Twee foto's uit het interbellum. Eentje van kort na de oorlog en eentje uit de jaren dertig van Oxford Road Cemetery. Deze CWGC-site ligt in Wieltje, een gehucht van de Ieperse deelgemeenteSint Jan. Deze begraafplaats werd in de zomer van 1917 in gebruik genomen door gevechtseenheden die in deze buurt gestationeerd waren. Het vlakbij gelegen Oxford Road Cemetery 2, dat in oktober '17 was opgestart, werd na de oorlog geïntegreerd in de huidige begraafplaats. Momenteel worden op deze site 659 Britten, 83 Canadezen, 74 Australiërs, 37 Nieuw- Zeelanders en 2 Duitsers herdacht. Onder de gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kregen is de 28-jarige kapitein Clement Robertson V.C.. De eerste Britse tankofficier in de geschiedenis die onderscheiden werd met het Victoria Cross. U kan zijn graf vinden met de volgende coördinaten: III F 7. In I L 2 ligt de 39-jarige Colin Blythe, sergeant in het 1e Bataljon King's Own Yorkshire Light Infantry. Deze bekende professionele cricketspeler - die onder meer voor het Engelse team had gespeeld - sneuvelde op 8 november 1917 ten westen van Ieper. Helaas is de arduinen cricketbal die het Engelse cricketteam een paar jaar geleden bij zijn zerk plaatste intussen al lang 'verdwenen'.. In graf I M 4 vinden we Harry Dye. Een soldaat die in dezelfde eenheid als Blythe had gediend en op dezelfde dag om het leven was gekomen. In 1915 waren er al twee broers van Dye gesneuveld...
Net zoals vorige week een gedicht van
Ewart Alan Mackintosh, luitenant in het 5e Bataljon Seaforth Highlanders. Op 16
mei 16 leidde hij samen met Luitenant Mackay een gevechtspatrouille die een
raid uitvoerde op Duitse loopgrachten ten noordwesten van Arras. Na afloop
bleken er veertien Britse gewonden en twee doden te zijn gevallen bij deze raid. Eén van
de twee gesneuvelden was private David Sutherland. Ewart Alan Mackintosh had
gepoogd de zwaargewonde Sutherland terug te brengen naar de eigen lijnen maar
slaagde daar uiteindelijk niet in. Zijn
lichaam kon later niet meer worden geborgen. Hij wordt herdacht op het Arras
Memorial of the Missing en in dit aangrijpende gedicht van zijn officier.
IN MEMORIAM
So you were
Davids father,
And he was your only son,
And the new-cut peats are rotting
And the work is left undone,
Because of an old man weeping,
Just an old man in pain,
For David, his son David,
That will not come again.
Oh, the letters he wrote you,
And I can see them still,
Not a word of the fighting,
But just the sheep on the hill
And how you should get the crops in
Ere the year get stormier,
And the Bosches have got his body,
And I was his officer.
You were only Davids father,
But I had fifty sons
When we went up in the evening
Under the arch of the guns,
And we came back at twilight -
O God! I heard them call
To me for help and pity
That could not help at all.
Oh, never will I forget you,
My men that trusted me,
More my sons than your fathers,
For they could only see
The little helpless babies
And the young men in their pride.
They could not see you dying,
And hold you while you died.
Happy and young and gallant,
They saw their first-born go,
But not the strong limbs broken
And the beautiful men brought low,
The piteous writhing bodies,
They screamed Dont leave me, sir,
For they were only your fathers
But I was your officer.
Vandaag de laatste in een reeks bijdragen m.b.t. de strijd om Vimy Ridge, een eeuw geleden. Ewart Alan Mackintosh, MC (1893-1917) was een luitenant in het 4e Bataljon Seaforth Highlanders.toen hij op 21 november '17 op de tweede dag van de Slag bij Cambrai oftwel het Frans-Vlaamse Kamerijk sneuvelde. Een paar maanden voor zijn dood was zijn eerste poëziebundel 'A Highland Regiment and other Poems' verschenen. Voor veel kenners kunnen zijn gedichten gemakkelijk de vergelijking doorstaan met het werk van veel bekendere generatiegenoten zoals bv. Rupert Brooke. Oordeel zelf maar:
ON VIMY RIDGE
On Vimy Ridge four months ago / We lived and fought, my friends and I / And watched the kindly dawn come slow / Peace bringing from the eastern sky / Now I sit in a quiet town / Remembering how I used tot go / Among the dug-outs up and down / on Vimy Ridge dour months ago
And often sitting here I've seen / As then I saw them every night / The friendly faces tired and keen/ Across the flickering candle-light / And heard their laughter gay and clear / And watched the fires of courage glow / Above the scattered ash of fear / on Vimy Ridge four months ago
Oh, friends of mine, where are you now / Somewhere beneath the troubled sky / With earth above the quiet brow / Reader and Stalk for ever lie / But dead or living out or here / see the friends I used to know / And hear the laughter gay and clear / On Vimy Ridge four months ago.
In 1917 was er sprake van een verhoogde activiteit aan de Dodendraad in de Noorderkempen. Er waren meer grensoverschrijdingen, meer arrestaties en vooral meer slachtoffers. In het vroege voorjaar kwamen twee Duitse militairen om in Zondereigen, het enige stukje van de onbezet gebleven Belgische enclavegemeente Baarle-Hertog dat in het bezette gebied lag. Op 16 februari 1917 kwam Wilhelm Kindling (° 1888, Magdeburg), een landsturmmann in de 3e compagnie van het Mobiles-Landsturm-Infanteriebataillon Halberstadt IV om het leven. De omstandigheden waarin hij aan zijn einde kwam blijven tot op de dag vandaag gehuld in een waas van mysterie. Volgens sommige bronnen zou hij zelfmoord hebben gepleegd maar na alle waarschijnlijkheid werd hij doodgeschoten door een brievensmokkelaar/spion. Kindling zou 's nachts, samen met een kompaan op het veld van Gust Janssen, aardappelen aan het stelen zijn geweest. Een toevallig daar passerende grensgids zou op hen zijn gebotst en had het vuur op hen geopend. Mogelijk ging het hier over de 'De Paling' het alias van Beersenaar Jan Snoeckx (1882-1921) die voor de Britse militaire inlichtingendienst GHQ werkzaam was. Kindling werd oorspronkelijk in Zondereigen begraven en na de oorlog bijgezet op de Duitse militaire begraafplaats in Beverlo. Toen deze site geruimd werd, werd hij overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats van Lommel waar hij nu in graf 146 van Blok 31 ligt. Naast hem, in graf 147 ligt Bernhard Synalewski begraven. Deze musketier uit de 9e compagnie van de Infanterie-Ersatz-Truppe Beverlo verongelukte twee weken na Kindling, op 1 maart '17 om precies te zijn aan de Dodendraad in Zondereigen. Bij het ruimen van zijn graf in Zondereigen, kort na de oorlog, dacht men aanvankelijk dat het hier, omwille van de erg Slavisch klinkende familienaam om een omgekomen ontsnapte Russische krijgsgevangene ging, maar deze Duitse grenswachter was afkomstig uit Silezië waar dergelijke familienamen wel meer plegen voor te komen...
Ter gelegenheid van de herdenking 100 Jaar Vimy Ridge worden er vandaag tijdens de grote herdenking opnieuw bomen aangeplant als symbool voor de gevallenen op Vimy Ridge. Naar aanleiding van deze gebeurtenis werd in Canada een poëziewedstrijd uitgeschreven. Het winnende gedicht werd het onderstaande 'Vimy Oaks Windbreak' van Tony Peneff:
VIMY OAKS WINDBREAK
That wood,
that hewn oak,
that has keeled New Worlds sons to Norman shores.
From Eastern townships, Western Plains,
in barks across the sea.
It is a call to colours,
that rise in green and fall in red.
A stand againstthe breach,
leaned against a raging wind.
Pressed into the ground.
Khaki-ed bodies nest.
Under , yet-to-be-quercian pyres, away from the wailing
cry,
waiting for the command to burst.
In this nest, a clutch of seeds are found,
familiair, home found.
From blasted and shorn boughs these acorns have fallen,
Op Paasmaandag 9 april 1917 om 05.30 u. vielen vier Canadese Divisies Vimy Ridge aan. Ze slaagden waar niemand voor hen in geslaagd was: de Duitsers van deze strategisch belangrijke heuvelkam bij de oer-Vlaamse stad Arras te verdrijven. De Canadese troepen hadden ' het onmogelijke mogelijk gemaakt'. Zorgvuldige planning, nieuwe aanvalstaktieken, intensieve training en doordachte artilleriesteun waren de sleutelbegrippen die ertoe leidden dat de Canadezen dit konden bereiken. Desalniettemin verloren de Canadezen bij Vimy 10.602 mannen waarvan 3.598 gesneuvelden. Een hoge prijs voor vijf kilometer terreinwinst... Ik moet een jaar of veertien zijn geweest toen ik voor het eerst deze site bezocht en sindsdien heeft deze plek mij nooit losgelaten. De schaal van het monument, de inplanting in het eeuwig door het oorlogsgeweld verscheurde landschap en de verstrooid over dit terrein liggende begraafplaatsen, blijven me tot op de dag van vandaag fascineren. Persoonlijk vind ik dit één van de meest aangrijpende herdenkingsplaatsen aan het gewezen Westelijke front. Bezoek deze plaats maar eens op een winderige, natte herfstdag tegen valavond...Dan zal je begrijpen wat ik hiermee bedoel... Een kijktip:
Morgen zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de Canadese troepen een klinkende overwinning behaalden door het succesvol bestormen van de Vimy-hoogte. Daarom breng ik vandaag in deze rubriek die gewijd is aan gesneuvelde kind-soldaten van de Grote Oorlog een Canadese gesneuvelde. Hij kijkt was onzeker in de lens, de toen 15-jarige Harold Gordon Lake uit Ottawa, de hoofdstad van de Canadese provincie Manitoba. En hij had alle redenen om onzeker de toekomst tegemoet te zien want een paar dagen nadat deze portretfoto was gemaakt vertrok hij als soldaat nr. 457364 in het 87e Bataljon Canadian Infantry (Manotoba Regimen) richting het Westelijke front met een troepentransportschip. Dat hij - volgens de wet - vier jaar te jong was om overzees dienst te kunnen doen, kon blijkbaar niemand schelen. Een paar maanden na zijn aankomst in de grauwe mijnstreek in Frans-Vlaanderen, sneuvelde hij op 15 augustus 1917 zoals zijn epitaaf laat uitschijnen 'For King and Country'. Hij kreeg een laatste rustplaats tussen een aantal ongeïdentificeerde landgenoten in Frans- Vlaanderen op Loos Military Cemetery in Blok V, rij D, graf 19. Wanneer je op de rand van Vimy Ridge staat kan je bij mooi weer perfect de locatie van Loos Military Cemetery zien. Triomf en Tragedie liggen - zoals de geschiedenis dit ons telkens weer leert - érg dicht bij elkaar...
Het is intussen al weer eventjes geleden dat ik nog materiaal bracht in de rubriek 'Sprekende gezichten'. Daarom vandaag wat foto's m.b.t. de 19-jarige William Edward Constain, een korporaal in het 10e (Servoce) Bataljon van the King's (Liverpool Regiment). Deze territoriale eenheid was in de late herfst van 1914 naar het front vertrokken en bracht het grootste deel van de winter en herfst door bij Kemmel en Ploegsteert. Het was ergens ten zuiden van Ieper dat Constain, samen met een andere soldaat , op 28 april '15 op zoel ging naar een Duitse sluipschutter. Deze was hen te slim af want beide Britten werden door hem uitgeschakeld. Constain was met een verrekijker de vijandelijke linies aan het afspeuren toen hij plots in de arm werd geschoten. De kogel ging dwars door zijn zijde en verliet zijn lichaam door de rug. Hij viel buiten bewustzijn neer en bezweek een paar minuten later aan deze verwonding. Hij werd begraven op Voormezele Enclosure 3 in Voormezele in graf VI B 3. Op de sepia-foto ziet u dit graf zoals het kort na de Grote Oorlog werd gefotografeerd door een familielid. Korporaal Constain was ongehuwd en woonde nog bij zijn ouders in Sefton Park in Liverpool. Zijn vader, Edward Constain, een kapitein op de lange omvaart, was een bekende figuur in maritieme kringen in Liverpool.
Zoals
ik al op 22 maart schreef is het deze week precies honderd jaar geleden dat de
broers Edward en Frans Van Raemdonck, oorlogsvrijwilligers uit Temse én
IJzersymbolen sneuvelden. Frans (°1897) schreef af en toe gedichten, een
gewoonte waarmee hij was begonnen nadat hij in juni 15 zwaar gewond werd en
langere tijd in hospitalen in De Panne en Calais moest verblijven. Ondanks het
feit dat een aantal van deze gedichten méér dan leesbaar zijn ontbreken ze tot
op de dag vandaag in eender welke bloemlezing van frontpoëzie, en dat kan ik
alleen maar betreuren. Vandaag breng ik u een gedicht zonder titel dat ik
plukte uit een verbitterde brief die hij op 13 januari 17 naar zijn neef Clem De
Landtsheer stuurde:
Precies een eeuw geleden, in het begin van april 1917 publiceerde
aalmoezenier Paul Vandermeulen een beschouwend artikel over de oprichting van
de activistische Raad van Vlaanderen in het frontblad Limburgsch Studentenblaadje. Niet alleen sprak er begrip uit voor
het activisme en de idee van de bestuurlijke scheiding, maar de jonge
aalmoezenier die onlangs benoemd was tot adjunct van hoofdaalmoezenier Marinis
- ging nog verder door de Belgische staat te beschuldigen aan de bron te liggen
van het activisme. Dat de Vlamingen ertoe gebracht werden het heil voor hun
volk te zoeken bij de vijand was de
schuld van het onvaderlandse regime dat sinds 1830 in België bestond en bleef
bestaan ondanks die ontelbare Vlaamse jongens die al voor de vrijheid
gesneuveld waren. Hij eindigde ongemeen scherp door te verwijzen naar de
groeiende verbittering bij veel soldaten, ook gewone volksjongens, die als Vlamingen
overal achtergesteld werden: Zij dreigen
rijp te worden voor revolutie ( ) Wanneer er omwenteling komt, gelijk nu in
Rusland, dan valt de schuld daarvan niet terug op die verbitterden die het
onrecht niet langer verkroppen kunnen, doch op de verdrukkers.
Het duurde niet lang voor er een reactie kwam op Vandermeulens artikel.
Op 26 april wees kapitein - commandant Mage, de chef van de Surêté Militaire, regeringsleider de
Broqueville op het gevaarlijke en subversieve karakter van dit artikel en
stelde voor om Vandermeulen in verdenking te stellen en te vervolgen op basis
van de strafwetgeving.Uiteindelijk werd hij gedegradeerd tot brancardier en in augustus 17 op verzoek van de Surêté Militaire voor drie maanden naar
het strafeiland Cézembre verbannen. Na het uitzitten van deze straf -die hij
grotendeels in afzondering moest doorbrengen- moest Vandermeulen tot augustus 1919 in een
aantal Franse militaire hospitalen werken. De
vervolging van deze populaire aalmoezenier veroorzaakte heel wat ophef aan het
front en heeft wellicht de versnelde radicalisering van de flaminganten in het leger in de
hand gewerkt. Zoals de meeste Vlaamsgezinden aan het front was Vandermeulen nochtans een voorbeeldig militair.
Hij was al op 31 augustus 15 omwille van dapperheid onderscheiden met de Russische
medaille van St. Joris 1e Klasse. Op 18 februari 16 had hijwegens getoonde moed een Palm bijzijn eerder uitgereikte Oorlogskruis
verworven. Zijn énige misdaad was zijn Vlaamse keikoppigheid
Het voorjaar van 1917 werd getekend door oorlogsmoeheid en onrust bij zowat alle strijdende partijen. In Rusland hadden de bolsjevisten de Februari-revolte op gang gebracht die zou leiden tot de desintegratie van het tsarenrijk. In de lente werd het Franse leger bijna verlamd door een reeks van openlijke muiterijen. En ook aan het IJzerfront roerde er wat. Op 11 juli 1917 verspreidde de Frontbeweging haar eerste 'Open Brief aan de koning'. Met dit ophefmakende pamflet wilden de Vlaamsgezinde intellectuelen aan het front de koning als opperbevelhebber van het leger, op de hoogte brengen van de klachten over de militaire leiding, de Vlaamsvijandige pers en de regering. Dit pamflet kreeg een bijna iconische status binnen wat men later de 'ontstaansmythe van het Vlaams-nationalisme' zou gaan noemen. V.O.S. en Aan de IJzer organiseren op zaterdag 29 april om 10.30 u. in 'De Schelp' van het Vlaams Parlement een symposium dat integraal gewijd is aan de Frontbrieven en hun betekenis. Eminente sprekers zoals Luc Vandeweyer, Frans-Jos Verdoodt en Raf Praet zullen tekst en duiding geven bij het belang van deze teksten.
Tegelijkertijd wordt ook een nieuwe tekstuitgave van de Frontbrieven voorgesteld. Deze publicatie beperkt zich niet tot de klassieke brieven maar streeft volledigheid na, met opname van - en it is toch wel érg belangrijk - tot op heden onuitgegeven bronteksten. Bovendien worden de teksten aangevuld met omkaderende bijdragen van Guy Leemans, drs. Raf Praet, dr. Frank Seberechts, dr. Luc Vandeweyer, Romain Vanlandschoot, prof. dr. Jan Velaers en prof. em. dr. Frans-Jos Verdoodt. Deze publicatie wordt op het symposium aan het grote publiek voorgesteld. Er wordt ook stilgestaan bij de betekenis van de Open Frontbrieven anno 2017.
Inschrijven voor dit symposium is verplicht: Dit moet voor 18 april gebeuren en kan op het telefoonnummer 03/213.35.85
Vandaag het gedicht In Memoriam van Franz De Backer (1891-1961). Deze latere filoloog
en hoogleraar had zich in 1914 als oorlogsvrijwilliger aangemeld en werd aangesteld tot
officier bij de karabiniers. Hij werd tweemaal gewond aan het front en op de
legerdagorders vermeld voor zijn moed en
opofferingsgeest. Zijn meest bekende werk was zonder twijfel de sterk
autobiografische oorlogsnovelle Longinus
die in 1934 van de persen rolde en die een indrukwekkende aanklacht tegen de
oorlogsgruwel was.
EEN PAAR KANTTEKENINGEN BIJ DE VAN RAEMDONCK-HERDENKING
In
de nacht van 25 op 26 maart zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de
broers Edward en Frans Van Raemdonck sneuvelden tijdens een raid op de Duitse
Stampkot-stelling bij Zuidschote. Deze uitgesproken Vlaamsgezinde
oorlogsvrijwilligers uit Temse dienden als onderofficieren bij het 24e
Linieregiment. Wellicht was Frans tijdens de aanval gewond geraakt en wou de
Waalse korporaal Amé Fiévez hem helpen maar werden ze beiden gedood door een
inslaande granaat. Edward, die tegen de wil van zijn pelotonscommandant terug
naar de aanvalszone was getrokken om zijn broer te zoeken werd vlakbij de twee
lijken neergemaaid door een machinegeweersalvo. Door de mythische beeldvorming
dat beide broeders dood in elkaars armen
waren gevonden, groeiden ze uit tot het symbool van de offerende broederliefde.
Geheel
terecht zal het sneuvelen van de Van Raemdoncks én van Fiévez op 25 maart om
10.00 u. herdacht worden door de VZW Aan de IJzer en het Verbond V.O.S. in de
IJzertoren. Maar toch begonnen mijn tenen te krullen bij het lezen van de
uitnodiging. Lees zelf maar even mee : De symboolwaarde is niet enkel twee broers
die voor elkaar opkwamen, maar wel de slachtoffers bij twee broederevolken die
al een geschiedenis van ettelijke eeuwen delen. Vandaar dat wij van deze
herdenking ook een gezamenlijke herdenking willen maken, wars van politieke en
nationalistische heldenverering. De vijand van de piot was niet de Waalse
soldaat maar wél de Franstalige bourgeoisie.Dit
laatste klopt natuurlijk en werd ook door de meest radicale Vlaamsgezinden aan
het front, die elkaar in de Frontbeweging hadden getroffen, onderkend. In het
begin van december 17 onderhandelde Raymond Colleye van het Wallingantische en
federalistische LOpinion Wallonne in
het grootste geheim met een hiervoor door de Frontbeweging gemandateerde Hendrik
Borginon over een Entente
Flamando-Wallonne. Ze bereikten een akkoord op basis van vier
gemeenschappelijke actiepunten: 1.) de vernederlandsing van de universiteit van
Gent. 2.) rekrutering voor het leger op regionale basis. 3.) een
staatshervorming op federalistische basis. 4.) respect voor het
zelfbeschikkingsrecht der kleine volkeren. Een van de gevolgen van deze
overeenkomst was dat de Frontbeweging een forum kreeg in LOpinion Wallonne en Colleye kon publiceren in het door de
Frontbeweging gecontroleerde Ons
Vaderland. Toen de Belgische regering hoogte kreeg van deze, in haar ogen
wel érg onverwachte, samenwerking zorgde dit meteen voor enige onrust op
diverse kabinetten...
Wat
mij aan de tekst stoorde is wat ik tussen de regels meende te lezen, namelijk
een politiek-correcte, anti-nationalistische visie op het tragische verhaal van
de Van Raemdoncks. En dat kan natuurlijk niet. De vijand van de Van Raemdoncks
was niet alleen de Franstalige bourgeois maar ook de anti-Vlaamse legertop,
inclusief de opperbevelhebber Albert I én de Belgische regering, kortom de
Belgische staat. Diezelfde staat waarvoor de broers zich in augustus 14 enthousiast
als oorlogsvrijwilligers hadden gemeld. Toen ze eenmaal met de ellende van het
frontbestaan, de discriminatie en vernederingen werden geconfronteerd bekoelde
deze liefde al snel, vooral dan bij de gevoelige Frans Van Raemdonck. In
december 15 schreef hij al aan zijn neef Clem De Landtsheer: Ik ben binnen gekomen om Vlaanderen te
bevrijden en Vlaanderen te helpen redden ! Wat scheelt mij de regeering. Ik
vecht niet voor haar ! Ik kamp voor mijn Temsche, om mijn Temsche eerst en
vooral te verlossen en eens de grond van Vlaanderen vrij, dan is mijn plicht
gedaan: en dan strijd ik en neem ik het zwaard van het Recht om tegen
verbastering, verfransching en onvruchtbaarheid te kampen. Een dubbele plicht
moet volbracht: Voor Land en Recht !!! Op 23 september 1916, opnieuw in
een brief aan zijn neef Clem De Landtsheer, schreef Frans Van Raemdonck zijn
politieke testament neer dat hij kernachtig en vooral duidelijk formuleerde: En als ik val, dan eerst voor Vlaanderen, en
voor België daarachter ! Dit waren niet de woorden van een gevoelige
dichtersziel die droomde van universele broederschap maar van een gefrustreerde
en daarom geradicaliseerde jongeman die in de bloedgrachten van de IJzer
droomde van een vaderland dat het zijne wél kon zijn Zoals
hij trouwens ook duidelijk liet merken toen hij in november 16 het volgende
vanuit het opleidingskamp waar hij een cursus voor onderofficier volgde, verstuurde:
Men heeft ons hier verboden iets over
Vlaamsche beweging te reppen. Is het niet wraakroepend. Ze willen ons helemaal
dood zeker. Doch t zal niet lukken ons een slot op den mond te zetten. Een
hond verbiedt men te blaffen, maar een mensch niet... Het zou van weinig
respect getuigen om deze nalatenschap te herinterpreteren. De herinnering aan
de broers Van Raemdonck heeft geen behoefte aan politiek-correcte recuperatie,
laat staan aan historisch revisionisme. Misschien
kunnen de initiatiefnemers nog even het bidprentje herlezen dat werd uitgedeeld
in de herdenkingsmis die nog tijdens de bezetting in Temse werd gehouden voor
de broers. Daar stond het volgende te lezen: Ze sneuvelden beiden in den nacht van 25-26 maart 1917, op het veld van
eer aan den Yzer, voor VLAANDEREN hun VADERLAND.
O
ja, en nog een laatste opmerking: Ik begrijp niet waarom op de tweetalige
uitnodiging ook de foto van een door een Belgische schildwacht neergeschoten
Renaat De Rudder prijkt naast de portretfotos van Frans en Edward Van
Raemdonck en niet Fiévez
Daar is de Lente, daar is de Zon.... Voor velen een reden om terug de fiets van stal te halen. Mocht u van plan zijn om de Frontzate, het fietspad dat een deel van de historische verdedigingslijn langs het IJzerfront volgt, af te rijden dan even dit: Het tracé op het grondgebied van Diksmuide, tussen de IJzerdijk en de aansluiting met de Kaaskerkestraat ter hoogte van een bekend grootwarenhuis gaat voor twee maanden dicht. Op dit stuk van het tracé zal namelijk een archeologisch onderzoek plaatsvinden dat past in de aanleg van de zuidwestelijke omleidingsweg. Hetzelfde onderzoek, waardoor de laatste maanden niet alleen heel wat relicten, maar ook stoffelijke resten van gesneuvelden uit de Grote Oorlog konden geborgen worden. Als alles volgens planning verloopt is dit stuk van de Frontzate terug berijdbaar vanaf zaterdag 27 mei.
Vandaag een gedicht van de hand van Carel Steven Adama Scheltema (1877-1924). Een kunsthandelaar van Friese origine die essayist en dichter werd. Vandaag de dag is hij vooral nog bekend door zijn natuurgedichten maar Adama Scheltema was ook een politiek dichter die met zijn geëngageerde werk de sociaal-democratische SDAP steunde. Tijdens de Eerste Wereldoorlog schreef hij een aantal beklijvende pacifistische gedichten waarvan het volgende 'Aan die komen' er één van was. Het werd voor het eerst gepubliceerd in de bundel 'Zingende stemmen' die in 1916 bij Brusse in Rotterdam van de pers rolde.
Aan die komen
Gedenkt, gij kinderen van vrede, Bloemen aan den boom van geluk, Gedenkt het vreeslijk verleden, Gedenkt die de aarde voor u kneedden Als de wortelen van uw geluk!
Gedenkt, gij lachenden, levensblijden, Het geluid op aarde van den schrik En luistert aan den afgrond der tijden Naar den kreet van die uw ziel bereidden - Als naar de echo van een snik.
Gedenkt, gij gezegenden en gezonden, Hen die vielen voor uw blijde eeuw - Zie hun gelaat en wilde wonden, Zie het zwarte gat hunner monden, Nog open voor een laatsten schreeuw!
Gedenkt gij de smeekende oogen En al de stamelende pijn Van die, verbrijzeld en bloedovertogen, Langzaam den donkeren dood inzogen - Gedenkt gij die uw verlossers zijn!
Gedenkt gij den dreun van hun schreden, Tast terug in den donkeren vloed Van die de' ijzeren strijd voor u streden, Tast terug in het zinkend verleden - Dat uw hand nog drupt van hun bloed!
Gedenkt die, wat zij deden en zagen Nimmer meer wischten uit hun geest, Die door al hun gruwlijke dagen Aller gruwelen bleven dragen - Gedenkt de gewonden van geest!
Gedenkt ons, die allen vochten, Gedenkt ons aller bitteren strijd, Gedenkt ons, die den weg voor u zochten, Gedenkt ons, die nog niet vinden mochten - Gedenkt, gedenkt onzen blinden tijd!
Tijdens de Franse bezetting, omstreeks 1800, trok Frans Vereecke op het Izegemse gehucht de Abele een windmolen met bijhorende molenaarsoning op. Deze 'Abelemolen', een houten staakmolen, brandde in 1884 tot op de grond af. Charles - what's in aname ?- Demeulenaere liet kort daarna op dezelfde plek een stenen stellingmolen bouwen. Het was deze molen die tijdens de bevrijdingsgevechten in oktober 1918 het mikpunt werd voor de Belgische artillerie. Deze foto die wellicht kort na de bevrijding werd gemaakt door Franse militairen toont de grote schade die deze stenen reus had opgelopen. Camiel Vanneste, de toenmalige eigenaar zag een heropbouw niet meer zitten en verkocht de ruïne. In 1920 werd, na de afbraak op deze site een mechanische maalderij opgericht.
Deze kleine CWGC - begraafplaats ligt in het Frans-Vlaamse Mazingarbe in de buurt van Loos. Er worden op deze site 118 gesneuvelden uit het Britse Gemenebest en 12 Fransen herdacht. Het waren overigens Franse troepen die hier, bij de nabijgelegen steenkoolmijn, in het voorjaar van 1915 de eerste gesneuvelden begroeven. Onder de Britten die hier een laatste rustplaats kregen was de 24-jarige tweede luitenant William Alfred 'Podge' Brooke, een jongere broer van de bekende Britse oorlogsdichter Rupert Brooke. Willam Alfred Brooke was een oud-student geschiedenis van de universiteit van Cambridge. Hij had een aanstelling gekregen in het 8e Bataljon van het London Regiment (Post Office Rifles) en was op 25 mei '15 aan het front beland. Nog geen drie weken later, op 14 juni om precies te zijn, sneuvelde hij bij La Rutoire Farm. Zijn broer Rupert was een paar weken eerder, onderweg naar Gallipoli, op een Frans hospitaalschip bezweken aan bloedvergiftiging.
Vandaag werd de kaap van 150.000 'hits' op deze blog overschreden. Hier past dan ook een welgemeende merci aan al mijn lezers want 150.000 hits, die moet je verdienen, dag na dag om een bekende reclameslogan te parafraseren. Het succes van deze blog bewijst dat we goed bezig zijn en ik ben er zeker van dat wij u ook de volgende weken en maanden niet zullen teleurstellen. Alvast bedankt en als kadootje een paar exclusieve foto's uit mijn privé-verzameling. Deze foto's werden in het voorjaar van 1917 gemaakt door een onderofficier van het Duitse Matrosen Regiment nr. 4 in de duinen bij Lombartsijde, bij de Bamburg -stelling en bij de Rattevalle. Het MR nr. 4 was in november '14 in Kiel geformeerd en bleef gedurende heel de duur van de oorlog aan zet aan onze kust en bij de IJzermonding...
Ik heb op deze blog al verschillende keren aandacht besteed aan het werk van Wilfred Owen. Vandaag breng ik zijn korte maar er beklijvende 'The Young Soldier'
It is not death Without hereafter To one in dearth Of life and its laughter,
Nor the sweet murder Dealt slow and even Unto the martyr Smiling at heaven:
It is the smile Faint as a (waning) myth, Faint, and exceeding small On a boy's murdered mouth.