Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
28-02-2014
FILM: I wish (Hirokazu Kore-eda) (Japan, 2011)
I WISH [Kiseki] (Hirokazu Kore-eda) (Japan, 2011)
(130)
Hirokazu Kore-eda, wiens Still walking wij een fijngevoelige en honorabele prent vonden, had met Nobody knows al bewezen dat hij graag en op verdienstelijke wijze met kinderen filmt. In deze I wish (de Japanse titel betekent Het mirakel) spelen kinderen weer de hoofdrollen. Koichi en Ryu zijn twee broertjes die sinds de scheiding van hun ouders ver van elkaar wonen: de ene bij zijn vader, de andere bij zijn moeder en zijn grootouders. Wanneer er een nieuwe treinverbinding wordt ingesteld, doet de legende de ronde dat als je een wens doet op het moment dat je de in tegenovergestelde richtingen rijdende treinen van de lijn elkaar ziet passeren, die wens vervuld zal worden. Samen met hun vriendjes reizen de broers vanuit hun respectieve woonplaatsen naar het punt waar die treinen elkaar kruisen (om te wensen dat ze terug bij elkaar zouden mogen wonen), maar op het moment suprême wensen ze allebei iets anders. Hun ouders komen dan ook niet terug bij elkaar. De andere kinderen doen ook wensen, maar daar komt evenmin iets van terecht. Alleen een iets ouder meisje dat wenste om actrice te worden in Tokyo, deelt aan haar moeder mee dat ze effectief naar Tokyo wil om daar actrice te gaan worden.
Bedoelt Kore-eda dat je niet op wonderen moet wachten, maar zelf het heft in handen dient te nemen als je iets wil bereiken? Het blijft erg onduidelijk. Bovendien beslaat de reis naar die elkaar kruisende treinen en de afloop daarvan alleen het laatste halfuur van de film. Daarvoor krijgen we een mengelmoes van korte sequensen te zien waarbij de twee broertjes afwisselend gevolgd worden in hun dagelijkse leven, zonder dat er belangrijke dingen gebeuren. De film bevat weliswaar een flinke dosis mooie beelden en ook de soundtrack is erg verzorgd, maar meer dan een esthetiserend effect heeft dat niet. Regelmatig vraagt de kijker zich af waar Kore-eda nu precies naar toe wil met zijn veel te traag op gang komende verhaal, en pas naar het einde begint dat verhaal een beetje te leven, zonder dat dat overigens leidt tot een beklijvende ontknoping. I wish toont aan dat Kore-eda zeker over cinematografisch talent beschikt, maar in deze film doet hij er te weinig mee. Daarom is I wish helaas manifest een minder aansprekende Kore-eda.
Quotering: **½
(22 februari 2014) (TV Nederland 2)
BOEK: Mogelijkheid van een eiland (Michel Houellebecq) 2005
MOGELIJKHEID VAN EEN EILAND (Michel Houellebecq) 2005
[Roman, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2005, or. Frans: La possibilité dune île, Parijs, 2005, 420 blz.]
Deze vijfde roman van Houellebecq is een SF-roman, correcter: een soort SF-roman, die twee parallel lopende verhaallijnen bevat. De hoofdpersoon van de eerste, zich in onze tijd afspelende verhaallijn is Daniel1, een cabaretier, schrijver en filmmaker die veel succes heeft en steenrijk wordt doordat hij een haarscherp en cynisch observator van de moderne tijd is en er niet voor terugschrikt taboes te doorbreken, tegen heilige huisjes te trappen en minderheden te shockeren (het voorbeeldje dat in interviews, signalementen en besprekingen steevast geciteerd wordt, is: Weet je hoe het vet heet dat om de vagina heen zit? Nee. Vrouw [p. 18]). In zijn privéleven is Daniel1 echter heel wat minder succesvol. Zijn eerste vrouw dumpt hij als ze zwanger raakt en de dag dat zijn zoon zelfmoord pleegt, maakt hij eieren met tomaat voor zichzelf. Daarna heeft hij een lange relatie met Isabelle, een succesvolle mode- en lifestylejournaliste, maar als Isabelles lichaam begint af te takelen, gaan ze uit elkaar, omdat Isabelle niet (meer) van seks houdt. Daniel1 is ondertussen op een fraai domeintje in Spanje gaan wonen. Nadat hij een tijd aangemodderd heeft, leert hij de jonge, geile actrice Esther kennen en bij haar leeft Daniels sputterende seksualiteit weer op (mét de hulp van een of ander, de erectie bevorderend zalfje). Tot Esther, die niet van de liefde houdt, naar Amerika trekt en Daniel1 eenzaam achterlaat. Daniel1 sukkelt dan weer verder, hij takelt geestelijk en lichamelijk af, zijn trouwe hond sterft en uiteindelijk pleegt hij zelfmoord [pp. 369-370].
In de periode dat hij Esther leerde kennen, is Daniel1 overigens ook in contact gekomen met de sekte van de elohimieten die geloven dat buitenaardse wezens het leven op aarde hebben geschapen en nu voor die wezens op Lanzarote een tempel bouwen. Daniel1 neemt dat echter allemaal met een korreltje zout en de sekteleiders zelf lijken dat ook te doen, maar ondertussen doen zij wetenschappelijk frontlinieonderzoek rond genetische manipulatie en klonen met de bedoeling een nieuwe, gekloonde mensensoort te creëren. De sekteleden moeten dan wat DNA afstaan, plegen zelfmoord en zullen vervolgens zo gauw dat technisch mogelijk is, gekloond worden. In de tweede, zich tweeduizend jaar later afspelende verhaallijn is dat ondertussen allemaal werkelijkheid geworden. Na allerhande atoomoorlogen en natuurrampen overleven nog slechts een klein aantal wild geworden en in stamverband levende echte mensen, terwijl de nieuwe mensen zonder begeerte of driften levende klonen zijn (van mensen die tweeduizend jaar daarvoor hun DNA afstonden) die met elkaar communiceren via een soort internet maar verder geen lijfelijk contact hebben.
Als zij uiteindelijk sterven, komt er een nieuwe kloon in hun plaats (wat blijkbaar allemaal geregeld wordt door een soort centrale overheid). Bovendien bestuderen die klonen allemaal de dagboeken van hun voorouders (want die moesten voor het nageslacht een soort autobiografisch testament nalaten). Zo lezen we in de tweede verhaallijn hoe twee klonen van Daniel1, namelijk Daniel24 en Daniel25, commentaar leveren op het levensverhaal van hun voorganger en af en toe iets loslaten over hun eigen levenswijze. Die klonen kunnen maar niet begrijpen waarom hun voorganger zo gedreven werd door seksuele begeerte. Zelf zijn ze ondanks alle orde en evenwicht in hun bestaan nochtans ook niet gelukkig, en dat leidt ertoe dat Daniel25 op het einde zijn privédomein verlaat om door een postapocalyptisch Spanje samen met zijn hond op zoek te gaan naar het eiland Lanzarote (het eiland uit de titel en ook uit het gedicht dat Daniel1 vóór zijn zelfmoord aan Esther stuurde [pp. 370-371], het eiland dat metaforisch staat voor liefde en geluk). Een tijdje voelt Daniel25 zich gelukkig in zijn zwervend bestaan, maar dan sterft zijn hond en uiteindelijk beseft hij (zo kunnen we afleiden uit de wat wollige laatste bladzijden) dat hij het geluk niet zal vinden, want geen enkele nieuwe mens, zo wist ik nu, zou in staat zijn een oplossing te vinden voor de wezenlijke aporie [p. 416].
Tot zover een beknopte samenvatting van de inhoud. Wat is nu de thematische bottom line van dit alles? In dat verband kan je, denken wij, best het boek (en dus Houellebecq) zelf aan het woord laten. Uit onze lectuur van De wereld als markt en strijd en Platform (Elementaire deeltjes hebben we nog niet grondig genoeg gelezen) weten we dat Houellebecq een bijzonder pessimistische, misantropische en sterk romantische (denk aan de Weltschmerz!) wereldvisie heeft: twee terreinen, enerzijds werk en anderzijds seks/liefde, zijn voor de mens in zijn dagelijks, aards bestaan belangrijk en de overgrote meerderheid der mensheid is op geen van deze beide terreinen gelukkig (tenzij misschien voor een korte periode). Dat laatste werd duidelijk geïllustreerd in Platform, waar de hoofdpersoon een hele tijd lang een bijzonder gelukkige seks- en liefdesrelatie kent, maar uiteindelijk wordt die relatie door omstandigheden (een aanslag van moslimterroristen) tenietgedaan. Mogelijkheid van een eiland lijkt ons nu krek dezelfde boodschap te brengen: liefde en geluk zijn in dit aardse leven misschien wel kort bereikbaar, maar ze zijn nooit vast te houden, een eiland (van liefde en geluk, zonder streven) binnen de tijd (zie Daniel1s gedicht op pagina 371) is onmogelijk.
Houellebecq noemde Platform terecht een liefdesroman (wij deden hetzelfde in onze bespreking): ofschoon de liefde en het geluk op het einde teloorgaan, weet Houellebecq in de loop van het verhaal het gevoelen van voldaanheid dat hij ervaart met zijn geliefde, haast lijfelijk op de lezer over te brengen, en dat was een knappe prestatie die wij dan ook ten zeerste wisten te appreciëren. Mogelijkheid van een eiland is ook een liefdesroman, maar veel cynischer, pessimistischer en uitzichtlozer dan zijn voorganger, ofschoon cynisme, pessimisme en uitzichtloosheid wel degelijk ook al aanwezig waren in Platform. Daniel25 stelt het scherp vast in één van zijn commentaren [p. 165]: Liefde lijkt voor de mensen van de laatste periode het summum en het onmogelijke te zijn geweest, het gemis en de genade, het brandpunt waarin alle leed en alle vreugde konden samenvallen. Het onevenwichtige, smartelijke levensverhaal van Daniel1, dat even vaak ongegeneerd sentimenteel als ronduit cynisch is, en in alle opzichten tegenstrijdig, mag in dat opzicht kenmerkend heten. In een interview met Marijke Arijs stelde de auteur overigens: Dit boek beschrijft inderdaad het failliet van het boeddhisme. Elementaire deeltjes zou trouwens ook in dat licht gelezen moeten worden. Toen zag ik het boeddhisme nog als een mogelijke uitweg, als een oplossing voor de problemen van de mensheid. Daar ben ik nu van teruggekomen. Het uitgangspunt van het boeddhisme is dat gemoedsrust, het uitschakelen van begeerte, leidt tot geluk. In dit boek gebeurt dat niet. Alle gevoelens en verlangens zijn uitgeschakeld, maar mijn personages blijken niet zonder liefde te kunnen of te willen leven. Dààrover gaat dus ook deze roman, over liefde en geluk, en het is de romanticus Houellebecq die op pagina 346 Daniel1 laat zeggen dat hij tegen alle feiten in, diep vanbinnen toch nog altijd in de liefde bleef geloven. De uiteindelijke boodschap is echter weer dat liefde en geluk onmogelijk zijn, en dat kan dan logischerwijze alleen maar leiden tot een donkere, pessimistische levensvisie, zoals Daniel1 bevestigt op pagina 333: Molière werkte in het komische genre, en dat is altijd hetzelfde probleem, uiteindelijk stuit je altijd op dezelfde moeilijkheid, namelijk dat het leven eigenlijk helemaal niet komisch is.
Bon. We hebben dit boek nu gelezen, we menen dat we de onderliggende thematiek ervan zon beetje begrepen hebben, maar is het nu ook een goed boek, of is het zelfs een meesterwerk (zoals sommige, maar vast niet alle, recensenten stellen). Vooraleer we daar nog iets over zeggen, eerst toch even signaleren dat de Nederlandse titel een bijzonder rare vertaling is van La possibilité dune île. Waarom wordt dat bepaalde lidwoord weggelaten? Het moet toch zijn: Dé mogelijkheid van een eiland. The Merchant of Venice vertaal je toch ook niet als Koopman van Venetië? Op pagina 371, waar de titel in een gedicht van Daniel1 voorkomt, wordt overigens vertaald een mogelijkheid van een eiland, alweer foutief volgens ons. Het is natuurlijk maar een detail (alhoewel: is een titel een detail?), maar het viel ons op dat het blijkbaar niemand anders in het Nederlandstalige gebied gestoord heeft. Vreemd. Sommige artikelen (zoals het interview van Martin Coenen in Humo) die verschenen nog vóór de Nederlandse vertaling op de markt kwam, vertalen overigens wél correct: De mogelijkheid van een eiland.
Bon. Is La possibilité dune île nu een meesterwerk? Wij vinden van niet, al spreekt de roman ons wel aan en menen wij ook te begrijpen waarom hij ons (en ongetwijfeld vele anderen) aanspreekt. Die figuur van Daniel1, dat is natuurlijk Houellebecq zelf. Via zijn fictie, maar ook via uitspraken in interviews werpt Houellebecq zich zon beetje op als de scherpzinnige, intelligente en humoristische observator van onze moderne tijden, en dat vinden de mensen leuk: ( ) ik was erg goed in het neerzetten van de incestueuze verleidingen waaraan intellectuelen in het midden van hun carrière blootstonden ten opzichte van hun dochters of stiefdochters met blote navels en boven hun broek uitstekende strings. Om kort te gaan, ik was een vlijmscherpe observator van de hedendaagse werkelijkheid [p. 17, cursivering van Houellebecq!].
De nagel op de kop! Dat die observaties regelmatig gepaard gaan met islamofobe of seksistische uitspraken valt bij de Houellebecq-fans (waartoe wij onszelf zeker willen rekenen) niet echt in slechte aarde, net zomin als het feit dat er af en toe eens lekker afgegeven wordt op bekende namen, zoals Vladimir Nabokov en James Joyce [p. 26] of Teilhard de Chardin [p. 69], en even net zomin als het feit dat er flink wat erotiek geserveerd wordt. Af en toe krijgen die uitspraken zelfs een zeker profetisch gehalte, en ook dat is voor heel wat lezers aangenaam voer. Een voorbeeldje op pagina 309: Toen werd het de bevolking van de westerse landen volstrekt duidelijk dat de moslimlanden louter door onwetendheid en dwang in de greep van hun primitieve geloof waren gehouden: beroofd van hun achterland vielen de westerse islamitische bewegingen in één klap uiteen. Of Houellebecq het allemaal zo letterlijk méént, is natuurlijk nog maar de vraag. Op pagina 183 zegt Daniel1 immers onder meer: Ik was toch wel een beetje een hoer, ik had me aangepast aan de voorkeuren van het publiek, nooit was ik werkelijk oprecht geweest En op pagina 185 legt hij uit dat mijn hele carrière en vermogen gebaseerd waren op de commerciêle uitbating van lage lusten, op de absurde fascinatie van het Westen met cynisme en kwaad
Om maar te zeggen dat Houellebecq zijn thematiek meeheeft. Je zou natuurlijk (onvriendelijk) kunnen zeggen dat die thematiek altijd hetzelfde is, rehash of the same old stuff, en dat we het nu onderhand wel weten. Als je vriendelijker bent, kan je hier voor hetzelfde geld uiteraard spreken van conceptual continuity, maar wij blijven erbij: wat voor nut of waarde heeft conceptual continuity, als het steeds op dezelfde, monomane manier gebracht wordt? Conceptual continuity is alleen bewonderenswaardig als het op een telkens vernieuwende, grensverleggende en dus meesterlijke manier gebracht wordt. En om echt meesterlijk genoemd te worden, laat La possibilité dune île toch wat te veel steken vallen. Wij sommen er een paar op.
Wat doen die mottos bij de hoofdstukken van Daniel1? Soms zijn ze onnozel, vaak zijn ze bijzonder weinig functioneel, en in bepaalde gevallen worden ze gewoon weggelaten (bijvoorbeeld op pagina 177). Zulke dingen komen toch niet echt sterk over? De hoofdstukken van Daniel24 en Daniel25 lijken ons in vergelijking met de hoofdstukken van Daniel1 erg zwak. De SF-mumbo jumbo die hier meermaals gedebiteerd wordt, werkt irriterend en zit bovendien vol narratologische gaten en leemtes. Wie is bijvoorbeeld nu uiteindelijk die Opperzuster? En wat is er nu precies gebeurd met de aarde tweehonderd jaar na het nu-vertelmoment van Daniel1, met andere woorden: hoe is de ons bekende wereld geëindigd? Heel het derde deel, waarin die Daniel25 door een postapocalyptisch Europa trekt, kon ons eerlijk gezegd ook maar matig bekoren (misschien dat het in een film sterker zou overkomen), en op het einde dooft het hele zaakje zon beetje uit als een vermoeide kaars, nogmaals: na een aantal bijzonder wollige bladzijden.
Een smetteloos meesterwerk is Houellebecqs jongste dus vast niet, maar de Franse auteur heeft heel wat troeven (zie supra) om een bepaald hedendaags publiek aan te spreken, en in die zin lijkt hij ons wel degelijk een period piece (een tijdverschijnsel, de term is van de Amerikaanse literatuurprof Harold Bloom) te zijn. Of La possibilité dune île het eindpunt vormt van Houellebecqs schrijverscarrière, durven wij niet beweren, en nog veel minder dat hij binnenkort zelfmoord gaat plegen. Veeleer zien wij hem in de nabije toekomst een film naar een eigen scenario gaan regisseren: in 2004 stapte Houellebecq voor 1,3 miljoen euro over van Flammarion naar het grotere Fayard, en deze deal omvatte ook de verfilming van Houellebecqs boeken (met Michel himself als regisseur).
Geraadpleegde lectuur
- Martin Coenen, De mogelijkheid van een eiland: krék die gek van een Michel Houellebecq (interview), in: Humo, nr. 3402, 15 november 2005, pp. 168-170.
- Dirk Leyman, Bijtende visioenen. Apocalyptische roman van enfant terrible Michel Houellebecq, in: De Morgen/Boeken, 7 september 2005, pp. 2-4.
- Marijke Arijs, Ik ben behoorlijk tevreden met mezelf. Michel Houellebecq over zijn meesterwerk (interview), in: De Standaard der Letteren, 29 september 2005, pp. 2-3.
- Dirk Leyman, Ik ben een realist met romantische trekjes. Gesprek met Michel Houellebecq aan de vooravond van de Prix Goncourt (interview), in: De Morgen/Boeken, 2 november 2005, pp. 2-5.
- Marijke Arijs, Klippen van ellende. De donkere toekomst van Michel Houellebecq, in: De Standaard der Letteren, 2 december 2005, p. 15.
- Joe Oostvogels, (recensie van La possibilité dune île), ongepubliceerd typoscript, januari 2006.
- Joe Oostvogels, (recensie van De koude revolutie confrontaties en bespiegelingen), ongepubliceerd typoscript, januari 2006.
Naschrift
De recensie van Marijke Arijs (in De Standaard der Letteren, 2 december 2005), overigens één van de weinige échte recensies die wij lazen in de media, bevat heel wat raakpunten met onze bespreking hierboven. Enkele citaten.
- Het geheel is gekruid met de obligate seksscènes en met ingrediënten die ontleend zijn aan de sciencefictionliteratuur: een sekte, apocalyptische rampen, klonen en genetisch geknutsel.
- Houellebecq is op zijn best wanneer hij zijn slechte karakter en zijn sarcastische neigingen kan uitleven. In het verhaal van Daniel1, dat een en al kommer en kwel is, is hij duidelijk in zijn element.
- De lijdensweg van een loser als Daniel1 is een kolfje naar de hand van Houellebecq, maar met het vlakke, monotone bestaan van de klonen weet hij kennelijk geen raad. Hilarische maatschappijkritische passages worden afgewisseld met ongenietbare, met SF-jargon doorspekte theorietjes.
- De auteur heeft er flink met de pet naar gegooid. Dat blijkt uit een aantal slordigheden en logische fouten, uit de rafelige constructie en de wijdlopige stijl.
- De auteur, die uitstekend begrepen heeft dat literatuur op overdrijving werkt, legt de pijnpunten in onze samenleving bloot, vergroot ze uit en trekt ze door tot in de uiterste consequenties. Zijn dogmas moet u er wel bij nemen: het leven is een bij voorbaat verloren slijtageslag. Geluk bestaat niet, liefde evenmin en de wereld snelt zijn ondergang tegemoet.
LUCIDE DROMEN. Zo doe je dat
(Dylan Tuccillo, Jared Zeizel en Thomas Peisel) 2013
[Lannoo, Tielt, 2013, or. Amerikaans: A Field Guide to Lucid Dreaming. Mastering the Art of Oneironautics, New York, 2013, 280 blz.]
Op een bijzonder omslachtige, langdradige en ook oppervlakkige wijze leggen deze drie oneironauten (droomreizigers) uit hoe je je dromen beter kan herinneren, hoe je een droomdagboek aanlegt, hoe je bewust kan worden tijdens je droom (lucide dromen) en hoe je een droom bewust kan sturen. Er wordt heel enthousiast gedaan: lucide dromen zou je een beter inzicht geven in jezelf, het zou je geestelijk en zelfs fysiek kunnen genezen en het zou een bijdrage kunnen leveren aan je creativiteit (oplossingen vinden voor problemen, inspiratie aanleveren voor het schrijven van een verhaal ).
Voorlopig staan wij persoonlijk nogal sceptisch tegenover dat hele concept van lucide dromen. Volgens ons (maar we zijn geen specialisten terzake en hebben misschien nog te weinig ervaring opgedaan) is wat hier lucide dromen genoemd wordt niet meer dan een toestand (die iedereen al wel eens heeft meegemaakt) van half slapen, half wakker zijn waarbij de hersenen zoals altijd nieuwe combinaties uitvinden van beschikbare gegevens en ervaringen, alleen onthoudt men die in dit geval beter omdat men half wakker is. In boekjes zoals het onderhavige wordt echter voortdurend gedaan alsof de droom een eigen leven leidt en alsof je met die droomwereld interactief kan communiceren zoals met de echte wereld. Men belooft ook je allerlei trucjes en technieken aan te leren om tot bewust dromen te komen, maar al te veel moet men zich daar niet van voorstellen. Zoals in een flutartikeltje over dromen in het fluttijdschriftje Steps Magazine door ene Katrien Bonne werd gezegd, komt het eigenlijk steeds weer neer op het volgende: Er bestaan verschillende technieken, zoals de MILD-techniek en de WILD-techniek, maar samengevat komt het erop neer dat je het echt wil en tegen jezelf herhaalt (ik ga nù dromen, en ik weet dat ik dan droom) en visualiseert. Nou ja.
Wat ons ook verschrikkelijk stoort, is dat de auteurs van dit boekje constant doen alsof ze op het gebied van lucide dromen het warm water hebben uitgevonden, terwijl negentig procent van wat ze vertellen, reeds te lezen was in (onder meer) het gelijkaardige boekje Creatief dromen van Patricia Garfield. En dat dateert uit 1974.
Veel herhalingen. Alles lang en breed uitgesponnen. Achteraan elk hoofdstuk staat telkens de kern in enkele punten samengevat.
Hoofdstuk 1
Veelbelovende dingen over de kunst der droombeheersing: We kunnen onze problemen aanpakken bij hun oorsprong in onze eigen geest. We kunnen dingen leren over onszelf en rijker worden. We kunnen onze persoonlijkheid tot een harmonieus geheel vormen. We kunnen onze angstwekkende droomvijanden in droomvrienden veranderen. Werkelijk. We kunnen in onze droomwereld ons welgezinde beelden inbouwen, die ons niet alleen in onze dromen, maar ook in ons wakend leven zullen bijstaan. We kunnen ons droomvrienden maken, die ons oplossingen voor onze problemen en wonderbaarlijke artistieke werkstukken zullen verschaffen. Droomvrienden kunnen ons laten zien hoe we een netelig probleem in ons werk moeten oplossen, ons een thema voor een reclamecampagne verschaffen, een origineel ontwerp voor een jurk creëren, een episch gedicht schrijven, of een nieuw lied zingen. Van welke aard onze problemen ook mogen zijn, dromen kunnen nieuwe ideeën en soms magnifieke oplossingen bieden [p. 14].
De nadruk wordt gelegd op het aankweken van droomvrienden. En ook op het feit dat bewuste gedachten van grote invloed zijn op het droomleven. Garfield is erg optimistisch: Alles wat u sinds uw conceptie gezien, gehoord, aangeraakt, geproefd of geroken heeft, of wat op een of andere wijze door de receptors van uw lichaam waargenomen is, heeft de weg door uw zenuwstelsel afgelegd en is in uw hersenen vastgelegd [p. 25]. Iedere indruk die we opdoen, wordt vastgelegd [p. 26]. En via dromen kunnen we die indrukken terug oproepen!
Hoofdstuk 8 : Hoe u uw droomdagboek bijhoudt
Belangrijk is: uw dromen au sérieux nemen, u overdag voorhouden uw dromen van die nacht te zullen onthouden. Belangrijk is ook: spontaan, rustig wakker worden (meestal vlak na een REM-periode, een vakantiesfeer is daarvoor gunstig). Na het wakker worden: stil blijven liggen, de droom weer oproepen, bekenden de revue laten passeren (dat wekt associaties op). Rustig andere houdingen aannemen, de ogen toehouden. De droom zal op de duur coöperatief worden. Ongewone uitspraken en gebeurtenissen eerst noteren. Dromen titels geven. Proberen ze zelf te interpreteren.
Hoofdstuk 2 : Leer van dromers uit de Oudheid
Belangrijk is: een rustige omgeving (zie de tempels in de Oudheid). Uw voornemen te willen dromen duidelijk formuleren: u erop concentreren, de verlangde droom voor u zien. Vóór het inslapen observaties of handelingen uitvoeren die relevant zijn voor de verlangde droom. Ondervraag uw droomfiguren. Tracht de topdogs en underdogs te identificeren.
Hoofdstuk 3 : Leer van creatieve dromers
De Britse negentiende-eeuwse schrijver Robert Louis Stevenson (auteur van onder meer The strange case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde) schreef zijn verhalen op basis van wat droomfiguren (Brownies) hem s nachts in zijn slaap vertelden. Leg u tijdens het wakend leven toe op de onderwerpen waarover u wil dromen. Zuig informatie op. De droom zal de elementen op een nieuwe wijze combineren.
Hoofdstuk 4 : Leer van Amerikaans-Indiaanse dromers
Brengt niet veel nieuws.
Hoofdstukken 1-4 vormden deel I: Hoe u uw dromen ontwerpt. Nu volgt deel II: Hoe u tijdens uw dromen tot bewustzijn komt.
Hoofdstuk 5 : Leer van Senoi-dromers
De Senoi zijn een Maleisische volksstam die veel belang hecht aan dromen, met als resultaat dat ze zeer vreedzaam zijn, hecht samenwerken en toch ook erg individualistisch en creatief zijn. Zij vertonen een buitengewone psychologische aangepastheid. Bij de Senois: veel praten onder elkaar over dromen (onder meer bij het ontbijt). Treed gevaar in uw droom tegemoet! Streef naar genotservaringen! Laat de droom positief aflopen!
Dan: een heel systeem met vragen en multiplechoicemogelijkheden om de droom zo goed mogelijk te reconstrueren + regels en raadgevingen voor volgende dromen.
Hoofdstuk 6 : Leer van bewuste dromers
Over het tijdens de droom tot bewustzijn komen.
Hoofdstuk 7 : Leer van dromende yogis
Belangrijk: u concentreren op het voornemen om bewust te dromen. Een rustig plekje!
Volgt dan deel III: Hoe u beheersing over uw dromen ontwikkelt.
Hoofdstuk 9 : Hoe u beheersing over uw dromen ontwikkelt
Nog eens een samenvatting van de reeds geziene belangrijkste punten.
Algemeen psychologisch: Hoe meer ervaringen u tot uw beschikking heeft, hoe groter de kans dat u een unieke combinatie tot stand zult brengen [p. 196].
Een voorbeeld van een structuur-analytisch verslag
Er werd gebruik gemaakt van de Grote Lijsters 2013-editie van deze roman: Harry Mulisch, De Aanslag, Noordhoff Uitgevers BV, Groningen-Houten, 2013, 179 blz.
1a Uitwendige structuur
De Aanslag bestaat uit een proloog en vijf episoden die verder onderverdeeld zijn in hoofdstukken. De episoden verlopen chronologisch, maar met grote ellipsen.
Eerste episode (4 hoofdstukken) = 1945.
Tweede episode (4 hoofdstukken) = 1952.
Derde episode (3 hoofdstukken) = 1956.
Vierde episode (5 hoofdstukken) = 1966.
Laatste episode (4 hoofdstukken) = 1981.
Waarom de eerste episode zich in 1945 afspeelt, is duidelijk: toen gebeurde de aanslag. Men kan zich echter de vraag stellen waarom de andere episoden zich precies in 1952, 1956, 1966 en 1981 afspelen. De inwendige structuur zou daar een antwoord op moeten geven.
1b Inwendige structuur
In een interview (met Humo) over het schrijven van romans heeft Harry Mulisch ooit gezegd: Boeken die niet gebaseerd zijn op een schema zijn weekdieren. Nu zijn weekdieren ook Gods schepselen, maar ik prefereer zoogdieren. Een boek moet voor mij een skelet hebben. Dat skelet mag je niet duidelijk zien, het moet onzichtbaar zijn, en toch duidelijk aanwezig. Er moeten lijnen in een boek zitten, anders is het een roman ohne Eigenschaften. Toen Rembrandt de Nachtwacht schilderde, zette hij ook niet zo maar een paar mannetjes naast elkaar. Kunsthistorici hebben tal van lijnen in dat schilderij ontdekt. Die lijnen moeten er zijn, die hebben onmiddellijk met de artistieke werking van dat schilderij te maken. Met andere woorden: Harry Mulisch is bij uitstek een auteur die veel belang hecht aan de functionele structuur van een roman
Titel
Spreekt voor zichzelf: de aanslag op Fake Ploeg heeft in 1945 het leven van Anton Steenwijk ingrijpend veranderd.
Motto
Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht. C. Plinius Caecilius Secundus (Plinius Minor) was een Romeinse senator uit de 1ste eeuw na Christus. Het citaat komt uit één van zijn brieven (Epistulae), meer bepaald uit een brief aan Tacitus waarin Plinius een ooggetuigeverslag geeft van de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79. Het citaat heeft hierop betrekking: de as van de uitbarsting verduisterde de hemel. Men (her)leze nu wat er staat op pagina 55 (het begin van de tweede episode): De rest is naspel. De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer.
We kunnen dus het motto symbolisch interpreteren
VULKAANUITBARSTING
Een belangrijke gebeurtenis, hier: de aanslag op Fake Ploeg.
ASWOLK DIE BLIJFT
Het naspel: de gevolgen van deze gebeurtenis voor het verdere leven van Anton Steenwijk.
Het motto wordt nog functioneler zodra we beseffen dat in 1945 Europa reeds grotendeels bevrijd was (overal was het al dag), maar het noorden van Nederland (Anton woont in Haarlem) nog niet (maar hier was het nacht). Voor Anton is het bovendien niet alleen nacht maar zelfs meer dan nacht: hij verloor in 1945, kort voor het einde van de oorlog, nog zijn ouders en zijn broer, iets wat zijn verdere leven sterk zal beïnvloeden.
Motieven
De vulkaanuitbarsting en de aswolk waarnaar het motto en het begin van de tweede episode verwijzen, brengen ons op het spoor van een in deze roman steeds weerkerend AS-MOTIEF.
II.3 (p. 63) Anton bezoekt zijn vroegere buren. Op de plek waar zijn huis was, groeit veel onkruid: Misschien kwam het door al die as, dat het daar zo vruchtbaar was.
II.3 (p. 69) Als er gebeurd was wat Peter vermoedelijk wilde, zou alles hier in de as gelegd zijn.
IV.5 (p. 143) Een asbak begint te roken en te stinken.
De laatste zin (p. 179) zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is. De aanslag is al lang voorbij, maar de gevolgen voor Anton blijven.
De naam Anton Steenwijk Zijn initialen zijn A/S
De titel De Aan-Slag AS
Een ander voorbeeld is het STEEN-MOTIEF.
- Het zit in de naam van het hoofdpersonage (STEENwijk).
- Op pp. 17-18 wordt door pa Steenwijk uitgelegd wat bij de oude Grieken een symbolon was: een steen die in twee helften werd geslagen en later diende als herkenningsteken.
- Op p. 25: zoals kiezelstenen op de bodem van een beek.
- Peter (de naam van Antons broer én zoon): betekent letterlijk steen(rots).
- Op p. 92: de steen die Fake Ploeg jr. in de spiegel gooit.
- Op p. 74 (in verband met het monument voor de slachtoffers van de aanslag): Je zei dat die stenen je gestolen konden worden.
- Op dezelfde bladzijde: alsof iemand een steen in een put gooit en dan nooit meer iets hoort.
- Op p. 98 (Anton leert zijn eerste vrouw Saskia kennen in Londen): de Stone of Scone in Westminster Abbey.
Een steen is iets hards, dat niet gemakkelijk verdwijnt: een symbool voor de harde gevolgen van de aanslag voor Anton? Anton is ook versteend: zijn evolutie wordt afgeremd.
Het (nood)lot speelde bij de aanslag ook een belangrijke rol: vandaar het optreden van een DOBBELSTEEN-MOTIEF? Vergelijk onder meer pp. 18 (de dobbelsteen bij het spelletje Mens-erger-je-niet), 52 (laatste zin van de eerste episode: Anton heeft de dobbelsteen nog in zijn broekzak), 150 (tafelaansteker in de vorm van een dobbelsteen) Het lot kan iemands leven ingrijpend bepalen.
Het belangrijkste motief is echter ongetwijfeld het SCHULD-MOTIEF. De vraag wie er schuldig is aan de dood van Antons ouders en broer en dus aan Antons levenslange geestelijke trauma, begint immers met de vraag wie er eigenlijk schuldig was aan de aanslag zelf. Uit de eerste episode zou men kunnen concluderen dat alleen de Duitsers schuldig waren, maar zo eenvoudig liggen de zaken niet. In elke volgende episode komt Anton immers iemand tegen die met de gebeurtenissen in 1945 iets te maken had, en dit leidt bij Anton telkens tot nieuwe inzichten in de schuldvraag.
EERSTE EPISODE (1945) 1 Oorlog / de familie Steenwijk thuis
2 Aanslag op NSBer Fake Ploeg / represailles
3 Anton ontmoet een verzetsvrouw in de gevangenis
4 Anton naar Amsterdam
= de AANSLAG, de rest is NASPEL
TWEEDE EPISODE (1952) Ontmoeting met de Beumers. Mevrouw Beumer is zeer positief over Peter, maar hij wilde het lijk voor de deur van de Beumers leggen: dan zou het huis van de Beumers in brand gestoken zijn (p. 69). Peter is schuldig!
DERDE EPISODE (1956) Ontmoeting met zoon van Fake Ploeg. Zijn vader was een overtuigde fascist, hij vreesde het communisme. Het verzet wist dat er represailles zouden komen (p. 89). Het verzet is schuldig!
VIERDE EPISODE (1966) Ontmoeting met verzetsman Cor Takes. Fake Ploeg was een smeerlap, moest dood (pp. 111-112). Ploeg is schuldig! De familie Steenwijk had het lijk moeten binnenhalen (p. 115). De Steenwijks zijn zelf schuldig aan hun eigen dood! Truus Coster schoot Ploeg neer (p. 118: Truus = de vrouw in de cel, lijkt op Antons eerste vrouw Saskia). Ook zij is schuldig!
LAATSTE EPISODE (1981) Ontmoeting met Karin, dochter van buurman. Korteweg heeft het lijk bij de Steenwijks gelegd, omwille van zijn hagedissen (pp. 174-176). Korteweg is schuldig, de hagedissen zijn schuldig! Niet bij de familie Aarts: daar zaten Joden ondergedoken (p. 176). Ook die Joden zijn schuldig!
Anticipaties & retroversies
Een fraai voorbeeld van anticipaties vinden we in de proloog, die twee belangrijke onderdelen bevat:
(a) veel informatie over de vier huizen
De Beumers
oud koppel
WELGELEGEN Familie Steenwijk
BUITENRUST Zeeman Korteweg
met dochter Karin
NOOITGEDACHT Echtpaar Aarts
afzijdig
RUSTENBURG
Waarom zoveel informatie daarover? Omdat het essentieel is voor de verdere plot
Peter wilde lijk hier leggen: mislukte Lijk verlegd naar hier Plaats van aanslag!
Lijk verlegd naar de Steenwijks Niet verlegd naar hier: drie ondergedoken Joden
Hadden de drie Joden niet bij de familie Aarts gezeten, dan had Korteweg het lijk dààr gelegd en zouden Antons ouders en broer overleefd hebben! Drie Steenwijks / drie Joden! Dit alles is zeer functioneel, tot de namen van de huizen toe: Welgelegen (buiten schot gebleven), Buitenrust (geen rust, zijn slachtoffers geworden), Nooitgedacht (Korteweg heeft het lijk verlegd), Rustenburg (daar rustten drie Joden).
(b) de passage over het kanaal en de boot.
We krijgen in dit verband twee beelden. Eerst een man op een schip: hij loopt naar achter, duwt iets naar voor maar blijft op dezelfde plaats. Dit is een vooruitwijzing naar Anton Steenwijk. Vergelijk p. 147: Als daarom de grieken over de toekomst spreken, zeggen zij: Wat hebben wij niet allemaal nog achter ons? en in die zin was Anton Steenwijk een griek. Ook hij stond met zijn rug naar de toekomst en met zijn gezicht naar het verleden. Anton wordt ook achtervolgd door zijn verleden, loopt naar achter, staat met zijn rug naar de toekomst en kan dus niet vooruit: zijn levensevolutie stagneert.
Het tweede beeld: een vlechtwerk van golven die gaan en komen. Symbolisch: een gebeurtenis (schip dat voorbijvaart) die nog lang daarna gevolgen (golven) heeft. Een ingewikkeld vlechtwerk van golven (p. 9) = de plot van deze roman. Vergelijk p. 179 (laatste alinea): De golven trekken glad.
Harry Mulisch is een auteur die zijn romans zeer bewust componeert. Zijn boeken hebben een zeer doordachte, functionele inwendige structuur.
Vertelsituatie
We hebben te maken met een personale hij-verteller die meeleeft met het hoofdpersonage. Dat maakt de ontknoping in verband met de schuld-vraag des te spannender.
Knipoogjes van de auteur
Deze roman steekt vol knipoogjes van de auteur. De motieven alleen al kunnen beschouwd worden als uitgewerkte knipoogjes naar de lezer toe. Nog drie andere voorbeeldjes
- Derde episode, hoofdstuk 1 (p. 80): Anton studeert voor dokter en specialiseert zich in anesthesie = het verdoven van pijn. Zijn eigen pijn kan hij echter niet verdoven!
- Laatste episode, hoofdstuk 2 (pp. 159-160, vergelijk ook pp. 171 en 178): Anton lost een cryptogram op: Weet de Zonnegod geen duidelijker omschrijving voor deze puinhoop = ravage. Ook Antons geest is een puinhoop ten gevolge van de aanslag.
- Tweede episode, hoofdstuk 3 (p. 63): met daartussen al ranke boompjes, zoals die soms op zestiende-eeuwse schilderijen te zien zijn, met een engel op een heuvel en een kraai die kwaadaardig naar een monsterachtig mannetje staart. Zonder het te noemen, beschrijft Mulisch hier het schilderij Johannes op Patmos (Berlijn, Staatliche Museen) van Jheronimus Bosch (+1516). De kraai is hier overigens bedoeld als een arend, het embleem van Johannes de Evangelist.
2 Thematiek
Concreet thema
Een man die als jongetje zijn ouders en broer heeft verloren ten gevolge van Duitse represailles op het einde van de Tweede Wereldoorlog en daardoor levenslang getraumatiseerd is, met psychische kwalen als gevolg.
Abstract thema
Door het grondige veldwerk dat we verricht hebben bij Inwendige structuur is het dieperliggende, abstracte thema van deze roman maar voor het oprapen: het draait allemaal uiteindelijk rond de vraag wie er schuldig is, wanneer er iets heel ergs gebeurt. Het antwoord op deze vraag wordt door Mulisch netjes voorgeschoteld op het einde van zijn roman in een sleutelpassage: Was iedereen schuldig en onschuldig? Was de schuld onschuldig en de onschuld schuldig? De drie joden Zes miljoen waren er afgemaakt, twaalf keer zo veel mensen als hier liepen; maar door in levensgevaar te verkeren hadden die drie mensen twee andere mensen en zichzelf gered, zonder het te weten, en in plaats van zij waren zijn vader en zijn moeder en Peter gestorven, door toedoen van hagedissen (p. 178, voorlaatste bladzijde). Met andere woorden: de waarheid is nooit zwart of wit, maar altijd grijs. Schuld en onschuld zijn niet altijd even eenvoudig vast te stellen: het is vaak een heel complex probleem.
3 Personages
Er is manifest één hoofdpersonage dat we vrij grondig leren kennen: Anton Steenwijk is dus een genuanceerd, rond personage, al blijft er ten gevolge van het personale vertelstandpunt toch ook een zekere afstand tussen hem en de lezer bestaan. Anton is ook een dynamisch personage: de gevolgen van de aanslag en vooral het steeds opnieuw geconfronteerd worden met de schuldvraag leiden ertoe dat hij psychische problemen ondervindt (hij heeft aanvallen van migraine en hyperventileert). Hij huwt bovendien met zijn eerste vrouw (Saskia) omdat hij in haar uiterlijk Truus Coster (de vrouw met wie hij als jongetje in een cel zat) herkent. Het bewust worden hiervan leidt tot een scheiding met Saskia. Anton is tevens dynamisch in de zin dat het veranderende perspectief op de schuldvraag bij hem een dieper inzicht in de waarheid rond de aanslag en in de waarheid tout court genereert. Van een catharsis lijkt op het einde nochtans niet echt sprake: het woord ravage (p. 178), de symbolische massale angstschreeuw (pp. 178-179) en de dreiging van onzichtbare as in de laatste zin lijken er niet op te wijzen dat Anton nu bevrijd is van zijn verleden, integendeel. Let in dit verband ook op het knipoogje op pagina 79 (III.1): Een begin verdwijnt nooit, zelfs niet met het einde.
4 Tijd en Ruimte
De verteltijd is 179 bladzijden, de vertelde tijd omvat 36 jaar (van 1945 tot 1981), weliswaar met grote sprongen in de tijd. Dit heeft tot gevolg dat de plot wordt afgewikkeld aan een vlot tempo, mede dankzij de overkoepelende hoofdstukken aan het begin van elke episode en het feit dat in de andere hoofdstukken alleen gefocust wordt op het essentiële. Het verhaal speelt zich hoofdzakelijk af in het noorden van Nederland (Haarlem, Amsterdam). Behalve in de proloog (het kanaal) wordt er van symbolische ruimten geen opvallend gebruik gemaakt.
5 Stijl
De Aanslag is geschreven in een vlotte, zeer toegankelijke stijl met een weinig ingewikkelde zinsbouw en talrijke dialogen. Terwijl echter het concrete verhaal gemakkelijk te volgen is, vraagt het van de lezer wel enige inspanning om de diepere thematiek ervan te ontdekken. De roman bevat bovendien, vooral in de motieven, een aantal symbolische elementen en ook hier wordt van de lezer de nodige interactie verwacht. In de proloog (vooral de passage over het kanaal) weegt deze symboliek zo sterk door dat de lezer de indruk krijgt begonnen te zijn aan een erg cerebrale roman. Maar zodra het eigenlijke concrete verhaal een aanvang neemt, wordt deze indruk zeer snel weggenomen en het vanuit verschillende perspectieven bekijken van de schuldvraag zorgt voor een aantrekkelijke spanningscurve.
6 Evaluatie
Harry Mulisch legt in deze roman weinig of geen nadruk op het schrijven van mooi geformuleerde zinnen. Zijn hoofdbedoeling was blijkbaar het uitwerken van een verhaal met een mooie boodschap en een knap uitgedachte, niet meteen doorzichtige maar uiteindelijk toch overtuigende vorm. Van in het begin maakt de auteur de indruk zijn stof te beheersen: hij weet waar hij naar toe wil en gaat zelfverzekerd op zijn doel af, daarbij stap voor stap de correctheid van zijn hoofdthema onthullend. Er zitten in deze roman weinig details die niet passen binnen het geheel en deze functionaliteit is zelfs zo overweldigend dat men Mulisch niet ten onrechte een zekere dosis gekunsteldheid zou kunnen verwijten: hij wil het misschien té goed doen. Vergelijkt men De aanslag echter met andere romans, dan moet men toegeven dat het hier een fraai literair werkstuk betreft, en vergelijkt men De aanslag met andere romans van Mulisch, dan mag men rustig vaststellen dat het hier één van zijn meesterwerken betreft.
FILM: Cesare deve morire (P. & V. Taviani) (I, 2012)
CESARE DEVE MORIRE (Paolo & Vittorio Taviani) (Italië, 2012)
(76)
We hadden een hele tijd niets meer gehoord van de Taviani-bros en hoewel ze beiden ondertussen in de tachtig zijn, kwamen ze in 2012 weer op de proppen met een nieuwe film en wonnen meteen de Gouden Beer op het Berlijnse filmfestival. Paolo en Vittorio zijn gaan filmen in de zwaarbewaakte Romeinse Rebibbia-gevangenis waar zware criminelen in het kader van een heropvoedingsprogramma toneelstukken opvoeren. Deze keer is gekozen voor Julius Caesar van William Shakespeare en in het begin en op het einde krijgen we telkens in kleur de finale scène van dit stuk, met publiek erbij, te zien. Daartussenin zit een lange flashback in zwartwit waarin we flarden meemaken van het productieproces, de casting en de repetities.
Het idee om Shakespeare, en dan nog een verhaal vol verraad, moord en hypocrisie als Julius Caesar, te laten vertolken door echte criminelen is op zich boeiend en kan leiden tot grootse dingen, op voorwaarde dat men erin slaagt de wereld van dat toneelstuk op overtuigende wijze parallel te laten lopen met de wereld van die gevangenen. Want dat was natuurlijk van in het begin de bedoeling. Paolo Taviani in een interview met Freddy Sartor [in Filmmagie, nr. 629, november 2012, pp. 24-25]: Gaandeweg zijn wij in hun bijdrage binnengeslopen. We hebben met hen de tekst doorgenomen en voorbereid, hebben feiten die zij kennen uit hun leven ingebracht, zoals de relatie tussen gevangenen. Op hun beurt brachten zij feiten aan, wat ze zelf of andere gevangenen hadden meegemaakt. Enkele daarvan zijn in de film opgenomen. Aan de acteurs was het dan om deze extra Shakespeare te interpreteren. En zo is er dan een osmose, een samensmelting gebeurd tussen de tekst van Shakespeare en hun eigen ervaringen.
Volgens ons zijn de Tavianis slechts zeer gedeeltelijk in die ambitieuze doelstelling geslaagd. Om te beginnen moet men zich niet voorstellen dat men de hele Julius Caesar te zien gaat krijgen, gelukkig maar. Men beperkt zich tot slechts enkele scènes die enerzijds misschien wel cruciaal zijn, maar anderzijds nogal lukraak overkomen mede doordat zij uit de oorspronkelijke contextuele flow van het toneelstuk zijn gerukt. Bovendien hadden wij van de parallellismen tussen toneelstuk en gevangeniswerkelijkheid veel meer verwacht. Afgezien van een enkele ruzie, van dat zinnetje maar Brutus is een man van een eer dat gemakkelijk op de erecode van de maffia kan geprojecteerd worden, en van die ene acteur die op het einde, wanneer hij opnieuw in zijn cel verdwijnt, zegt: Sinds ik de kunst ken, weet ik dat mijn cel een gevangenis is, is er eigenlijk weinig te merken van die geïntendeerde osmose of samensmelting. Daarnaast blijft dan ook nog het feit dat we hier niet met echt grote acteurs te maken hebben en dat die Shakespeare-teksten sowieso nogal hoogdravend overkomen.
Om maar te zeggen: een ongelooflijk intrigerende filmervaring is Cesare deve morire niet echt en van de kijker wordt wel degelijk een dosis goede wil en een beleefde inspanning verwacht. Dat de film nauwelijks een uur en een kwartier duurt, lijkt ons in dit verband een teken aan de wand. Is men van goede wil en beleefd, dan moet men toegeven dat de Tavianis een degelijk en interessant werkstuk hebben afgeleverd, maar de roffelende lofbetuigingen van een gedeelte van de vakpers waren overdreven. Het gewone filmpubliek was heel wat minder enthousiast en een ijzersterk of aangrijpend meesterwerk hebben ook wij niet gezien.
Quotering: ***
[29 januari 2014 Kinepolis Antwerpen]
PLATFORM Midden in de wereld
(Michel Houellebecq) 2001
[Roman, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2002, or. Frans: Parijs, 2001]
Platform is reeds het vierde boek van de Franse auteur Michel Houellebecq, die de laatste jaren nogal wat in de aandacht heeft gestaan. De achterflap van de Nederlandse vertaling bazuint: Met Platform voegt Michel Houellebecq een omstreden meesterwerk aan zijn explosieve oeuvre toe. Goed, het is Grote Vakantie, we zullen ons nog eens openstellen voor de Franse Literatuur.
De in de ikvorm vertellende hoofdpersoon is ene Michel, een boekhouder verbonden aan het Franse Ministerie van Cultuur (hij houdt zich onledig met het samenstellen van financiële dossiers rond tentoonstellingen van moderne kunst), die in het begin van het boek plots een aanzienlijke som geld erft van zijn vader (die vermoord werd door een Noord-Afrikaan met wiens zuster de vader een seksuele relatie had, het meisje was zijn kuisvrouw). Dit alles heeft echter voor de rest van het verhaal totaal geen belang, tenzij dan dat de erfenis Michel in staat stelt een groepsreis naar Thailand te boeken.
Platform bestaat uit drie delen. Het eerste deel, Tropic Thai, is het verslag van Michels reis naar Thailand. Laten we het meteen bekennen: dat eerste deel is dus in feite een reisverhaal, en het is een reisverhaal zoals een reisverhaal moet zijn, zoals wij het graag lezen. Je verneemt een aantal (vaak in een breder cultuurhistorisch of politiek-economisch perspectief gezette) interessante zaken over steden, plaatsen en monumenten zodat je een fraai idee krijgt van het land dat bereisd wordt, maar daarnaast krijg je nog veel meer. Zoals bijvoorbeeld: gedegen kritiek op allerhande reisgidsen die door de ikverteller geraadpleegd worden, een kennismaking met de mensen die de ikverteller ontmoet (en dat gaat soms erg ver, tot forse flashbacks naar het verleden van deze mensen toe), uit de kluiten gewassen commentaar bij boeken die de ikverteller tijdens dode momenten van de reis leest, tot zelfs zelfverzonnen scenarios van pornofilms toe. Met als gevolg dat dit geen saai reisverhaal is met de zoveelste dorre opsomming van afgelegde kilometers en bezochte sites, maar wel een verhaal van vlees en bloed waarin je meeleeft en reist en denkt met de verteller zodat je op het einde echt de indruk krijgt dat je iets meegemaakt hebt, een soort mentale queeste in de ruimte op papier, en in ieder geval geen falsche Bewegung.
Dat de ikverteller in onderhavig geval dan ook nog eens twee maal een haarfijne beschrijving geeft van een bezoek aan een Thaise massageprostituee, zorgt er helemaal voor dat je nu wel weet (of in elk geval denkt te weten) wat er in dat Thailand allemaal aan de hand en aan de gang is, zonder er zelf geweest te zijn. Die eerste 114 bladzijden zijn bovendien vlot en goed geschreven (helemaal geen blablabla-geleuter zoals we dat van Franse schrijvelaars gewend zijn) en vervelen dus geen moment. Het enige probleempje is dat je je afvraagt: dit was een bijzonder leuk reisverhaal, maar waar gaan de nu nog resterende 191 paginas van deze roman mee gevuld worden, en wat gaat dat allemaal met dit reisverhaal te maken hebben?
Het tweede deel van de roman heet Concurrentievoordeel. Tijdens de groepsreis in Thailand heeft Michel ene Valérie leren kennen, een Frans meisje dat ook lid van de groep was. Hoewel Michel en Valérie een goed contact onderhielden tijdens de reis (en Michel blijkbaar beschikt over een gezonde libido), is er toch geen intieme relatie van gekomen. Eens terug in Parijs komt die er wel, nadat Michel opnieuw contact met Valérie heeft gezocht. Het klikt nu meteen, en het klikt zelfs zeer goed. Die Valérie ontpopt zich tot de ideale liefdespartner voor Michel, zowel lichamelijk als geestelijk. Dat lichamelijke was al gebleken in het eerste deel: Ik richtte me met een ruk op en kwam tot het pijnlijke besef dat ze een prachtig lichaam had, dat zeer verleidelijk was in haar vrij brave bikini; haar borsten vulden het bovenstukje voorbeeldig [p. 82]. Op bladzijde 53 hebben we dan al samen met Valérie in haar spiegel gekeken en vernomen: Haar borsten waren nog altijd even stevig, ze waren sinds haar zeventiende niet veranderd. Haar achterwerk was ook nog altijd mooi rond, zonder een greintje vet; ontegenzeglijk had ze een erg mooi lichaam. ( ) Voordat ze de deur achter zich dichttrok keek ze nog een laatste keer in de spiegel: haar gezicht was niets bijzonders, aangenaam maar meer ook niet; noch haar zwarte, platte haar, dat verward over haar schouders viel, noch haar diepbruine ogen gaven haar echt een extra troef in handen.
Je ziet het allemaal zo vóór je: geen fotomodel, maar een leuk meisje waar je zelf op zou kunnen vallen. In het tweede deel leren we Valérie beter kennen, en dan blijkt ook haar karakter ontzettend aardig: Nooit reageerde ze zich op mij af, nooit werd ze boos, nooit had ze last van die onvoorspelbare zenuwinzinkingen die de omgang met vrouwen zo verstikkend, zo pathetisch kunnen maken [p. 139]. Hier is een kenner aan het woord! Als je dan ook nog weet dat die Valérie er best pap van lust in bed en niet vies is van fellatio, een triootje of masturberen op de trein en even gemakkelijk klaarkomt als een astronaut na zijn terugkeer van de maan, dan besef je dat Houellebecq hier een fraai staaltje male wishful thinking serveert, getuige de met kwistige hand rondgestrooide en geen blad voor de mond nemende erotische passages. Binnen het denkraam van zijn roman wil hij echter gewoon aantonen dat die Michel de liefde van zijn leven aan het meemaken is. Bovendien is die Valérie er eentje dat van aanpakken weet: zij is een hoog kaderlid in een of andere hotelgroep en wordt samen met haar onmiddellijke chef Jean-Yves weggekocht door een nog grotere hotelgroep, met de opdracht om een oplossing te vinden voor het tanende succes van georganiseerde vakantiereizen naar exotische bestemmingen. Allemaal koek en ei dus, en zoals Bart van Loo in Streven noteerde: Gaandeweg slaagt hij (Michel Houellebecq) erin je ook als lezer een zintuiglijk gevoel van tevredenheid mee te geven, alsof er iets van het personage op je afstraalt.
Uiteindelijk is het Michel die Valérie en Jean-Yves een flinke duw in de rug geeft. Van hém komt het idee om georganiseerde vakantiereizen aan te bieden die draaien rond seks, niet alleen tussen de reizigers onderling, maar ook tussen de reizigers en lokale prostitués (m/v). De formule kent een geweldig succes en Michel en Valérie vatten het plan op om zich definitief te vestigen in Thailand, Valérie zou dan directeur kunnen worden van de lokale vakantieclub van de toerismeketen waarvoor ze werkt. Op het einde van het tweede deel vallen al dat liefdesgeluk en die mooie toekomstplannen echter in duigen. Valérie, Michel en Jean-Yves zitten op een terras aan zee in Thailand en die avond wordt door een islamitische groepering op precies dat terras een bloedige aanslag gepleegd, waarbij Valérie de dood vindt.
Het bijzonder korte derde deel, Pattaya Beach (tien paginas slechts), verhaalt hoe Michel langzaam herstelt van zijn lichamelijke en vooral geestelijke traumas, hoe het internationale sekstoerisme in Europa een rel van jewelste uitlokt in de pers waardoor dit segment van de markt in elkaar stort, hoe Michel zich vestigt in Pattaya (Thailand) om er zijn mémoires te schrijven en te wachten op de dood. Laatste regels: Mijn appartement zal aan een nieuwe bewoner worden verhuurd. Ze zullen mij vergeten. Ze zullen me snel vergeten [p. 305].
Met dat alles heeft Houellebecq nauwelijks tussen de regels door serieus wat kritiek geleverd op de West-Europese beschaving en haar problematische omgang met seks en werkstress (de toenemende agressiviteit en criminaliteit komen ook maar slechts zijdelings aan bod). Naar verluidt was in 2000 toerisme qua zakencijfer de belangrijkste economische activiteit ter wereld. Mensen spenderen per jaar vaak een klein fortuin aan reizen. Waarom toch?, vraagt Bart van Loo in Streven zich af. Dat die nood aan bevredigende seks en het willen ontvluchten van stress in deze roman gecombineerd worden via dat extreme idee van haarfijn georganiseerd sekstoerisme, kan natuurlijk niet anders dan satirisch genoemd worden. Dat Houellebecq je met zijn tekst aan het nadenken zet over deze dingen, is één van zijn grote verdiensten. Zijn satire treft trouwens niet alleen de West-Europeanen, maar bijvoorbeeld ook (bepaalde facetten van) de islam (Houellebecqs moeder liet hem overigens al jong in de steek en bekeerde zich tot de islam ) en de mensheid in het algemeen. Regelmatig krijg je dan ook misantropische oprispingen te slikken als:
- Mensen leven naast elkaar als runderen; af en toe lukt het ze nog net een fles drank te delen [p. 23].
- (want het is niet gemakkelijk je kinderen te onterven, de wet biedt je daar niet veel mogelijkheden toe: die kleine etterbakjes vergallen niet alleen je leven, ze profiteren vervolgens ook nog eens van alles wat je met de grootst mogelijke inspanning bijeen hebt kunnen brengen) [p. 25].
- Toen ik klein was, zei ze even later, kon ik niet eens een kip doodmaken. Ik ook niet, om eerlijk te zijn; maar een mens, dat leek me veel makkelijker [p. 229].
Af en toe bevindt Houellebecq zich met zijn satirische galspuwerij op het randje, zoals wanneer hij op pagina 55 naar aanleiding van een begraafplaats van de geallieerde krijgsgevangenen in Thailand noteert: Het geheel deed me denken aan Omaha Beach, dat me ook niet bepaald had ontroerd of dat me om eerlijk te zijn eerder had doen denken aan hedendaagse installatiekunst. Of nog, wanneer hij racistische praat over de Chinezen verkoopt op pagina 91: In tegenstelling tot Thai, die zich in alle omstandigheden pietluttig of zelfs overdreven netjes gedragen, eten Chinezen gulzig, lachen heel hard met open mond en sproeien daarbij stukjes eten om zich heen, rochelen op de grond en snuiten hun neus tussen hun vingers ze gedragen zich in alle opzichten precies als varkens. En tot overmaat van ramp zijn het varkens waar er heel veel van zijn.
Daar staat tegenover dat eveneens met de regelmaat van een klok kleine stukjes wijsheid over de tekst zijn rondgestrooid, en dat is nog altijd méégenomen, als je een roman leest. Soms gaat het daarbij om stukjes wellustige wijsheid, zoals op pagina 239: Het is naar mijn mening onmogelijk lang weerstand te bieden aan een masturbatie die met werkelijk vaardige hand wordt uitgevoerd (altijd leuk om zoiets met een gevoel van herkenning te lezen). Maar even vaak gaat het om fraaie nadenkertjes of vermakelijke brokjes belezenheid:
- Vanaf een bepaalde leeftijd wekken alleenstaande mannen op vakantie argwaan bij de anderen: die gaan er automatisch van uit dat ze enorm egoïstisch en waarschijnlijk een beetje pervers zijn; ik kan ze geen ongelijk geven [p. 9].
- Hoewel hij bij gelegenheid een onstuimig brievenschrijver kon zijn, wist de heilige Hiëronymus ook, wanneer de omstandigheden dat vereisten, de deugden van de christelijke lijdzaamheid te betrachten; daarom wordt hij als een groot heilige en een kerkleraar beschouwd [p. 46].
En heel juist ook volgens ons over het klikken of niet klikken in de liefde: Hij werkte nu al vijf jaar met Valérie samen, en op dat gebied gebeuren de dingen meteen of ze gebeuren nooit [p. 129].
Of Platform nu een omstreden meesterwerk is binnen een explosief oeuvre, weten wij niet (daarvoor zouden we ook de andere romans van Houellebecq eerst eens moeten lezen, iets wat we overigens zeker zullen doen), maar feit is dat dit boek ons niet alleen veel leesplezier heeft bezorgd, maar ook nog eens stof tot nadenken en een aantal citeerbare frasen om te bewaren (zie supra). Om maar te zeggen dat deze mengeling van intelligente satire en erotiek ons heeft weten aan te spreken. Minder goed is wel dat het (op zichzelf goed geschreven en vlot leesbare) eerste deel structureel gezien wat in de lucht hangt, omdat die 114 bladzijden alleen dienden om Valérie in het verhaal binnen te brengen (en misschien toch ook wel om Michels idee van dat sekstoerisme voor te bereiden, maar dan nog blijft het een wat lànge voorbereiding). Minder goed is ook de wat moeizame titel die alleen via bladzijde 272 min of meer duidelijk wordt. Op het punt om zich met Valérie in Thailand en in het geluk te nestelen, heeft Michel een jeugdherinnering: Ooit, op mijn twaalfde, was ik hoog in de bergen in een elektriciteitsmast geklommen, helemaal tot de top. Tijdens de hele klim had ik niet naar beneden gekeken. Toen ik boven was aangekomen en op het platform stond, had de terugtocht me ingewikkeld en gevaarlijk toegeschenen. De bergkammen strekten zich uit zover het oog reikte, bekranst met eeuwige sneeuw. Het zou veel eenvoudiger zijn geweest om daar te blijven, of te springen. In extremis had de gedachte aan de verplettering me weerhouden, maar ik denk dat ik anders eindeloos van mijn vlucht had kunnen genieten.
De roman Platform is het verhaal van zon mislukte vlucht, in de liefde en wég van de wereld, en Michel Houellebecq is een onvervalste romanticus, net als u en ik, en met dit boek had hij ons te stekken.
Geraadpleegde lectuur
- Bart van Loo, Op zoek naar een originele vakantiebestemming met Lydie Salvayre en Michel Houellebecq, in: Streven, jg. 69, nr. 7 (juli-augustus 2002), pp. 623-631.
Het meest opvallende en bewonderenswaardige aan deze biopic van Margaret Thatcher is de prachtprestatie van Meryl Streep: als je je ogen even dichthoudt, is het alsof je de échte Iron Lady bezig hoort. Voor de rest is dit helaas niet meer dan een middelmatige prent waarbij regisseuse (Phyllida Lloyd) en scenarist (Abi Morgan) ervoor gekozen hebben te vertrekken van een oude, lichtjes dementerende Thatcher die voortdurend converseert met het spook van haar overleden man Dennis (wat voor enkele komische momentjes zorgt) en in flashbacks de op- en neergang van haar carrière herbeleeft. Het komt allemaal nogal traag op gang en hoewel het geheel gaandeweg een degelijke indruk maakt, ontkom je ook niet aan het gevoelen dat er heel wat dingen worden weggelaten, dat er zaken chronologisch door elkaar gehusseld worden (de Falkands-oorlog komt bijvoorbeeld pas nà de bomaanslag in Brighton, te wijten aan het haperend geheugen van de hoofdpersoon wellicht?) en dat het eindresultaat toch nogal oppervlakkig en in elk geval weinig beklijvend is. Misschien was Thatcher wel niet direct een politica die zon cinematografisch eerbetoon verdiende? Maar nogmaals: hats off voor La Streep, die hiervoor in 2011 terecht bekroond werd met een Oscar voor Beste Actrice.
Quotering: ***
(6 februari 2014) (dvd bib Brecht)
MY QUEEN KARO (Dorothée Van den Berghe) (Nederland-België, 2009)
(101)
My queen Karo is de tweede langspeelfilm van Dorothée Van den Berghe. We kunnen er helaas nog minder enthousiast over doen dan over haar debuut, Meisje. My queen Karo is ongetwijfeld bedoeld als een subtiel meisjesportret (met naar verluidt autobiografische inslag, het scenario is van Van den Berghe zelf). Karo (Anna Franziska Jäger) is een tienjarig meisje dat met haar idealistische vader (Raven = Matthias Schoenaerts) en haar wat meer burgerlijke maar volgzame moeder (Dalia = Déborah François) vanuit België terechtkomt in een Amsterdams kraakpand, begin jaren zeventig. Er wordt wat wiet gerookt, er wordt wat vrije liefde bedreven, er wordt wat gecontesteerd tegen de politie en Raven neemt er nog een tweede vrouwtje (Alice) bij iets wat Dalia eerst niet leuk vindt maar dan aanvaardt. Achter de rug van Raven betaalt zij ook de huur aan de huisbaas met geld dat zij verdient met kleren ontwerpen. We bekijken dit allemaal door de ogen van Karo die wegvlucht van al dat gedoe, eerst bij de onderbuurvrouw en dan in haar zwemlessen. Het eindigt ermee dat het kraakpand wordt ontruimd en Karo springt in een Amsterdamse gracht om één van de mannequinpoppen van haar moeder (in het water gekieperd door haar vader) boven te halen.
Dat laatste is eigenlijk het enige beklijvende van heel de film: het toont aan dat Van den Berghe toch enigszins op de hoogte is van inwendige verhaalstructuur (Karo heeft namelijk net haar reddingsbrevet gehaald en redt de pop zoals ze geleerd heeft een mens te redden). Voor de rest is dit een verschrikkelijk vervelend filmpje dat op een bijzonder slordige manier gemonteerd is, weinig of niets te vertellen heeft en als het al iets te vertellen heeft (waarschijnlijk is de boodschap dat idealen teloorgaan), dit doet op een erg oppervlakkige en nauwelijks overtuigende manier. Bovendien wordt er zonder uitzondering (inclusief Matthias Schoenaerts dus) op een stuntelige en amateuristische manier geacteerd. Van het meisje dat de hoofdrol speelt, hebben we ondertussen natuurlijk nooit meer iets gehoord en dan zwijgen we nog over enkele gewoonweg irritante dingen, zoals het gehannes met dat egeltje dat uit de natuur geplukt wordt, in dat kraakpand moet rondzwabberen en uiteindelijk door Karo ingevroren wordt (waarschijnlijk symbolisch bedoeld: Karo wil het beestje beschermen tegen de lelijke wereld, maar het blijft even smaakloos), of zoals het obligate maar superbrave bloot dat de tijdsgeest moet oproepen. Geen enkel personage kan trouwens langer dan een halve minuut op de empathie of sympathie van de kijker rekenen, en dat wazige hoofdfiguurtje nog het minst van allemaal.
Na twee films is het onderhand wel duidelijk dat Dorothée Van den Berghe een zeer matig getalenteerde regisseur is die zoals we naar aanleiding van Meisje reeds schreven haar zaakjes te oppervlakkig uitwerkt om veel indruk te maken. Bij de dvd zaten ook nog twee kortfilms van haar: het flutterige Kroeskop (2006), over een negerinnetje met kroeshaar, en het iets langer de aandacht vasthoudende maar nog altijd middelmatige Zoë (2007), over een man en zijn minnares. Nee, van deze Gentse hoeven we in de toekomst geen kandidaat-Oscarwinnaar te verwachten.
Quotering: **
(7 februari 2014) (dvd bib Brecht)
[Roman, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 1999, or. Frans: Les particules élémentaires, Parijs, 1998, 343 blz.]
Elementaire deeltjes bestaat uit drie delen, een proloog en een epiloog. In de proloog wordt een niet minder dan groots te noemen thematiek aangekondigd. Er wordt immers door een alwetende verteller gesproken over twee metafysische revoluties in de geschiedenis van de (westerse) mensheid: de ene 2000 jaar geleden toen het opkomende christendom het Romeinse rijk verdrong, en de andere zon 500 jaar geleden toen het middeleeuwse christendom verdrongen werd door de moderne wetenschap. De alwetende verteller signaleert nu een derde metafysische revolutie, waarvan de wegbereider een zekere Michel Djerzinski was, een bioloog die leefde op het einde van de twintigste eeuw. De korte proloog eindigt met een soort gebed, dat lijkt te gaan over het (nieuwe) leven in een soort hemel.
In het eerste deel (Het verloren rijk) leren we Michel Djerzinski en zijn halfbroer Bruno kennen, waarbij het via talrijke flashbacks vooral over hun beider jeugd gaat. Een jeugd die niet zo fantastisch verloopt want door omstandigheden (hun ouders laten hen min of meer in de steek) worden beide jongens door een grootmoeder opgevoed. We krijgen in dit eerste deel uitgebreide biografische details over Michel en Bruno en ook over hun familieleden. Soms gaan die details heel ver en men vraagt zich vaak af wat de functionaliteit is van al deze gegevens. Je krijgt soms ook erg rare passages te lezen. Als bijvoorbeeld Brunos grootvader sterft, volgt er een soort biologisch getinte uitweiding waarin pijnlijk nauwkeurig de ontbinding van een lijk en de rol van de wormen daarbij beschreven wordt. Weer vraagt men zich dan af: waarom? Van dat eerste deel (dat met zijn voortdurende flashbacks en uitweidingen een verbrokkelde en weinig memorabele indruk nalaat) onthouden we vooral dat Bruno serieus gepest wordt in het internaat waar hij verblijft, en dat Michel en Bruno, maar vooral Michel, een knap vriendinnetje hebben, Annabelle, waarmee het echter niet tot enige liefdesrelatie komt.
In het tweede deel (Vreemde momenten) zijn Bruno en Michel volwassen. Bruno is een leraar die voortdurend op zoek is naar seksueel genot, maar zonder al te veel succes. Hij huwt en krijgt een kind, scheidt van zijn vrouw en bezoekt een soort new age-kamp, op zoek naar erotische avonturen. Hij leert er Christiane kennen, een vrouw van middelbare leeftijd (net als hijzelf) met wie hij een tijdje gelukkig is. Tot Christiane kanker krijgt en zelfmoord pleegt. Bruno laat zich ten slotte opnemen in een psychiatrische inrichting. Michel blijkt een bijzonder succesvol moleculair bioloog te zijn, maar ook een eenzaat die weinig last heeft van seksuele gevoelens. Hij heeft een tijdje verlof genomen, leert Annabelle opnieuw kennen en woont een tijdje met haar samen. Tot Annabelle kanker krijgt en zelfmoord pleegt. Op het einde van deel 2 maken Bruno en Michel de dood van hun moeder (een oude hippie) mee, ergens in een bergstreek in het zuiden van Frankrijk.
In het derde deel (Emotionele oneindigheid) gaat Michel werken in een Iers laboratorium waar hij tot 2009 aan revolutionaire zaken werkt. Wij begrijpen: het heeft allemaal iets te maken met het klonen van mensen. Op het einde wordt er gesuggereerd dat Michel zelfmoord heeft gepleegd door in zee te lopen. In de epiloog wordt dan kort verhaald hoe het onderzoek van Michel geleid heeft tot een nieuw soort mensheid die volledig gelukkig is. De alwetende verteller is iemand van deze nieuwe mensen die dit boek heeft geschreven als eerbetoon aan Michel Djerzinski, de grondlegger van de nieuwe mens.
Pas helemaal op het einde worden de via de proloog opgewekte verwachtingen van de lezer dus ingelost. Ondertussen heeft die lezer de indruk dat het allemaal nogal lang duurt voordat de aap uit de mouw komt en dat er af en toe serieus beroep gedaan wordt op zijn goede wil. Er zijn de talrijke uitweidingen, weinig functionele details en narratologische bokkensprongen die hierboven al vermeld werden (nog een goed voorbeeld is op pagina 144 de verwijzing naar Aristoteles uitspraak over kleine mannen en vrouwen, of nog op de paginas 166-173 de overigens op zich wel leuke uitweiding over Aldous Huxley). Maar er is ook op talrijke plaatsen dat (pseudo?)wetenschappelijk gedaas dat niemand begrijpt en dat dus flink irritant en pedant overkomt. Er zijn verder enkele in extenso weergegeven artikelen die Bruno schrijft, waarvan men sterk de indruk heeft dat het artikelen van Houellebecq zelf zijn die ooit geweigerd werden en die hier dan maar gerecycleerd worden (voorbeelden op pp. 230-233 en 255-258). En voor de nochtans kwistig rondgestrooide erotiek moet men het ook niet echt doen, want die wordt steevast erg onderkoeld en klinisch beschreven (zie bijvoorbeeld p. 233 waar Bruno en Christiane aan partnerruil doen met een Duits koppel). Wij proberen maar te zeggen: er zit heel wat ballast in deze roman die maakt dat je niet echt kan spreken van een geslaagd narratologisch geheel.
Op sommige momenten is er dan wel weer sprake van interessante inwendige structuur-elementen. Zo lezen we op pagina 151 het volgende boeiende stukje wellustige wijsheid: De schacht van de clitoris en de kroon en de gleuf van de eikel zijn bedekt met Krause-lichaampjes, die heel veel zenuwuiteinden hebben. Als je die streelt, zet je in de hersenen een krachtige afscheiding van endorfinen in werking. Bij alle mannen en alle vrouwen zijn de clitoris en de eikel bedekt met Krause-lichaampjes ongeveer evenveel, tot daar toe is het heel eerlijk verdeeld. En in de epiloog (pagina 334) vertelt de alwetende verteller (een nieuwe, gekloonde mens) ons: De coderende sequenties die tijdens de embryogenese verantwoordelijk waren voor de vorming van Krause-lichaampjes waren recentelijk geïdentificeerd. In de huidige toestand van de menselijke soort waren die lichaampjes karig verspreid over het oppervlak van de clitoris en de eikel. Er was niets dat ons belette ze in een toekomstige toestand over het gehele huidoppervlak aan te brengen wat binnen het genotssysteem voor nieuwe, ongeëvenaarde erotische gewaarwordingen zou zorgen. Dat zijn leuke dingen voor een oplettende lezer.
Dat we zoveel (vaak dus inderdaad lichtjes overbodige) informatie krijgen over Michel en Bruno, heeft overigens ook te maken met het feit dat deze twee personages door Houellebecq bedoeld zijn als allegorieën van de westerse mens op het einde van de twintigste eeuw: enerzijds de hedonistische, aan seks verslaafde Bruno en anderzijds de kille, gevoelsarme wetenschapper die zich inschakelt in de consumptiecarrousel (zie het belang dat Michel hecht aan de Monoprix in zijn buurt). Houellebecq wil aan de hand van deze twee (sjabloonachtige en dus tot oppervlakkigheid in de romanpsychologie leidende) figuren de totale leegte van de westerse samenleving aantonen die ontstaan is na de seksuele revolutie van de jaren zestig en geleid heeft tot een bodemloze eenzaamheid onder de mensen. Dit is ongetwijfeld het interessantste aspect van Elementaire deeltjes. Houellebecq heeft heel wat ideeën over onze moderne westerse samenleving in de aanbieding, en al ben je het niet altijd met hem eens, meestal schrijft hij toch wel dingen die het overdenken waard zijn. En natuurlijk is de bottom line van dat alles niet optimistisch. Typisch is een passage als de volgende: De meeste vrouwen hebben een opwindende puberteit, ze hebben veel aandacht voor jongens en seks. Daarna worden ze het langzaam beu, ze hebben niet zoveel zin meer hun benen wijd te doen en een lordosehouding aan te nemen om hun kont te laten zien. Ze zoeken naar een innige relatie, die ze niet kunnen vinden, en naar hartstocht, waartoe ze niet echt meer in staat zijn: dan beginnen de moeilijke jaren voor hen [p. 251].
En nog zon pessimistische passage, over Bruno en Christiane: Misschien zouden ze elkaar zelfs blijven zien, samen oud worden. Af en toe zou ze hem een kortstondig moment van lichamelijk geluk schenken, ze zouden samen de begeerte zien afnemen. Zo zou een aantal jaren voorbijgaan; daarna zou er een einde aan komen, ze zouden oud zijn geworden voor hen was het dan afgelopen met de komedie van de lichamelijke liefde [p. 155]. Erg cynisch is dit allemaal en het sluit aan bij de ook elders vaak verwoorde grondthematiek van Houellebecq dat de moderne mens voortdurend op twee terreinen een concurrentiestrijd moet leveren, namelijk op dat van de erotiek en op dat van het werk, en dat dit leidt tot teleurstelling en frustratie bij de overgrote meerderheid.
Suggereert Houellebecq echter ook een oplossing voor deze impasse? In Elementaire deeltjes gebeurt dat via de idee van een nieuwe mens, een soort kloon die geen psychische afgronden meer kent en niet langer wordt gekweld door zijn zucht naar seks. Daar heb je natuurlijk weinig aan, zolang dit slechts een sciencefictionachtig idee blijft. In zijn tekst heeft Houellebecq echter haast onopvallend, je moet er goed op letten knipoogjes verweven naar het boeddhisme, dat zoals we weten als één van zijn hoofdideeën de totale onthechting van de aardse begeerten en ijdelheden heeft. Op pagina 72 lezen we bijvoorbeeld: Ik hoop dat het ik een illusie is. Wat niet wegneemt dat het een pijnlijke illusie is zei Bruno zacht. Maar Michel wist niet wat hij daarop moest antwoorden, hij wist niets van het boeddhisme. Of nog, op pagina 140, waar het gaat over dat new age-kamp dat Bruno bezoekt: Op alle verdiepingen maakten mensen vorderingen in hun sociale, seksuele, beroepsmatige of kosmische integratie, of probeerden die te maken. Ze werkten aan zichzelf, om de meest algemeen gebruikte uitdrukking te citeren. Hijzelf begon een beetje slaap te krijgen. Hij vroeg niets meer, wilde niets meer, was nergens meer; langzaam, stapsgewijs, steeg zijn geest op naar het rijk van het niet-zijn, naar de zuivere extase van het niet-in-de-wereld-zijn. Voor de eerste keer sinds zijn dertiende voelde Bruno zich bijna gelukkig.
En in de epiloog, op pagina 331, lezen we dat de wereldgodsdiensten eensgezind tégen het klonen van mensen waren: Alleen de boeddhisten merkten op dat het denken van de Boeddha in het begin toch ook was voortgekomen uit de bewustwording van de drie hindernissen die ouderdom, ziekte en dood vormden, en dat de Wereldgeëerde, ook al had hij zelf voor de weg van de meditatie gekozen, een oplossing van technische aard niet noodzakelijkerwijs bij voorbaat zou hebben afgewezen. In het boeddhisme en de onthechting lijkt voor Houellebecq in deze roman dus een uitweg te liggen uit de westerse leegheid. In zijn latere roman La possibilité dune île, waarin ook sprake is van een gekloonde en van begeerte verloste mensheid, lijkt hij echter van dit idee te zijn teruggekomen, want de klonen zijn in die roman net zo min gelukkig als hun voorgangers.
Een interessante reactie op Elementaire deeltjes troffen wij aan in Hans Derks (pseudoniem van Boudewijn van Houten) Vieze oude mannen uit 2002: Elementaire deeltjes is een ideeënroman en eigenlijk net als de romans van W.F. Hermans een verkapt essay. Houellebecq barst van de gedachten over onze tijd en hoewel ik het misschien niet altijd met hem eens ben, vind ik ieder idee van hem het overdenken waard. Omdat hij twee nogal tegengestelde hoofdpersonen heeft, weet je nooit precies waar hij zelf nu staat, maar de hoofdlijn lijkt me toch wel dat hij een diepe minachting voor de ideeën van mei 68 heeft en vooral van mening is dat het onvergeeflijk is dat mensen gezinnen stichtten die ze daarna met hun libertijnse manier van leven vernietigden. ( ) Volgens hem moeten de mensen voorzichtiger en liefdevoller met elkaar omgaan en uit zijn mond verdraag ik deze kritiek, want hij heeft op zn minst goede argumenten. Dat deze man als een monster is aangevallen, vind ik volkomen absurd, want als één ding duidelijk is, dan is het wel dat hij opkomt voor menselijke warmte, loyaliteit, trouw etc. Zijn boek is heel cru en deprimerend, en soms plotseling ook geweldig ontroerend. Want als die cynicus geroerd is, heeft dat natuurlijk een dubbel groot effect. Wat een geweldig boek! [p. 215].
Wijzelf zijn iets minder enthousiast over déze Houellebecq. Als roman vinden wij Elementaire deeltjes namelijk maar een mager geval (zwakke inwendige structuur, oppervlakkige psychologie, te veel vulsel, Platform is op al deze terreinen veel beter), doch als verkapt essay mag het er zeker wezen en is het zelfs een pareltje aan de kroon van Houellebecq, de Kritische Observator van Onze Moderne Maatschappij.
BOEK: De wereld als markt en strijd (Michel Houellebecq) 2000
DE WERELD ALS MARKT EN STRIJD
(Michel Houellebecq) 2000
[Roman, vertaald en van een nawoord voorzien door Martin de Haan, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 2000, or. Frans: Extension du domain de la lutte, Parijs, 1994]
Deze eerste roman van Houellebecq hebben wij gelezen vrij kort na zijn derde, Platform, en het is overduidelijk dat deze eersteling mijlenver onder het niveau van zijn opvolger staat. De tweede roman van Houellebecq, Elementaire deeltjes, moeten wij in de toekomst nog lezen.
De Nederlandse titel De wereld als markt en strijd klinkt al even onaantrekkelijk als Platform. Het is dan ook een zeer flodderige vertaling van het Franse Extension du domain de la lutte (Uitbreiding van het gevechtsterrein) maar daar heeft Houellebecq zelf uiteraard geen schuld aan. We krijgen in deze roman het verhaal van een ikverteller die als werknemer van een softwarebedrijf in de provincie een aantal cursussen moet verzorgen samen met een collega, ene Raphaël Tisserand. Die Tisserand is een oerlelijkerd die maar geen vrouw kan vinden en telkens opnieuw blauwtjes loopt. Als Tisserand op een keer weer eens bot vangt en het meisje in kwestie er vanonder trekt met een neger, spoort de ik Tisserand aan het koppeltje met een mes te doden als ze s nachts in de duinen aan het vrijen zijn. Tisserand begaat de dubbelmoord niet, maar laat de ik alleen achter en rijdt terug naar Parijs. Onderweg krijgt hij een dodelijk ongeval. De ikverteller raakt daarna in een serieuze depressie, zoekt een psychiater op, wordt opgenomen in een inrichting en vertrekt vervolgens naar een hotelletje in de Ardèche. Daar gaat hij een wandeling maken in het bos en het blijft onduidelijk of hij van plan is zelfmoord te plegen.
Deze roman hangt als los zand aan elkaar en weet met zijn talrijke uitweidingen en losse draden de lezer veel minder te boeien dan Platform, waarvan hier overigens reeds op pagina 12 een voorecho te horen is in het zinnetje: Voor mijn vakanties koos ik meestal voor de formule van de georganiseerde reis, soms voor een verblijf in een vakantiedorp. Voor de rest valt ook hier al uitgebreid Houellebecqs misantropische kijk op de wereld te beluisteren, bijvoorbeeld manifest op de bladzijden 88-89: Ik houd niet van deze wereld. Nee, ik houd er absoluut niet van. Van de maatschappij waarin ik leef moet ik walgen; van de reclame word ik misselijk; van de informatica moet ik kotsen. Het enige wat ik als ITer doe, is de wereld overspoelen met verwijzingen, controleprocedures en rationele beslissingscriteria. Het heeft geen enkele zin. Om eerlijk te zijn is het zelfs nogal negatief; een nutteloze belasting van neuronen. Deze wereld heeft overal behoefte aan, behalve aan extra informatie.
En op bladzijde 46 beïnvloedt die negatieve kijk zelfs Houellebecqs poëtica: Die geleidelijke vervaging van menselijke relaties blijft niet zonder gevolgen voor de roman. Want hoe zou je nog kunnen vertellen over van die vurige, jarenlang voortdurende passies, waarvan de gevolgen soms generaties lang merkbaar bleven? We zijn op zijn zachtst gezegd mijlenver verwijderd van Wuthering Heights. De romanvorm is niet bedoeld om onverschilligheid of absolute leegte te beschrijven; daarvoor zou een vlakkere, beknoptere en fletsere uitdrukkingsvorm moeten worden uitgevonden. Maar ondertussen vindt Houellebecq die uitdrukkingsvorm niét uit en schrijft hij toch maar een roman vol absolute leegte, en dat oefent een zware druk uit op het geheel. In Platform is dat veel minder het geval, dankzij het aldaar aangebrachte ventiel van een passionele liefdesrelatie. Hier blijft de erotiek beperkt tot enkele sporadische libertijnse passages in de trant van: Het is overigens een feit dat verpleegsters vanwege de hitte van de omgeving over het algemeen bijna naakt zijn onder hun zustersuniform; alleen een bh en een slipje, heel duidelijk zichtbaar door de stof heen. Dat zorgt ontegenzeglijk voor een lichte maar constante erotische spanning, vooral omdat ze je aanraken en omdat je zelf bijna naakt bent enzovoort. En ook het zieke lichaam wil nog altijd graag genieten, helaas [pp. 84-85].
De enige echt gedenkwaardige passage in De wereld als markt en strijd is te vinden op bladzijde 106, waar de Dictatuur van het Lot wordt aangekaart en in verband wordt gebracht met de ook door de Franse titel gesuggereerde thematiek van het verhaal, de terreinen van werk en seks waar door ons allemaal een constante strijd wordt geleverd om ons waar te maken: Net als het ongebreidelde economisch liberalisme, en om vergelijkbare redenen, leidt het seksueel liberalisme tot verschijnselen van volstrekte verpaupering. Sommigen vrijen elke dag; anderen vijf of zes keer in hun leven, of nooit. Sommigen vrijen met tientallen vrouwen; anderen met geen enkele. Dat heet de wet van de markt. In een economisch stelsel waar ontslag verboden is, kan iedereen wel min of meer zijn plek vinden. In een seksueel stelsel waar overspel verboden is, kan iedereen wel min of meer zijn bedgenoot vinden. In een volkomen liberaal economisch stelsel vergaren sommigen enorme rijkdommen; anderen kwijnen weg in werkloosheid en armoede. In een volkomen liberaal seksueel stelsel hebben sommigen een afwisselend, opwindend seksleven; anderen zijn veroordeeld tot masturbatie en eenzaamheid. Het economisch liberalisme is de uitbreiding van het gebied van de strijd, de uitbreiding ervan naar alle leeftijden en alle klassen van de samenleving. Op dezelfde manier is het seksueel liberalisme de uitbreiding van het gebied van de strijd, de uitbreiding ervan naar alle leeftijden en alle klassen van de samenleving. Op het economische vlak behoort Raphaël Tisserand tot het kamp van de overwinnaars; op het seksuele vlak, tot dat van de overwonnenen. Sommigen winnen op beide fronten; anderen verliezen op beide. Bedrijven vechten om sommige jonge afgestudeerden; vrouwen vechten om sommige jonge mannen; mannen vechten om sommige jonge vrouwen; de beroering en de onrust zijn enorm.
Niet slecht gezien van Houellebecq, maar Extension du domaine de la lutte blijft een bijzonder zwakke roman waar wij niet veel plezier aan hebben beleefd, veel minder in elk geval dan aan Platform. Benieuwd wat wij van Elementaire deeltjes zullen vinden.
Koen De Bouw speelt Luc Segers die op het punt staat bevorderd te worden bij zijn firma. Op een avond, op de terugweg naar huis na een personeelsfeestje, wordt zijn vrouw echter op brutale wijze doodgeslagen bij een broodautomaat en door een spijtig toeval verongelukt tegelijkertijd zijn dochtertje. De dader wordt spoedig gevat maar door een procedurefout (er ontbrak een handtekening op een of ander document) komt hij weer vrij. Segers neemt dan het recht in eigen handen en schiet de moordenaar neer. Op het assisenproces dat daaruit volgt, wordt Luc Segers door de jury vrijgesproken.
Jan Verheyen heeft in de loop der jaren duidelijk aan professionalisme gewonnen als regisseur. Qua cameraregie, montage en mise-en-scène maakt deze film dan ook een goede indruk, dat merk je zelfs aan kleine details. Zoals wanneer in het begin tijdens de terugrit naar huis de camera aan het linkerspatbord achteraan de auto hangt. Wellicht afgekeken van één of andere Amerikaanse film, maar het wérkt en het genereert een aura van vakkundigheid. Waar het wel aan schort, is aan het scenario (dat overigens volledig uit de koker van Jan Verheyen zelf komt). In het eerste deel van de film zitten de spanning en de verhaaldosering nog snor, maar het tweede deel, de assisenzaak, is ronduit teleurstellend. Dit is een beetje te veel Beschuldigde Sta Op revisited en je zit heel de tijd te wachten op het moment dat Luc Segers (die toch voortdurend claimt het systeem te willen aanvallen) het woord gaat nemen om dan dingen te vertellen waarbij iedereen van zijn stoel valt. Segers neemt uiteindelijk inderdaad het woord, maar wat hij vertelt, maakt niet meer indruk dan een ballonnetje dat ontploft. Zodat de film op een sisser eindigt.
Een aantal acteurs in deze prent (onder meer Koen De Bouw, Johan Leysen, Chris Lomme en zeker ook Jappe Claes met zijn Vlaamse Primitieven-kop als de valse procureur-generaal) leveren goed werk, enkele anderen presteren ondermaats (onder meer Veerle Baetens als de advocate van de moordenaar, Sven De Ridder en die minister van justitie wiens naam ons ontgaan is). Het Vonnis werd door de Vlaamse filmpers beleefd maar vrij koeltjes ontvangen. Verheyen heeft ongetwijfeld een punt met zijn kritiek op het haperende rechtssysteem in België, maar of zijn film daar veel aan zal veranderen valt te betwijfelen. Daar is hij te weinig overtuigend voor.
Quotering: ***
(18 januari 2014 Kinepolis Antwerpen)