Zoals
ik al op 22 maart schreef is het deze week precies honderd jaar geleden dat de
broers Edward en Frans Van Raemdonck, oorlogsvrijwilligers uit Temse én
IJzersymbolen sneuvelden. Frans (°1897) schreef af en toe gedichten, een
gewoonte waarmee hij was begonnen nadat hij in juni 15 zwaar gewond werd en
langere tijd in hospitalen in De Panne en Calais moest verblijven. Ondanks het
feit dat een aantal van deze gedichten méér dan leesbaar zijn ontbreken ze tot
op de dag vandaag in eender welke bloemlezing van frontpoëzie, en dat kan ik
alleen maar betreuren. Vandaag breng ik u een gedicht zonder titel dat ik
plukte uit een verbitterde brief die hij op 13 januari 17 naar zijn neef Clem De
Landtsheer stuurde:
Precies een eeuw geleden, in het begin van april 1917 publiceerde
aalmoezenier Paul Vandermeulen een beschouwend artikel over de oprichting van
de activistische Raad van Vlaanderen in het frontblad Limburgsch Studentenblaadje. Niet alleen sprak er begrip uit voor
het activisme en de idee van de bestuurlijke scheiding, maar de jonge
aalmoezenier die onlangs benoemd was tot adjunct van hoofdaalmoezenier Marinis
- ging nog verder door de Belgische staat te beschuldigen aan de bron te liggen
van het activisme. Dat de Vlamingen ertoe gebracht werden het heil voor hun
volk te zoeken bij de vijand was de
schuld van het onvaderlandse regime dat sinds 1830 in België bestond en bleef
bestaan ondanks die ontelbare Vlaamse jongens die al voor de vrijheid
gesneuveld waren. Hij eindigde ongemeen scherp door te verwijzen naar de
groeiende verbittering bij veel soldaten, ook gewone volksjongens, die als Vlamingen
overal achtergesteld werden: Zij dreigen
rijp te worden voor revolutie ( ) Wanneer er omwenteling komt, gelijk nu in
Rusland, dan valt de schuld daarvan niet terug op die verbitterden die het
onrecht niet langer verkroppen kunnen, doch op de verdrukkers.
Het duurde niet lang voor er een reactie kwam op Vandermeulens artikel.
Op 26 april wees kapitein - commandant Mage, de chef van de Surêté Militaire, regeringsleider de
Broqueville op het gevaarlijke en subversieve karakter van dit artikel en
stelde voor om Vandermeulen in verdenking te stellen en te vervolgen op basis
van de strafwetgeving.Uiteindelijk werd hij gedegradeerd tot brancardier en in augustus 17 op verzoek van de Surêté Militaire voor drie maanden naar
het strafeiland Cézembre verbannen. Na het uitzitten van deze straf -die hij
grotendeels in afzondering moest doorbrengen- moest Vandermeulen tot augustus 1919 in een
aantal Franse militaire hospitalen werken. De
vervolging van deze populaire aalmoezenier veroorzaakte heel wat ophef aan het
front en heeft wellicht de versnelde radicalisering van de flaminganten in het leger in de
hand gewerkt. Zoals de meeste Vlaamsgezinden aan het front was Vandermeulen nochtans een voorbeeldig militair.
Hij was al op 31 augustus 15 omwille van dapperheid onderscheiden met de Russische
medaille van St. Joris 1e Klasse. Op 18 februari 16 had hijwegens getoonde moed een Palm bijzijn eerder uitgereikte Oorlogskruis
verworven. Zijn énige misdaad was zijn Vlaamse keikoppigheid
Het voorjaar van 1917 werd getekend door oorlogsmoeheid en onrust bij zowat alle strijdende partijen. In Rusland hadden de bolsjevisten de Februari-revolte op gang gebracht die zou leiden tot de desintegratie van het tsarenrijk. In de lente werd het Franse leger bijna verlamd door een reeks van openlijke muiterijen. En ook aan het IJzerfront roerde er wat. Op 11 juli 1917 verspreidde de Frontbeweging haar eerste 'Open Brief aan de koning'. Met dit ophefmakende pamflet wilden de Vlaamsgezinde intellectuelen aan het front de koning als opperbevelhebber van het leger, op de hoogte brengen van de klachten over de militaire leiding, de Vlaamsvijandige pers en de regering. Dit pamflet kreeg een bijna iconische status binnen wat men later de 'ontstaansmythe van het Vlaams-nationalisme' zou gaan noemen. V.O.S. en Aan de IJzer organiseren op zaterdag 29 april om 10.30 u. in 'De Schelp' van het Vlaams Parlement een symposium dat integraal gewijd is aan de Frontbrieven en hun betekenis. Eminente sprekers zoals Luc Vandeweyer, Frans-Jos Verdoodt en Raf Praet zullen tekst en duiding geven bij het belang van deze teksten.
Tegelijkertijd wordt ook een nieuwe tekstuitgave van de Frontbrieven voorgesteld. Deze publicatie beperkt zich niet tot de klassieke brieven maar streeft volledigheid na, met opname van - en it is toch wel érg belangrijk - tot op heden onuitgegeven bronteksten. Bovendien worden de teksten aangevuld met omkaderende bijdragen van Guy Leemans, drs. Raf Praet, dr. Frank Seberechts, dr. Luc Vandeweyer, Romain Vanlandschoot, prof. dr. Jan Velaers en prof. em. dr. Frans-Jos Verdoodt. Deze publicatie wordt op het symposium aan het grote publiek voorgesteld. Er wordt ook stilgestaan bij de betekenis van de Open Frontbrieven anno 2017.
Inschrijven voor dit symposium is verplicht: Dit moet voor 18 april gebeuren en kan op het telefoonnummer 03/213.35.85
Vandaag het gedicht In Memoriam van Franz De Backer (1891-1961). Deze latere filoloog
en hoogleraar had zich in 1914 als oorlogsvrijwilliger aangemeld en werd aangesteld tot
officier bij de karabiniers. Hij werd tweemaal gewond aan het front en op de
legerdagorders vermeld voor zijn moed en
opofferingsgeest. Zijn meest bekende werk was zonder twijfel de sterk
autobiografische oorlogsnovelle Longinus
die in 1934 van de persen rolde en die een indrukwekkende aanklacht tegen de
oorlogsgruwel was.
EEN PAAR KANTTEKENINGEN BIJ DE VAN RAEMDONCK-HERDENKING
In
de nacht van 25 op 26 maart zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de
broers Edward en Frans Van Raemdonck sneuvelden tijdens een raid op de Duitse
Stampkot-stelling bij Zuidschote. Deze uitgesproken Vlaamsgezinde
oorlogsvrijwilligers uit Temse dienden als onderofficieren bij het 24e
Linieregiment. Wellicht was Frans tijdens de aanval gewond geraakt en wou de
Waalse korporaal Amé Fiévez hem helpen maar werden ze beiden gedood door een
inslaande granaat. Edward, die tegen de wil van zijn pelotonscommandant terug
naar de aanvalszone was getrokken om zijn broer te zoeken werd vlakbij de twee
lijken neergemaaid door een machinegeweersalvo. Door de mythische beeldvorming
dat beide broeders dood in elkaars armen
waren gevonden, groeiden ze uit tot het symbool van de offerende broederliefde.
Geheel
terecht zal het sneuvelen van de Van Raemdoncks én van Fiévez op 25 maart om
10.00 u. herdacht worden door de VZW Aan de IJzer en het Verbond V.O.S. in de
IJzertoren. Maar toch begonnen mijn tenen te krullen bij het lezen van de
uitnodiging. Lees zelf maar even mee : De symboolwaarde is niet enkel twee broers
die voor elkaar opkwamen, maar wel de slachtoffers bij twee broederevolken die
al een geschiedenis van ettelijke eeuwen delen. Vandaar dat wij van deze
herdenking ook een gezamenlijke herdenking willen maken, wars van politieke en
nationalistische heldenverering. De vijand van de piot was niet de Waalse
soldaat maar wél de Franstalige bourgeoisie.Dit
laatste klopt natuurlijk en werd ook door de meest radicale Vlaamsgezinden aan
het front, die elkaar in de Frontbeweging hadden getroffen, onderkend. In het
begin van december 17 onderhandelde Raymond Colleye van het Wallingantische en
federalistische LOpinion Wallonne in
het grootste geheim met een hiervoor door de Frontbeweging gemandateerde Hendrik
Borginon over een Entente
Flamando-Wallonne. Ze bereikten een akkoord op basis van vier
gemeenschappelijke actiepunten: 1.) de vernederlandsing van de universiteit van
Gent. 2.) rekrutering voor het leger op regionale basis. 3.) een
staatshervorming op federalistische basis. 4.) respect voor het
zelfbeschikkingsrecht der kleine volkeren. Een van de gevolgen van deze
overeenkomst was dat de Frontbeweging een forum kreeg in LOpinion Wallonne en Colleye kon publiceren in het door de
Frontbeweging gecontroleerde Ons
Vaderland. Toen de Belgische regering hoogte kreeg van deze, in haar ogen
wel érg onverwachte, samenwerking zorgde dit meteen voor enige onrust op
diverse kabinetten...
Wat
mij aan de tekst stoorde is wat ik tussen de regels meende te lezen, namelijk
een politiek-correcte, anti-nationalistische visie op het tragische verhaal van
de Van Raemdoncks. En dat kan natuurlijk niet. De vijand van de Van Raemdoncks
was niet alleen de Franstalige bourgeois maar ook de anti-Vlaamse legertop,
inclusief de opperbevelhebber Albert I én de Belgische regering, kortom de
Belgische staat. Diezelfde staat waarvoor de broers zich in augustus 14 enthousiast
als oorlogsvrijwilligers hadden gemeld. Toen ze eenmaal met de ellende van het
frontbestaan, de discriminatie en vernederingen werden geconfronteerd bekoelde
deze liefde al snel, vooral dan bij de gevoelige Frans Van Raemdonck. In
december 15 schreef hij al aan zijn neef Clem De Landtsheer: Ik ben binnen gekomen om Vlaanderen te
bevrijden en Vlaanderen te helpen redden ! Wat scheelt mij de regeering. Ik
vecht niet voor haar ! Ik kamp voor mijn Temsche, om mijn Temsche eerst en
vooral te verlossen en eens de grond van Vlaanderen vrij, dan is mijn plicht
gedaan: en dan strijd ik en neem ik het zwaard van het Recht om tegen
verbastering, verfransching en onvruchtbaarheid te kampen. Een dubbele plicht
moet volbracht: Voor Land en Recht !!! Op 23 september 1916, opnieuw in
een brief aan zijn neef Clem De Landtsheer, schreef Frans Van Raemdonck zijn
politieke testament neer dat hij kernachtig en vooral duidelijk formuleerde: En als ik val, dan eerst voor Vlaanderen, en
voor België daarachter ! Dit waren niet de woorden van een gevoelige
dichtersziel die droomde van universele broederschap maar van een gefrustreerde
en daarom geradicaliseerde jongeman die in de bloedgrachten van de IJzer
droomde van een vaderland dat het zijne wél kon zijn Zoals
hij trouwens ook duidelijk liet merken toen hij in november 16 het volgende
vanuit het opleidingskamp waar hij een cursus voor onderofficier volgde, verstuurde:
Men heeft ons hier verboden iets over
Vlaamsche beweging te reppen. Is het niet wraakroepend. Ze willen ons helemaal
dood zeker. Doch t zal niet lukken ons een slot op den mond te zetten. Een
hond verbiedt men te blaffen, maar een mensch niet... Het zou van weinig
respect getuigen om deze nalatenschap te herinterpreteren. De herinnering aan
de broers Van Raemdonck heeft geen behoefte aan politiek-correcte recuperatie,
laat staan aan historisch revisionisme. Misschien
kunnen de initiatiefnemers nog even het bidprentje herlezen dat werd uitgedeeld
in de herdenkingsmis die nog tijdens de bezetting in Temse werd gehouden voor
de broers. Daar stond het volgende te lezen: Ze sneuvelden beiden in den nacht van 25-26 maart 1917, op het veld van
eer aan den Yzer, voor VLAANDEREN hun VADERLAND.
O
ja, en nog een laatste opmerking: Ik begrijp niet waarom op de tweetalige
uitnodiging ook de foto van een door een Belgische schildwacht neergeschoten
Renaat De Rudder prijkt naast de portretfotos van Frans en Edward Van
Raemdonck en niet Fiévez
Daar is de Lente, daar is de Zon.... Voor velen een reden om terug de fiets van stal te halen. Mocht u van plan zijn om de Frontzate, het fietspad dat een deel van de historische verdedigingslijn langs het IJzerfront volgt, af te rijden dan even dit: Het tracé op het grondgebied van Diksmuide, tussen de IJzerdijk en de aansluiting met de Kaaskerkestraat ter hoogte van een bekend grootwarenhuis gaat voor twee maanden dicht. Op dit stuk van het tracé zal namelijk een archeologisch onderzoek plaatsvinden dat past in de aanleg van de zuidwestelijke omleidingsweg. Hetzelfde onderzoek, waardoor de laatste maanden niet alleen heel wat relicten, maar ook stoffelijke resten van gesneuvelden uit de Grote Oorlog konden geborgen worden. Als alles volgens planning verloopt is dit stuk van de Frontzate terug berijdbaar vanaf zaterdag 27 mei.
Vandaag een gedicht van de hand van Carel Steven Adama Scheltema (1877-1924). Een kunsthandelaar van Friese origine die essayist en dichter werd. Vandaag de dag is hij vooral nog bekend door zijn natuurgedichten maar Adama Scheltema was ook een politiek dichter die met zijn geëngageerde werk de sociaal-democratische SDAP steunde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schreef hij een aantal beklijvende pacifistische gedichten waarvan het volgende 'Aan die komen' er één van was. Het werd voor het eerst gepubliceerd in de bundel 'Zingende stemmen' die in 1916 bij Brusse in Rotterdam van de pers rolde.
Aan die komen
Gedenkt, gij kinderen van vrede, Bloemen aan den boom van geluk, Gedenkt het vreeslijk verleden, Gedenkt die de aarde voor u kneedden Als de wortelen van uw geluk!
Gedenkt, gij lachenden, levensblijden, Het geluid op aarde van den schrik En luistert aan den afgrond der tijden Naar den kreet van die uw ziel bereidden - Als naar de echo van een snik.
Gedenkt, gij gezegenden en gezonden, Hen die vielen voor uw blijde eeuw - Zie hun gelaat en wilde wonden, Zie het zwarte gat hunner monden, Nog open voor een laatsten schreeuw!
Gedenkt gij de smeekende oogen En al de stamelende pijn Van die, verbrijzeld en bloedovertogen, Langzaam den donkeren dood inzogen - Gedenkt gij die uw verlossers zijn!
Gedenkt gij den dreun van hun schreden, Tast terug in den donkeren vloed Van die de' ijzeren strijd voor u streden, Tast terug in het zinkend verleden - Dat uw hand nog drupt van hun bloed!
Gedenkt die, wat zij deden en zagen Nimmer meer wischten uit hun geest, Die door al hun gruwlijke dagen Aller gruwelen bleven dragen - Gedenkt de gewonden van geest!
Gedenkt ons, die allen vochten, Gedenkt ons aller bitteren strijd, Gedenkt ons, die den weg voor u zochten, Gedenkt ons, die nog niet vinden mochten - Gedenkt, gedenkt onzen blinden tijd!
Tijdens de Franse bezetting, omstreeks 1800, trok Frans Vereecke op het Izegemse gehucht de Abele een windmolen met bijhorende molenaarsoning op. Deze 'Abelemolen', een houten staakmolen, brandde in 1884 tot op de grond af. Charles - what's in aname ?- Demeulenaere liet kort daarna op dezelfde plek een stenen stellingmolen bouwen. Het was deze molen die tijdens de bevrijdingsgevechten in oktober 1918 het mikpunt werd voor de Belgische artillerie. Deze foto die wellicht kort na de bevrijding werd gemaakt door Franse militairen toont de grote schade die deze stenen reus had opgelopen. Camiel Vanneste, de toenmalige eigenaar zag een heropbouw niet meer zitten en verkocht de ruïne. In 1920 werd, na de afbraak op deze site een mechanische maalderij opgericht.
Deze kleine CWGC - begraafplaats ligt in het Frans-Vlaamse Mazingarbe in de buurt van Loos. Er worden op deze site 118 gesneuvelden uit het Britse Gemenebest en 12 Fransen herdacht. Het waren overigens Franse troepen die hier, bij de nabijgelegen steenkoolmijn, in het voorjaar van 1915 de eerste gesneuvelden begroeven. Onder de Britten die hier een laatste rustplaats kregen was de 24-jarige tweede luitenant William Alfred 'Podge' Brooke, een jongere broer van de bekende Britse oorlogsdichter Rupert Brooke. Willam Alfred Brooke was een oud-student geschiedenis van de universiteit van Cambridge. Hij had een aanstelling gekregen in het 8e Bataljon van het London Regiment (Post Office Rifles) en was op 25 mei '15 aan het front beland. Nog geen drie weken later, op 14 juni om precies te zijn, sneuvelde hij bij La Rutoire Farm. Zijn broer Rupert was een paar weken eerder, onderweg naar Gallipoli, op een Frans hospitaalschip bezweken aan bloedvergiftiging.
Vandaag werd de kaap van 150.000 'hits' op deze blog overschreden. Hier past dan ook een welgemeende merci aan al mijn lezers want 150.000 hits, die moet je verdienen, dag na dag om een bekende reclameslogan te parafraseren. Het succes van deze blog bewijst dat we goed bezig zijn en ik ben er zeker van dat wij u ook de volgende weken en maanden niet zullen teleurstellen. Alvast bedankt en als kadootje een paar exclusieve foto's uit mijn privé-verzameling. Deze foto's werden in het voorjaar van 1917 gemaakt door een onderofficier van het Duitse Matrosen Regiment nr. 4 in de duinen bij Lombartsijde, bij de Bamburg -stelling en bij de Rattevalle. Het MR nr. 4 was in november '14 in Kiel geformeerd en bleef gedurende heel de duur van de oorlog aan zet aan onze kust en bij de IJzermonding...
Ik heb op deze blog al verschillende keren aandacht besteed aan het werk van Wilfred Owen. Vandaag breng ik zijn korte maar er beklijvende 'The Young Soldier'
It is not death Without hereafter To one in dearth Of life and its laughter,
Nor the sweet murder Dealt slow and even Unto the martyr Smiling at heaven:
It is the smile Faint as a (waning) myth, Faint, and exceeding small On a boy's murdered mouth.
In mijn blog van 22 februari stond ik al even stil bij de grote en erg interessante CWGC-begraafplaats in het Frans - Vlaamse Bailleul of Belle. Tijdens mijn laatste bezoek vond ik er het graf van Oscar Petrus Delodder. Hij was op 8 oktober 1896 in Uitkerke -nu een deelgemeente van Blankenberge - geboren in het gezin van Leopold Boddin en Marie Delodder. Kort voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog emigreerde Oscar Petrus Delodder naar Canada. In 1915 nam hij in Winnipeg, de hoofdstad van Manitoba dienst als vrijwilliger in het Canadese leger. Het beroep dat Delodder bij zijn rekrutering opgaf was chauffeur en bijgevolg werd hij ingedeeld als driver bij het Canadian Army Service Corps. In de herfst van 1915 belandde hij met zijn eenheid aan het front bij Ieper. Ik heb niet kunnen nagaan wat zijn precieze doodsoorzaak was, maar het staat vast dat hij op 22 december 1915 overleed en werd begraven op Bailleul Cemetery Extension in graf I D 152. In de loop der jaren heb ik de gegevens van meer dan twintig Vlamingen gevonden die tijdens de Eerste Wereldoorlog in de rangen van de Canadese strijdkrachten zijn omgekomen. Oscar Petrus Delodder was één van hen...
Gisteren was het precies honderd jaar geleden dat het Imperial War Museum werd opgericht. Deze instelling voorstellen staat in kringen van Grote Oorlog-adepten gelijk aan het intrappen van een open deur. Terwijl de Eerste Wereldoorlog nog volop aan de gang was, besliste het Britse oorlogskabinet in te gaan op de vraag van Sir Alfred Mond, parlementslid en industrieel om een instelling in het leven te roepen die het aan de gang zijnde conflict wetenschappelijk onderbouwd diende te documenteren. Mond, die later een beduidende rol speelde in de commissie die Edward Lutyens aanduidde om de Cenotaph in Londen te ontwerpen, werd in 1920 de voorzitter van de beheerraad van het nieuwe museum. Hij kon rekenen op Sir William Martin Conway, M.P. als eerste directeur en majoor Charles John ffoulkes als eerste curator om dit ambitieuze project in goede banen te leiden. Hin initiatief leidde tot wat het IWM vandaag is, namelijk naar alle waarschijnlijkheid het meest interessante militaire museum ter wereld waar - en dat kan ik niet genoeg herhalen - een ware schat aan materiaal m.b.t. de Eerste Wereldoorlog in Flanders Fields onderdak heeft gekregen.... Voor de Eeuweling: Hipperdepiep... !
In het verleden heb ik op deze blog al herhaaldelijk gewezen op het werk van Daan Boens (1893-1977). Vandaag breng ik 'Trein met gewonden' uit zijn eerste naoorlogse dichtbundel 'De Verrijzenis' (1920)
Trein met
Gewonden
Ginds in de verte rolt het
vuur, en hier - hier wacht de trein,
en wagens, motor-karren
komen ronkend aangereden,
een roode kruis erop -
erin: menschen schier af van pijn.
Geloop van mannen,
streng-bevelen en wat doods-gebeden,
en bloed en bloed en bloed
is alles wat men hoort of ziet!
Gekwetsten, honderden
en duizenden, aan 't hoofd, aan 't been,
of in den buik, de borst, -
't wordt alles vluchtig opgeladen
en voort - verdwijnt de
trein met wreed gekreun en flauw geween
van menschen, die nu
sterven, en daareven forsig traden
langsheen hun loopgraaf, in
de ballen, in het vuur - te niet.
Zoo gaat de trein, met 't
schoone, roode kruis er op,
en koel vermoorde menschen,
die zelfs geen verdriet
of hoop meer hebben, wijl
het bloed standvastig, drop bij drop,
hen uit de wonden druipt,
en niets dan bloed men ziet,
en niets dan bloed men
ruikt, en ginder ver 't
kanon zijn bommen stuikt,
Op 5 januari 1917 overleed in Houtem
luitenant-generaal Felix Maximiliaan Wielemans, de stafchef van het Belgisch
leger. Een aantal Vlaamsgezinde initiatieven aan het IJzerfront zoals De Belgische Standaard als het S.K.V.H.
konden op de sympathie van deze Gentenaar rekenen, wat zeker niet kon beweerd
worden van zijn opvolger, de Waalse luitenant-generaal Louis Ruquoy. Hij stond
bekend als een erg invloedrijke adviseur van de koning en een uitgesproken
francofiel aan wie de uitspraak was toegeschreven: Celui qui fait à ce mouvement linguistique, je le briserai. Hij
voegde vrijwel meteen de daad bij het woord door op 11 februari met een legerdagorder
alle verenigingen binnen het leger te verbieden. Dit verbod, waarbij
overduidelijk de studiekringen werden geviseerd, zou leiden naar een escalatie
van de communautaire spanningen aan het front want ze werkte ontegensprekelijk
de radicalisering in de hand. Een aantal studiekringen en bonden - vooral in de
IVe Legerdivisie - weigerden zich bij dit formele verbod neer te
leggen en besloten verder clandestien, achter gesloten deuren te blijven
vergaderen.
In Izenberge vond op 1 maart 1917 in het grootste
geheim een vergadering plaats waar enkele tientallen afgevaardigden van
verschillende divisies onder het voorzitterschap van Adiel Debeuckelaere beraadslaagden
over hoe het, na Rucquoys formele verbod op organisaties aan het front, verder
moest. Deze samenkomst mag men gerust als de start van de Frontbeweging
beschouwen. Er werd beslist ondergronds te gaan met de Vlaamsgezinde werking. Deze
keuze voor de clandestiniteit hield een aantal gevaren in waar de politiek
onervaren leiding in de loop van de volgende jaren mee zou worden
geconfronteerd: ontsporingen van onvoldoende omkaderde militanten, pogingen tot
accapareren van de beweging voor andere doeleinden, een gebrek aan politiek
inzicht én overmoed van de jeugdige leidende figuren en een toenemende, soms
ondoordachte radicalisering als gevolg van de pogingen om het ongeduld van de
militanten te kanaliseren
Eén van de minst bekende Belgische militaire ereperken uit de Eerste Wereldoorlog is terug te vinden op de begraafplaats van het Oostvlaamse Zomergem. Oorspronkelijk lagen er in deze gemeente in het Meetjesland bijna tweehonderd gesneuvelde Belgische militairen begraven maar nu resteren er nog honderd en acht, waaroner elf die niet konden geïdentificeerd worden. Dertien van deze gesneuvelden kwamen om in 1914, de rest sneuvelde tijdens de laatste fase van het bevrijdingsoffensief. Tussen 20 oktober en 2 november 1918 werd er zwaar gevochten aan het Schipdonkkanaal - het afleidingskanaal van de Leie - waar de Duitsers hun Hermann-Stellung betrokken en waarbij vooral Ronsele en Zomergem werden getroffen. Het merendeel van de militairen die vandaag de dag in Zomergem liggen kwamen om in deze periode. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam dit gebied overigens opnieuw in de vuurlijn terecht en verschillende van de militaire standaardzerken op deze site dragen nog de sporen van granaatscherven en kogelinslagen, de stille getuigen van de strijd in mei 1940....
Harry Lucas, een soldaat in het 7e Bataljon van het King's Shropshire Light Infantry regiment werd op 3 januari 1916 gedood in een loopgracht bij St. Elooi ten zuiden van Ieper. Hij was een zoon van Charles Lucas en Charlotte Barnett en woonde op het ogenblik dat hij in dienst ging bij zijn moeder in Church Strefton. Hij was net 17 jaar oud geworden toen hij sneuvelde. Zijn Bataljon betrok die dag de loopgrachten Ub23 tot U 28 in deze, als behoorlijk gevaarlijk bekend staande sector. Scherpschutters van zijn eenheid hadden zich die dag onledig gehouden met het afknallen van Duitsers en blijkbaar met succes, want uit de gevechtsverslagen bleek dat 1 Duitse officier en 3 manschappen waren neergeschoten. Deze activiteit lokte natuurlijk tegenvuur uit van de overkant en nog voor de avond waren twee officieren van het King's Shropshire Light Infantry regiment gewond en vijf manschappen, waaronder Harry Lucas, gedood door Duitse scherpschutters. Harry Lucas had zich in het begin van september '14 als vrijwilliger aangemeld voor de militaire dienst. Op 28 september 1915 vertrok hij met een troepenschip naar Le Havre en kwam hij, een paar dagen later aan het front terecht. Toeval of niet maar de vier andere mannen uit zijn eenheid die op 3 januari '16 samen met hem werden gedood waren met hetzelfde transport aan het front beland. Ze werden alle vijf op Dickebusch New Military Cemetery begraven. Harry Lucas in graf C 30, de 21-jarige Walter Widdop in C 9, de 19-jarige sergeant Ralp Watkins in C 24, de 24-jarige Josep Ainsley in C 27 en de 21-jarige sergeant Parcy Hubert Hyde in D 23.
Heute ist ein Sonnentag;
Morgen lastet grauer Schatten,
Und die Träume, die wir gestern hatten,
Endet leicht, wie leicht ein Schlag.
Aus dem knospengrünen Strauch
Geht ein wundersames Lied
Wie ein süßes Künden;
Tief im Herzensgrunde auch
Ist von neuem aufgeblüht
Trost und Überwinden.
Aber drüben, blutig rot,
Steigt es hinter schwarzer Wand
Auf wie hartes Höhnen;
Naht der Frühling ? Naht der Tod? Zieht durchs weite, wunde Land
Bald ein Liebestönen?
Heute ist ein Sonnentag;
Morgen lastet grauer Schatten,
Und die Träume, die wir gestern hatten,
Endet leicht, wie leicht ein Schlag.
Im Feld, Februar 1916 | Gottfried Buchmann
[Veröffentlicht in der Zeitschrift Hessenland, 30. Jahrgang, Nr. 3, Erster
Februar-Heft 1916, S. 45]
Ik weet nauwelijks iets over de dichter van deze week. Gottfried Buchmann was luitenant en compagnieführer en heeft deelgenomen aan de 'Flandernslacht' in 1917. Hij publiceerde tijdens de oorlog een tiental gedichten in het tijdschrift 'Hessenland' waarvan het bovenstaande 'Im Graben' een van de beste was.
OVER DE SCHREVE - CIMETIERIE TCHECOSLOVAQUE LA TARGETTE
Het is onwaarschijnlijk op hoeveel kleine en grote vergeten verhalen uit de Grote Oorlog je botst tijdens een rondrit door Frans-Vlaanderen. Neem nu bijvoorbeeld het verhaal van het Tsjecho-slovaakse militaire ereperk aan de Route Departementale nr. 937 in La Targette, tussen Souchez en Neuville Saint Vaast. De Tsjechen en Slovaken maakten in 1914 deel uit van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie en heel wat politieke bannelingen die in Frankrijk verbleven zagen in het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een kans om zich los te weken van het Oostenrijke juk. Eind augustus '14 hadden ze al een compagnie van 300 vrijwilligers samengesteld die werd opgenomen in het 2ième Régiment de Marche van het Franse Vreemdelingenlegioen. Deze oorlogsvrijwilligers werden in mei '15 bij La Targette ingezet en leden er 80 % verliezen... Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze plaats in 1925 werd uitgekozen als locatie voor een Tsjecho-slovaaks gedenkteken. Toen Frankrijk zich net als de andere geallieerde landen in 1917 achter de Tsjecho-slovaakse onafhankelijkheidsstrijd schaarde, creëerde men zelfs een volwaardige Brigade oorlogsvrijwilligers. Een kleine 9.600 Tsjecho-slovaken zouden tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst doen in het Franse leger. 630 van hen sneuvelden. Zeventig van deze oorlogsvrijwilligers - die opvallend vaak onder een alias dienst hadden genomen - kregen bij La Targette een laatste rustplaats, maar op deze site liggen ook 136 oorlogsvrijwilligers begraven die tijdens de Tweede Wereldoorlog om het leven kwamen. Niet alle zeventig graven uit WO I bevatten echter stoffelijke resten want symbolisch worden hier ook 23 vrijwilligers herdacht die bij de aanval op 9 mei '15 in deze omgeving vermist raakten.. Aan de overzijde van deze site staat een gedenkteken voor de Poolse oorlogsvrijwilligers die in '14-'18 in het Franse leger dienden, maar daarover leest u later meer op deze blog.
Het leven van familieleden van schrijvers loopt niet altijd over rozen... Ik leg momenteel de laatste hand aan een boek over de inzet van de 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderens velden. De laatste drie dagen ben ik onder meer op zoek gegaan naar de sporen die deze fascinerende eenheid achter liet bij de eerste inzet in de omgeving van het Frans-Vlaamse Loos en bij Hulluch. Ondanks de ijzige temperaturen, een onbarmhartige, al even ijzige stuifregen, snijdende wind én het vaak naar krankzinnigheid afglijdende rijgedrag van Franse chauffeurs wisten m'n metgezellen toch nog een glimlach tevoorschijn te toveren. Slechts één woord: respect !