Vandaag precies honderd jaar geleden sneuvelde de
oorlogsvrijwilliger Renaat De Rudder. Deze net twintig geworden soldaat in het
18e Linieregiment werd dodelijk gewond tijdens een patrouille in het
niemandsland bij De Kippe toen een Belgische schildwacht het vuur op hen
opende. Het feit dat deze bekende radicale Vlaamsgezinde gedood werd door een
Belgische kogel veroorzaakte behoorlijk wat beroering. Zijn frontmakker Ward
Hermans schreef in de soldatenkrant Ons
Vaderland: Ongeluk of misdaad ? Slechts dees is volkomen zeker, dat een
Belgische kogel de stoere Vlaming Renaat De Rudder heeft neergeveld, en dat e
verbijstering zoo groot was, dat er geen spoedige hulp verleend werd, zoodanig
dat Renaat, enkele uren nadien overleed in het krijgshospitaal ( ) De besten
gaan het eerst. Helaas er ligt een vreeselijke waarheid in deze spreuk als men
denkt welke heerlijke figuren Vlaanderen aan den IJzer, men zou zeggen
reddeloos en hopeloos verloren heeft
Het volgende passende gedicht komt uit de bundel In al begonnen vrede van Anton Van
Wilderode.
EEN VERGETEN OORLOGSBLADZIJDE - DE CATALAANSE VRIJWILLIGERS
Iedereen die mij een beetje beter kent weet dat ik een
voorliefde heb voor de kleine Europese volkeren. De zaak van Ieren, Schotten, Welshmen,
Bretoenen, Basken, Corsikanen, Occitanen, Zuid-Tirolers en Friezen ligt me nauw aan het hart.
Toen ik vorige week samen met tienduizenden Catalanen in de straten van Brussel
de gure wind trotseerde moest ik onwillekeurig aan een al lang vergeten
bladzijde uit de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog denken, aan het epos van de Voluntaris Catalans.
Met hoeveel zijn ze geweest ? Niemand die het exact
schijnt te weten. In diverse publicaties komen cijfers voor van een kleine
1.000 tot maar liefst 12.000 Catalaanse vrijwilligers die zich tijdens de
Grote Oorlog engageerden. Spanje bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal
en was dus niet rechtstreeks betrokken in dit mondiale conflict. Dit belette
echter niet dat bij het uitbreken van de Grote Oorlog honderden jonge
Catalaanse nationalisten zich melden om dienst te doen in het Régiment de Marche van het Franse
Vreemdelingenlegioen. Net als bijvoorbeeld de Tsjechische en Poolse
vrijwilligers in het Legioen meenden ze dat ze door hun inzet recht van spreken
konden verwerven op het internationale forum. Nog voor het einde van 1914
stichtte de dichter Camil Campanya die op eigen houtje in Parijs een
rekruteringsbureau had opgericht met de publicist Alfons Maseras, en de arts Joan Solé i Pla, een steuncomité voor de Catalaanse
vrijwilligers dat materiële en morele ondersteuning verleende.
De Catalanen kregen op 9 mei 15 hun vuurdoop in Artesië
bij La Targette tijdens het grote Franse Lente-offensief. Ze slaagden er tegen
alle verwachtingen in door te stoten tot op de hoogte van Vimy, maar moesten
het ten koste van zware verliezen gewonnen terrein prijsgeven omdat de
versterkingen hen te laat bereikten. In september 15 onderscheiden de Catalanen
zich in de Champagne.
Ter ondersteuning van het Britse offensief aan de
Somme op 1 juli 16 nam het Vreemdelingenlegioen op 4 juli Dompierre-Becquincourt,
Fay en Assevilers in. Bij de aanval op Belloy-en-Santerre moesten 2.000 van de
3.155 mannen van het Régiment de Marche
zonder noemenswaardig ondersteuningsvuur een open vlakte van ruim achthonderd
meter oversteken. In een paar minuten tijd sneuvelden negenhonderd van hen in
het kruisvuur van de Duitse machinegeweren. Meer dan vijftig Catalanen
overleefden deze aanval niet, onder hen de Camil Campanya en zijn trouwe strijdmakker
Constanti Cots.
Daniel Domingo i Montserrat, die als zestienjarige
dienst had genomen in het Vreemdelingenlegioen zette het werk van Campanya
verder. Hij verenigde de Catalaanse vrijwilligers in 1917 in de Voluntaris Catalans Nacionalistes, een
organisatie die in 1918 in Parijs werd omgedoopt in het Comitè Nacional Català. De Catalaanse militairen verenigden zich binnen hun eenheden
in een Bloc Catala en droegen op hun
mouw een kleine Estelada, de vlag van
de nationalisten. Het Comité Nacional
Català liet zich inspireren door het kleine volkeren-discours van de
Amerikaanse president Wilson en eiste zelfbeschikking voor Catalonië op basis
van het engagement en vergoten bloed van de Catalaanse oorlogsvrijwilligers. Na
de Wapenstilstand richtte Daniel Domingo zich in viertalige brochures tot de
onderhandelaars in Versailles en de Amerikaanse regering om de Catalaanse zaak
te bepleiten. Vanaf 1923 vormden veel van de Catalaanse veteranen die in
Frankrijk waren gebleven een ondersteuningscomité voor het militante
separatistische Estat Català in
Parijs.
La Madelon, officieel Quand
Madelon werd wellicht het meest bekende Franse soldatenlied van de Grande Guerre en was trouwens ook
bijzonder populair bij de Belgische troepen. Het lied ontstond begin 1914, net
voor het uitbreken van de oorlog, als een compositie van Charles-Joseph
Pasquier (°1882) die als nom dartiste Bach
gebruikte. Hij maakte voor een tekst van Louis Bousquet (°1870) een bewerking
van een al langer bestaande mars dat meteen aansloeg bij een breed publiek. Het
werd razend populair bij de poilus en
kon zonder problemen op het vlak van befaamdheid probleemloos concurreren met
het Britse Its a long way to Tipperary of Over
there van de Amerikaanse Doughboys.
Jan De Wilde zong er op zijn onnavolgbare wijze over
en vandaag worden we er hier, in de Noorderkempen, op overtuigende wijze mee
geconfronteerd: de eerste sneeuw. Hierbij een opname die precies honderd jaar
geleden, in december 17 werd gemaakt in een Belgische verbindingsloopgracht aan
het IJzerfront. Gewoon om er even te herinneren dat sneeuw, net als oorlogsgeweld,
van alle tijden is
Vandaag even uw aandacht voor het gedicht Breakfast van de Britse War Poet Wilfrid Wilson Gibson
(1878-1962). Wilson Gibson schreef als elfjarige zijn eerste gedichten.
Aanvankelijk in een ietwat gezwollen, Victoriaanse stijl maar al snel evolueerde
hij naar naturalistisch, sociaal geëngageerd werk in een toegankelijke taal.
Kort voor de oorlog raakte hij bevriend met Rupert Brooke. Nadat deze in 15 was
gesneuveld droeg Wilson Gibson zorg voor de literaire erfenis van zijn vriend. Al van in het begin van de oorlog was het
poëtische werk van Wilson Gibson een buitenbeentje. Terwijl de meeste Britse oorlogsdichters
in die eerste oorlogsmaanden uitblinken door pathetiek, bazuingeschal en trommelgeroffel,
probeerde hij de rauwheid van de oorlog in al zijn realisme te vatten. De
gewone simpele soldaten stonden bij hem centraal in vaak korte, soms ironische
maar altijd treffende gedichten.
Meteen bij het uitbreken van de oorlog meldde hij zich
als vrijwilliger maar hij werd maar liefst viermaal afgekeurd voor de militaire
dienst. Uiteindelijk werd hij in oktober 17 toegelaten
als een soldaat in het Army Service Corps
Motor Transport. Hij eindigde zijn militaire carrière als een gewone klerk bij een legerarts in Zuid-Londen.
BREAKFAST
We ate our breakfast lying on our backs / Because the
shells were screeching overhead / I bet a rasher to a loaf of bread / That Hull
United would beat Halifax / When Jimmy Stainthorpe played full - back instead /
of Billy Bradford. Ginger raised his head / And cursed, and took the bet; and
dropped back dead / We ate our breakfast lying on our backs / Because the
shells were screeching overhead /
100 JAAR GELEDEN - BETOGINGEN VAN DE FRONTBEWEGING
In de winter van 17 trad de clandestiene Frontbeweging
geregeld naar buiten met grootschalige manifestaties net achter het IJzerfront. Op 1 december
betoogden een kleine 3.000 mannen van de IIeLegerdivisie, die in De Panne op rust
waren. Twee dagen later kwamen in Wulveringem bijna 1.000 soldaten van de Ie
Legerdivisie op straat. Vandaag precies 100 jaar geleden, op 9 december 17 kwamen
de mannen van de IIe Legerdivisie opnieuw op straat in De Panne. De
betoging begon met een kleine 400 militairen maar groeide al snel aan tot naar
schatting 1.500 man. Als reactie werd de IIe Legerdivisie zo snel
als maar enigszins mogelijk was terug naar het front gestuurd. Deze snel opeenvolgende
manifestaties illustreerden dat de basis van de Frontbeweging niet alleen snel radicaliseerde maar dat deze
organisatie ook snel aan populariteit won. Ze illustreerden meteen ook het groeiende zelfvertrouwen van de Vlaamsgezinden aan het front om de openlijke confrontatie met legertop en regering aan te gaan. De invloed van het katholieke element
was gaandeweg afgenomen toen een aantal vrijzinnigen de rangen van de beweging
vervoegden. Deze verruiming ontnam de organisatie haar elitair-intellectueel
karakter waardoor heel wat lager geschoolde militairen de Frontbeweging gingen
beschouwen als een uitlaatklep voor hun frustraties .
Drie dagen geleden gekocht en vandaag al uitgelezen.
De historicus Daniel Schönpflug schreef eerder al een bijzonder succesvolle
biografie over de jong gestorven koningin Louise van Pruisen en naar mijn aanvoelen
zal het niet al te lang duren voor ook zijn nieuwste boek 1918 Het Jaar van de dageraad hoog in de bestsellerlijsten zal
staan. Met veel oog voor detail (niet altijd even kritisch) en met een vlotte
pen verschaft hij een dieper inzicht in het uiterst belangrijke jaar 1918. En
dat alles vanuit het perspectief van mensen die het van nabij hebben
meegemaakt. Een verhalend concept dat niet bij iedere auteur even overtuigend werkt,
maar bij Schönpflug duidelijk wél. Onder de door hem beschreven protagonisten onder meer Walter Gropius, Käthe
Kollwitz, Harry Truman en Ho Chi Minh maar ook illustere onbekenden als Marina
Yurlova en Henry Johnson. Deze ratjetoe
aan historische figuren zorgt er wel voor dat de lezer een beetje van de hak op de tak door 1918 zwerft
maar dat mag de pret niet drukken. Los van een paar schoonheidsfoutjes is dit
best wel een lezenswaardig boek.
1918 Het Jaar van de Dageraad is een uitgave van De
Bezige Bij, telt 320 pag. en kost 24.99 euro
Net naast de enorme Franse Nécropole Nationale van La
Targette ligt de Britse begraafplaats La
Targette British Cemetery. Toen hier de eerste doden in april 1917 werden
begraven door gevechtseenheden en veldhospitalen, heette ze oorspronkelijk Aux-Rietz Military Cemetery naar het
gelijknamige gehucht. Op La Targette Military Cemetery worden 638 gesneuvelden
uit de Eerste en 3 uit de Tweede Wereldoorlog herdacht. 43 Van hen werden als
onbekenden begraven.Bijna een derde van
de militairen die hier rustten behoorden tot de artillerie-eenheden van de IIe
Canadese Divisie en de Ve Britse Divisie.
De hoogst onderscheiden militair die hier werd
begraven was luitenant-kolonel Auriol Ernest Eric Lowry DSO, MC, de 25-jarige
bevelhebber van het 2e Bataljon van het West Yorkshire Regiment
(Prince of Wales Own). Hij werd driemaal vermeld op de legerdagorders en was
drager van de Distinguished Service Order,
het Military Cross én het FranseCroix
de Guerre avec Palmes. Hij kreeg zijn DSO voor een wel erg merkwaardig
wapenfeit. In mei 18, tijdens de Britse terugtocht aan de Somme, werd hij
samen met tientallen andere lotgenoten krijgsgevangen gemaakt.Wellicht omwille van zijn hoge rang, kreeg
hij tijdens een flinke regenbui een lange Duitse overjas van een van zijn
bewakers. Toen tegen valavond duidelijk werd dat de aandacht van de Duitsers
verslapte, ontsnapte Lowry en wist hij zich in een hoop bieten te verstoppen.
Hij bleef daar wachten tot s nachts een grote Duitse colonne passeerde. Met
een geleende Duitse Stahlhelm op zijn hoofd en zn Duitse
overjas sloot hij zich aan bij de staart van de kolonne en marcheerde hij onopgemerkt
mee in de richting van Villers-Bretonneux. Hij verliet deze kolonne pas toen
hij in de verte een controlepost van Feldgendarmen zag en trok met een grote
boog verder tot hij op Britse troepen botste. Hij bewees dat hij tijdens zijn
ontsnapping zijn ogen goed de kost had gegeven want tijdens zijn debriefing in
het hoofdkwartier kon hij gedetailleerde informatie geven over
artillerieposities, troepenbewegingen en de sterkte van de Duitse troepen.
Lowry was een van de slechts twee officieren van het Bataljon die de gevechten
in maart had overleefd. Hij ontsnapte een paar dagen later op het nippertje aan
de dood toen hij bij Villers-Bretonneux gewond werd toen hij met de
overlevenden van zijn eenheid een tegenaanval uitvoerde. Luitenant-kolonel
Lowry sneuvelde op 23 september 18 en werd begraven in graf IV C 1Lowrys twee jongere broers Wiliam Augustine
Harper en Cyril John Patrick sneuvelden eveneens tijdens de Grote Oorlog.
Luitenant-kolonel Russel Hubert Britton DSO, een
officier in de 5e Brigade Canadian Field Artillery, sneuvelde op 2
mei 17 en werd begraven in graf I E 16. Nadat hij was gevallen, vroeg zijn
weduwe om zijn paard terug naar Canada te sturen. Men ging in op dit verzoek,
maar het paard werd door de golven van de Atlantische Oceaan verzwolgen, toen
het schip waarop het werd vervoerd, verging na een ontmoeting met een Duitse
duikboot.
Tweede luitenant Patrick McLeod Innes, een officier in
de 111e Siege Battery van de Royal Field Artillery, sneuvelde op 30
april 1917. Hij ligt in graf I A 3. Hij was een kleinzoon van
luitenant-generaal John McLeod Innes VC.Grootvader Innes had zijn VC gekregen toen hij als jonge officiervan de Royal Engineers tijdens de Indiase
Muiterij (1857-1858) eigenhandig de bemanning van een veldgeschut had
uitgeschakeld en daarna onder hevig vuur, de vijand op afstand had weten
houden. Luitenant Innes jongere broer Donald bezweek op 30 april 18 aan
opgelopen verwondingen in een hospitaal in Abbeville. Op het ogenblik van zijn
dood diende hij als eentweede luitenant
in het 14e Bataljon Black Watch.
Weinig Britse auteurs werden zo door hun oorlogsverleden
getekend als oud-officier Robert Graves (1895-1985). Vooral zijn sterke, auto-biografische
Good-bye to all that uit 1927 mag, naar
mijn bescheiden mening, op geen enkele boekenplank van al wie ook maar een
greintje interesse in e Grote Oorlog heeft ontbreken. Velen zijn intussen
vergeten dat Graves ook een begenadigd dichter was, doe toen hij in 1916 met
zijn bundel Over the Brazier
debuteerde, meteen faam verwierf als een van de meest veelbelovende talenten van
zijn generatie.
Vandaag breng ik u een fragment uit zijn indrukwekkende
Recalling War:
Deze kleinere, op een lichtjes aflopend terrein aangelegde
CWG-site ligt aan de Sint Elooiseweg in
Voormezele. Ze dankt haar naam aan een hoeve annex herberg die hier lag en die
op haar beurt haar benaming dankte aan een Londense dubbeldekker die hier volgens
de legende - eind oktober 14 in panne was achtergelaten door de London
Scottish toen ze op weg waren naar Wijtschate voor hun legendarische
tegenaanval in de Halloweennacht.
De eerste gesneuvelden werden hier kort na de
Mijnenslag van 7 juni 17 begraven en de site bleef on gebruik als
begraafplaats tot november 17, waardoor ze als een typische begraafplaats voor
de Derde Slag om Ieper mag worden beschouwd. Er worden 208 gesneuvelden uit de Grote Oorlog
herdacht, waarvan 12 niet geïdentificeerde. Er liggen echter ook 79 Britten
begraven die in de meidagen van 40 waren gevallen bij de verdediging van het
kanaal Ieper-Komen. Ietwat apart van de Bitten liggen er overigens ook nog twee
Franse gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog begraven.
Voor de heraanleg tekende de bekende CWGC-architect
William Cowlishaw (1869-1957) die in ons land ook verantwoordelijk
was voor onder meer de begraafplaatsen Prowse Point, Grootebeek en Irish House.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog kon men op
het grondgebied van de gemeente Poelkapelle een tiental Duitse militaire
begraafplaatsen aantreffen. In de door de Duitsers gehanteerde nummering
bestaan er wel een Poekapelle II, III en IV-begraafplaats maar geen Poelkapelle
I. In sommige bronnen wordt naar Poelkapelle I verwezen als het Ehrenfriedhof nr. 124 Poelkapelle Dorf. Deze foto (klik voor een vergroting) van
begraafplaats Poelkapelle I kon ik een paar weken geleden op een veilingsite
verwerven. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar naar alle waarschijnlijkheid is
dit een opname van de begraafplaats Poelkapelle
Dorf. Deze site werd in de lente van 15 naast de dorpsschool opgestart door
de Reserve Sanitäter Kp. 51 om de
slachtoffers van de Tweede Slag bij Ieper te begraven. Centraal staat een
monument dat wellicht het gedenkteken is dat door het XXVI Reservekorps was
gebouwd voor hun gevallen kameraden. Zowel het monument als de begraafplaats
zelf werden in 1917 vrijwel volledig verwoest door artilleriebeschietingen. Na
de oorlog werd deze site heraangelegd, maar in het begin van de jaren 50 werd
de begraafplaats gesloten. 532 Geïdentificeerde gesneuvelden werden ontgraven
en naar Menenwald overgebracht, terwijl 253 niet-geïdentificeerden in het
Kameradengrab in Langemark terechtkwamen.
P.S.: Mocht ik toch fout hebben gegokt en is dit niet Poelkapellle Dorf, aarzel dan niet om me dit te laten weten...!
Net als vorige week, breng ik vandaag een gedicht van
de, naar mijn aanvoelen, te veel in de vergetelheid geraakte Duitse expressionistische
dichter August Stramm (1874-1915):
Ik heb op deze blog al verschillende keren verwezen naar de erg interessante reeks docu's die werden gemaakt door de Britse historicus Dan Snow over de Derde Slag bij Ieper. Ze bieden een beknopte maar desalniettemin erg volledige én degelijke samenvatting van wat wellicht de meest wrede maar ook meest nutteloze gevechten in Flanders Fields zijn geweest tijdens de Grote Oorlog. Vandaag vestig ik graag even uw aandacht op het laatste deel van deze reeks: The Aftermath.... Van harte aanbevolen !
Vandaag in de rubriek Zondag Frontpoëziedag het gedicht Angststurm van August Stramm (1874-1915). Stramm, die in het
burgerleven een hogere postbeambte was, was vanaf 1902 begonnen het publiceren
van gedichten. Aanvankelijk uitgesproken naturalistische in stijl, evolueerde
hij door zijn beknopte en erg directe, klankritimische stijl naar het
expressionisme. Stramm die bij het begin van de oorlog als reserve-officier
gemobiliseerd werd, sneuvelde op 1 september 15 als bataljonskommandant in het
Reserve-Infanterie-Regiment nr. 272 bij de bestorming van Djepnr-Bug-Kanaal bij
het huidige Wit-Russische Horodec.
Op de laatste dag van de Boekenbeurs rondstruinend
vond ik bij de verdeler van de altijd interessante Nederlandse uitgeverij
Aspekt Onsterfelijke Fronten van
Evelyn De Roodt. Ik kende van haar al van haar uitstekende Oorlogsgasten over krijgsgevangenen en
vluchtelingen in Nederland en ooit hebben we samen aan een publicatie over de
Dodendraad gewerkt, maar dit boek uit 2005 was mij onbekend Ik moet toegeven
dat ik het, bij wijze van spreken, in één ruk heb uitgelezen. Ik werk zelf al
geruime tijd aan een studie over Vergangenheitsbewältigung, de manier waarop
de Duitsers omgaan met de geschiedenis in het algemeen en de Eerste
Wereldoorlog in het bijzonder. De Roodts boek waarin acht Duitse schrijvers
gevolgd worden tot in de loopgrachten van de Grote Oorlog ligt in het verlengde
van dergelijke studie. Natuurlijk mochten Ernst Jünger, Erich Maria Remarque en
Walter Flex niet op het appel ontbreken maar het is een goede zaak dat ook mindere
literaire goden als Otto Braun, Carl Zuckmayer en Georg Trakl de revue
passeren. Met een vlot verhalende pen wordt niet alleen stil gestaan bij hun
literaire erfenis maar ook bij hun soms abrupt beëindigde- leven. Het is sowieso al een pluspunt dat er af en toe ook eens wordt stilgestaan bij de Duitse kant van het Grote Oorlogsverhaal. Iets, wat tot op de dag van vandaag, naar mijn aanvoelen, gewoon te weinig gebeurt. En wanneer dit dan op zo'n stevig onderbouwde en gedragen manier gebeurt dan kan het voor mij niet meer stuk. Onsterfelijke Fronten was meer dan vierhonderd
paginas lang genieten en dàt beweer ik heus niet over elk boek
In het centrum van het ietwat slaperige Voormezele ligt de CWGC-begraafplaats Voormezele Enclosures 1 &2. Een site, die zoals de naam al laat vermoeden, wordt gevorm door twee, nu eengemaakte militaire begraafplaatsen. Eén van de eerste gesneuvelden die in Plot II in maart '15 een laatste rustplaats kreeg was de amper 17-jarige kind-soldaat John Dalton. Deze militair uit het Ierse Carrick-on-Suir diende met het stamnummer 4558 bij het 1e Bataljon van het Royal Irish Regiment toen het noodlot hem op 12 maart '15 trof in een loopgracht bij Sint-Elooi. Hij werd twee dagen later begraven in het nabijgelegen Voormezele in graf II A 5. Op deze relatief kleine begraafplaats liggen minstens drie gesneuvelden ie jonger dan achttien waren toen ze in de Vlaamse Velden hun leven lieten. De 17-jarige Donald Ernest Churchyard, een rifleman in het 4e Bataljon van de Rifle Brigade sneuvelde acht dagen na John Dalton. De eveneens 17-jarige Alexander Szize, een soldaat in the King's (Liverpool) Regiment viel op 27 maart '16. Drie jonge levens, die nooit hadden mogen opgeofferd worden...
Precies honderd jaar geleden kozen Vlaamsgezinde
militairen aan het IJzerfront ervoor om in de clandestiniteit te verdwijnen. Ze
waren het kotsbeu om als tweederangsburgers behandeld te worden door een officierenkaste
en een regering die potdoof bleven voor hun gerechtvaardigde eisen. Wanneer ze
opkwamen voor hun fundamentele rechten werd ze Et pour les flamands la même chose toegesnauwd.
En blijkbaar is er tot op de dag vandaag nog niks
veranderd in mijn geboortestad Hoogstraten. Op 11 november, Wapenstilstandsdag,
zijn de Vlaamse gesneuvelden er nog steeds tweederangsburgers. Ondanks het feit
dat ik in het verleden en bij herhaling er bij het stadsbestuur op heb
aangedrongen om conform de wettelijke verplichting, naast de Belgische
driekleur ook de vlag van de Vlaamse gemeenschap te hangen, blijft men dit vertikken.
Ze kunnen het echt niet laten De leeuwenvlag is en blijft niet welkom in
Hoogstraten op 11 november. Het is verdomme bij wet verplicht maar dat zal het
Hoogstraatse college van burgemeester en schepenen worst wezen Het is
hallucinant dat de zelfbenoemde flaminganten die als N-VAers in het Hoogstraatse
stadsbestuur zetelen dit gewoon accepteren De burgemeester is als Vlaams
volksvertegenwoordiger niet vies van haar verloning door de Vlaamse gemeenschap
maar blijkbaar wél van het officiële symbool van deze gemeenschap Of om het op
zn Bels te zeggen: Il faut le faire !
Ter gelegenheid van 11 november - Wapenstilstandsag - publiceert de VVB-nieuwsstek Doorbraak de tekst van mijn referaat van vorige zondag m.b.t. 100 Jaar Vlaanderens Dageraad aan den IJzer. Wil u meer weten over dit ideologische manifest van de Frontbeweging en de historische context waarin het geschreven werd ? U kan de tekst gratis raadplegen op:
Het is vandaag precies drie jaar geleden dat ik om 15.16 u. vanuit een B&B in Kemmel het eerste bericht van deze blog de wereld instuurde. De herdenkingen van 100 Jaar Grote Oorlog waren al een paar maanden aan de gang en ik had heel lang getwijfel of ik een blog - één van de velen - zou opstartten rond dit gebeuren. In de aanloop naar 11 november, terwijl ik voor een boek aan het werk was in het Heuvelland, heb ik dan uiteindelijk de knoop doorgehakt en ik heb er nog geen dag spijt van gehad. Ik geef toe dat het soms verdomd veel werk is, maar ik doe het met de glimlach... Als dank voor m'n trouwe lezers ben ik vandaag bij wijze van verjaardagskadootje in de oude doos gedoken en heb wat kiekjes in mijn archief van mannen van het Marinekorps Flandern gevonden, die ik graag met u deel...
De herdenking deze ochtend naar aanleiding van het verschijnen van het pamflet 'VlaanderensDageraad aan den IJzer', precies 100 jaar geleden was, naar mijn aanvoelen, een schot in de roos. De stemmige locatie 'De Koolputten' in Waasmunster liep in een mum van tijd vol en dat kan de organisatoren, VVB en VOS alleen maar plezier hebben gedaan. Ondanks mijn sterk afgenomen stemvolume en andere keelperikelen wist ik mijn lezing tot het einde vol te houden (oef...!!!) en was er nadien geen woord van kritiek (tweemaal oeffff...!) Doorbraak - hoofdredacteur Pieter Bauwens wist in zijn referaat de in 1917 gesponnen rode draad moeiteloos door te trekken naar het Vlaanderen van 2017. De gedragen bindteksten van Wilfried Haesen en de aangepaste muzikale intermezzo's door De Geuzen maakten het plaatje af. En bovendien was het uitgelezen kans om heel wat ouwe strijdmakkers uit vervlogen tijden weer te zien...Twee sfeerbeelden...