Iedereen die mij een beetje beter kent weet dat ik een
voorliefde heb voor de kleine Europese volkeren. De zaak van Ieren, Schotten, Welshmen,
Bretoenen, Basken, Corsikanen, Occitanen, Zuid-Tirolers en Friezen ligt me nauw aan het hart.
Toen ik vorige week samen met tienduizenden Catalanen in de straten van Brussel
de gure wind trotseerde moest ik onwillekeurig aan een al lang vergeten
bladzijde uit de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog denken, aan het epos van de Voluntaris Catalans.
Met hoeveel zijn ze geweest ? Niemand die het exact
schijnt te weten. In diverse publicaties komen cijfers voor van een kleine
1.000 tot maar liefst 12.000 Catalaanse vrijwilligers die zich tijdens de
Grote Oorlog engageerden. Spanje bleef tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal
en was dus niet rechtstreeks betrokken in dit mondiale conflict. Dit belette
echter niet dat bij het uitbreken van de Grote Oorlog honderden jonge
Catalaanse nationalisten zich melden om dienst te doen in het Régiment de Marche van het Franse
Vreemdelingenlegioen. Net als bijvoorbeeld de Tsjechische en Poolse
vrijwilligers in het Legioen meenden ze dat ze door hun inzet recht van spreken
konden verwerven op het internationale forum. Nog voor het einde van 1914
stichtte de dichter Camil Campanya die op eigen houtje in Parijs een
rekruteringsbureau had opgericht met de publicist Alfons Maseras, en de arts Joan Solé i Pla, een steuncomité voor de Catalaanse
vrijwilligers dat materiële en morele ondersteuning verleende.
De Catalanen kregen op 9 mei 15 hun vuurdoop in Artesië
bij La Targette tijdens het grote Franse Lente-offensief. Ze slaagden er tegen
alle verwachtingen in door te stoten tot op de hoogte van Vimy, maar moesten
het ten koste van zware verliezen gewonnen terrein prijsgeven omdat de
versterkingen hen te laat bereikten. In september 15 onderscheiden de Catalanen
zich in de Champagne.
Ter ondersteuning van het Britse offensief aan de
Somme op 1 juli 16 nam het Vreemdelingenlegioen op 4 juli Dompierre-Becquincourt,
Fay en Assevilers in. Bij de aanval op Belloy-en-Santerre moesten 2.000 van de
3.155 mannen van het Régiment de Marche
zonder noemenswaardig ondersteuningsvuur een open vlakte van ruim achthonderd
meter oversteken. In een paar minuten tijd sneuvelden negenhonderd van hen in
het kruisvuur van de Duitse machinegeweren. Meer dan vijftig Catalanen
overleefden deze aanval niet, onder hen de Camil Campanya en zijn trouwe strijdmakker
Constanti Cots.
Daniel Domingo i Montserrat, die als zestienjarige
dienst had genomen in het Vreemdelingenlegioen zette het werk van Campanya
verder. Hij verenigde de Catalaanse vrijwilligers in 1917 in de Voluntaris Catalans Nacionalistes, een
organisatie die in 1918 in Parijs werd omgedoopt in het Comitè Nacional Català. De Catalaanse militairen verenigden zich binnen hun eenheden
in een Bloc Catala en droegen op hun
mouw een kleine Estelada, de vlag van
de nationalisten. Het Comité Nacional
Català liet zich inspireren door het kleine volkeren-discours van de
Amerikaanse president Wilson en eiste zelfbeschikking voor Catalonië op basis
van het engagement en vergoten bloed van de Catalaanse oorlogsvrijwilligers. Na
de Wapenstilstand richtte Daniel Domingo zich in viertalige brochures tot de
onderhandelaars in Versailles en de Amerikaanse regering om de Catalaanse zaak
te bepleiten. Vanaf 1923 vormden veel van de Catalaanse veteranen die in
Frankrijk waren gebleven een ondersteuningscomité voor het militante
separatistische Estat Català in
Parijs.
|