Elementaire deeltjes (Michel Houellebecq) 1998
[Roman, Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam-Antwerpen, 1999, or. Frans: Les particules élémentaires, Parijs, 1998, 343 blz.]
Elementaire deeltjes bestaat uit drie delen, een proloog en een epiloog. In de proloog wordt een niet minder dan groots te noemen thematiek aangekondigd. Er wordt immers door een alwetende verteller gesproken over twee metafysische revoluties in de geschiedenis van de (westerse) mensheid: de ene 2000 jaar geleden toen het opkomende christendom het Romeinse rijk verdrong, en de andere zon 500 jaar geleden toen het middeleeuwse christendom verdrongen werd door de moderne wetenschap. De alwetende verteller signaleert nu een derde metafysische revolutie, waarvan de wegbereider een zekere Michel Djerzinski was, een bioloog die leefde op het einde van de twintigste eeuw. De korte proloog eindigt met een soort gebed, dat lijkt te gaan over het (nieuwe) leven in een soort hemel.
In het eerste deel (Het verloren rijk) leren we Michel Djerzinski en zijn halfbroer Bruno kennen, waarbij het via talrijke flashbacks vooral over hun beider jeugd gaat. Een jeugd die niet zo fantastisch verloopt want door omstandigheden (hun ouders laten hen min of meer in de steek) worden beide jongens door een grootmoeder opgevoed. We krijgen in dit eerste deel uitgebreide biografische details over Michel en Bruno en ook over hun familieleden. Soms gaan die details heel ver en men vraagt zich vaak af wat de functionaliteit is van al deze gegevens. Je krijgt soms ook erg rare passages te lezen. Als bijvoorbeeld Brunos grootvader sterft, volgt er een soort biologisch getinte uitweiding waarin pijnlijk nauwkeurig de ontbinding van een lijk en de rol van de wormen daarbij beschreven wordt. Weer vraagt men zich dan af: waarom? Van dat eerste deel (dat met zijn voortdurende flashbacks en uitweidingen een verbrokkelde en weinig memorabele indruk nalaat) onthouden we vooral dat Bruno serieus gepest wordt in het internaat waar hij verblijft, en dat Michel en Bruno, maar vooral Michel, een knap vriendinnetje hebben, Annabelle, waarmee het echter niet tot enige liefdesrelatie komt.
In het tweede deel (Vreemde momenten) zijn Bruno en Michel volwassen. Bruno is een leraar die voortdurend op zoek is naar seksueel genot, maar zonder al te veel succes. Hij huwt en krijgt een kind, scheidt van zijn vrouw en bezoekt een soort new age-kamp, op zoek naar erotische avonturen. Hij leert er Christiane kennen, een vrouw van middelbare leeftijd (net als hijzelf) met wie hij een tijdje gelukkig is. Tot Christiane kanker krijgt en zelfmoord pleegt. Bruno laat zich ten slotte opnemen in een psychiatrische inrichting. Michel blijkt een bijzonder succesvol moleculair bioloog te zijn, maar ook een eenzaat die weinig last heeft van seksuele gevoelens. Hij heeft een tijdje verlof genomen, leert Annabelle opnieuw kennen en woont een tijdje met haar samen. Tot Annabelle kanker krijgt en zelfmoord pleegt. Op het einde van deel 2 maken Bruno en Michel de dood van hun moeder (een oude hippie) mee, ergens in een bergstreek in het zuiden van Frankrijk.
In het derde deel (Emotionele oneindigheid) gaat Michel werken in een Iers laboratorium waar hij tot 2009 aan revolutionaire zaken werkt. Wij begrijpen: het heeft allemaal iets te maken met het klonen van mensen. Op het einde wordt er gesuggereerd dat Michel zelfmoord heeft gepleegd door in zee te lopen. In de epiloog wordt dan kort verhaald hoe het onderzoek van Michel geleid heeft tot een nieuw soort mensheid die volledig gelukkig is. De alwetende verteller is iemand van deze nieuwe mensen die dit boek heeft geschreven als eerbetoon aan Michel Djerzinski, de grondlegger van de nieuwe mens.
Pas helemaal op het einde worden de via de proloog opgewekte verwachtingen van de lezer dus ingelost. Ondertussen heeft die lezer de indruk dat het allemaal nogal lang duurt voordat de aap uit de mouw komt en dat er af en toe serieus beroep gedaan wordt op zijn goede wil. Er zijn de talrijke uitweidingen, weinig functionele details en narratologische bokkensprongen die hierboven al vermeld werden (nog een goed voorbeeld is op pagina 144 de verwijzing naar Aristoteles uitspraak over kleine mannen en vrouwen, of nog op de paginas 166-173 de overigens op zich wel leuke uitweiding over Aldous Huxley). Maar er is ook op talrijke plaatsen dat (pseudo?)wetenschappelijk gedaas dat niemand begrijpt en dat dus flink irritant en pedant overkomt. Er zijn verder enkele in extenso weergegeven artikelen die Bruno schrijft, waarvan men sterk de indruk heeft dat het artikelen van Houellebecq zelf zijn die ooit geweigerd werden en die hier dan maar gerecycleerd worden (voorbeelden op pp. 230-233 en 255-258). En voor de nochtans kwistig rondgestrooide erotiek moet men het ook niet echt doen, want die wordt steevast erg onderkoeld en klinisch beschreven (zie bijvoorbeeld p. 233 waar Bruno en Christiane aan partnerruil doen met een Duits koppel). Wij proberen maar te zeggen: er zit heel wat ballast in deze roman die maakt dat je niet echt kan spreken van een geslaagd narratologisch geheel.
Op sommige momenten is er dan wel weer sprake van interessante inwendige structuur-elementen. Zo lezen we op pagina 151 het volgende boeiende stukje wellustige wijsheid: De schacht van de clitoris en de kroon en de gleuf van de eikel zijn bedekt met Krause-lichaampjes, die heel veel zenuwuiteinden hebben. Als je die streelt, zet je in de hersenen een krachtige afscheiding van endorfinen in werking. Bij alle mannen en alle vrouwen zijn de clitoris en de eikel bedekt met Krause-lichaampjes ongeveer evenveel, tot daar toe is het heel eerlijk verdeeld. En in de epiloog (pagina 334) vertelt de alwetende verteller (een nieuwe, gekloonde mens) ons: De coderende sequenties die tijdens de embryogenese verantwoordelijk waren voor de vorming van Krause-lichaampjes waren recentelijk geïdentificeerd. In de huidige toestand van de menselijke soort waren die lichaampjes karig verspreid over het oppervlak van de clitoris en de eikel. Er was niets dat ons belette ze in een toekomstige toestand over het gehele huidoppervlak aan te brengen wat binnen het genotssysteem voor nieuwe, ongeëvenaarde erotische gewaarwordingen zou zorgen. Dat zijn leuke dingen voor een oplettende lezer.
Dat we zoveel (vaak dus inderdaad lichtjes overbodige) informatie krijgen over Michel en Bruno, heeft overigens ook te maken met het feit dat deze twee personages door Houellebecq bedoeld zijn als allegorieën van de westerse mens op het einde van de twintigste eeuw: enerzijds de hedonistische, aan seks verslaafde Bruno en anderzijds de kille, gevoelsarme wetenschapper die zich inschakelt in de consumptiecarrousel (zie het belang dat Michel hecht aan de Monoprix in zijn buurt). Houellebecq wil aan de hand van deze twee (sjabloonachtige en dus tot oppervlakkigheid in de romanpsychologie leidende) figuren de totale leegte van de westerse samenleving aantonen die ontstaan is na de seksuele revolutie van de jaren zestig en geleid heeft tot een bodemloze eenzaamheid onder de mensen. Dit is ongetwijfeld het interessantste aspect van Elementaire deeltjes. Houellebecq heeft heel wat ideeën over onze moderne westerse samenleving in de aanbieding, en al ben je het niet altijd met hem eens, meestal schrijft hij toch wel dingen die het overdenken waard zijn. En natuurlijk is de bottom line van dat alles niet optimistisch. Typisch is een passage als de volgende: De meeste vrouwen hebben een opwindende puberteit, ze hebben veel aandacht voor jongens en seks. Daarna worden ze het langzaam beu, ze hebben niet zoveel zin meer hun benen wijd te doen en een lordosehouding aan te nemen om hun kont te laten zien. Ze zoeken naar een innige relatie, die ze niet kunnen vinden, en naar hartstocht, waartoe ze niet echt meer in staat zijn: dan beginnen de moeilijke jaren voor hen [p. 251].
En nog zon pessimistische passage, over Bruno en Christiane: Misschien zouden ze elkaar zelfs blijven zien, samen oud worden. Af en toe zou ze hem een kortstondig moment van lichamelijk geluk schenken, ze zouden samen de begeerte zien afnemen. Zo zou een aantal jaren voorbijgaan; daarna zou er een einde aan komen, ze zouden oud zijn geworden voor hen was het dan afgelopen met de komedie van de lichamelijke liefde [p. 155]. Erg cynisch is dit allemaal en het sluit aan bij de ook elders vaak verwoorde grondthematiek van Houellebecq dat de moderne mens voortdurend op twee terreinen een concurrentiestrijd moet leveren, namelijk op dat van de erotiek en op dat van het werk, en dat dit leidt tot teleurstelling en frustratie bij de overgrote meerderheid.
Suggereert Houellebecq echter ook een oplossing voor deze impasse? In Elementaire deeltjes gebeurt dat via de idee van een nieuwe mens, een soort kloon die geen psychische afgronden meer kent en niet langer wordt gekweld door zijn zucht naar seks. Daar heb je natuurlijk weinig aan, zolang dit slechts een sciencefictionachtig idee blijft. In zijn tekst heeft Houellebecq echter haast onopvallend, je moet er goed op letten knipoogjes verweven naar het boeddhisme, dat zoals we weten als één van zijn hoofdideeën de totale onthechting van de aardse begeerten en ijdelheden heeft. Op pagina 72 lezen we bijvoorbeeld: Ik hoop dat het ik een illusie is. Wat niet wegneemt dat het een pijnlijke illusie is
zei Bruno zacht. Maar Michel wist niet wat hij daarop moest antwoorden, hij wist niets van het boeddhisme. Of nog, op pagina 140, waar het gaat over dat new age-kamp dat Bruno bezoekt: Op alle verdiepingen maakten mensen vorderingen in hun sociale, seksuele, beroepsmatige of kosmische integratie, of probeerden die te maken. Ze werkten aan zichzelf, om de meest algemeen gebruikte uitdrukking te citeren. Hijzelf begon een beetje slaap te krijgen. Hij vroeg niets meer, wilde niets meer, was nergens meer; langzaam, stapsgewijs, steeg zijn geest op naar het rijk van het niet-zijn, naar de zuivere extase van het niet-in-de-wereld-zijn. Voor de eerste keer sinds zijn dertiende voelde Bruno zich bijna gelukkig.
En in de epiloog, op pagina 331, lezen we dat de wereldgodsdiensten eensgezind tégen het klonen van mensen waren: Alleen de boeddhisten merkten op dat het denken van de Boeddha in het begin toch ook was voortgekomen uit de bewustwording van de drie hindernissen die ouderdom, ziekte en dood vormden, en dat de Wereldgeëerde, ook al had hij zelf voor de weg van de meditatie gekozen, een oplossing van technische aard niet noodzakelijkerwijs bij voorbaat zou hebben afgewezen. In het boeddhisme en de onthechting lijkt voor Houellebecq in deze roman dus een uitweg te liggen uit de westerse leegheid. In zijn latere roman La possibilité dune île, waarin ook sprake is van een gekloonde en van begeerte verloste mensheid, lijkt hij echter van dit idee te zijn teruggekomen, want de klonen zijn in die roman net zo min gelukkig als hun voorgangers.
Een interessante reactie op Elementaire deeltjes troffen wij aan in Hans Derks (pseudoniem van Boudewijn van Houten) Vieze oude mannen uit 2002: Elementaire deeltjes is een ideeënroman en eigenlijk net als de romans van W.F. Hermans een verkapt essay. Houellebecq barst van de gedachten over onze tijd en hoewel ik het misschien niet altijd met hem eens ben, vind ik ieder idee van hem het overdenken waard. Omdat hij twee nogal tegengestelde hoofdpersonen heeft, weet je nooit precies waar hij zelf nu staat, maar de hoofdlijn lijkt me toch wel dat hij een diepe minachting voor de ideeën van mei 68 heeft en vooral van mening is dat het onvergeeflijk is dat mensen gezinnen stichtten die ze daarna met hun libertijnse manier van leven vernietigden. (
) Volgens hem moeten de mensen voorzichtiger en liefdevoller met elkaar omgaan en uit zijn mond verdraag ik deze kritiek, want hij heeft op zn minst goede argumenten. Dat deze man als een monster is aangevallen, vind ik volkomen absurd, want als één ding duidelijk is, dan is het wel dat hij opkomt voor menselijke warmte, loyaliteit, trouw etc. Zijn boek is heel cru en deprimerend, en soms plotseling ook geweldig ontroerend. Want als die cynicus geroerd is, heeft dat natuurlijk een dubbel groot effect. Wat een geweldig boek! [p. 215].
Wijzelf zijn iets minder enthousiast over déze Houellebecq. Als roman vinden wij Elementaire deeltjes namelijk maar een mager geval (zwakke inwendige structuur, oppervlakkige psychologie, te veel vulsel, Platform is op al deze terreinen veel beter), doch als verkapt essay mag het er zeker wezen en is het zelfs een pareltje aan de kroon van Houellebecq, de Kritische Observator van Onze Moderne Maatschappij.
Quotering: *** [explicit 31 juli 2006]
|