DE AANSLAG (Harry Mulisch) 1982
Een voorbeeld van een structuur-analytisch verslag
Er werd gebruik gemaakt van de Grote Lijsters 2013-editie van deze roman: Harry Mulisch, De Aanslag, Noordhoff Uitgevers BV, Groningen-Houten, 2013, 179 blz.
1a Uitwendige structuur
De Aanslag bestaat uit een proloog en vijf episoden die verder onderverdeeld zijn in hoofdstukken. De episoden verlopen chronologisch, maar met grote ellipsen.
Eerste episode (4 hoofdstukken) = 1945.
Tweede episode (4 hoofdstukken) = 1952.
Derde episode (3 hoofdstukken) = 1956.
Vierde episode (5 hoofdstukken) = 1966.
Laatste episode (4 hoofdstukken) = 1981.
Waarom de eerste episode zich in 1945 afspeelt, is duidelijk: toen gebeurde de aanslag. Men kan zich echter de vraag stellen waarom de andere episoden zich precies in 1952, 1956, 1966 en 1981 afspelen. De inwendige structuur zou daar een antwoord op moeten geven.
1b Inwendige structuur
In een interview (met Humo) over het schrijven van romans heeft Harry Mulisch ooit gezegd: Boeken die niet gebaseerd zijn op een schema zijn weekdieren. Nu zijn weekdieren ook Gods schepselen, maar ik prefereer zoogdieren. Een boek moet voor mij een skelet hebben. Dat skelet mag je niet duidelijk zien, het moet onzichtbaar zijn, en toch duidelijk aanwezig. Er moeten lijnen in een boek zitten, anders is het een roman ohne Eigenschaften. Toen Rembrandt de Nachtwacht schilderde, zette hij ook niet zo maar een paar mannetjes naast elkaar. Kunsthistorici hebben tal van lijnen in dat schilderij ontdekt. Die lijnen moeten er zijn, die hebben onmiddellijk met de artistieke werking van dat schilderij te maken. Met andere woorden: Harry Mulisch is bij uitstek een auteur die veel belang hecht aan de functionele structuur van een roman
Titel
Spreekt voor zichzelf: de aanslag op Fake Ploeg heeft in 1945 het leven van Anton Steenwijk ingrijpend veranderd.
Motto
Overal was het al dag, maar hier was het nacht, neen, meer dan nacht. C. Plinius Caecilius Secundus (Plinius Minor) was een Romeinse senator uit de 1ste eeuw na Christus. Het citaat komt uit één van zijn brieven (Epistulae), meer bepaald uit een brief aan Tacitus waarin Plinius een ooggetuigeverslag geeft van de uitbarsting van de Vesuvius in het jaar 79. Het citaat heeft hierop betrekking: de as van de uitbarsting verduisterde de hemel. Men (her)leze nu wat er staat op pagina 55 (het begin van de tweede episode): De rest is naspel. De aswolk uit de vulkaan stijgt naar de stratosfeer, draait om de aarde en regent nog jaren later op alle continenten neer.
We kunnen dus het motto symbolisch interpreteren
VULKAANUITBARSTING
Een belangrijke gebeurtenis, hier: de aanslag op Fake Ploeg.
ASWOLK DIE BLIJFT
Het naspel: de gevolgen van deze gebeurtenis voor het verdere leven van Anton Steenwijk.
Het motto wordt nog functioneler zodra we beseffen dat in 1945 Europa reeds grotendeels bevrijd was (overal was het al dag), maar het noorden van Nederland (Anton woont in Haarlem) nog niet (maar hier was het nacht). Voor Anton is het bovendien niet alleen nacht maar zelfs meer dan nacht: hij verloor in 1945, kort voor het einde van de oorlog, nog zijn ouders en zijn broer, iets wat zijn verdere leven sterk zal beïnvloeden.
Motieven
De vulkaanuitbarsting en de aswolk waarnaar het motto en het begin van de tweede episode verwijzen, brengen ons op het spoor van een in deze roman steeds weerkerend AS-MOTIEF.
II.3 (p. 63) Anton bezoekt zijn vroegere buren. Op de plek waar zijn huis was, groeit veel onkruid: Misschien kwam het door al die as, dat het daar zo vruchtbaar was.
II.3 (p. 69) Als er gebeurd was wat Peter vermoedelijk wilde, zou alles hier in de as gelegd zijn.
IV.5 (p. 143) Een asbak begint te roken en te stinken.
De laatste zin (p. 179)
zijn schoenen sloffen en het is of zij wolkjes as opwerpen, ofschoon nergens as te zien is. De aanslag is al lang voorbij, maar de gevolgen voor Anton blijven.
De naam Anton Steenwijk Zijn initialen zijn A/S
De titel De Aan-Slag
AS
Een ander voorbeeld is het STEEN-MOTIEF.
- Het zit in de naam van het hoofdpersonage (STEENwijk).
- Op pp. 17-18 wordt door pa Steenwijk uitgelegd wat bij de oude Grieken een symbolon was: een steen die in twee helften werd geslagen en later diende als herkenningsteken.
- Op p. 25:
zoals kiezelstenen op de bodem van een beek.
- Peter (de naam van Antons broer én zoon): betekent letterlijk steen(rots).
- Op p. 92: de steen die Fake Ploeg jr. in de spiegel gooit.
- Op p. 74 (in verband met het monument voor de slachtoffers van de aanslag): Je zei dat die stenen je gestolen konden worden.
- Op dezelfde bladzijde:
alsof iemand een steen in een put gooit en dan nooit meer iets hoort.
- Op p. 98 (Anton leert zijn eerste vrouw Saskia kennen in Londen): de Stone of Scone in Westminster Abbey.
Een steen is iets hards, dat niet gemakkelijk verdwijnt: een symbool voor de harde gevolgen van de aanslag voor Anton? Anton is ook versteend: zijn evolutie wordt afgeremd.
Het (nood)lot speelde bij de aanslag ook een belangrijke rol: vandaar het optreden van een DOBBELSTEEN-MOTIEF? Vergelijk onder meer pp. 18 (de dobbelsteen bij het spelletje Mens-erger-je-niet), 52 (laatste zin van de eerste episode: Anton heeft de dobbelsteen nog in zijn broekzak), 150 (tafelaansteker in de vorm van een dobbelsteen)
Het lot kan iemands leven ingrijpend bepalen.
Het belangrijkste motief is echter ongetwijfeld het SCHULD-MOTIEF. De vraag wie er schuldig is aan de dood van Antons ouders en broer en dus aan Antons levenslange geestelijke trauma, begint immers met de vraag wie er eigenlijk schuldig was aan de aanslag zelf. Uit de eerste episode zou men kunnen concluderen dat alleen de Duitsers schuldig waren, maar zo eenvoudig liggen de zaken niet. In elke volgende episode komt Anton immers iemand tegen die met de gebeurtenissen in 1945 iets te maken had, en dit leidt bij Anton telkens tot nieuwe inzichten in de schuldvraag.
EERSTE EPISODE (1945) 1 Oorlog / de familie Steenwijk thuis
2 Aanslag op NSBer Fake Ploeg / represailles
3 Anton ontmoet een verzetsvrouw in de gevangenis
4 Anton naar Amsterdam
= de AANSLAG, de rest is NASPEL
TWEEDE EPISODE (1952) Ontmoeting met de Beumers. Mevrouw Beumer is zeer positief over Peter, maar hij wilde het lijk voor de deur van de Beumers leggen: dan zou het huis van de Beumers in brand gestoken zijn (p. 69). Peter is schuldig!
DERDE EPISODE (1956) Ontmoeting met zoon van Fake Ploeg. Zijn vader was een overtuigde fascist, hij vreesde het communisme. Het verzet wist dat er represailles zouden komen (p. 89). Het verzet is schuldig!
VIERDE EPISODE (1966) Ontmoeting met verzetsman Cor Takes. Fake Ploeg was een smeerlap, moest dood (pp. 111-112). Ploeg is schuldig! De familie Steenwijk had het lijk moeten binnenhalen (p. 115). De Steenwijks zijn zelf schuldig aan hun eigen dood! Truus Coster schoot Ploeg neer (p. 118: Truus = de vrouw in de cel, lijkt op Antons eerste vrouw Saskia). Ook zij is schuldig!
LAATSTE EPISODE (1981) Ontmoeting met Karin, dochter van buurman. Korteweg heeft het lijk bij de Steenwijks gelegd, omwille van zijn hagedissen (pp. 174-176). Korteweg is schuldig, de hagedissen zijn schuldig! Niet bij de familie Aarts: daar zaten Joden ondergedoken (p. 176). Ook die Joden zijn schuldig!
Anticipaties & retroversies
Een fraai voorbeeld van anticipaties vinden we in de proloog, die twee belangrijke onderdelen bevat:
(a) veel informatie over de vier huizen
De Beumers
oud koppel
WELGELEGEN Familie Steenwijk
BUITENRUST Zeeman Korteweg
met dochter Karin
NOOITGEDACHT Echtpaar Aarts
afzijdig
RUSTENBURG
Waarom zoveel informatie daarover? Omdat het essentieel is voor de verdere plot
Peter wilde lijk hier leggen: mislukte
Lijk verlegd naar hier Plaats van aanslag!
Lijk verlegd naar de Steenwijks Niet verlegd naar hier: drie ondergedoken Joden
Hadden de drie Joden niet bij de familie Aarts gezeten, dan had Korteweg het lijk dààr gelegd en zouden Antons ouders en broer overleefd hebben! Drie Steenwijks / drie Joden! Dit alles is zeer functioneel, tot de namen van de huizen toe: Welgelegen (buiten schot gebleven), Buitenrust (geen rust, zijn slachtoffers geworden), Nooitgedacht (Korteweg heeft het lijk verlegd), Rustenburg (daar rustten drie Joden).
(b) de passage over het kanaal en de boot.
We krijgen in dit verband twee beelden. Eerst een man op een schip: hij loopt naar achter, duwt iets naar voor maar blijft op dezelfde plaats. Dit is een vooruitwijzing naar Anton Steenwijk. Vergelijk p. 147: Als daarom de grieken over de toekomst spreken, zeggen zij: Wat hebben wij niet allemaal nog achter ons? en in die zin was Anton Steenwijk een griek. Ook hij stond met zijn rug naar de toekomst en met zijn gezicht naar het verleden. Anton wordt ook achtervolgd door zijn verleden, loopt naar achter, staat met zijn rug naar de toekomst en kan dus niet vooruit: zijn levensevolutie stagneert.
Het tweede beeld: een vlechtwerk van golven die gaan en komen. Symbolisch: een gebeurtenis (schip dat voorbijvaart) die nog lang daarna gevolgen (golven) heeft. Een ingewikkeld vlechtwerk van golven (p. 9) = de plot van deze roman. Vergelijk p. 179 (laatste alinea): De golven trekken glad.
Harry Mulisch is een auteur die zijn romans zeer bewust componeert. Zijn boeken hebben een zeer doordachte, functionele inwendige structuur.
Vertelsituatie
We hebben te maken met een personale hij-verteller die meeleeft met het hoofdpersonage. Dat maakt de ontknoping in verband met de schuld-vraag des te spannender.
Knipoogjes van de auteur
Deze roman steekt vol knipoogjes van de auteur. De motieven alleen al kunnen beschouwd worden als uitgewerkte knipoogjes naar de lezer toe. Nog drie andere voorbeeldjes
- Derde episode, hoofdstuk 1 (p. 80): Anton studeert voor dokter en specialiseert zich in anesthesie = het verdoven van pijn. Zijn eigen pijn kan hij echter niet verdoven!
- Laatste episode, hoofdstuk 2 (pp. 159-160, vergelijk ook pp. 171 en 178): Anton lost een cryptogram op: Weet de Zonnegod geen duidelijker omschrijving voor deze puinhoop = ravage. Ook Antons geest is een puinhoop ten gevolge van de aanslag.
- Tweede episode, hoofdstuk 3 (p. 63):
met daartussen al ranke boompjes, zoals die soms op zestiende-eeuwse schilderijen te zien zijn, met een engel op een heuvel en een kraai die kwaadaardig naar een monsterachtig mannetje staart. Zonder het te noemen, beschrijft Mulisch hier het schilderij Johannes op Patmos (Berlijn, Staatliche Museen) van Jheronimus Bosch (+1516). De kraai is hier overigens bedoeld als een arend, het embleem van Johannes de Evangelist.
2 Thematiek
Concreet thema
Een man die als jongetje zijn ouders en broer heeft verloren ten gevolge van Duitse represailles op het einde van de Tweede Wereldoorlog en daardoor levenslang getraumatiseerd is, met psychische kwalen als gevolg.
Abstract thema
Door het grondige veldwerk dat we verricht hebben bij Inwendige structuur is het dieperliggende, abstracte thema van deze roman maar voor het oprapen: het draait allemaal uiteindelijk rond de vraag wie er schuldig is, wanneer er iets heel ergs gebeurt. Het antwoord op deze vraag wordt door Mulisch netjes voorgeschoteld op het einde van zijn roman in een sleutelpassage: Was iedereen schuldig en onschuldig? Was de schuld onschuldig en de onschuld schuldig? De drie joden
Zes miljoen waren er afgemaakt, twaalf keer zo veel mensen als hier liepen; maar door in levensgevaar te verkeren hadden die drie mensen twee andere mensen en zichzelf gered, zonder het te weten, en in plaats van zij waren zijn vader en zijn moeder en Peter gestorven, door toedoen van hagedissen
(p. 178, voorlaatste bladzijde). Met andere woorden: de waarheid is nooit zwart of wit, maar altijd grijs. Schuld en onschuld zijn niet altijd even eenvoudig vast te stellen: het is vaak een heel complex probleem.
3 Personages
Er is manifest één hoofdpersonage dat we vrij grondig leren kennen: Anton Steenwijk is dus een genuanceerd, rond personage, al blijft er ten gevolge van het personale vertelstandpunt toch ook een zekere afstand tussen hem en de lezer bestaan. Anton is ook een dynamisch personage: de gevolgen van de aanslag en vooral het steeds opnieuw geconfronteerd worden met de schuldvraag leiden ertoe dat hij psychische problemen ondervindt (hij heeft aanvallen van migraine en hyperventileert). Hij huwt bovendien met zijn eerste vrouw (Saskia) omdat hij in haar uiterlijk Truus Coster (de vrouw met wie hij als jongetje in een cel zat) herkent. Het bewust worden hiervan leidt tot een scheiding met Saskia. Anton is tevens dynamisch in de zin dat het veranderende perspectief op de schuldvraag bij hem een dieper inzicht in de waarheid rond de aanslag en in de waarheid tout court genereert. Van een catharsis lijkt op het einde nochtans niet echt sprake: het woord ravage (p. 178), de symbolische massale angstschreeuw (pp. 178-179) en de dreiging van onzichtbare as in de laatste zin lijken er niet op te wijzen dat Anton nu bevrijd is van zijn verleden, integendeel. Let in dit verband ook op het knipoogje op pagina 79 (III.1): Een begin verdwijnt nooit, zelfs niet met het einde.
4 Tijd en Ruimte
De verteltijd is 179 bladzijden, de vertelde tijd omvat 36 jaar (van 1945 tot 1981), weliswaar met grote sprongen in de tijd. Dit heeft tot gevolg dat de plot wordt afgewikkeld aan een vlot tempo, mede dankzij de overkoepelende hoofdstukken aan het begin van elke episode en het feit dat in de andere hoofdstukken alleen gefocust wordt op het essentiële. Het verhaal speelt zich hoofdzakelijk af in het noorden van Nederland (Haarlem, Amsterdam). Behalve in de proloog (het kanaal) wordt er van symbolische ruimten geen opvallend gebruik gemaakt.
5 Stijl
De Aanslag is geschreven in een vlotte, zeer toegankelijke stijl met een weinig ingewikkelde zinsbouw en talrijke dialogen. Terwijl echter het concrete verhaal gemakkelijk te volgen is, vraagt het van de lezer wel enige inspanning om de diepere thematiek ervan te ontdekken. De roman bevat bovendien, vooral in de motieven, een aantal symbolische elementen en ook hier wordt van de lezer de nodige interactie verwacht. In de proloog (vooral de passage over het kanaal) weegt deze symboliek zo sterk door dat de lezer de indruk krijgt begonnen te zijn aan een erg cerebrale roman. Maar zodra het eigenlijke concrete verhaal een aanvang neemt, wordt deze indruk zeer snel weggenomen en het vanuit verschillende perspectieven bekijken van de schuldvraag zorgt voor een aantrekkelijke spanningscurve.
6 Evaluatie
Harry Mulisch legt in deze roman weinig of geen nadruk op het schrijven van mooi geformuleerde zinnen. Zijn hoofdbedoeling was blijkbaar het uitwerken van een verhaal met een mooie boodschap en een knap uitgedachte, niet meteen doorzichtige maar uiteindelijk toch overtuigende vorm. Van in het begin maakt de auteur de indruk zijn stof te beheersen: hij weet waar hij naar toe wil en gaat zelfverzekerd op zijn doel af, daarbij stap voor stap de correctheid van zijn hoofdthema onthullend. Er zitten in deze roman weinig details die niet passen binnen het geheel en deze functionaliteit is zelfs zo overweldigend dat men Mulisch niet ten onrechte een zekere dosis gekunsteldheid zou kunnen verwijten: hij wil het misschien té goed doen. Vergelijkt men De aanslag echter met andere romans, dan moet men toegeven dat het hier een fraai literair werkstuk betreft, en vergelijkt men De aanslag met andere romans van Mulisch, dan mag men rustig vaststellen dat het hier één van zijn meesterwerken betreft.
Quotering: ****
[explicit 26 januari 2014]
|