Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
24-10-2017
De trommel van Bárány (1).
Dit is het
verhaal van een jong knaapje dat héél veel hield van zijn opa. Het verhaal speelt
zich af rond het eind van de negentiende eeuw in een ver land dat toen Oostenrijk-Hongarije
heette. De bollebozen onder jullie zullen zoiets al verwacht hebben, vanwege de
accentjes op de as van zijn naam. Bárány moet een jaar of zeven geweest zijn
en hij zat in het tweede leerjaar. Vader en moeder hadden drukke bezigheden en
zo kwam het dat Bárány in de week logeerde bij zijn opa en oma. Oma Zsófia was
ziekelijk en opa András zorgde goed voor haar. Opa kookte voor haar en voor
Bárány en hij deed ook de was en nog zoveel meer. Iedere ochtend om zeven uur
maakte hij zijn kleinzoon wakker en hij maakte voor hem een versterkend ontbijt
klaar en altijd liep hij een eindje mee naar school, tenzij die ene keer toen
hijzelf zwaar verkouden was. En iedere dag, na het avondmaal en als Bárány
klaar was met zijn huiswerk, trakteerde opa hem op een verhaal over waargebeurde heldendaden en fratsen uit
zijn eigen jeugd en over oma die ooit het mooiste meisje van het dorp was geweest.
De jongen hing aan opas lippen en s nachts sliep hij met een gelukzalige
glimlach om de mond. Niets liet vermoeden dat er aan Báránys gelukkig leven
ooit een einde zou kunnen komen. Kon men zich iets mooiers indenken dan te
mogen snuisteren op opas zolder? Wat een weelde! Gezelschapsspelen, oude legerkostuums,
opgezette vogels, allerlei gekke hoofddeksels, prentenboeken, waar geen mens
ooit op uitgekeken kon raken, dozen met tinnen soldaatjes en bovenal, op de
hoge kast, waar Bárány niet bijkon, ook niet als hij op een stoel ging staan:
een trommel. Zo n mooie had hij nog nooit eerder gezien. De trommelstokken
lagen ernaast. Hij had het er al eens over gehad met opa, hoe hij ernaar
verlangde om op die trommel te mogen tokkelen. En opa had geantwoord: als jij
die trommel wil kan je hem van mij krijgen op voorwaarde dat je goed je best
doet op school en als je dit jaar de eerste van de klas bent krijg je hem al
meteen. Báránys hartje popelde. Hij beloofde razend goed zijn best te zullen
doen. En dat deed hij. En toen de proefwerken voor de deur stonden voelde hij
er zich helemaal klaar voor. Hij en niemand anders zou de eerste van de klas
zijn. De trommel lag in zijn bereik.
En toen, op
een dag, de proefwerken waren net niet begonnen, stond zijn vader aan de schoolpoort.
Opa was plots overleden! Liever was de hemel ingestort
s
Anderendaags reeds gebeurde er van alles. Oma werd naar een rusthuis gebracht,
waar ze zo zei men goed zou verzorgd worden. Met een grote wagen was men de
zolder komen leeghalen terwijl Bárány op school zat. Of was hij die dag niet op
school geweest? Hij wist het niet eens meer. Hij voelde zich verdwaasd en
verlamd en toch droegen zijn benen hem
nog. Ze droegen hem naar de zolder van opa om te zien of de trommel zijn
trommel! er nog was. De trommel was weg, en de stokken, en de hoge kast. Bárány
was ontroostbaar. Hij at niet meer en hij weigerde nog naar school te gaan. Nu
opa er niet meer was had het toch allemaal geen zin meer. De trommel die hem beloofd
was had misschien het leed van opas dood kunnen verzachten
Was de
trommel nog ergens? Waar hadden de opkopers de trommel heen gebracht? Hadden ze
hem misschien vernietigd? Of was hij nu van een andere jongen? Vader nam contact
met de firma die de zolder was komen leeghalen, maar het antwoord op de
brandende vragen bleef uit.
De veerkracht
van een kind is soms onvoorstelbaar groot. Bárány zwoer dat hij op zoek zou
gaan naar de trommel. Desnoods op gevaar voor zijn leven. De dood boezemde hem
immers geen vrees meer in. Zonder opa had niets nog zin, tenzij hij de trommel
zou terugvinden.
Dit zou het begin moeten zijn van een heroïsch verhaal van de zoektocht
van een jongen naar de trommel van zijn opa. Of niet? Of wordt dit eerder het
verhaal van een bedrieglijke, laag-bij-de-grondse zucht naar geldgewin van gespecialiseerde
genees- en heelmeesters op de kap van de onwetende en onmondige patiënt? U
verneemt het in deel 2. Komende week misschien
In een vorig verhaal
heb ik het reeds aangekondigd, een droevig verhaal uit mijn prille
studententijd. Het staat hieronder en het is letterlijk (met de lapsus calami "Lamstraat" i.p.v. "Lammerstraat") overgenomen uit het boek O jerum jerum jerum , 2006,
uitg. Free Musketeers, pag. 90-91. Mocht het hele verhaal (mijn memoires) u
interesseren: het is te koop bij de uitgever, of u kunt het lenen in iedere openbare
bibliotheek en sedert kort ook in de bibliotheek van de Gentse universiteit (de
boekentoren).
't
Was op het einde van een rolling en aan de voet van het standbeeld van Edward
Anseele, dat Tony van pure baldadigheid lag te roepen van "vuile flikken".
Wij van de club stonden het schouwspel te bekijken, in spanning voor wat nog
komen moest. Want de flikken, ze waren werkelijk in de buurt en ze kwamen
dreigend nader. Nog maar enkele meters en ze hadden Tony te pakken en nog lag
hij, en al maar driester, met zijn benen in de lucht te stampen en verwijten te
uiten aan het adres van de vuile flikken. Ze hadden hem zó voor 't grijpen. En
toen sprong Tony recht, hij rende de Lamstraat in en dan als een schicht de
trapjes van de Platteberg naar beneden. De Gentse politie stond perplex. Ze grepen
de eerste de beste enthousiaste supporter bij de kraag en zetten hem op de bon.
Die enthousiasteling was ikzelf, heilaas. Het doet denken aan de smeerkaas-historie
van de kostschool in Oostende. Eens te meer had ik niets mispeuterd en toch
werd ik weer gestraft. Het sterkte mij in de overtuiging dat ik beter af zou zijn
als ik in 't vervolg wél eens wat ging doen Ik
kreeg een proces-verbaal voor nachtlawaai. Het kwam terecht bij de gemeentepolitie
van mijn dorp. Mijn oom, de gemeentesecretaris, onderschepte de "pro
justitia" - gerechtigheid? mijn voeten, ja! - zodat mijn vader niet in
kennis gesteld werd van mijn misdaad. Eén keer, zei oom Richard, kon ik op zijn
"discretie" rekenen, maar geen tweede keer. Dat heb ik goed in mijn
oren geknoopt en ik heb mij later nooit meer door de flikken laten pakken.
Wandel van het Wilsonplein in
de richting van de Vooruit via de Lammerstraat. Na een paar tientallen meters
ziet u aan uw rechterkant de trappen naar de Platteberg. Naar beneden?
Inderdaad. Dit wijst erop dat men in Gent indertijd moeite heeft moeten doen om,
zoals de meeste grote wereldsteden, zeven heuvelen bij elkaar te krijgen om hun
stad op te bouwen: de Blandijnberg, de Sint-Kwintensberg, de Kantienberg, de
Kattenberg, de Kalandenberg, de Hoveniersberg en de Platteberg.
k Voel mij opperbest vandaag. Wat dat voor een 77-jarige ook moge betekenen Telkens als ik zon dag heb, als ik in mijn nopjes ben, met het goede been uit bed ben gestapt, moet ik denken aan de woorden die Rik Van Steenbergen ooit gesproken heeft na een overwinning in de Gentse Zesdagen: Een jonge coureur kan al eens een slechte dag hebben; een oude coureur kan al eens een goede dag hebben. Rik was toen al een eind in de veertig en dus al een héél oude coureur. Die dag was ik aanwezig in t Kuipke en ik heb hem die historische woorden horen zeggen. Hoe zeldzaam moeten de goede dagen dan niet zijn op mijn leeftijd? En jawel, vandaag heb ik er één. En omdat alles altijd een oorzaak heeft: ik heb weer eens mijn portie Gent gehad .
De laatste veertien
dagen al drie keer naar Gent geweest. De eerste keer om de promotie van acht
professoren uit de faculteit geneeskunde bij te wonen. Tot professor emeritus!
En te bedenken dat die gepensioneerde professoren pas in t eerste middelbaar
zaten toen ik het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde al op
zak had. Die dag moest ik ook een sweatshirt voor Amy ophalen aan de balie van
het rectoraat. Helaas, ik had mijn
Bancontact-kaart niet bij en betalen met contant geld kon onder geen beding Twee dagen later ben ik dan weer naar Gent
getrokken, mét kaart, want dat shirt was dringend.
En gisteren
was ik dus ten derde male in Gent. De hele stad was in feest, ter gelegenheid
van Iedereen UGent, de viering van het 200-jarig bestaan van de Gentse
universiteit. Mét partner. We waren uitgenodigd door Radio 1, voor een drie uur durende live uitzending, in de grote
zaal van de universitaire bibliotheek. Er waren interviews met een pleiade aan
BVs wat zeg ik? zeker wel twéé pleiaden , er was een live band School is
cool, een mooi en waardevol verrassingspakket voor alle aanwezigen en last but
not least een copieus en gevarieerd ontbijt. Eén van de interviews gold het
rectors-duo Van de Walle-De Paepe. Een sympathiek duo, en dat vinden ze van
zichzelf ook, denk ik. Allebei een en al glimlach. De één al wat sympathieker
dan de andere. De één is dan Van de Walle, Rik Van de Walle. Zeg maar gerust
Rik, ik ben weliswaar rector, maar ik blijf Rik voor iedereen. Zoiets heb ik pro-rector
De Paepe nooit horen zeggen: Zeg maar gerust Anne, ik blijf Anne voor
iedereen. Even een vergelijking tussen dit duo en de rector vóór hen, Paul
Van Cauwenberghe. De pro-pro-rector dus. Van Cauwenberghe lachte maar zelden en
ik weet niet of iedereen "Paul" mocht zeggen. Ik mocht het wel, omdat ik hem
kende, beroepshalve. Maar toen hij, rector zijnde, door onze studentenclub Laetitia
uitgenodigd werd op de cantus ter gelegenheid van de viering van ons
tachtigjarig bestaan, is hij daar met veel enthousiasme op ingegaan. Hij was
toen al heel dicht bij de pensioenleeftijd, maar aan studentikoziteit had hij
niets ingeboet. Tijdens die cantus is mij de eer te beurt gevallen om samen met hem een
ave confrater op te voeren. Eén van mijn aangenaamste herinneringen, één die
ik eeuwig blijf koesteren. Vijf jaar later was er weer een lustrumcantus ter
gelegenheid van het vijfentachtigjarig bestaan van de club. Anne De Paepe die
Paul Van Cauwenberghe had opgevolgd als rector, werd uitgenodigd. Dat ze niet
is opgedaagd verraste niemand en we waren al opgetogen over het feit dat ze onze
uitnodiging had beantwoord. Ze liet zelfs weten waarom ze verstek moest geven en ze
verontschuldigde zich daarenboven ook nog. En komend jaar bestaat Laetitia negentig jaar: weer een lustrum. Wedden dat
Rik niet komt?! Hij is tijdens zijn studentenleven nooit of te nimmer niet één
keer! naar een fuif geweest, heeft hij gisteren eigenmondig verklaard voor
Radio 1. t Zou dus zijn eerste keer zijn. En waarom niét eigenlijk? Maar
laten we realistisch zijn: als Rik, net als Anne, een lieve brief schrijft om
zijn afwezigheid te rechtvaardigen, zullen de Laetitianen al meer dan blij
zijn. Denk ik.
Na de
middag zijn er 327 (of is het 237?)
evenementen. Veel te veel om ze alle mee te maken. We hebben ons bezoek beperkt tot een gebied
waarvan de uiterste punten zijn: in t Zuiden de Boekentoren en in t noorden de
nieuwe stadsbibliotheek De Krook. Vóór
de middag is er nog weinig volk in de stad: ideaal om rustig een foto te nemen
van het Studentenplein in de Sint-Pietersnieuwstraat, alwaar pas na 17 uur het
geweld zal losbarsten, en van de Krook waarvan de deuren pas rond 12 uur
opengaan en waar men na de middag op
de koppen zal kunnen lopen.
Het studentenplein in de ochtend
Op het Miriam Makebaplein (aan de Krook)
De nieuwe indrukwekkende (!) stadsbibliotheek is genoemd naar de oude, sombere, verloederde stadswijk: de Krook, ook wel Waalse Krook genoemd. Deze wijk ligt in een (haakse) bocht van de Schelde (of is het de Leie?). Vele vele jaren geleden meerden hier schepen aan en was er bedrijvigheid op de Krook. Namen van straten die de Krook in het Oosten en in het Westen begrenzen, respectievelijk de Kuiperskaai en de Grote Huidevettershoek verwijzen naar die bedrijvigheid. De Krook is afgeleid van die bocht in de rivier: een knik of een kraak, hetgeen door de meeste Oost-Vlamingen als krok wordt uitgesproken en door de meeste West-Vlamingen als krak, maar in het Gents luidt als krook. De Krook was tot voor kort toegankelijk langs de Grote Huidevettershoek en de Korianderstraat, allebei zijstraten van de Walpoortstraat. Op de hoek van Koriander- en Walpoortstraat ga ik een Blonde Leffe van t vat drinken in het café Marimain. M neemt, zoals gewoonlijk, een koffie. Het café bevindt zich naast de Minardschouwburg, zeer bekend bij de oude Gentenaars vanwege de volkse toneelstukken van Romain Deconinck die er gespeeld werden. Romain zit daar nog steeds aan de ingang van zijn geliefde schouwburg. In brons weliswaar. De patron van het café vertrouwt ons toe dat er in de Minard nog zeer intensief stukken worden gespeeld. De Marimain is echter niet langer het stamcafé van de spelers. Een derde toegangsweg tot de Krook is via de Lammerstraat: de trapjes van de Platteberg. Die trapjes brengen mij mijn eerste en pijnlijk contact met de Gentse flikken in herinnering. Stof voor een nieuw cursiefje in de zeer nabije toekomst. Maar dé toegangsweg tot de Krook is op heden via de Kuiperskaai en de nieuw gebouwde brug. Via die brug bereiken we het Miriam Makebaplein, dat speciaal voor de nieuwe stadsbibliotheek werd aangelegd op de plaats waar een groot deel van de oude stadswijk met de grond werd gelijkgemaakt. Het plein is genoemd naar een Zuid-Afrikaanse zangeres, tevens anti-apartheidsstrijdster, waarvan de naam mij ik moet het tot mijn scha en schande bekennen onbekend was. Op het plein staat een beeld: 4 personen, meer dan levensgroot, die de koppen bij elkaar steken. Van de meest rechtse persoon ontbreekt een arm, maar dat zie je niet op de foto. Dat het zo bedoeld was en dat daar een diepere betekenis aan gegeven wordt? Het zal wel, maar weet je wat ík ervan denk? Dat de arm per ongeluk afgebroken is en dat de breuk moeilijk te herstellen was Het roze huis tussen mij en het beeld is De Zoldervan weleer, maar het is al lang geen café meer. De cafés van vroeger, ze zijn allemaal weg. De cafés van de Kuiperskaai. Gevoelens die mijn hart doen breken.
We zijn een les gaan bijwonen in het UFO-gebouw, in het grootste auditorium van t land. Voor mij was het pure nostalgie naar de lessen van vroeger, waarvan ik er veel te weinig heb bijgewoond. Het was een les van professor Eva Brems, bekend in gans Vlaanderen van haar tongkus met Bart Peeters. Het was een voordracht over internationaal recht, als ik mij niet vergis. Ik heb er alvast niets van begrepen. M evenmin. De rest van het gebouw bulkte van de wetenschap dewelke vaak op een speelse manier werd bijgebracht. Er was ook een band van violisten: drie jongeheren en één jongedame, keurig uitgedost. Ik meen te weten dat er ook lessen werden gegeven door oude professoren, professoren emeriti. Echter géén die ik nog gekend heb. Dié zijn allemaal dood en zo er nog één in leven mocht zijn het les geven zou niet meer lukken. Denk ik.
Vioolkwartet in het UFO
Ons laatste bezoek gold Rozier 44. Exact zestig jaar geleden, dag op dag, op dinsdag 8 oktober 1957, woonde ik in dit gebouw mijn eerste les aan de universiteit bij. Toen werd hier scheikunde en natuurkunde gedoceerd. Nu is het hier allemaal literatuur wat de klok slaat. O jerum jerum jerum Dit immense rechthoekig gebouw, begrensd door vier straten, nl. de Rozier, de Gezusters Lovelingstraat, de Plateaustraat en de Sint-Pietersnieuwstraat, had eertijds het nummer 6, maar het is nog precies hetzelfde gebouw met dezelfde zware ingangsdeur als toentertijd. Hier is ook van alles te doen: tentoonstelling van oude boeken en tijdschriften, in t bijzonder studententijdschriften van een eeuw geleden, interviews met bekende Vlaamse auteurs, filosofen en psychologen bij wie iedere bezoeker terecht kan die met een prangende vraag zit. Is er nog iemand met een vraag? vraagt de hostess die aan de deur van het lokaal staat. Niemand. En dan durf ik het vragen, omdat ik al een tijdje de behoefte voel om te plassen en nog nergens een toilet heb gevonden: waar de W.C. is, alstublieft? Tja, op mijn leeftijd moet een mens al eens wat vaker Hilariteit. En zo eindigt onze Iedereen UGent met een vrolijke noot.
Wat we bijgewoond hebben is een fractie van het aanbod. Het Pand, het stadhuis, de stadshal, de aula, de Emile Braunschool, de filmzaal Paddenhoek, de Vooruit, het technicum, de Plateau, de volkssterrenwacht Armand Pien, de Blandijnberg, de therminal, de campus Tweekerken, de home Canterbury, de campus Ledeganck en de plantentuin, het stadsmuseum STAM, het museum dr. Guislain, de Sint-Pietersabdij, de Sint-Baafskathedraal, het design museum... we hebben het allemaal links laten liggen
Wat ik u
te vertellen heb had ik best ook onder vier ogen kunnen doen of via de
telefoon, maar teneinde beter de gedachten te kunnen ordenen doe ik het liever
langs deze weg. Ik wil het met u hebben over de zwangere man. Onmogelijk of verre-toekomstmuziek?
Geen van beide. De zwangere man behoort nú al tot de mogelijkheden. Dat beweert
niet alleen Petra Desutter, professor gynecologie aan de Gentse universiteit en
wereldautoriteit op het gebied van de reproductieve geneeskunde, maar ook uw
dienaar is al vele jaren die mening toegedaan. Nergens voor nodig, hoor ik u al
zeggen, en misschien hebt ge wel gelijk. Maar misschien laat gij u ook in
bewonderende termen uit over hetgeen waartoe de geneeskunst op de dag van heden
allemaal in staat is. t Is natuurlijk allemaal relatief, mijn beste Firmin.
Amper een week geleden overleefde een gezonde achtenveertigjarige man een
kleine ingreep aan het hart niet in het nochtans meest gerenommeerde
hartziekenhuis van het land. En niet minder dan drie patiënten bleven in die
zelfde week, na een routine-ingreep aan het oog, achter met een totaal blind
oog. In een universitair ziekenhuis! En om in mijn eigen specialiteit te blijven
Hoevele duizenden patiënten zijn na een gehoorsverbeterende operatie niet het
slachtoffer geworden van oorsuizen, al of niet gepaard met volledige doofheid
aan de geopereerde kant? Ik zeg u dit alles om uw gebeurlijke bewondering voor
de geneeskunde een beetje te temperen. Artsen de geneesheren van vroeger
zijn geen goden. Waren ze dat wel, dan was de zwangere man nu wellicht nog
slechts een routine-ingreep. De Griekse mythologie leert ons hoe de oppergod
Zeus met de hulp van de god Hermes, zwanger werd van een kind dat niemand
minder bleek te zijn dan Dionysos, de god van de wijn. Dit verhaal staat te
lezen in mijn boek Uit het schuim van de zee, hoofdstuk 14 De geboorte van Dionysos. Desgewenst wil ik u het boek
wel eens uitlenen, maar ge kunt het ook lenen bij de gemeentelijke bibliotheek.
Hier alvast een uittreksel uit hoofdstuk 14:
Semele was een dochter van koning
Kadmos van Thebe. Niemand minder dan de oppergod Zeus liet zijn oog vallen op deze mooie maagd. Hij benaderde haar in de gedaante van een knappe
jonge man en hij had geslachtelijke omgang met haar. In alle oprechtheid vertelde
hij haar dat hij niemand minder was dan Zeus, in menselijke gedaante. Semele
dacht dat haar geliefde slechts een grapje maakte, maar diep in haar binnenste
knaagde toch de twijfel. Ze vertelde alles aan haar zusters, die het verhaal
belachelijk vonden. Ze zeiden: als hij werkelijk Zeus is, dat hij zich dan eens
vertone in zijn goddelijke gedaante, al is het maar één enkele keer. En toen de
jongeman haar weer benaderde en haar volop zijn liefde betuigde, zwoer hij haar
in een onbezonnen ogenblik, dat hij haar, als bewijs van zijn liefde, alles zou
geven wat zij maar wilde. Zij wenste maar één ding: dat hij zich, al was het
maar één enkele keer, aan haar zou vertonen in zijn goddelijke gedaante, in
zijn schitterend gewaad, met staf en bliksem en al. Zeus was niet weinig
geschrokken door die wens. Hij wist immers dat geen enkele sterveling de
aanblik van de oppergod in zijn ware gedaante kon doorstaan. Hij smeekte haar
een andere wens te doen. Maar Semele bleef vastbesloten en wat Zeus plechtig
beloofd had, daaraan moest hij nu voldoen. Hij deed nog zo zijn best om zijn
geliefde een vreselijk lot te besparen: hij haalde zijn minst schitterende
kleed uit de kast en uit de kist waarin hij zijn bliksems bewaarde, diepte hij
zijn allerkleinste bliksempje op... Alles tevergeefs. Toen Semele de oppergod
in al zijn glorie aanschouwde, vatten haar lijf en leden vuur en smeulend ging zij
ten onder. Zeus realiseerde zich nu dat zij zijn kind droeg. Hij riep zijn
trouwe zoon Hermes ter hulp en gebood hem de ongeboren vrucht via een
keizersnede uit de buik van de moeder te halen. Daarna liet Zeus de foetus bij zichzelf inplanten in het losmazig
weefsel aan de binnenkant van de dij, om hem daar verder te laten groeien.
Toen de tijd van voldragenheid gekomen was, verloste Hermes zijn vader Zeus van
een zoon, Dionysos, die aldus ten tweede male werd geboren.
De door
Hermes toegepaste techniek laat zich raden. De bevruchte baarmoeder werd uit
het dode lichaam van de moeder gehaald en de arteriën en venen van de
baarmoeder werden verbonden met de dijslagader resp. de dijader van de
oppergod. Pas op het ogenblik van de voldragenheid werd de baarmoeder
ingesneden. Een keizersnede in twee tijden dus. Overigens hebben wij kennis van
nog een andere keizersnede die op meesterlijke wijze door Hermes werd
uitgevoerd, en hierbij verwijs ik naar hoofdstuk 47 van mijn hogergenoemd boek.
Alvast een kort uittreksel:
De god Apollo raakte verliefd op
de nimf Koronis en maakte haar zwanger. Desondanks begon Koronis een verhouding
met een sterveling, Ischys genaamd. Apollo werd echter op de hoogte gebracht
van die ontrouw door één van zijn lievelingsvogels, de raaf, die toen nog een
witte vogel was. In blinde woede deed Apollo beroep op zijn zuster Artemis en
gaf haar de opdracht Koronis met haar pijlen te doorboren. Toen de dode Koronis
reeds op de brandstapel lag, waaraan men doden toevertrouwt, zag Apollo het
zinloze van zijn daad in en hij vervloekte nu de raaf, die vanaf dat ogenblik
zwart werd. Apollo realiseerde zich nu ook dat Koronis zíjn kind droeg en hij
ontbood Hermes om hem te helpen het kind alsnog te redden. Hermes paste een
keizersnede toe op het dode lichaam. Het kind was Asklepios, de god van de
geneeskunde.
Maar
keren we terug tot de zwangere man. Het zal wellicht de bedoeling zijn vooraf
een baarmoeder in te planten bij de man en later in een tweede tijd, zoals
dat luidt een in vitro bevruchte eicel in die baarmoeder in te brengen. Wat
de plaats van de baarmoederimplantatie betreft is de dij wellicht een
mogelijkheid, maar uit oogpunt van comfort voor de draagvader lijkt de
buikholte ongetwijfeld te verkiezen. Na negen maanden een keizersnede en t is
zó gepiept. Wist gij overigens waar de naam keizersnede ofte sectio
caesarea vandaan komt? Van Julius Caesar die volgens de legende met een
keizersnede ter wereld zou gekomen zijn.
Gaarne
wil ik mij tot slot ook nog even buigen over uw gezondheidstoestand. Ge hebt
het over spanning, rusteloosheid, overspanning en ge wijt het zelf aan de prangende
onzekerheid over de toekomst van Hein Vanhaezebrouck, ex-trainer van AA Gent,
en van Nicolas Frutos, interim-trainer bij RSC Anderlecht. De grote
verantwoordelijke voor uw klachten blijkt de krant te zijn waarop gij
geabonneerd zijt: de Morgen. Uw krant besteedt inderdaad véél te weinig
aandacht amper twee paginas aan het probleem waardoor gij al te zeer in
het ongewisse blijft. Die onzekerheid, daardoor raakt een mens overspannen. Ga
nu toch eindelijk eens inzien dat ge veel beter af zijt met Het Laatste Nieuws,
dat niet twee, maar reeds ettelijke tientallen paginas heeft gewijd aan wat
iedere Vlaming zo pijnlijk bezighoudt en naar de keel grijpt.
Er gaat geen dag voorbij zonder dat ik Het Laatste Nieuws
lees. Zelden spui ik nog commentaar. Ik maak een uitzondering voor de krant van
heden 21 september 2017. Bij gebrek aan inspiratie voor een beter verhaal om de
herfst in te luiden? Misschien
Pagina 9. In de linker benedenhoek van de pagina staat dat de
48-jarige burgemeester Claude Van Marcke van Anzegem is overleden, ten gevolge
van een kleine ingreep om hartritmestoornissen tegen te gaan. Ik heb de man
goed gekend. Het was een zeer innemende man, lid van onze loopclub, sportief en
fit, advocaat, aan het hoofd van een advocatenkantoor van twaalf man en geliefd
door allen. Dat dit zich heeft voorgedaan in uitgerekend het bekendste en vermaardste
ziekenhuis van het land qua hartchirurgie maakt van dit dramatisch gebeuren
iets heel bijzonders. Naar mijn gevoel althans. Voor HLN goed voor één
vijfentwintigste van een pagina. Te verwaarlozen tegenover de talloze paginas
die de krant reeds besteed heeft aan de vraag of Nicolas Frutos nu definitief
trainer wordt bij Anderlecht. Tja, wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen,
nietwaar
Pagina 11. Discriminatie aan de Vrije Universiteit Brussel.
Discriminatie op grond van geslacht. In de toekomst zal minstens één derde van
de professoren van het vrouwelijk geslacht moeten zijn. Die garantie hebben ze
dus, onze vrouwen. Op grond van hun geslacht. En de mannen? Krijgen die geen
garantie? Foei, VUB: rekening houden met het geslacht bij een benoeming! Bekwaamheid
hoort de enige norm zijn. Met het geslacht van de persoon zou niet méér rekening
moeten gehouden worden dan met bijvoorbeeld de kleur van de ogen. t Zou me
nogal wat moois zijn als de universiteit voor de dag zou komen met
bijvoorbeeld: vijftig procent van de mensen hebben blauwe ogen en daarom moeten
één op de drie professoren van het blauwogige type zijn. Onzin dus.
Pagina 16. Hier staat wel héél slecht nieuws. In Oudenaarde
zijn alle politieke partijen het erover eens dat er een verbod moet komen op
verkiezingsborden op pleinen, straten en voortuinen. Eén uitzondering: de
liberale partij (Open VLD) steunt het voorstel (nog) niet. Ik ben bang dat ook
de liberalen gaan bijdraaien en, erger nog, dat dit kwalijk idee van ene Wim
Merchie (van CDampersantV) heel Vlaanderen gaat besmetten. Dat zou dan het
einde betekenen van één van de zaken die mij in het verleden steeds verlangend
hebben doen uitkijken naar weer eens verkiezingen. Een zwaar nostalgisch gevoel
bekruipt mij. Eén van de drie pijlers - de borden, het stemhokje, het in
spanning wachten op de verkiezingsuitslag -dreigt weggemaaid te worden. Zal ik nu voor de liberalen stemmen? Niet
onmogelijk, als de borden blijven tenminste. Voor de communisten stemmen doe ik
al lang niet meer. Niet omdat het gedachtegoed van die ultralinkse rakkers mij
niet meer kan bekoren, maar omdat de geschiedenis mij geleerd heeft dat het
communisme niet werkt. En dat is een jammerlijke zaak: gelijkheid voor alle
mensen, hoe mooi zou dat niet zijn! En niemand die er tot op heden in geslaagd
om mij met enig argument ervan te overtuigen waarom een bouwvakker mijn vader
was bouwvakker niet evenveel zou mogen verdienen als pakweg een Europees
parlementslid.
Pagina 36. In een ingezonden stukje schrijft ene Marc
Bernard: Er zijn gewoon heel veel mensen
die geen flauw benul hebben van politiek en gaan stemmen omdat ze anders een
boete krijgen. Het zou kunnen, mijn beste Marc, maar ik behoor alleszins
niet tot hen. Niet dat ik benul heb van politiek, maar een boete schrikt mij
niet af. De romantiek van het in de rij staan voor het stemhokje, de sfeer rond
het stemhokje, het stemhokje zelf Dáár doe ik het voor!
Deze zomer
ging de reis naar Texel, Nederlands grootste Waddeneiland. En spreek het daar
alstublieft uit als Tessel en niet als Teksel, anders beschouwen ze u daar als
een analfabeet, net zo analfabeet als zou je Enschede uitspreken als Enschede
en niet als Enschedee, of Deventer als Devénter en niet als Deeventer. Ik heb
een vriend die Willy Deventer heet en die wil geen Deeventer genoemd worden.
Bij onze Engelstalige buren kennen ze er overigens ook wat van: geen leek die
de namen van Worcestershire, Leicestershire, Gloucestershire, en vermoedelijk
nog een aantal shires ook maar bij benadering perfect kan uitspreken. Het is
evenwel niet ongepast te dezer gelegenheid, en in navolging van Alice Nahon, een
keer in t eigen hart te kijken: hoe, denkt ge, plegen de inwoners van
Koningshooikt de onuitspreekbare naam van hun gemeente uit te spreken? Jut!
Maar hemeltje
lief, wat dwalen wij af! Ik wou het dus hebben over mijn reis naar Texel. Amper vierhonderd kilometer ver. Een hele
degradatie als we dat vergelijken met vorig jaar toen ik de Provence heb
afgereisd in de voetsporen van Alphonse Daudet en waarvan u als fanatieke lezer
van mijn blog natuurlijk uitgebreid hebt meegenoten. En toen was ik ook al
zesenzeventig
Texel bereik
je met de veerboot geen kleintje!
vanuit Den Helder. Alle vroegere gemeentes van het eiland, een stuk of
zeven, zijn nu gedegradeerd tot de status van dorpen die gefusioneerd zijn tot
één enkele gemeente: Texel, met als hoofdplaats Den Burg. Daar resideert, naar
mijn vermoeden, de burgemeester, daar zullen de administratieve diensten van
de gemeente Texel zich bevinden alsook de enige middelbare school die het
eiland rijk is. Den Burg is ook de meest centrale plaats van het eiland, een
leuk stadje eigenlijk met mogelijkheden tot vertier die men misschien niet op
zon Waddeneiland zou verwachten. Dat er officieel amper zevenduizend inwoners
zijn, ongeveer de helft van de totale eilandbevolking, wekt ook mijn
verwondering. Hotels bij de vleet. Het toerisme is hier een belangrijke bron
van inkomsten. Wij logeren evenwel zuidelijker in het plaatsje Den Hoorn, niet
ver van t Horntje, het haventje waar we met de veerboot het eiland zijn
binnengevaren. In hotel Huus op Diek. Dat betekent: Huis op de dijk. Ik
denk dat we hier met ons West-Vlaams een heel eind zouden komen. Maar we doen
ons best om met de inheemse bevolking bekakt Nederlands te praten, de taal
die zij geleerd hebben op school. De tweede taal zal hier ongetwijfeld Duits
zijn: alles is hier in twee talen, Nederlands en Duits. Het lijkt wel of we in
Zeeuws-Vlaanderen zijn. In de tweede wereldoorlog werd hier lelijk huis
gehouden. Tussen Den Hoorn en het kustdorp Oudeschild, aan de Zuid-Oostkust,
staat een monument dat herinnert aan een bloedige strijd die zich hier aan t
einde van de tweede wereldoorlog heeft afgespeeld tussen een Georgisch legioen
en de Duitsers. Vijfhonderdvijfenzestig Georgiërs, honderdtwintig Tesselaars en
rond de achthonderd Duitsers lieten hier het leven. Er staat een monument voor
de gesneuvelden. Een jong koppel staat commentaar te geven, in de taal van
Goethe. Iemand van mijn gezelschap die blijkbaar geen hoge pet opheeft van de
Duitsers, zegt halfluid: Ja, Sie haben etwas angerichtet im Krieg. Ze zullen
het wel niet gehoord hebben en daarenboven loopt de zin taalkundig mank, denk
ik. Hebben de Tesselaars alles al lang vergeven of heerst er hier een soort
haat-liefde verhouding?
Oudeschild
heeft alles wat men verwacht van een lieflijk toeristisch vakantiedorp: leuke
huisjes oude stijl, een mooi kerkje, een molen en een jachthaven. Halverwege
tussen Oudeschild en Den Burg is de Hoge Berg. Die moeten we over en daar
zetten we de motor van onze e-bike eventjes in zijn hoogste stand. Dit is wat
Texel gemeen heeft met de Kanarische eilanden: een hoge berg, in t midden. Eén
verschil, deze hoge berg is amper vijftien meter hoog. Zo zie je maar dat alles
relatief is.
De
schapenboerderij die gelegen is aan de rand van de Hoge Berg is een bezoek
overwaard. Wat een weelde! Wat een schapenrassen! Ze hebben hier zelfs Ouessantjes,
dwergschaapjes, zoals mijn eigen Blanche en Brownie. Er zijn heel dure schapen
bij. Ik ben benieuwd naar de kostprijs van de Ouessant-schaapjes. O, die? Die
kosten eigenlijk niets. Dr is weinig vlees aan, geven weinig melk en hun wol
wordt niet gegeerd. Worden gratis meegegeven met de kooplui. En als ik er nu
één zou willen kopen? Voor 15 euro kan ik er stante pede eentje krijgen. Dat
valt mij bitter tegen: mijn teergeliefde gezelschapsdiertjes Blanche en Brownie,
zo goed als niks waard! Hoe durven ze?! Het eerste wat ik doe als ik thuis kom
is hun allebei een heerlijk stukje volkorenbrood geven: ze lusten het zo graag.
Plus een dikke knuffel. Van knuffelen gesproken: in deze boerderij is een
authentieke knuffelhoek. Je kan hier naar hartelust een schattig lief
lammetje knuffelen. Volwassen mannen die de middelbare leeftijd al voorbij
zijn, staan ervoor in de rij. Het bezoek aan de schapenboerderij is
allesbehalve gratis (5 euro) en in acht genomen het groot aantal bezoekers,
lijkt me dit wel een mooie bijverdienste voor het bedrijf. Ach, zegt de bazin,
dat denkt u maar, schapengeld is gauw geteld. Zo zie je maar dat niet alleen
in Vlaanderen de boeren klagen. En gelukkig maar, want er is ook een
spreekwoord dat zegt: als de boeren niet langer klagen zal de wereld vergaan.
Aan de
westkust van het eiland ligt het stranddorp badstadje, zo u wil De Koog.
Dat betekent zoveel als De Polder. Van lopen in het zand heb ik een afkeer en
dat heeft te maken met mijn drie ellendige kostschooljaren in Oostende. Zand
overal, tussen de tenen, in de haren, in de oren: ik mag er niet aan denken. Er
is ook een naaktstrand, maar dat kan mij evenmin bekoren: als ik nog dat mooi
gespierd lichtjes gebrozeerd Adonis-lijf had gehad van een halve eeuw geleden
en als er niet zon koude zeebries woei, dan misschien
Een
fietstocht, langs fraaie fietspaden waarop de Nederlanders zo fier mogen zijn,
van onze residentie Op Diek in den Hoorn, alover Den Burg en de kleinere
dorpjes De Waal en Oosterend tot het meest Noordelijk punt van het eiland,
bedraagt algauw veertig kilometer. Maar ons traject is zo vlak als een biljarttafel
we gaan niet over de Hoge Berg en daarenboven is onze fiets electrisch
aangedreven. Zodus Het meest Noordelijk gelegen dorp van Texel is De
Cocksdorp. Van hieruit vertrekt de veerpont naar Vlieland en er staat een vuurtoren.
Amper een driehonderdtal inwoners telt het dorp. Het is genoemd naar ene meneer
De Cock en de schrijfwijze van s mans naam doet vermoeden dat hij van Vlaamse
afkomst was. Enig opzoekingswerk leert ons dat het een Antwerpenaar betreft,
Nicolas Joseph De Cock. Een gelegenheid om even te grasduinen in de
ontstaansgeschiedenis van ons eiland. Het begon allemaal 847 jaar geleden op
een Allerheiligennacht
Op 1 november
van t jaar 1170 is het allemaal geschied. Vóór die datum bestond het eiland
Texel niet. Althans het was geen eiland, maar een deel van het vasteland. Een
immense vloedgolf, waarbij duizenden mensen omkwamen, de beruchte Allerheiligenvloed van 1170, heeft
ervoor gezorgd dat een Noordelijk stuk van de provincie Noord-Holland werd afgescheiden.
Zo is dus Texel ontstaan. Of toch niet helemaal Ten Noorden van Texel lag nóg een eilandje, Eierland.
Een voortvarende Antwerpenaar is erin geslaagd het eilandje bij Texel te voegen
door inpoldering. Die Antwerpenaar was de al eerder genoemde Nicolas Joseph
De Cock en dat het dorpje in het Noorden
van het eiland naar hem is genoemd komt hem dus zeker toe. En mocht er
enige historische of geografische onjuistheid schuilgaan in mijn verhaal, beste
lezer, dan vraag ik u nederig mij hiervoor te willen verontschuldigen.
Doch laten
wij nu even terugkeren naar Den Hoorn, alwaar wij gehuisvest zijn in het huis
op den dijk. Niet het meest toeristisch dorp, maar voor mij zeker niet de
minst aantrekkelijke plaats op het eiland. Vanwege de Herenstraat, bulkend van
historiek en nostalgie, en vanwege het kerkje annex kerkhof. Voor het kerkje
gebruik ik het verkleinwoord omdat het maar een halve kerk lijkt, althans het
schip van de kerk is maar een half schip. Oordeel zelf maar beste lezer.
Geldgebrek zal naar mijn gevoel aan de basis gelegen hebben. Niettemin vind ik
het een bijzonder aardig ding. En ongetwijfeld velen met mij. En of het nu al
dan niet Rooms is kan mij geen fluit schelen.
Een vakantiereis is, wat mij betreft, niet écht geslaagd zonder een uitgebreid bezoek aan een kerkhof. Ik weet het wel, ik hoor u al denken: senilitas? dementia? Verkeerde diagnose, mijn beste lezer, ik hád dat al, vijftig jaar geleden! Al wil ik toegeven dat het in de loop der jaren mogelijks misschien een heel klein beetje erger is geworden. Hier is wel een héél leuk kerkhof, met niets dan leuke namen van wie ongetwijfeld leuke mensen moeten geweest zijn nomen est omen, toch?
Neeltje Lap ligt hier begraven, samen met haar man Jan Bruin, haar zoon Cornelis en diens echtgenote Engelina Trooster, de troostende engel
Ook vrouwtje Cupido-Hutjes ligt hier begraven, alleen in het gezelschap van haar zoon Jan. Meneertje Cupido ligt er niet bij. Had die zijn pijltjes misschien op een ander verschoten? We hebben er het raden naar.
En Klaas Heerschap dan en Pietertje Hoep. Pietertje heeft haar man tweeëntwintig jaar overleefd; ze was dan ook twaalf jaar jonger. Een raar heerschap die Klaas? En een vrouwtje van lichte zeden met een mannetjesnaam? Nomen est omen? Ik denk dat de Latijnen het voor één keer niet bij het rechte eind hadden. Klaas en Pietertje zullen best een trouw en vroom koppel geweest zijn, met kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Het graf van Simon Zijm en zijn vrouw Martje Lap was al onderwerp van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3011440).. Maar bis repetita placent (en dit komt van Horatius en niet van Cicero zoals mijn buurman Firmin misschien meent te weten). Overigens lijkt Zijm mij een nogal typisch Texelse naam te zijn. Hier lopen ze nogal hoog op met een gewezen ster-voetballer Zijm, die ooit hoge ogen zou gegooid hebben of, zo ge wilt, de pannen van het dak heeft gespeeld. Evenwel: nooit van die dekselse Zijm gehoord. Een Texelse hand is blijkbaar gauw gevuld.
Niet alle grafzerken zijn hier volgens het klassiek model. Soms is het een eenvoudig rotsblok. Neem nu het graf van Margriet Lap (lap! weer een Lap). Wél zo treffend.
Op dezelfde leest geschoeid is het graf van Beer. Het is niet eens twee jaar oud. En wie mag dan die beer wel zijn?
Opvallend: op zowat de helft van de grafstenen komt de naam Lap voor. Het doet mij denken aan de tijd toen wij ikzelf met vrouw en de kinderen in Nederland woonden, in Capelle aan de IJssel, bij Rotterdam. We woonden er amper enkele weken en omdat ik een nieuwe broek nodig had en er in het winkelcentrum van Capelle een mooie grote kleerwinkel was, ging ik daar de broek kopen. De naam van de winkel was Piet Lap. Ik zei dus tegen de jonge winkeljuffrouw: ik wil een broek kopen. Ze werd rood, als de vuurtoren van De Cocksdorp, tot achter de oren, en ze riep een oudere winkeldame ter hulp: ik denk dat mijnheer een pantalon wil kopen. Ja, zoals ik al zei, ik woonde er pas en ik wist toen nog niet dat broek in Holland een heel vies woord is, althans in zekere omstandigheden Piet Lap vond ik overigens een passende naam voor een kleerwinkel, maar ik had nooit gedacht dat Lap een echte persoonsnaam was. Tot nu dus
Meer kom ik te weten tijdens mijn wandeling in de Herenstraat. Op de voorgevel van een huis staat een plaat met als opschrift: Geboorteplaats Cornelis Lap (°1869), oprichter herenkledingzaken te Rotterdam. Omgekomen bij het bombardement op de marinierskazerne op 12-5-1940.
Overigens zijn er in die Herenstraat tientallen huizen met zon mooie plaat op de voorgevel en met al even interessante gegevens over de geschiedenis van het huis en zijn bewoners. Oók in de Herenstraat: hotel Het Spookhuis. Brr Dan maar liever hotel Op Diek.
Tegenover het hotel is een uitermate interessant museum, het Texels instituut ter bevordering van de flessenpost op zee. De entree is vrij. Ook dit is al het onderwerp geweest van een pictaiku (www.bloggen.be/zerar/archief.php?ID=3012598). Er staat ook bij: dagelijks geopend tenzij gesloten
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.