Maarten van Alstein, onderzoeker bij het Vlaams
Vredesinstituut, gaf in het novembernummer 2013 van Ons Erfdeel met zijn artikel Tijden
van herinnering een mooie voorzet voor een debat over herinneringscultuur
en de Grote Oorlog. Een fragment dat, naar mijn bescheiden mening, alvast aanzet tot reflectie: Een tijd waarin het verleden een probleem
wordt. Het zou een beschrijving kunnen zijn van de moderniteit. Een
beschrijving bovendien die suggereert dat de huidige herdenkingshausse begrepen
moet worden als de uiting van een breder fenomeen: hoe in de moderniteit
betekenis wordt gegeven aan het verleden.
De erfgoed- en herinneringshausse, die sterk op gang is gekomen in de
late jaren 70, kan inderdaad in verband gebracht worden met eerdere periodes
van koortsachtige investeringen in geschiedenis en herinnering. Een eerste
periode zou de lange negentiende eeuw kunnen zijn: van de Franse Revolutie tot
de Belle Epoque. Geschiedenis en herinnering figureerden prominent in politiek,
wetenschappen en cultuur. Pleinen en straten werden gevuld met standbeelden en
gedenktekens die de daden van nationale helden militairen, die het politici
en kunstenaars vereeuwigden; historici bliezen de natie leven in; schrijvers als Stendhal en Proust
reconstrueerden consciëntieus hun persoonlijke herinneringswereld. Het verleden
werd op heel diverse manieren een probleem. Voor progressieven stond het
verleden de toekomst in de weg; er moest genadeloos mee gebroken worden om een
nieuwe wereld mogelijk te maken. Voor nationalisten moest in het verleden de
glorierijke geschiedenis van de natie gezocht worden zodat, over de breuk heen
die door de revolutie geslagen was, continuïteit gevonden kon worden tussen
verleden, heden en toekomst. Voor romantici was het verleden een voorgoed
verloren tijd, waar men door de revolutie onherroepelijk van losgeslagen was.
Gestrand in het heden, kon men er alleen met nostalgie en heimwee naar terugkijken.
Voor conservatieven en reactionairen was de breuk met het verleden
onaanvaardbaar: zij trachtten krampachtig bruggen te slaan: terug naar het
verleden.
De periode van de wereldoorlogen luidde een tweede periode in van modern
engagement met geschiedenis en herinnering. De ervaring van het oorlogsgeweld
en de massale verliezen die de oorlogen met zich mee brachten, maakten
herinneringsarbeid en herdenkingsactiviteit op grote schaal nodig, zowel in
intiem-familiale als in de publiek-politieke sfeer. De oorlogen, die het
destructieve potentieel van de moderniteit toonden, gaven bovendien de aanzet
tot vertogen over het verdwijnen van Grote Verhalen over vooruitgang, natie en
klasse. Deze trends droegen bij aan de huidige herinneringshausse. Hoe kunnen
we de huidige focus op het verleden, erfgoed en herinnering begrijpen ? Volgens
de Franse historicus François Hartog moeten we kijken naar hoe het heden zich
vandaag verhoudt tot de toekomst en het verleden. Door de catastrofale
geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ons geloof in utopieën en vooruitgang
een fatale slag gekregen. Dit doet ons naar het verleden kijken: waar de
toekomst ineenstort, wordt het verleden weer belangrijk. Maar dat verleden
vertoont zich in een problematische gedaante, gekenmerkt door tegenstrijdige
elementen. Door de continue breuken en de voortdurende versnelling van de
geschiedenis die de moderniteit blijft voortbrengen, voelen we ons in
toenemende mate afgesneden van het verleden, dat ons niet vertrouwd, maar
vreemd voorkomt. Dit doet ons voortdurend terugkijken naar het verleden. Of,
zoals Pierre Nora heeft opgemerkt: we praten zoveel over herinnering omdat er
zo weinig van overblijft. Anderzijds contradictie ? blijft de gewelddadige
geschiedenis van de twintigste eeuw ons achtervolgen: in ons heden blijft het
traumatische oorlogsverleden rondspoken. De moderenen zijn blijkbaar nog niet
klaar met hun hun pijnlijke geschiedenis en met het geweld dat de moderniteit
heeft voortgebracht. Al deze paradoxale elementen samen verklaren waarom we zo
intensief bezig zijn met herinnering en erfgoed, en met de oorlogsgeschiedenis
in het bijzonder. We zoeken in het verleden naar bakens die ons kunnen gidsen
in een onzekere wereld. We zoeken er ook naar bouwstenen om onze identiteit(en)
vorm te geven. En omdat we niet goed meer weten waar de toekomst ons naartoe
zal leiden, proberen we zoveel mogelijk erfgoed van het verleden te
beschermen en te conserveren. Wie weet waar het nog nuttig voor kan zijn
|