortgebracht. Al deze paradoxale elementen samen verklaren waarom we zo
intensief bezig zijn met herinnering en erfgoed, en met de oorlogsgeschiedenis
in het bijzonder. We zoeken in het verleden naar bakens die ons kunnen gidsen
in een onzekere wereld. We zoeken er ook naar bouwstenen om onze identiteit(en)
vorm te geven. En omdat we niet goed meer weten waar de toekomst ons naartoe
zal leiden, proberen we zoveel mogelijk erfgoed van het verleden te
beschermen en te conserveren. Wie weet waar het nog nuttig voor kan zijn
Opnieuw even uw aandacht voor een gesneuvelde kind-soldaat.
Joseph Harrington uit Battersea was amper zeventien toen hij om het leven kwam.
Hij diende bij het uitbreken van de oorlog als beroepsvrijwilliger in het 1e
Bataljon van de Rifle Brigade. Een eenheid, die op dat ogenblik in garnizoen
lag in Colchester. Rifleman Harrington landde op 23 augustus 14 met zijn Bataljon
in Le Havre en nam deel aan alle gevechten waar deze eenheid in de eerste oorlogsmaanden
bij betrokken was: Mons, Le Cateau, Aisne en de Marne. Begin november 14 was
hij in de natte, modderige loopgrachten bij het Bos van Ploegsteert beland waar
de Britten kost wat kost probeerden de sector ten zuiden van Ieper te
consolideren. Amper een paar dagen na zijn aankomst, op 5 november 14 om
precies te zijn, kwam een einde aan zijn jonge leven. Hij kreeg een laatste
rustplaats op Le Touquet Railway Crossing
Cemetery in Waasten. Zijn zerk kreeg op verzoek van zijn ouders het grafschrift
He did his duty. Onder de 74 gesneuvelden
die op deze site worden herdacht waren er 28 die in het 1e Bataljon
van de Rifle Brigade hadden gediend.
U zal het al gemerkt hebben waarde lezer, dat de activiteit op deze blog de laatste dagen is afgenomen. Dat heeft veel, om niet te zeggen alles te maken met onze nakende verhuis naar verre oorden. Morgen komt men de zeecontainer lossen voor de verhuis en ook de volgende dagen en weken beloven nog hectisch te worden als gevolg van de bijna onvermijdelijke administratieve rompslomp die het gevolg is van een beslissing om aan het andere eind van de wereld te gaan leven. Hopelijk kan u er enig begrip voor opbrengen dat deze blog - tijdelijk - op een lager pitje draait...
Op mijn blog van 15 september 2017 stond ik even stil bij de - bijna - verdwenen Duitse begraafplaats van Lens Salaumines. Intensive beschietingen hadden bijna het einde ingeluid van deze begraafplaats waar bijna 16.000 gesneuvelde Duitsers een laatste rustplaats kregen. In het raam van een boek dat ik momenteel schrijf over het 'vergeten front', zijnde de Grote Oorlog in Frans-Vlaanderen ben ik begin van de herfst langs deze site gepasseerd. Het is ongelofelijk hoe rustig en - vooral - stil het op deze begraafplaats, die nochtans midden in dit drukke stadje ligt, kan zijn. Alleen een grasmaaier van het personeel dat de begraafplaats onderhoudt werkte even als een stoorzender voor een verder perfect plaatje van rust en bezinning. En voor de mycologen onder ons: Deze plaats biedt in de herfst een ongeziene staalkaart aan lekkers... Graag deel ik met u een paar sfeerbeelden van deze bijzondere plek.
Twee weken geleden stond ik al even stil bij
de in 1918 gesneuvelde Britse War Poet
Isaac Rosenberg. Vandaag zijn gedicht Dawn:
O tender first cold flush of rose,
O budded dawn, wake dreamily ;
Your dim lips as your lids unclose
Murmur your own sad threnody.
0 as the soft and frail lights break
Upon your eyelids, and your eyes
Wider and wider grow and wake,
The old pale glory dies.
And
then, as sleep lies down to sleep
And all her dreams lie somewhere dead,
The iron shepherd leads his sheep
To pastures parched whose green is shed.
Still, 0 frail dawn, still in your hair
And your cold eyes and sad sweet lips,
The ghosts of all the dreams are them,
To fade like passing ships.
1918 was een bijzonder jaar want niet alleen het jaar waarin de verschrikkelijke Grote Oorlog eindigde, maar waarin ook de as begon te smeulen die 21 jaar later opnieuw de wereld deed ontbranden. In deze - net geen 15 minuten lange - documentaire van Epic History TV uit 2016, krijgt u een goed beeld van het historisch belang van dit bijzondere jaar. Met veel aandacht voor zowel de Grote - denk maar aan de impact van de Amerikaanse oorlogsdeelname of het verdrag van Versailles - als de Kleine - bv. het sneuvelen van Manfred von Richthofen - Geschiedenis. Wat mij betreft: het kijken meer dan waard :