Weinig Britse auteurs werden zo door hun oorlogsverleden
getekend als oud-officier Robert Graves (1895-1985). Vooral zijn sterke, auto-biografische
Good-bye to all that uit 1927 mag, naar
mijn bescheiden mening, op geen enkele boekenplank van al wie ook maar een
greintje interesse in e Grote Oorlog heeft ontbreken. Velen zijn intussen
vergeten dat Graves ook een begenadigd dichter was, doe toen hij in 1916 met
zijn bundel Over the Brazier
debuteerde, meteen faam verwierf als een van de meest veelbelovende talenten van
zijn generatie.
Vandaag breng ik u een fragment uit zijn indrukwekkende
Recalling War:
Deze kleinere, op een lichtjes aflopend terrein aangelegde
CWG-site ligt aan de Sint Elooiseweg in
Voormezele. Ze dankt haar naam aan een hoeve annex herberg die hier lag en die
op haar beurt haar benaming dankte aan een Londense dubbeldekker die hier volgens
de legende - eind oktober 14 in panne was achtergelaten door de London
Scottish toen ze op weg waren naar Wijtschate voor hun legendarische
tegenaanval in de Halloweennacht.
De eerste gesneuvelden werden hier kort na de
Mijnenslag van 7 juni 17 begraven en de site bleef on gebruik als
begraafplaats tot november 17, waardoor ze als een typische begraafplaats voor
de Derde Slag om Ieper mag worden beschouwd. Er worden 208 gesneuvelden uit de Grote Oorlog
herdacht, waarvan 12 niet geïdentificeerde. Er liggen echter ook 79 Britten
begraven die in de meidagen van 40 waren gevallen bij de verdediging van het
kanaal Ieper-Komen. Ietwat apart van de Bitten liggen er overigens ook nog twee
Franse gesneuvelden uit de Tweede Wereldoorlog begraven.
Voor de heraanleg tekende de bekende CWGC-architect
William Cowlishaw (1869-1957) die in ons land ook verantwoordelijk
was voor onder meer de begraafplaatsen Prowse Point, Grootebeek en Irish House.
Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog kon men op
het grondgebied van de gemeente Poelkapelle een tiental Duitse militaire
begraafplaatsen aantreffen. In de door de Duitsers gehanteerde nummering
bestaan er wel een Poekapelle II, III en IV-begraafplaats maar geen Poelkapelle
I. In sommige bronnen wordt naar Poelkapelle I verwezen als het Ehrenfriedhof nr. 124 Poelkapelle Dorf. Deze foto (klik voor een vergroting) van
begraafplaats Poelkapelle I kon ik een paar weken geleden op een veilingsite
verwerven. Ik kan me natuurlijk vergissen, maar naar alle waarschijnlijkheid is
dit een opname van de begraafplaats Poelkapelle
Dorf. Deze site werd in de lente van 15 naast de dorpsschool opgestart door
de Reserve Sanitäter Kp. 51 om de
slachtoffers van de Tweede Slag bij Ieper te begraven. Centraal staat een
monument dat wellicht het gedenkteken is dat door het XXVI Reservekorps was
gebouwd voor hun gevallen kameraden. Zowel het monument als de begraafplaats
zelf werden in 1917 vrijwel volledig verwoest door artilleriebeschietingen. Na
de oorlog werd deze site heraangelegd, maar in het begin van de jaren 50 werd
de begraafplaats gesloten. 532 Geïdentificeerde gesneuvelden werden ontgraven
en naar Menenwald overgebracht, terwijl 253 niet-geïdentificeerden in het
Kameradengrab in Langemark terechtkwamen.
P.S.: Mocht ik toch fout hebben gegokt en is dit niet Poelkapellle Dorf, aarzel dan niet om me dit te laten weten...!
Net als vorige week, breng ik vandaag een gedicht van
de, naar mijn aanvoelen, te veel in de vergetelheid geraakte Duitse expressionistische
dichter August Stramm (1874-1915):
Ik heb op deze blog al verschillende keren verwezen naar de erg interessante reeks docu's die werden gemaakt door de Britse historicus Dan Snow over de Derde Slag bij Ieper. Ze bieden een beknopte maar desalniettemin erg volledige én degelijke samenvatting van wat wellicht de meest wrede maar ook meest nutteloze gevechten in Flanders Fields zijn geweest tijdens de Grote Oorlog. Vandaag vestig ik graag even uw aandacht op het laatste deel van deze reeks: The Aftermath.... Van harte aanbevolen !
Vandaag in de rubriek Zondag Frontpoëziedag het gedicht Angststurm van August Stramm (1874-1915). Stramm, die in het
burgerleven een hogere postbeambte was, was vanaf 1902 begonnen het publiceren
van gedichten. Aanvankelijk uitgesproken naturalistische in stijl, evolueerde
hij door zijn beknopte en erg directe, klankritimische stijl naar het
expressionisme. Stramm die bij het begin van de oorlog als reserve-officier
gemobiliseerd werd, sneuvelde op 1 september 15 als bataljonskommandant in het
Reserve-Infanterie-Regiment nr. 272 bij de bestorming van Djepnr-Bug-Kanaal bij
het huidige Wit-Russische Horodec.
Op de laatste dag van de Boekenbeurs rondstruinend
vond ik bij de verdeler van de altijd interessante Nederlandse uitgeverij
Aspekt Onsterfelijke Fronten van
Evelyn De Roodt. Ik kende van haar al van haar uitstekende Oorlogsgasten over krijgsgevangenen en
vluchtelingen in Nederland en ooit hebben we samen aan een publicatie over de
Dodendraad gewerkt, maar dit boek uit 2005 was mij onbekend Ik moet toegeven
dat ik het, bij wijze van spreken, in één ruk heb uitgelezen. Ik werk zelf al
geruime tijd aan een studie over Vergangenheitsbewältigung, de manier waarop
de Duitsers omgaan met de geschiedenis in het algemeen en de Eerste
Wereldoorlog in het bijzonder. De Roodts boek waarin acht Duitse schrijvers
gevolgd worden tot in de loopgrachten van de Grote Oorlog ligt in het verlengde
van dergelijke studie. Natuurlijk mochten Ernst Jünger, Erich Maria Remarque en
Walter Flex niet op het appel ontbreken maar het is een goede zaak dat ook mindere
literaire goden als Otto Braun, Carl Zuckmayer en Georg Trakl de revue
passeren. Met een vlot verhalende pen wordt niet alleen stil gestaan bij hun
literaire erfenis maar ook bij hun soms abrupt beëindigde- leven. Het is sowieso al een pluspunt dat er af en toe ook eens wordt stilgestaan bij de Duitse kant van het Grote Oorlogsverhaal. Iets, wat tot op de dag van vandaag, naar mijn aanvoelen, gewoon te weinig gebeurt. En wanneer dit dan op zo'n stevig onderbouwde en gedragen manier gebeurt dan kan het voor mij niet meer stuk. Onsterfelijke Fronten was meer dan vierhonderd
paginas lang genieten en dàt beweer ik heus niet over elk boek
In het centrum van het ietwat slaperige Voormezele ligt de CWGC-begraafplaats Voormezele Enclosures 1 &2. Een site, die zoals de naam al laat vermoeden, wordt gevorm door twee, nu eengemaakte militaire begraafplaatsen. Eén van de eerste gesneuvelden die in Plot II in maart '15 een laatste rustplaats kreeg was de amper 17-jarige kind-soldaat John Dalton. Deze militair uit het Ierse Carrick-on-Suir diende met het stamnummer 4558 bij het 1e Bataljon van het Royal Irish Regiment toen het noodlot hem op 12 maart '15 trof in een loopgracht bij Sint-Elooi. Hij werd twee dagen later begraven in het nabijgelegen Voormezele in graf II A 5. Op deze relatief kleine begraafplaats liggen minstens drie gesneuvelden ie jonger dan achttien waren toen ze in de Vlaamse Velden hun leven lieten. De 17-jarige Donald Ernest Churchyard, een rifleman in het 4e Bataljon van de Rifle Brigade sneuvelde acht dagen na John Dalton. De eveneens 17-jarige Alexander Szize, een soldaat in the King's (Liverpool) Regiment viel op 27 maart '16. Drie jonge levens, die nooit hadden mogen opgeofferd worden...
Precies honderd jaar geleden kozen Vlaamsgezinde
militairen aan het IJzerfront ervoor om in de clandestiniteit te verdwijnen. Ze
waren het kotsbeu om als tweederangsburgers behandeld te worden door een officierenkaste
en een regering die potdoof bleven voor hun gerechtvaardigde eisen. Wanneer ze
opkwamen voor hun fundamentele rechten werd ze Et pour les flamands la même chose toegesnauwd.
En blijkbaar is er tot op de dag vandaag nog niks
veranderd in mijn geboortestad Hoogstraten. Op 11 november, Wapenstilstandsdag,
zijn de Vlaamse gesneuvelden er nog steeds tweederangsburgers. Ondanks het feit
dat ik in het verleden en bij herhaling er bij het stadsbestuur op heb
aangedrongen om conform de wettelijke verplichting, naast de Belgische
driekleur ook de vlag van de Vlaamse gemeenschap te hangen, blijft men dit vertikken.
Ze kunnen het echt niet laten De leeuwenvlag is en blijft niet welkom in
Hoogstraten op 11 november. Het is verdomme bij wet verplicht maar dat zal het
Hoogstraatse college van burgemeester en schepenen worst wezen Het is
hallucinant dat de zelfbenoemde flaminganten die als N-VAers in het Hoogstraatse
stadsbestuur zetelen dit gewoon accepteren De burgemeester is als Vlaams
volksvertegenwoordiger niet vies van haar verloning door de Vlaamse gemeenschap
maar blijkbaar wél van het officiële symbool van deze gemeenschap Of om het op
zn Bels te zeggen: Il faut le faire !
Ter gelegenheid van 11 november - Wapenstilstandsag - publiceert de VVB-nieuwsstek Doorbraak de tekst van mijn referaat van vorige zondag m.b.t. 100 Jaar Vlaanderens Dageraad aan den IJzer. Wil u meer weten over dit ideologische manifest van de Frontbeweging en de historische context waarin het geschreven werd ? U kan de tekst gratis raadplegen op:
Het is vandaag precies drie jaar geleden dat ik om 15.16 u. vanuit een B&B in Kemmel het eerste bericht van deze blog de wereld instuurde. De herdenkingen van 100 Jaar Grote Oorlog waren al een paar maanden aan de gang en ik had heel lang getwijfel of ik een blog - één van de velen - zou opstartten rond dit gebeuren. In de aanloop naar 11 november, terwijl ik voor een boek aan het werk was in het Heuvelland, heb ik dan uiteindelijk de knoop doorgehakt en ik heb er nog geen dag spijt van gehad. Ik geef toe dat het soms verdomd veel werk is, maar ik doe het met de glimlach... Als dank voor m'n trouwe lezers ben ik vandaag bij wijze van verjaardagskadootje in de oude doos gedoken en heb wat kiekjes in mijn archief van mannen van het Marinekorps Flandern gevonden, die ik graag met u deel...
De herdenking deze ochtend naar aanleiding van het verschijnen van het pamflet 'VlaanderensDageraad aan den IJzer', precies 100 jaar geleden was, naar mijn aanvoelen, een schot in de roos. De stemmige locatie 'De Koolputten' in Waasmunster liep in een mum van tijd vol en dat kan de organisatoren, VVB en VOS alleen maar plezier hebben gedaan. Ondanks mijn sterk afgenomen stemvolume en andere keelperikelen wist ik mijn lezing tot het einde vol te houden (oef...!!!) en was er nadien geen woord van kritiek (tweemaal oeffff...!) Doorbraak - hoofdredacteur Pieter Bauwens wist in zijn referaat de in 1917 gesponnen rode draad moeiteloos door te trekken naar het Vlaanderen van 2017. De gedragen bindteksten van Wilfried Haesen en de aangepaste muzikale intermezzo's door De Geuzen maakten het plaatje af. En bovendien was het uitgelezen kans om heel wat ouwe strijdmakkers uit vervlogen tijden weer te zien...Twee sfeerbeelden...
EVEN STILSTAAN BIJ .... NOVA SCOTIA HIGHLANDERS MONUMENT
Precies een eeuw geleden werd met een nooit eerder vertoonden intensiteit verwoed slag
geleverd om Passendale. Het waren de laatste, zware loodjes in een veldslag die al bijna
13 weken aansleepte en die onwaarschijnlijke offers had geëist van alle
strijdende partijen. Eén van de eenheden die het hare had bijgedragen was het
85e Bataljon (Nova Scotia Highlanders) Canadian Infantry. Deze
eenheid was in september 15 opgericht en midden februari 17 aan het front in
Frans-Vlaanderen terechtgekomen waar het in april zich onderscheiden had met de
inname van Hill 145 bij Vimy. Toen het Canadese legerkorps aangeduid werd voor
de laatste fase van de Slag om Passendale waren de Nova Scotia Highlaners van
de partij. Tussen 28 en 31 oktober baande het bataljon, verbeten om elke meter vechtend, zich een weg
naar de top van Passendale Ridge en het aan gort geschoten centrum van
Passendale. Deze actie kostte het bataljon 12 gesneuvelde officieren en 132
gesneuvelde manschappen. Meer dan 300 man werd gewond . Nog voor het Bataljon
in het voorjaar van 19 naar Canada terugkeerde werd op de plaats waar de
mannen in de bloederige herfst van 17 het verst gevorderd waren een bescheiden
monumentje opgericht, dat in 2001 volledig werd gerestaureerd. Het staat ietwat
verloren in het veld naast de Passendalestraat, ter hoogte van de Rozestraat. Breng
er eens een bezoekje wanneer u daar passeert, al was het alleen al om het mooie
panorama over het gebied dat zoveel mensenlevens heeft gekost
HERDENKING 100 JAAR VLAANDERENS DAGERAAD AAN DE IJZER
Aanstaande zondag, 5 november organiseren VOS en de VVB om 10.30 u. in 'De Koolputten' in Waasmunster een herdenking naar aanleiding van het verschijnen van het manifest 'Vlaanderens dageraad aan den IJzer', exact 100 jaar geleden. Eén van de twee gastsprekers is uw dienaar. In mijn referaat zal ik uitgebreid ingaan op de fascinerende ontstaansgeschiedenis van dit basisdocument van de clandestiene Frontbeweging maar ook aandacht besteden aan Rik Borginon en Filip De Pillecyn, de twee auteurs van dit pamflet. Ik zal meteen van de gelegenheid gebruik maken om een nieuw licht te werpen op de mogelijke inspiratiebronnen voor de schrijvers, namelijk de tot nu toe nauwelijks onderzochte piste van de contacten die sommige figuren binnen de Frontbeweging hadden met Wallinganten. Inschrijven kan nog tot en met vandaag op het nr. 03/ 366.18.50 of via E-post secretariaat@vvb.org.
Tegelijk wil ik graag even uw aandacht vestigen op het feit dat ik morgen, zaterdag 4 november, vanaf 14.00u. mijn nieuwste boek 'Vlaanderens Dageraad aan de IJzer - Een kroniek van de Frontbeweging '14/'18' signeer op de Boekenbeurs aan de stand van uitgeverij Egmont.
Morgen geen 'Zondag Frontpoëziedag'. Ik zit namelijk op de Boekenbeurs in Antwerpen om er mijn recente boek 'Verdringen Verleden' te signeren. Tussen 15.00 u. en 16.00 u. kan u mij in zaal 4 op stand 448 (Uitgeverij Polemos) aantreffen waar ik graag met u van gedachten wissel over de tragische geschiedenis van de 16e Ierse Divisie in Vlaanderens velden in de natte en vooral bloederige zomer van 1917.... Warm aanbevolen...
Op de foto een zicht vanaf de achterzijde van New
British Cemetery in Passendale op de flank van de Goudberg. Vandaag precies een
eeuw geleden vocht Ernst Jünger hier om zijn leven. Zijn eenheid, het Hannoverse
Fusilierregiment nr. 73 was op 18 oktober 17 voor de tweede keer in Vlaanderen
aangekomen om ingezet te worden bij de verdediging van Passendale. De eerstedagen hield hij zich vooral onledig
als verbindingsofficier tussen de staf van het regiment en de fronteenheden.
Een periode die de latere auteur naar eigen zeggen vooral doorbrengt met
kaarten, kou lijden en vloeken Op 26 en 27 oktober bevond Jünger zich echter
in het heetst van de strijd wanneer hij samen met zijn kameraad, leutnant
Tebbe, ter hoogte van de Mosselmarkt de visu moest gaan vaststellen of en in
welke mate de Britse troepen al waren doorgebroken bij de Goudberg. Hij
beleefde er een paar hachelijke ogenblikken.
Een uitgebreid citaat uit zijn autobiografische Oorlogsroes
in de uitgave van 2014 van de Arbeiderspers: Al na
een paar stappen lagen we onder gericht infanterievuur vanaf de
tegenoverliggende heuvels en moesten ieder voor zich van krater naar krater
springen om vooruit te komen. Toen we de volgende helling overkwamen, werd het
vuur steeds heviger zodat Tebbe een kraterstelling deed betrekken om de
beschutting van het nachtelijke duister af te wachten. Trekkend aan zijn sigaar
liep hij de sector door en deelde de groepen in. Ik besloot verder naar voren
te gaan inspecteren hoe groot de bres was, maar bleef nog even in Tebbes krater
uitrusten. Als straf voor het vermetele optreden van de compagnie begon de
vijandelijke artillerie al in te schieten op de strook grond. Een projectiel,
dat op de rand van ons toevluchtsoord ontplofte onze kaart en ogen onder de
modder spoot, maande me tot vertrek. Ik nam afscheid van Tebbe en wenste hem
veel geluk in de komende uren. Hij riep me achterna: Lieve God, laat het
avond worden. Morgen wordt het vanzelf.
We liepen
voorzichtig door het voor de vijand zichtbare terrein rond de Paddenbeek,
verborgen ons achter de loofmassas van omgeschoten zwarte populieren en
gebruikten de stammen als brug. Af en toe verdween er iemand tot zijn middel in
de modder en zou zonder de behulpzaam toegestoken geweerkolven van zijn
kameraden zo goed als zeker zijn verdronken. Als richtpunt voor onze mars koos
ik een bunker waar een groep soldaten omheen stond. Voor ons bewoog een
draagbaar met vier soldaten zich in dezelfde richting als wij. Dat een gewonde
naar voren werd gebracht maakte me achterdochtig, dus ik keek door mijn
verrekijker en zag een rij kakikleurige gestalten met platte helmen. Op dat
ogenblik knalden ook de eerste schoten. Omdat we geen dekking konden zoeken
renden we terug. De projectielen sloegen intussen om ons heen in de modder in.
De jacht door het moeras was buitengewoon inspannend, maar toen we, volkomen
buiten adem, ons een ogenblik als schietschijf aan de Engelsen presenteerden,
gaf een salvo brisantgranaten ons op slag weer nieuwe energie. Het had in elk
geval het voordeel dat het ons door zijn walm aan het zicht onttrok. Het onaangenaamste
van deze tocht was het vooruitzicht door een verwonding zonder pardon in een veenlijk
te veranderen. We renden over de kraterkammen voort als op de smalle wanden van
een honingraat. Uit met bloed vermengde waterstroompjes bleek at hier al menigeen
verdwenen was.
Vandaag is het precies een eeuw geleden dat Franse eenheden in het raam van de Derde Slag om Ieper een groot deel van het aan puin geschoten Merkem innamen. Deze operaties luiden het begin in van de laatste fase van de Slag om Passendale. Een verschrikkelijke slag in een verschrikkelijk conflict. Een ooggetuige van deze gruwel was de Franse militair R. Lebrun die een scène beschreef die hij eind oktober '17 bij Passendale had meegemaakt: 'Eén van onze infanteristen zat op de grond, steunend op zijn elleboog en met zijn uniform open. Ik moest bijna overgeven. Zijn ingewanden stroomden uit zijn buik en hij hield zichzelf vast en probeerde al dat vreselijke spul er weer in te duwen. Toe hij me zag zei hij: 'Maak er een eind aan voor me, maat. Schiet me neer. Kom op. Ik wil dat je het doet. Stop dit !'Hij had zelf geen geweer. Toen ik niets deed begon hij te vloeken. Hij vervloekte me en bleef schreeuwen zelfs toen ik was omgedraaid en weggerend. Ik had mijn revolver niet bij me. Mijn hele leven ben ik mij blijven qfvragen wat ik zou hebben gedaan...'
Vandaag uitzonderlijk geen gedicht in de rubriek 'Zondag Frontpoëziedag'. Ik heb het dit weekend net iets te druk gehad met het opstartten van mijn nieuwe blog 'Jongens van bij ons' die zich focust op de meer dan honderd Hoogstraatse oorlogsslachtoffers van de Grote Oorlog. In tweede instantie zullen op deze blog ook alle biografische gegevens van de burgerslachtoffers (vluchtelingen, Dodendraad, dwangarbeiders,...) terug te vinden zijn Alle info op:
Volgens het nauwelijks te ontcijferen opschrift achterop deze foto (klik voor een vergroting ) uit mijn privé-verzameling zou deze opname van een kapot geschoten Duitse militaire begraafplaats op het einde van 1917 in Houthulst zijn gemaakt. Is er iemand die deze opname preciezer kan lokaliseren ? Het graf vooraan is dat van tambour Paul Tobin die op 23 januari '16 gesneuveld is en momenteel rust in Vak A, Graf nr. 6085 in het Deutsche Soldatenfriedhof Langemark.
Tussen eind augustus en eind oktober 1917 overleden niet
minder dan vier militairen uit buurdorp Merksplas. Deze Dodendans werd 18
augustus geopend met het overlijden van Gustaaf van Es. Deze wachtmeester / foerier
in de 23e Batterij van het 2e Regiment Artillerie was op
17 augustus zwaar gewond in de sector Diksmuide bij een beschieting van zijn
batterij. Hij werd met een versplinterde linkervoorarm en scherven in heel het
lichaam naar het operatiekwartier van het militair hospitaal aan de Kruisstraat
in Beveren-aan-de-IJzer gebracht waar hij kort na een chirurgische ingreep
overleed. Hij werd op 21.08.1917 begraven te Beveren-aan-de- IJzer. Na de
oorlog kreeg hij een laatste rustplaats op de militaire begraafplaats van De
Panne, graf K 127. Gustaaf Van Es was
gehuwd met Helena Taveirne. In het begin van 1914 was hij beroepsvrijwilliger geworden en
gedomicilieerd in Leopoldsburg.
Op 31 augustus overleed de 33-jarige Karel Willemsen, een
in Nederland geïnterneerde soldaat van het 5e Linieregiment. Hij was -zoals wel vaker gebeurde met
grensbewoners - als geïnterneerde militair in Tilburg tewerkgesteld en bezweek
aan een ziekte in het hospitaal van Tilburg. Hij werd op 03.09.1917 om 09.30
u.begraven op de katholieke
begraafplaats te Tilburg. In de jaren 60 herbegraven in het Belgische militaire
ereperk bij het Belgenmonument in Harderwijk, blok B, rij 4 graf nr. 1. Karel
Willemsen was gehuwd met Maria Elisabeth Clijmans.
Op 16 oktober stierf Emiel Jan Dufraing, eerste opperwachtmeester
bij de Belgische Kustartillerie. Deze gewezen kanonnier van de artillerie
van de Versterkte Plaats Antwerpen overleed in het Belgisch militair hospitaal
in het Bretoense Saint Lunaire aan tuberculeuze meningitis. Hij werd
oorspronkelijk ter plaatse begraven, maar na de oorlog gerepatrieerd naar
Beerse, waar hij in 1914 gedomicilieerd was.
De laatste gesneuvelde in deze rij was de 23-jarige
Pieter Seuntjens. Deze soldaat in het 16e Linieregiment werd op
18.10.1917 ernstig gewond (aangezichtswonde, open linkerbeenbreuk en een
revolverkogel in de rechterpols) voor Diksmuide, wellicht in de sector
Kaaskerke. Hij stierf drie dagen later in het militair hospitaal l Océan in Vinkem. Hij werd op 23.10.1917
op de BMB van Oeren begraven in graf nr. 270.
Pieter Seuntjens woonde bij het uitbreken van de oorlog
in Turnhout.