CESARE DEVE MORIRE (Paolo & Vittorio Taviani) (Italië, 2012)
(76)
We hadden een hele tijd niets meer gehoord van de Taviani-bros en hoewel ze beiden ondertussen in de tachtig zijn, kwamen ze in 2012 weer op de proppen met een nieuwe film en wonnen meteen de Gouden Beer op het Berlijnse filmfestival. Paolo en Vittorio zijn gaan filmen in de zwaarbewaakte Romeinse Rebibbia-gevangenis waar zware criminelen in het kader van een heropvoedingsprogramma toneelstukken opvoeren. Deze keer is gekozen voor Julius Caesar van William Shakespeare en in het begin en op het einde krijgen we telkens in kleur de finale scène van dit stuk, met publiek erbij, te zien. Daartussenin zit een lange flashback in zwartwit waarin we flarden meemaken van het productieproces, de casting en de repetities.
Het idee om Shakespeare, en dan nog een verhaal vol verraad, moord en hypocrisie als Julius Caesar, te laten vertolken door echte criminelen is op zich boeiend en kan leiden tot grootse dingen, op voorwaarde dat men erin slaagt de wereld van dat toneelstuk op overtuigende wijze parallel te laten lopen met de wereld van die gevangenen. Want dat was natuurlijk van in het begin de bedoeling. Paolo Taviani in een interview met Freddy Sartor [in Filmmagie, nr. 629, november 2012, pp. 24-25]: Gaandeweg zijn wij in hun bijdrage binnengeslopen. We hebben met hen de tekst doorgenomen en voorbereid, hebben feiten die zij kennen uit hun leven ingebracht, zoals de relatie tussen gevangenen. Op hun beurt brachten zij feiten aan, wat ze zelf of andere gevangenen hadden meegemaakt. Enkele daarvan zijn in de film opgenomen. Aan de acteurs was het dan om deze extra Shakespeare te interpreteren. En zo is er dan een osmose, een samensmelting gebeurd tussen de tekst van Shakespeare en hun eigen ervaringen.
Volgens ons zijn de Tavianis slechts zeer gedeeltelijk in die ambitieuze doelstelling geslaagd. Om te beginnen moet men zich niet voorstellen dat men de hele Julius Caesar te zien gaat krijgen, gelukkig maar. Men beperkt zich tot slechts enkele scènes die enerzijds misschien wel cruciaal zijn, maar anderzijds nogal lukraak overkomen mede doordat zij uit de oorspronkelijke contextuele flow van het toneelstuk zijn gerukt. Bovendien hadden wij van de parallellismen tussen toneelstuk en gevangeniswerkelijkheid veel meer verwacht. Afgezien van een enkele ruzie, van dat zinnetje maar Brutus is een man van een eer dat gemakkelijk op de erecode van de maffia kan geprojecteerd worden, en van die ene acteur die op het einde, wanneer hij opnieuw in zijn cel verdwijnt, zegt: Sinds ik de kunst ken, weet ik dat mijn cel een gevangenis is, is er eigenlijk weinig te merken van die geïntendeerde osmose of samensmelting. Daarnaast blijft dan ook nog het feit dat we hier niet met echt grote acteurs te maken hebben en dat die Shakespeare-teksten sowieso nogal hoogdravend overkomen.
Om maar te zeggen: een ongelooflijk intrigerende filmervaring is Cesare deve morire niet echt en van de kijker wordt wel degelijk een dosis goede wil en een beleefde inspanning verwacht. Dat de film nauwelijks een uur en een kwartier duurt, lijkt ons in dit verband een teken aan de wand. Is men van goede wil en beleefd, dan moet men toegeven dat de Tavianis een degelijk en interessant werkstuk hebben afgeleverd, maar de roffelende lofbetuigingen van een gedeelte van de vakpers waren overdreven. Het gewone filmpubliek was heel wat minder enthousiast en een ijzersterk of aangrijpend meesterwerk hebben ook wij niet gezien.
Quotering: ***
[29 januari 2014 Kinepolis Antwerpen]
|