'Militaire discipline betekende de triomf van de democratie omdat de gemeenschap zich gedwongen zag de medewerking te verzekeren van de niet-aristocratische massa's en hun wapens en en ze daarmee politieke macht in handen gaf...'
De gezaghebbende Duitse socioloog Max Weber (1864-1920) in zijn postuum uitgegeven standaardwerk 'Wirtschafstgeschichte' (1923)
Een paar jaar geleden ontstond er in Groot-Brittannië nog enige ophef toen bekend werd dat een groot voedingswarenbedrijf paardenvlees verwerkte in de diepvrieslasagnes. Britten hebben - in tegenstelling tot ons - een hekel aan het nuttigen van paardenvlees. Een Britse hoogleraar oreerde naar aanleiding van dit 'voedselschandaal': 'Het eten van paardenvlees is iets barbaars, iets voor Fransen. Alleen barbaren eten paarden, slakken en kikkerbillen. Niemand in het Verenigd Koninkrijk zou met een goed geweten paardenvlees eten...' Eén van de grootste cultuurschokken die de opvang van tienduizenden Belgische vluchtelingen tijdens de Grote Oorlog in Groot Brittannië veroorzaakte was de Belgische voorkeur voor het nuttigen van het beste van 't peerdje... Tot verbijstering van de Britten maakten uitgeweken Belgische beenhouwers en paardenslagers zelfs reclame voor deze 'barbaarse' praktijk. Hierbij een paar voorbeelden van advertenties uit de Engelse en vluchtelingenpers waarvoor elke rechtgeaarde Brit de neus ophaalde...
Zij die mij kennen weten dat ik een boontje heb voor Ieren, Schotten, Welshmen en Bretoenen, kortom onze Keltische vrienden. In het verleden heb ik op deze blog al vaker stilgestaan bij hun lotgevallen en ik zal dit zeker blijven doen. Momenteel werk ik aan een boek rond de - hoofdzakelijk uit Bretoenen bestaande - Brigade Marine-Fuseliers van admiraal Ronarc'h in het bruggenhoofd Diksmuide in de bloederige herfst van 1914. Bij de voorbereidingen voor dit boek stootte ik per toeval op het onwaarschijnlijke verhaal van de gebroeders Ruellan uit de oude en erg pittoreske havenstad Saint-Malo. Van de tien zonen die tijdens de Grote Oorlog in het Franse leger dienden sneuvelden er zes in de strijd. Als eerste viel de 26-jarige Bernard, adjudant-chef in het 3e Régiment des Zouaves de Marche. Hij bezweek op 17 februari 1915 aan zijn verwondingen in een hospitaal in Frévent. Bernard was leraar en had zich kort voor het uitbreken van de oorlog in Algerije gevestigd. Op 16 mei '15 sneuvelde zijn broer André, een sergeant in het 7e Régiment d'Infanterie Coloniale bj Ville-sur-Tourbe aan de Marne. André was voor de oorlog veekweker in het Argentijnse Montevideo geweest. Henri, een brigadier in het 7e Régiment d'Artillerie werd in de openingsfase van e Slag bij Verdun, op 27 februari '16, levend begraven door een granaatinslag op zijn kazemat in het Forêt de Hesse. Louis, een kapitein in het 308e Régiment d'Infanterie, sneuvelde op 22 november 1916 in Ablaincourt aan de Somme.Louis was gehuwd met Marguerite Denoix de Saint Marc en vader van zes kinderen....
Jean Berchmans - vernoemd naar de Vlaamse heilige - bezweek op 31 mei '18 in Vlaanderens velden, in Poperinge om meer precies te zijn. Deze luitenant in het 23e Bataillon des Chasseurs à Pied was levensgevaarlijk gewond geraakt bij de extreem zware afweergevechten op en rond de Kemmelberg. Als laatste sneuvelde Jules-Marie, een kapitein in het 93e Régiment d'Infanterie. Hij viel op 1 oktober '18 in Sainte-Marie-à-Py aan de Marne. Jules was priester en had aanvankelijk als aalmoezenier dienst gedaan. Alsof deze beproevingen nog niet zwaar genoeg waren geweest voor de familie overleed in 1930 Xavier, een gewezen luitenant in het 223e Régiment d' Artillerie aan de gevolgen van een gifgasvergiftiging die hij in maart '18 had opgelopen. Zijn broer Auguste was in 1917 zo ernstig gewond geraakt dat hij als groot-invalide eervol uit de militaire dienst was ontslagen. Hij bezweek in 1938 aan zijn opgelopen verwondingen....
De familie Ruellan was overigens lang niet de enige Bretoense familie die dergelijke tragische offers had gebracht. Van de vijf zonen van de familie de l'Estang du Rusueq uit Tréflévénez in de Finistére overleefde er niet één de oorlog. De familie Crappel uit Vannes verloor vier zonen, de familie Creac'h uit Morlaix ook....
De latere Nobelprijswinnaar Literatuur Ernest Hemmingway (1899-1961) probeerde tijdens de Grote Oorlog vruchteloos dienst te nemen in het Amerikaanse leger. Hij was amper 18 toen hij zich in de winter van '17 engageerde in het Internationale Rode Kruis. Na een summiere basistraining werd hij naar het Alpenfront gestuurd waar hij als brancardier bij een Italiaanse medische eenheid belandde. Op 8 juli '18 werd hij ernstig aan de benen gewond terwijl hij in de eerste lijn bij Fosalta soldaten was gaan bedelen met wat versnaperingen. Even vreesde men voor een amputatie maar na een paar maanden revalidatie keerde de intussen tot luitenant bevorderde Hemmingway terug naar het front. In december '18 nam hij ontslag bij het Rode Kruis en het diirde nieyt lang voor deze schrijver van 'de verloren generatie ' zijn oorlogservaringen op papier zette. vandaag breng ik zijn gedicht 'Champs d' honneur' dat hij in 1920 in Chicago schreef
CHAMPS D'HONNEUR
Soldiers never do die well: / crosses mark the places / Wooden crosses where they fell / stuck above their faces. / Soldiers pitch and cough and twitch
All the world roars red and black / soldiers smother in a ditch / choking trough the whole attack
Niet zonder enige trots kan ik u aankondigen dat op het einde van deze maand mijn nieuwste boek van de persen zal rollen. 'Verdrongen Verleden - De 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderen 1917' brengt een veel te lang vergeten verhaal opnieuw in de schijnwerpers. De Grote Oorlog eindigde bijna een eeuw geleden maar de rol die nationalistisch, katholiek Ierland in dit verschrikkelijke conflict speelde blijft tot op de dag vandaag een erg gevoelig thema. Het verhaal van de 16e Divisie, nationalistisch en katholiek Ierlands belangrijkste bijdrage tot de Britse oorlogsinspanning, illustreert op een dramatische wijze de complexiteit én de tegenstrijdigheden van het Ierse engagement in de Eerste Wereldoorlog.
De 16e Divisie kende triomf én tragedie aan het Westelijke Front. Een groot gedeelte van deze gebeurtenissen speelden zich af in Vlaanderens velden. Ze boekte, samen met haar ideologische opponent - de 36e (Ulster) Divisie - een spectaculaire overwinning bij de bestorming van Wijtschate op 7 juni '17, maar beleefde een paar maanden later - opnieuw samen met de 36e Divisie - één van haar grootste tragedies in de zinloze strijd op en rond de Frezenberg. Dit boek focust niet alleen op wat er toen gebeurde maar geeft ook duiding bij het ontstaan en de teloorgang van deze, in meer dan één opzicht, unieke eenheid. Ierse katholieken en nationalisten hadden in 1914 en 1915 massaal en vrijwillig dienst genomen in het Britse leger in de hoop op die manier het al bijna afgeronde politieke proces dat tot zelfbestuur voor Ierland moest leiden, te bespoedigen. Toen diegenen die het geluk hadden de hel te hebben overleefd, naar huis terugkeerden, kwamen ze in een land terecht dat ze nauwelijks herkenden en dat het liefst van al zo snel mogelijk hun inzet vergat... Tot voor kort werd hen zelfs een plaats in de officiële Ierse geschiedschrijving ontzegd... 'Verdrongen Verleden' brengt hun ongecensureerde en vooral tragische verhaal. Als extra bonus werd achteraan in het boek een fiets- of autoroute uitgewerkt die u tussen Wijtschate en Kemmel terugvoert naar juni 1917. Het boek verschijnt bij de kakelverse uitgeverij Polemos - zie http///polemos.be en kost 24,95 euro.
Vandaag opnieuw even uw aandacht voor een gesneuvelde kind-soldaat. In de Potyze Burial Ground, op de plaats waar ooit het kasteel van Potijze stond ligt Rifleman Ronald Jolly begraven. Deze soldaat in het 8e bataljon van het King's Royal Rifle Corps was amper vijftien jaar oud toen hij bij Ieper viel. Zijn bataljon was tussen 6 en 21 september '15 van dienst in de loopgrachten van de Haymarket-sector bij Wieltje. De omstandigheden waarin Jolly en zijn makkers in september '15 in de loopgrachten moesten verblijven waren niet bepaald van de poes: Het regende onophoudelijk en de mannen waadden kniediep door het water en de modder. Vrijwel dagelijks werden de Britten onder vuur genomen door de Duitse artilleristen. Voor Jolly sloeg het noodlot toe op 11 september. Hij was net afgelost van een lange en kille wachtronde in zijn observatiepost, toen hij in het hoofd werd geschoten door een waakzame Duitse sluipschutter. U kan zijn graf terug vinden onder referentie X 5 in Potijze.
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - 'UNE CROIX DANS LA TRANCHEE'
Onder de kenners van oorlogspoëzie wordt soms nog al eens lacherig gedaan wanneer het oeuvre van de Bretoense dichter/componist en volkszanger Theodore Botrel (1868-1925) aan bod komt. Dit is volgens mij ten onrechte. Tot op de dag vandaag kan het de vergelijking met heel wat zogenaamd 'beter werk' uit die periode gemakkelijk doorstaan. Toegegeven , het is vaak wat melig en doordrenkt van 'hogere idealen' maar welke gedichten waren dat niet in '14 - '18 ? Omdat Botrel precies honderd jaar geleden in opdracht van het Franse ministerie van Oorlog een propagandatournee aan het IJzerfront maakte, vandaag zijn lied 'Une Croix dans la Tranchée' dat hij in het voorjaar van 1915 bij La Boiselle schreef voor zijn 'landgenoten' van het -grotendeels uit Bretoenen bestaande - 19e Infanterieregiment:
'Nous suivons la tranchée à vingt mêtres des Boches / silencieux, le dos voûte, le pied glissant / et les canons 'tapaient' là, si proches / que le vent des obus nous fouettait en passant.
Nous voyons à travers les créneaux La Boiselle / son petit cimetière et son îlot brumeux / Paysage banal qu'un frôlis de ton aile / a fait sublime, ô gloire, et pour jamais
Nous bonjournions les gars bretons du 19e / al leurs postes d'écoute aux long des boyaux / Ou échangeant deux mots 'brezounek' parfois même / les 'tiens bon' se croisaient avec les 'kenavos'
Quand, tout à coup, je vis au bas d'une tranchée / une petite croix faite avec deux roseaux / Croix sans date et sans nom timidement cachée / comme en font les enfants sur les tombes d'oiseaux
Qui était donc ce mort, quand tomba t'il ? Mystère / il était de ceux là qu'on note 'disparus' / Et qui, devant les yeux des remueurs de terre / sous les coups de leurs pics, un soir, sont reparus
On ne dérange pas ce corps du camerade / On salue, on se signe et le travail reprend / Si bien qu'il reste encore là, sous la fusillade / Soldat jusqu'au - delà, dans le rang
Et devant l' humble croix, saisi d'un trouble étrange / Je me sentis jaloux de ce mort raieux / Qui, face à l'ennemi, dans son linceul de fange / dormait là du grand sommeil des heros et des dieux.
De VZW 'Kapelaan Verschaeve' organiseert op zaterdag 8 juli in samenwerking met het ADVN en 'Wetenschappelijke Tijdingen' een colloquium onder de noemer 'De hete zomer van 1917'. Naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het verschijnen van de 'Open brief aan koning Albert I' is het de bedoeling de positie en de invloed van kapelaan Verschaeve te herdefiniëren op basis van recente onderzoeken en publicaties. Sprekers van dienst zijn Dr. Vincent Scheltiens, Dr. Luc Vandeweyer, Romain Vanlandtschoot en Prof. Dr. em. Frans-Jos Verdoodt. Journalist Rik Van Cauwelaert vat de algemene besluiten van het colloquium samen. Meer info: koen.bultinck@skynet.be
Ik mag toch wel zeggen dat ik met een kleine drieduizend boeken over een welvoorziene WO I-werkbibliotheek beschik. Telkens wanneer ik door het rek met de publicaties rond de Ieperse Salient struin valt het mij op hoe stiefmoederlijk de regio ten zuiden van Ieper bedeeld is met studies rond wat zich daar tijdens de Grote Oorlog heeft afgespeeld. De geschiedschrijving over de sector tussen St. Elooi en Ploegsteert blijft tot op de dag van vandaag grotendeels een onbeschreven blad. Wanneer er dan een nieuw boek over deze sector verschijnt is dat sowieso goed nieuws. Het wordt echter helemaal goed wanneer het zoals in 'Palingbeek 1915' een nieuwe en verfrissende kijk biedt op wat in dit 'vergeten' stuk slagveld precies gebeurd is. Hugh Shipman, een Britse historicus die zich in 2009 in de omgeving van het Provinciale Domein Palingbeek vestigde, is erin geslaagd om een lang vergeten bladzijde uit de grimmige oorlogsgeschiedenis van het Ieperse ommeland met verve te doen herleven. Op een onderbouwde wijze brengt hij chronologisch vanaf oktober '14 het verhaal van wat er zich heeft afgespeeld in het terrein dat ruwweg wordt afgebakend door de infame Hill 60 in het noorden en de al even beruchte The Bluff in het zuiden. Tal van goed gekozen dagboekfragmenten, gevechtsrapporten en getuigenissen geven een intrigerend inzicht in de gebeurtenissen die bepalend waren voor dit - voor velen - minder bekende stukje front. De al even zorgvuldig gekozen en nooit eerder gepubliceerde illustraties zijn een absolute meerwaarde. Een absoluut pluspunt is dat heel wat van het gepubliceerde fotomateriaal betrekking heeft op nog steeds identificeerbare locaties waardoor een bezoek met dit boek in de hand aan het huidige domein Palingbeek en de onmiddellijke omgeving ons meteen terugzet in de tijd. Het verheugt me trouwens sowieso dat Shipman, in tegenstelling tot veel van zijn schrijvende landgenoten, is afgestapt van het brengen van een éénzijdig Brits verhaal. Hij besteedt ruim aandacht aan de Duitse zijde en vooral dan aan het Infanterie-Regiment nr. 99 dat - in tegenstelling tot de snel roterende Britse Bataljons - niet minder dan veertien lange maanden in deze sector vertoefd heeft. Conclusie: Palingbeek 1915 is, voor de geïnteresseerde lezer, 130 pagina's lang genieten. Het is een vlot geschreven en stevig onderbouwd referentiewerk dat een hiaat in de historiografie van de Ieperse Salient heeft ingevuld en bijgevolg een aanrader...
'Palingbeek 1915 - The Battle for the Ridge between The Bluff and Hill 60' is een uitgave Heartnut Publishing ISBN 978-0-9932563-0-1
Deze foto zat tussen een tiental foto's die behoorden tot de privé-verzameling van een gewezen onderofficier van het Matrosen Regiment 4 uit Hamburg. Volgens het opschrift aan de achterzijde werd deze opname in april 1917 gemaakt in de omgeving van Bredene. Heeft er iemand een idee wie er precies deel uitmaken van dit gemengde gezelschap van infanterie- en marineofficieren ? (klik voor een vergroting)
Vandaag een laatste keer een gedicht van luitenant Ewart Alan Mackintosh. Hij schreef het naar aanleiding van het offer dat zijn eigen Divisie, de 51e (Highland) Divisie in de zomer van 1916 in het vreselijk omstreden High Wood bij de Somme had gebracht. Met het beklijvende eindvers met het repetitieve 'broken'-motto, waarin de ondergang van de Keltische krijgers werd verwoord was het wars van het gebruikelijke triomfalisme van de oorlogspoëzie in die dagen. Opnieuw een sterk én doorleefd gedicht van deze te vaak vergeten Schotse oorlogsdichter...
TO THE 51st. DIVISION
O gay we were in spirit / in the hours of the night. / When we lay in rest by Albert / and waited for the fight./ Gay and gallant were we/ on the day that we set forth./ But broken, broken broken / is the valour of the North.
The wild warpipes were calling / our harts were blithe and free. / When we went up the valley / to the death we could not see. / Clear the wood before us / in the clear summer weather. / But broken, broken, broken / are the sons in the heather.
In the cold of the moring / in the burning of the day./ The thin lines stumbled forward / the dead and dying lay./ By the unseen deaththat caught us / by the bullets ' raging hail./ Broken, broken, broken / is the pride of the Gael...
Twee foto's uit het interbellum. Eentje van kort na de oorlog en eentje uit de jaren dertig van Oxford Road Cemetery. Deze CWGC-site ligt in Wieltje, een gehucht van de Ieperse deelgemeenteSint Jan. Deze begraafplaats werd in de zomer van 1917 in gebruik genomen door gevechtseenheden die in deze buurt gestationeerd waren. Het vlakbij gelegen Oxford Road Cemetery 2, dat in oktober '17 was opgestart, werd na de oorlog geïntegreerd in de huidige begraafplaats. Momenteel worden op deze site 659 Britten, 83 Canadezen, 74 Australiërs, 37 Nieuw- Zeelanders en 2 Duitsers herdacht. Onder de gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kregen is de 28-jarige kapitein Clement Robertson V.C.. De eerste Britse tankofficier in de geschiedenis die onderscheiden werd met het Victoria Cross. U kan zijn graf vinden met de volgende coördinaten: III F 7. In I L 2 ligt de 39-jarige Colin Blythe, sergeant in het 1e Bataljon King's Own Yorkshire Light Infantry. Deze bekende professionele cricketspeler - die onder meer voor het Engelse team had gespeeld - sneuvelde op 8 november 1917 ten westen van Ieper. Helaas is de arduinen cricketbal die het Engelse cricketteam een paar jaar geleden bij zijn zerk plaatste intussen al lang 'verdwenen'.. In graf I M 4 vinden we Harry Dye. Een soldaat die in dezelfde eenheid als Blythe had gediend en op dezelfde dag om het leven was gekomen. In 1915 waren er al twee broers van Dye gesneuveld...
Net zoals vorige week een gedicht van
Ewart Alan Mackintosh, luitenant in het 5e Bataljon Seaforth Highlanders. Op 16
mei 16 leidde hij samen met Luitenant Mackay een gevechtspatrouille die een
raid uitvoerde op Duitse loopgrachten ten noordwesten van Arras. Na afloop
bleken er veertien Britse gewonden en twee doden te zijn gevallen bij deze raid. Eén van
de twee gesneuvelden was private David Sutherland. Ewart Alan Mackintosh had
gepoogd de zwaargewonde Sutherland terug te brengen naar de eigen lijnen maar
slaagde daar uiteindelijk niet in. Zijn
lichaam kon later niet meer worden geborgen. Hij wordt herdacht op het Arras
Memorial of the Missing en in dit aangrijpende gedicht van zijn officier.
IN MEMORIAM
So you were
Davids father,
And he was your only son,
And the new-cut peats are rotting
And the work is left undone,
Because of an old man weeping,
Just an old man in pain,
For David, his son David,
That will not come again.
Oh, the letters he wrote you,
And I can see them still,
Not a word of the fighting,
But just the sheep on the hill
And how you should get the crops in
Ere the year get stormier,
And the Bosches have got his body,
And I was his officer.
You were only Davids father,
But I had fifty sons
When we went up in the evening
Under the arch of the guns,
And we came back at twilight -
O God! I heard them call
To me for help and pity
That could not help at all.
Oh, never will I forget you,
My men that trusted me,
More my sons than your fathers,
For they could only see
The little helpless babies
And the young men in their pride.
They could not see you dying,
And hold you while you died.
Happy and young and gallant,
They saw their first-born go,
But not the strong limbs broken
And the beautiful men brought low,
The piteous writhing bodies,
They screamed Dont leave me, sir,
For they were only your fathers
But I was your officer.
Vandaag de laatste in een reeks bijdragen m.b.t. de strijd om Vimy Ridge, een eeuw geleden. Ewart Alan Mackintosh, MC (1893-1917) was een luitenant in het 4e Bataljon Seaforth Highlanders.toen hij op 21 november '17 op de tweede dag van de Slag bij Cambrai oftwel het Frans-Vlaamse Kamerijk sneuvelde. Een paar maanden voor zijn dood was zijn eerste poëziebundel 'A Highland Regiment and other Poems' verschenen. Voor veel kenners kunnen zijn gedichten gemakkelijk de vergelijking doorstaan met het werk van veel bekendere generatiegenoten zoals bv. Rupert Brooke. Oordeel zelf maar:
ON VIMY RIDGE
On Vimy Ridge four months ago / We lived and fought, my friends and I / And watched the kindly dawn come slow / Peace bringing from the eastern sky / Now I sit in a quiet town / Remembering how I used tot go / Among the dug-outs up and down / on Vimy Ridge dour months ago
And often sitting here I've seen / As then I saw them every night / The friendly faces tired and keen/ Across the flickering candle-light / And heard their laughter gay and clear / And watched the fires of courage glow / Above the scattered ash of fear / on Vimy Ridge four months ago
Oh, friends of mine, where are you now / Somewhere beneath the troubled sky / With earth above the quiet brow / Reader and Stalk for ever lie / But dead or living out or here / see the friends I used to know / And hear the laughter gay and clear / On Vimy Ridge four months ago.
In 1917 was er sprake van een verhoogde activiteit aan de Dodendraad in de Noorderkempen. Er waren meer grensoverschrijdingen, meer arrestaties en vooral meer slachtoffers. In het vroege voorjaar kwamen twee Duitse militairen om in Zondereigen, het enige stukje van de onbezet gebleven Belgische enclavegemeente Baarle-Hertog dat in het bezette gebied lag. Op 16 februari 1917 kwam Wilhelm Kindling (° 1888, Magdeburg), een landsturmmann in de 3e compagnie van het Mobiles-Landsturm-Infanteriebataillon Halberstadt IV om het leven. De omstandigheden waarin hij aan zijn einde kwam blijven tot op de dag vandaag gehuld in een waas van mysterie. Volgens sommige bronnen zou hij zelfmoord hebben gepleegd maar na alle waarschijnlijkheid werd hij doodgeschoten door een brievensmokkelaar/spion. Kindling zou 's nachts, samen met een kompaan op het veld van Gust Janssen, aardappelen aan het stelen zijn geweest. Een toevallig daar passerende grensgids zou op hen zijn gebotst en had het vuur op hen geopend. Mogelijk ging het hier over de 'De Paling' het alias van Beersenaar Jan Snoeckx (1882-1921) die voor de Britse militaire inlichtingendienst GHQ werkzaam was. Kindling werd oorspronkelijk in Zondereigen begraven en na de oorlog bijgezet op de Duitse militaire begraafplaats in Beverlo. Toen deze site geruimd werd, werd hij overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats van Lommel waar hij nu in graf 146 van Blok 31 ligt. Naast hem, in graf 147 ligt Bernhard Synalewski begraven. Deze musketier uit de 9e compagnie van de Infanterie-Ersatz-Truppe Beverlo verongelukte twee weken na Kindling, op 1 maart '17 om precies te zijn aan de Dodendraad in Zondereigen. Bij het ruimen van zijn graf in Zondereigen, kort na de oorlog, dacht men aanvankelijk dat het hier, omwille van de erg Slavisch klinkende familienaam om een omgekomen ontsnapte Russische krijgsgevangene ging, maar deze Duitse grenswachter was afkomstig uit Silezië waar dergelijke familienamen wel meer plegen voor te komen...
Ter gelegenheid van de herdenking 100 Jaar Vimy Ridge worden er vandaag tijdens de grote herdenking opnieuw bomen aangeplant als symbool voor de gevallenen op Vimy Ridge. Naar aanleiding van deze gebeurtenis werd in Canada een poëziewedstrijd uitgeschreven. Het winnende gedicht werd het onderstaande 'Vimy Oaks Windbreak' van Tony Peneff:
VIMY OAKS WINDBREAK
That wood,
that hewn oak,
that has keeled New Worlds sons to Norman shores.
From Eastern townships, Western Plains,
in barks across the sea.
It is a call to colours,
that rise in green and fall in red.
A stand againstthe breach,
leaned against a raging wind.
Pressed into the ground.
Khaki-ed bodies nest.
Under , yet-to-be-quercian pyres, away from the wailing
cry,
waiting for the command to burst.
In this nest, a clutch of seeds are found,
familiair, home found.
From blasted and shorn boughs these acorns have fallen,
Op Paasmaandag 9 april 1917 om 05.30 u. vielen vier Canadese Divisies Vimy Ridge aan. Ze slaagden waar niemand voor hen in geslaagd was: de Duitsers van deze strategisch belangrijke heuvelkam bij de oer-Vlaamse stad Arras te verdrijven. De Canadese troepen hadden ' het onmogelijke mogelijk gemaakt'. Zorgvuldige planning, nieuwe aanvalstaktieken, intensieve training en doordachte artilleriesteun waren de sleutelbegrippen die ertoe leidden dat de Canadezen dit konden bereiken. Desalniettemin verloren de Canadezen bij Vimy 10.602 mannen waarvan 3.598 gesneuvelden. Een hoge prijs voor vijf kilometer terreinwinst... Ik moet een jaar of veertien zijn geweest toen ik voor het eerst deze site bezocht en sindsdien heeft deze plek mij nooit losgelaten. De schaal van het monument, de inplanting in het eeuwig door het oorlogsgeweld verscheurde landschap en de verstrooid over dit terrein liggende begraafplaatsen, blijven me tot op de dag van vandaag fascineren. Persoonlijk vind ik dit één van de meest aangrijpende herdenkingsplaatsen aan het gewezen Westelijke front. Bezoek deze plaats maar eens op een winderige, natte herfstdag tegen valavond...Dan zal je begrijpen wat ik hiermee bedoel... Een kijktip:
Morgen zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de Canadese troepen een klinkende overwinning behaalden door het succesvol bestormen van de Vimy-hoogte. Daarom breng ik vandaag in deze rubriek die gewijd is aan gesneuvelde kind-soldaten van de Grote Oorlog een Canadese gesneuvelde. Hij kijkt was onzeker in de lens, de toen 15-jarige Harold Gordon Lake uit Ottawa, de hoofdstad van de Canadese provincie Manitoba. En hij had alle redenen om onzeker de toekomst tegemoet te zien want een paar dagen nadat deze portretfoto was gemaakt vertrok hij als soldaat nr. 457364 in het 87e Bataljon Canadian Infantry (Manotoba Regimen) richting het Westelijke front met een troepentransportschip. Dat hij - volgens de wet - vier jaar te jong was om overzees dienst te kunnen doen, kon blijkbaar niemand schelen. Een paar maanden na zijn aankomst in de grauwe mijnstreek in Frans-Vlaanderen, sneuvelde hij op 15 augustus 1917 zoals zijn epitaaf laat uitschijnen 'For King and Country'. Hij kreeg een laatste rustplaats tussen een aantal ongeïdentificeerde landgenoten in Frans- Vlaanderen op Loos Military Cemetery in Blok V, rij D, graf 19. Wanneer je op de rand van Vimy Ridge staat kan je bij mooi weer perfect de locatie van Loos Military Cemetery zien. Triomf en Tragedie liggen - zoals de geschiedenis dit ons telkens weer leert - érg dicht bij elkaar...