Eén van de dodelijke slachtoffers van de gifgasaanval op 22 april '15 was een streekgenoot van mij. Richard Pirron werd op 3 maart 1873 in het Oostvlaamse Erwetegem geboren in het landbouwersgezin van Jozef Pirron en Sophie Van Nieuwenhove. In 1901 tekende hij een contract als beroepsvrijwilliger bij de Rijkswacht te voet. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was hij wachtmeester in de rijkswachtbrigade van Rijkevorsel. Hij was zelfs de eerste rijkswachter die zich in 1911 met zijn gezin in de nieuwe kazerne aan de Hoogstraatse Steenweg vestigde. Op 22 april '15 was hij van dienst bij de brug van Boezinge. Hij werd het slachtoffer van de beschieting van Boezinge-centrum en stervend onder het puin van een ingestorte woning gehaald. Hij bezweek een paar minuten later in een Franse medische hulppost in Boezinge en werd aanvankelijk in Poperinge begraven. Na de wapenstilstand kreeg hij een laatste rustplaats in de BMB Westvleteren in graf nr. 550. Richard Pirron was gehuwd met Prudence De Vleeschouwer en vader van drie kinderen: Germania (°1904), Urbain (° 1908) en Helena (° 1911). Zijn weduwe verhuisde met haar kinderen in november 1919 naar haar geboortedorp Bassevelde.
22 April 1915 was een prachtige lentedag. De zon was heel de dag van de partij en wat nog veel belangrijker was:de wind was eindelijk naar het zuid-westen, in een gunstige richting gedraaid voor de Duitsers. Op 5 april '15 waren de mannen van de speciale genie-eenheid van oberst Peterson in de frontsector die tussen Steenstrate en Poelkapelle werd gehouden door de 46e Reserve Division en het 26e Reserve Korps, begonnen met het ingraven van cilinders met chloorgas. Een nieuw wapen, dat in de winter van 1914-1915 was ontwikkeld door de latere Nobelprijswinnaar Prof. Dr. Fritz Haber. Op 11 april was deze klus geklaard door de 'stinkpioniere'. Niet minder dan 5.730 cilinders, goed voor meer dan 170.000 kg. chloorgas werden in Vlaanderens velden ingegraven. En toen begon het lange wachten op een gunstige wind die het vloeibare gas richting de geallieerde stellingen moest drijven. Kort na de middag van die bewuste 22e april '15 was het eindelijk zover: Het codewoord 'Gott strafe Engeland !' werd gegeven. De aanvalstroepen haastten zich door de smalle verbindingsloopgraven naar hun uitgangsstellingen en de' stinkpioniere' draaiden kort na 17.00 u. de cilinders open. Sissend begon de dodelijke gaswolk langzaam maar zeker op te schuiven in de richting van de Franse stellingen. De mannen van de - hoofdzakelijk uit Bretoense en Normandische reservisten bestaande - 173e Brigade (87e Division Territoriale) en de 6 bataljons van de Algerijnse 45e Division d'Infanterie hadden geen schijn van kans tegen het nieuwe wapen. De bataljonsarts van het 1e bataljon d' Afrique bevond zich op dat ogenblik in Pilkem, een gehucht tussen Boezinge en Langemark. Hij getuigde later: ' We zagen van alle kanten mannen uit de loopgraven wegrennen in de richting van het dorp, en we wisten op dat ogenblik totaal niet wat die paniek veroorzaakte. Een paar tellen later, toen we naar links keken, zagen we dat de lucht helemaal donker werd door een geelgroene wolk die eruit zag als een onweer. Toen had het gifgas ook ons bereikt ! Het leek alsof ik door een groene bril keek. Tezelfdertijd begon het gas in te werken op onze luchtwegen: brandende keel, pijn in de borst, ademnood en bloed opgeven, duizeligheid. We dachten dat we gingen sterven...' Zijn collega Octave Beliard bevond zich in de tweede lijn voor Boezinge: 'We keken vol ongeloof toe, in een plots losgebarsten tumult van ontploffingen en geweervuur, hoe hele drommen vluchtende soldaten, zonder leidinggevenden, onze richting uit kwamen gerend. Hele regimenten hadden hun wapens weggegooid en de vijand de rug toegekeerd (...) Er werd geschreeuwd: 'Redden wie zich redden kan ! We gaan eraan !' Mannen rolden over de grond, verkrampt, hoestend, brakend, bloed spuwend. en een verschrikkelijke stank, door de wind meegevoerd, drong onze neusgaten binnen. De paniek was onvoorstelbaar...' Hier en daar hergroepeerden de Fransen zich om weerstand te bieden aan de snel oprukkende Duitse infanteristen, maar dit verzet was eerder symbolisch te noemen. De Britten, Canadezen en Belgen op de flanken zagen met afgrijzen hoe de Duitsers in een mum van tijd een gat van 6 kilometer breedte in de geallieerde linies sloegen. Het bloedbad dat later in de geschiedenisboeken zou geboekstaafd worden als de 'Tweede Slag bij Ieper' was begonnen...
'Ieper wordt verschrikkelijk beschoten, langs twee kanten tegelijk. Wat een verschrikkelijke ontploffingen ! Wat een helse rook !' noteerde de Achiel Van Walleghem, de onderpastoor van Dikkebus, vandaag precies een eeuw geleden in zijn minutieus bijgehouden oorlogsdagboek. De brave man kon natuurlijk niet vermoeden dat deze beschietingen slechts de prelude waren voor de verschrikkingen waarmee hij en vele anderen de volgende dag, op 22 april 1915 zouden geconfronteerd worden. 22 April 1915 was de dag waarop voor het eerst op massale wijze aan het Westelijke front chloorgas werd ingezet als wapen. In de late namiddag ontsnapte sissend 165 ton chloorgas uit wekenlang voordien door speciaal opgeleide 'stinkpioniere' ingegraven cilinders. Over een breedte van om en bij de zes kilometer dreef een geelgroene wolk gas naar de niets vermoedende Algerijnen, Bretoenen en Normandiërs die aanvankelijk dachten dat de Duitsers onder dekking van rookbommen aanvielen. Eens ze gevat werden door het gas brak de hel los: De mannen klauwen met tranende ogen hun kragen los, happen naar lucht, verstikken. Angst en paniek slaan toe, honderden mannen laten hun wapens en stellingen in de steek en slaan slijmen ophoestend en verblind op de vlucht.... Vanaf morgen zal ik uitgebreid op deze blog terugkomen op deze aanval en de gevolgen. Nu geef ik u graag al enkele herdenkingsinitiatieven mee, mocht u vanavond of morgen tijd hebben...
Vanavond om 20.00 u. wordt in het CC Het Perron - Fochlaan 1 in Ieper - de boeken 'Gas ' Ieper 1915 - De eerste gifgasaanval' (J. VanderMeulen) en 'Secret science - Human experimentation in Chemical and Biological warfare Research' (Ulf Schmidt) voorgesteld aan het publiek. Gratis inkom
Morgen wordt natuurlijk op passende wijze op verschillende locaties stilgestaan bij de verschrikkingen, een eeuw geleden: Om 17.00 u. vindt een ceremonie plaats aan het zgn. 'Verzoeningskruis' bij Steenstrate, om 18.15 u. aan het monument van de 'Brooding Soldier' in Langemark-Poelkapelle en om 20.00 u. afsluitend aan de Menenpoort in Ieper.
Afsluitend wil ik ook niet nalaten te vermelden dat vanaf 10 april de 'gifgasroute' werd opengesteld voor het publiek. Door het volgen van een traject van 41 km. komt men niet alleen langs een aantal 'iconische' plaatsen van het toenmalige front maar wordt men ook via 8 getuigeniszuilen geconfronteerd met de 'petit histoire', de verhalen van hen die geconfronteerd werden met deze verschrikkelijke, nieuwe vorm van oorlogvoering... Deze route heeft het gemeentehuis van Langemark-Poelkapelle als startpunt. Voor alle info: toerisme@langemark-poelkapelle.be
Vandaag, net zoals vorige zondag, een gedicht van de hand van Gust Van Cauwelaert (op de foto links, naast zijn broer Frans ). 'Lente over de loopgraven' leek mij, nu de aarzelende lentezon mijn strammer wordende botten begint te verwarmen, een uitstekende keuze. Dit gedicht is opnieuw terug te vinden in de bundel 'Liederen van droom en daad' die in 1918 bij Van Dishoek in Bussum was uitgegeven en die door eigentijdse critici als 'de beste en belangrijkste dichtbundel in Vlaanderen' werd beschouwd die door de Grote Oorlog was geïnspireerd. Marix Gijsen bv. vond hem getuigen van 'een onbetwistbare grootheid en waardigheid'. Het taalgebruik mag vandaag de dag misschien wat archaïsch en gezwollen overkomen, maar het werk van Gust Van Cauwelaert blijft een mooie getuigenis vormen van hoe een dichterlijke ziel in de hel van Vlaanderens Velden probeerde te overleven:
Lijk een perzikbloei, gebroken / Uit een bladerlozen tak, / Is een merellied ontloken / op een doode hoevedak.
Over 't gruis van stal en schure. / Boven 't puin van huis en wal, / Gaat, bij licht- of loomer duren / 't Rythme van, den klanken val.
Wondrend rijzen we in dien zegen / Uit de schansen met een lach, / Lijk, in luw-doorzonden regen, / Kindren staan, ten zomerdag.
't Oog, van winternacht omduisterd, / Duizelt van een forscher zon; / 't Moe-gemokerde oor beluistert / 't Borlen van een jonge bron.
Vóór ons hart -, dat hoop ontwende en / 't Heil van louterend geween -, / 't Veēren van haar tred herkende, / Komt de lente ons toegetreēn,
Breekt de ontkruinde stam der boomen, / De IJzer langs, in bot en loot; / Komt gesterat', van bloemen zoomen / 't Glanzend spoor van vaart en sloot.
Vóor een mildre morgenzonne / Dieper in ons dekking daalt, / Is een merel-haan begonnen, / Die zijn klare vreugd verhaalt.
Uit den duistren poel der vreeze, / Boven 't vlak van schuw verdriet. / Is ter rilde keel gerezen / De eerste jubel van een lied.
Gisteren werden op de CWGC-site Prowse Point Cemetery 6 Britse militairen waarvan de stoffelijke overschotten de laatste jaren in de omgeving van Komen - Waasten waren teruggevonden met militaire eer bijgezet. Van vier van deze onbekenden kon nog wel de eenheid worden vastgesteld waartoe ze op het ogenblik dat ze sneuvelden, behoorden: twee waren Lancashire Fusiliers en twee anderen hadden in het King's Own Lancashire Regiment gediend. Het idyllisch aan de rand van het Bos van Ploegsteert gelegen Prowse Point Cemetery is een van de weinige CWGC-sites waar tot op de dag van vandaag nog gesneuvelden uit het Britse Gemenebest ter aarde worden besteld. Deze begraafplaats ontstond in november 1914 toen hier onder meer het 2e Bataljon Royal Dublin Fusiliers en het 1e Bataljon van de Royal Warwicks in felle afweergevechten rond voornoemd bos verwikkeld waren. Deze begraafplaats is overigens de enige CWGC-site in ons land die vernoemd werd naar een persoon, de later tot brigadegeneraal benoemde majoor Charles B. Prowse D.S.O., die zijn naam verleend had aan een nabijgelegen steunpunt, een boerderij die door zijn mannen Prowse Point Farm werd gedoopt. Majoor Prowse sneuvelde in juli '18 aan de Somme en ligt begraven in Louvencourt Military Cemetery.
De meest recente bijzettingen op deze begraafplaats waren:
Private Harry Wilkinson (29 jaar ) van het 2e Bataljon Lancashire Fusiliers. Zijn stoffelijke resten werden bij toeval in 2000 gevonden door een amateur-archeoloog uit de buurt die met een detector op zoek was naar artefacten uit de Grote Oorlog. Hij werd een jaar later in aanwezigheid van een paar familieleden op deze site herbegraven. De BBC heeft later een mooie documentaire gemaakt over deze vondst.
Private Richard Lancaster (22 jaar) van hetzelfde 2e Bataljon Lancashire Fusiliers. Zijn stoffelijke resten werden in 2006, samen met twee andere niet - geïdentificeerde Britten ontdekt en op 4 juli 2007 op Prowse Point Military Cemetery bijgezet.
Private Alan J. Mather (37 jaar), A.I.F.. De stoffelijke resten van deze Australische infanterist die op 8 juni '17 sneuvelde tijdens de Tweede Slag om Mesen werden in 2008 door archeologen gevonden. Door middel van een uitgebreid DNA-onderzoek - dat ook door de BBC werd gedocumenteerd - kon zijn identiteit worden vastgesteld. Hij werd hier met militaire eer herbegraven op 22 juli 2010.
Op 5 april 1915 werd ter hoogte van de rijksgrens bij de Maalbergen in Loenhout Jan Pieter Fockaert doodgeschoten door een Duitse grensbewaker. Jan Fockaert was op 12 januari 1890 in buurgemeente Meer geboren en had van 5 oktober 1910 tot 15 maart 1912 als milicien van klas van 1910 dienst gedaan bij het 7e Linieregiment in Antwerpen. Hij bleek in die periode niet bepaald een modelsoldaat te zijn geweest en een bijzonder kort lontje te hebben gehad. In totaal kreeg hij immers 41 dagen arrest en / of politiekamer en 15 dagen cachot op zijn dienststaat, voor een resem van inbreuken gaande van ongewettigde afwezigheden over dienstweigering tot een vechtpartij.... Jan Pieter Fockaert, die intussen van Meer naar de Hollandse straat nr. 60 in Loenhout was verhuisd en er landbouwersknecht was geworden, werd op 1 augustus 1914 gemobiliseerd. Hij nam met het 3e bataljon van het 7e Linieregiment deel aan de uitvallen uit Antwerpen. Na de val van de Scheldestad werd hij op 9 oktober '14, samen met duizenden andere Belgische militairen die afgesneden waren geraakt van het veldleger, geïnterneerd in Nederland. Na een kort verblijf in de kazerne van Breda werd hij door de Nederlandse autoriteiten tewerkgesteld bij een boer in de grensstreek. Geïnterneerde Belgische militairen die de kans hadden gekregen om onder voorwaarden bij een Nederlands bedrijf of een boer aan de slag te kunnen gaan, genoten vaak over een grotere bewegingsvrijheid dan diegenen die in de interneringskampen terecht waren gekomen. Ze werden immers nauwelijks gecontroleerd en Fockaert trok bijgevolg geregeld de grens over om zijn ouders die op het Meerse gehucht Gestel woonden, illegaal te bezoeken. De 'Dodendraad' was nog niet opgetrokken en mits wat uitkijken, kon men nog de Duitse en Nederlandse grenstroepen verschalken. Toch zou één van deze 'uitstapjes', in combinatie met zijn opvliegend karakter hem fataal worden. Betrapt door Duitse militairen, verhaalden ooggetuigen hoe hij hen, ondanks het feit dat hij tot driemaal toe door hen gesommeerd was om halt te houden, koudweg negeerde. Meer zelfs, hen begon uit te dagen en ze toeriep ' om hem maar te komen halen'... Vrijwel onmiddellijk nadat hij dit had geroepen werd hij doodgeschoten. Twee dagen later werd hij rechts van de ingang, op het kerkhof van Loenhout begraven...
Met de dood van Günter Grass verliest Duitsland opnieuw een grote schrijver. Omdat deze blog zich op de Eerste Wereldoorlog focust, wil ik graag een aantal bespiegelingen wijden aan de relatie tussen het werk van Grass en het oeuvre van Ernst Jünger. Ik weet het, ideologisch liggen beide mijlenver uit elkaar, maar er veel zijn meer raakpunten dan men op het eerste zicht zou kunnen denken. Vriend en vijand zijn het erover eens dat beide veelschrijvers een monumentale literaire nalatenschap hebben achtergelaten. Monumentaal, niet alleen naar omvang, maar ook inhoudelijk. De stelling die Geert van Istendael vandaag in 'De Standaard' poneerde dat Grass zijn boeken 'drijven in poelen van geschiedenis' gaat zonder enige twijfel ook op voor Ernst Jünger. De tragische geschiedenis van Duitsland trok diepe sporen in het werk van beide auteurs. De oorlog in de eerste plaats als fysieke ervaring, maar ook als maatschappelijk en Duits gegeven loopt als een rode draad door het werk van beiden. Beiden werden op jonge leeftijd geconfronteerd met de gruwelen van het slagveld. Jünger als snel tot officier gepromoveerde oorlogsvrijwilliger in het Hannoverse Fuselier-regiment nr. 73. Grass als piepjonge helper bij de Luftwaffe, die zich uiteindelijk engageerde in de Waffen SS-divisie 'Frundsberg'. Niet alleen de oorlog en de manier waarop beide schrijvers deze verwerkten vormt een rode draad in het werk van beiden, maar er spreekt ook een duidelijk aanwezige, zij het onderhuidse weemoed en heimwee naar een Duits universum dat voor goed verdwenen is uit hun werk. De aristocratische Jünger betreurde tot op zijn laatste levensdag het teloorgaan van het 'Preussentum', terwijl de in Danzig geboren en getogen Grass leesbaar moeite had bij het teloorgaan van de Duitse identiteit en cultuur in het landschap van zijn jeugd.
Beide schrijvers waren overduidelijk antipodes van elkaar maar hadden gemeen dat ze beiden de controverse niet schuwden. Neem nu hun houding tegenover het politieke bedrijf. Jünger engageerde zich vrijwel meteen na de Eerste Wereldoorlog in nationaal-revolutionaire kringen maar verafschuwde het nationaal - socialisme. Een afschuw, die tijdens het interbellum, naar gelang de macht van de N.S.D.A.P. groter werd, evenredig toenam en hem uiteindelijk, na de publicatie van 'Auf den Marmorklippen' in 1939 in reëel gevaar bracht. Geestelijk verwant aan de 'Innere Emmigration' groeide Jünger verder en verder weg van de politiek. Net zoals dit bij Jünger het geval was, was de verhouding van Grass met de politiek er één van onenigheden. Onder invloed van Willy Brandt engageerde hij zich in de sociaal-democratische S.P.D..maar dit engagement liep niet over rozen. Zijn controversiële standpunten, bv. over de Duitse hereniging vielen niet altijd in goede aarde bij de 'kameraden'. Toen hij zich in 1995 in zijn 'Een gebied zonder einde' uitsprak tegen de - in zijn ogen - te snel uitgevoerde hereniging kreeg hij bakken kritiek over zich. Zowat alle literaire critici, de gezaghebbende Marcel Reich - Ranicki op kop, probeerden hem tot op de grond af te branden, maar dit was - zoals Grass zich in een interview uit juli 2009 herinnerde - buiten de waard, in casu, Ernst Jünger gerekend die publiek verklaarde dat het naar zijn mening een 'erg goed geschreven boek' was...
Beide auteurs hebben geschreven tegen het 'Grote Vergeten' in hun land. Jünger deed dit door zijn pogingen tot zin-geving aan het offer van zijn generatie die afgeslacht was in de in het krijtgesteente uitgehakte loopgraven aan de Somme of dood was gebloed in de modderige velden van Vlaanderen. Grass meende dat het hoog tijd was dat Duitsland het recht had zijn verleden opnieuw in vraag te mogen stellen. Drie generaties lang hadden de Duitsers naar zijn aanvoelen hun oorlogsleed verwegen en verdrukt. Zonder enig voorbehoud nam de jongste generatie de schuld van hun vaders en grootvaders op zich. Grass was van oordeel dat er eindelijk ook mocht gesproken worden over de moordende geallieerde bombardementen op de Duitse steden of de verdrijving van 12 miljoen Duitsers uit de oostelijke gebieden van het verslagen Duitse Rijk... Stellingnames tegen het grootste Duitse taboe en dus onvermijdelijk stuitten op het onbegrip en verkettering van en door de politiek - correcte Duitse intelligensia.
Afsluitend wil graag nog even stilstaan bij Grass' boek 'Mijn eeuw' waarin hij aan de hand van 99 verhalen - een voor elk jaar van de 'gruwelijke en fantastische' 20e eeuw - verhaalde over grote gebeurtenissen en ogenschijnlijke onbenulligheden, die een eeuw Duitse geschiedenis evoceerden. In dit boek benadert hij de Eerste Wereldoorlog door de ogen van een jonge studente die in de jaren 60 in Zwitserland een meerdaagse ontmoeting regelde tussen de pacifistische schrijver Erich Maria Remarque en Ernst Jünger de estheticus van de oorlog. Bij het genot van een aantal uitgelezen wijnen en een champagneontbijt keuvelen beide heren van stand over hun frontervaringen en de manier waarop ze deze literair gestalte gaven. Deze gesprekken bieden een interessante kijk op hoe Grass de 'krasse meneer ' Jünger en zijn literaire werk inschatte. Een mild maar toch scherp portret dat ik bij deze van harte aanbeveel.
O ja, nog even dit. Jünger en zijn toenmalige secretaris, de literatuurwetenschapper Heinz Ludwig Arnold vermaakten zich in de jaren 60 geregeld met het parodiëren van gedichten - ook die van Günter Grass- die in het literaire magazine 'Akzente' verschenen. Ze draaiden er zelfs hun hand niet voor om deze persiflages naar 'Akzente' - uitgever Carl Hauser te sturen... Wie zei er ook weer dat Jünger geen gevoel voor humor had..?
Vandaag is het Songkran, het traditionele nieuwjaarsfeest in Thailand en Laos. Omdat vandaag mijn oudste dochters en een paar vriendinnen langskwamen om ons sook-san wan Songkran te wensen en dit al even traditioneel gepaard gaat met het bijhorende eetfestijn had ik vandaag écht geen tijd om een oorlogsblog te schrijven... In oktober - november ga ik terug naar Thailand op familiebezoek en ik ben vast van plan om dan een paar dagen onder te duiken in de Nationale Archieven in Bangkok om er op zoek te gaan naar materiaal voor een artikel over het Siamese expeditielegertje dat in 1918 naar Frankrijk werd gestuurd om de geallieerden te steunen in hun strijd... Eén van de - in het Westen - minst bekende aspecten in deze oorlog die écht een Wereldoorlog was...
Vandaag een fragment uit het gedicht 'Voor mijn jongens' dat August Van Cauwelaert (1885-1945) op 1 januari 1916 schreef. Deze advocaat, dichter en essayist meldde zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog meteen als oorlogsvrijwilliger. Aan het front werd hij voorzitter van de Studiekring van het 2e bataljon van het 13e Linieregiment en schreef hij bijdragen voor onder meer 'De Belgische Standaard' en 'Vrij België'. De intussen tot onderluitenant bevorderde Gust Van Cauwelaert werd omwille van zijn moedig gedrag driemaal geciteerd op de Legerdagorders. Op 27 april '16 werd hij in de eerste lijn bij Kaaskerke levensgevaarlijk gewond door schrapnelkogels. Omwille van de ernst van de opgelopen verwondingen werd hij in 1917 gedemilitariseerd. Hij was een broer van de bekende Vlaamsgezinde volksvertegenwoordiger Frans Van Cauwelaert. Na de oorlog werd Gust Van Cauwelaert magistraat in Antwerpen, lid van het IJzerbedevaartcomité en voorzitter van de Antwerpse afdeling van de IJzerstichting. Het gedicht 'Voor mijn jongens' verscheen voor het eerst in de bundel 'Liederen van droom en daad' die in 1918 door Van Dishoek in Bussum werd uitgegeven:
' Hoe staat ge daar grootsch met uw zwijgenden trots, / De koppen gebruind en de voeten vereelt, / Zoo stoer met uw helm en geweer lijk gebeeld / Uit brons of arduin of uit ruwere rots.
Mijn jongens, hoe staat ge daar sterk en wat steekt / Er diep in uwe oogen een donkere brand; / Wat steekt er een kracht in den greep van uw hand / En wil in het spaarzame woord dat ge spreekt.
Schoon kerels, die vrij waart te huis en geen hoon / Of dwang hebt geduld en die kendet geen nood; / Die werkte als ge wildet, maar wrocht voor uw brood, / Hoe zwaarder uw arbeid hoe rijker uw loon.
Nu hebt ge den honger gekend en den dorst; / Nu hebt ge geslapen op stroo als een hond, / In hak en in schuur of in 't lijk van den grond / En nachten gesloofd voor een karige korst.
Nu hebt ge in den dans en den daver gestaan; / Nu hebt ge er zien vallen, verminkt en vermoord, / De besten het eerst; maar geen zucht of geen woord: / Te sterk voor een klacht en te trotsch voor een traan.
Nu hebt ge den angst en den twijfel gekend, / Voor 't lot en voor 't leven van ouder en kroost; / En over den Yzer zoo vaak als om troost / Uw blik naar de torens van Vlaandren gewend.
Maar geen die zijn woord en zijn wapen verried; / De geest is nog helder en hoog bleef het hart / Ge dookt als een schande de mom van uw smart / En stapt naar den dood met een lach en een lied.'
Vandaag bestaat mijn blog 'In Vlaanderens Velden' precies zes maanden en dat mag gevierd worden want in dit half jaar kreeg deze blog volgens de statistieken ruim 4.000 individuele bezoekers en registreerden we bijna 40.000 'hits'. Voor mij een duidelijk bewijs dat deze blog niet alleen op de interesse van heel wat mensen kan rekenen, maar dat diezelfde bezoekers deze blog ook duidelijk weten te waarderen. En daar kan alleen maar blij mee zijn. Ik dank dan ook mijn lezers voor hun trouw... Meer dan 95 % van de bezoekers komen uit het Nederlandse taalgebied en dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk gelet op het feit dat de blog in het Nederlands wordt bijgehouden. Ik merk echter dat er ook heel wat bezoekers uit het Duitse en Engelse taalgebied zijn, waardoor ik de mogelijkheid niet uitsluit dat er in de - nabije - toekomst wellicht af en toe ook een artikel in vertaling zal gaan verschijnen... Bij wijze van verjaardagstaart vandaag een foto van een frontsector die wel érg ver van 'Vlaanderens velden' te zoeken is, maar die één van mijn persoonlijke 'lievelingsplekken' van het front uit de Grote Oorlog is, namelijk de adembenemende dolomietentoppen van de 'Drei Zinnen' in Zuid-Tirol. Gisteren verwees ik in mijn blog nog naar de intrede van Italië op het oorlogstoneel in het voorjaar van 1915. Op dat ogenblik maakten de toppen van de 'Paternkofel' - 'Paternsattel' - 'Drei Zinnen' - 'Forcella Col di Masso' deel uit van de natuurlijk grens tussen Italië en Oostenrijk en ze zouden de volgende jaren een zwaar omstreden frontlijn 'in Fels und Eis' vormen. Tot op de dag van vandaag vindt men de sporen van deze onbarmhartige strijd overal in de omgeving terug. Een strijd overigens waarvan de geo-politieke gevolgen ook tot op de dag vandaag zichtbaar zijn gebleven want niet één Zuid-tiroler met het hart op de juiste plaats zal zichzelf Italiaan noemen...
Voor de liefhebbers plaats ik bij deze ook een link naar de trailer van de speelfilm 'Tränen der Sextner Dolomiten', die in 2013 uitkwam en een uiterst realistisch beeld schetst van deze keiharde, maar in Vlaanderen weinig bekende strijd:
MINDER BEKEND - CIMETERO MILITAIRE ITALIANO SCHOONSELHOF
Op 23 mei 1915 verklaarde Italië de oorlog aan de Oostenrijks - Hongaarse dubbelmonarchie. Aan de rand van de grote Belgische militaire begraafplaats op het Antwerpse Schoonselhof liggen in twee rijen 42 Italianen die dit conflict niet overleefden en ver van huis als krijgsgevangen in Vlaanderen stierven. De simpele arduinen kruisjes, die enkel een naam en een - intussen behoorlijk verkleurde - Italiaanse driekleur dragen, werden in 1932 boven hun graven geplaatst. De met een helm en lauwerkrans getooide obelisk die deze site beheerst, werd in 1936 opgericht en is van de hand van Amedeo Piaggio. Oorspronkelijk was deze stele getooid met een fascistische 'Fascio'-bundel, maar deze werd na het einde van de Tweede Wereldoorlog van het monument verwijderd. Nu rest enkel het opschrift ' Ai nostro glorioso morti 1915- 1918' - 'Aan onze glorierijke doden 1915 - 1918' ...
Twee glasnegatieven uit de collectie van het Nederlandse Legermuseum, die in het late najaar van 1914 werden gemaakt door Herman de Ruiter in het raam van de mobilisatie van het Nederlandse leger. Op deze foto's ziet u officieren van het 17e Regiment Infanterie, die als onderdeel van de IIIe Divisie waren ingezet bij de grensbewaking in Noord-Brabant. Deze opnames werden gemaakt in Rijsbergen en het was niet ver hier vandaan, in Galder om precies te zijn, dat op 7 april 1915 hetzelfde regiment haar eerste gesneuvelde militair mocht registreren. Een citaat uit het oorlogsdagboek van de Meerlese burgemeester Van Nueten van 8 april 1915: 'Bij Adriaan Sprangers op de Paal te Meersel stonden gisteren morgen twee Hollandsche soldaten op wacht. Duitschers staan er ook. En om den regen waren zij gegaan in het schob. Daar stonden zij te gabberen en naar elkander mikken (de wachtgeweeren zijn geladen) en men moet ze verzeekren dat ze niet kunnen af. Dat hadt eenen vergeten en hij trok. Een schot ging af en vloog den andere soldaat en in de borst of hoofd en er door. Toen nog een halve steenen muur doorboord en bijna nog een Duitsche soldaat getroffen. Den getroffen soldaat was 24 jaar, heeft nog 10 minuten gekermd en was dood. Zijn kameraad was radeloos maar mede genomen (...) Men heeft het lijk op eene ladder naar de Kapel van Galder gedragen. Droevig voor familie en bekenden, maar wat is het in vergelijk met de groote slachtingen aan de fronten en legers waar er duizende dagelijks vallen... ' Deze eerste Nederlandse militair die tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de grens tussen Hoogstraten en Nederland omkwam was A. Verduin uit het Noord-Brabantse Waspik, een 23-jarige milicien in het IIe bataljon van het 17e Regiment Infanterie. Hij was de eerste van minstens zes personen die tijdens de Grote Oorlog aan de grens van Meerle met Nederland als gevolg van grensincidenten zouden overlijden....Een bizar detail aan zijn overlijden is dat hij op Belgisch grondgebied stierf, want het stalletje waarin hij met zijn collega schuilde voor de gutsende regen stond op Belgisch grondgebied. Blijkbaar was dit stuk van de rijksgrens nog niet zo hermetisch afgesloten zoals dit een paar maanden later het geval zou zijn... Dit had tot gevolg dat nog diezelfde dag het Parket van Turnhout ter plaatse kwam om samen met de Duitse bezettingsautoriteiten de nodige vaststellingen te doen en PV op te maken.
De herdenking van de Eerste Wereldoorlog brengt de Westhoek een flinke duit op. De regio boekte in 2014 een omzet van 76,3 miljoen euro. Dat is een stijging met 92 procent tegenover 2013. Het toerisme in de Westhoek boert goed door de herdenking van de Eerste Wereldoorlog. Dat blijkt uit cijfers van het toeristische provinciebedrijf Westtoer. Toch blijken bezoekers de herdenkingen niet in een economisch kader te zien. Uit een enquête blijkt dat ongeveer 85 procent van de bijna 900.000 bezoekers meent dat de regio respect toont voor het erfgoed. Zon 90 procent vindt ook dat het onthaal respectvol gebeurt. Toch levert het herdenkingstoerisme ook financieel iets op voor de regio. Waar die in 2013 op een toeristische omzet van net geen 40 miljoen euro kon rekenen, rijfde de Westhoek in 2014 een omzet van liefst 76,3 miljoen binnen, een stijging met 92 procent. Een omzetstijging waar niemand naast kan kijken en die vooral op conto te schrijven is van de in totaal 789.500 bezoekers. De sterkste toename van het aantal bezoekers viel te noteren bij de Belgen (+130 procent), die volgens Westtoer aangespoord werden door de serie In Vlaamse Velden en de eeuwherdenking van de inval tot de onderwaterzetting van de IJzervallei. Liefst 231.000 Britten staken het Kanaal over voor een bezoek aan het oorlogsgebied, ruim de helft meer dan in 2013. Toch valt op dat het aantal andere buitenlanders zoals Nederlanders, Duitsers en zelfs Australiërs verhoudingsgewijs sterker steeg. Buitenlandse toeristen genereerden zelfs bijna twee derde van de omzet. Vooral de logies (37 procent) en horeca (34 procent) plukten de vruchten van het extra toerisme. Ook schoolbezoeken zitten in de lift: ruim 115.000 Belgische scholieren bezochten in 2014 de frontzone, een verdubbeling in vergelijking met het jaar voordien. Daarmee komt het aandeel Belgische scholieren voor het eerst sinds lang weer boven het aandeel Britse scholieren te liggen.
Dat men in de periode 2014 - 2018 een graantje zou meepikken van de herdenkingshausse was te verwachten, maar deze omzetcijfers roepen toch wel wat vragen op naar de commercialisering van het her-denken en de ethische kant van het verhaal. Componenten, die in het verleden nooit erg hebben doorgewogen op de discussie over hoe we in de Westhoek dienden om te springen met erfgoed en erfgoedbeleving. Misschien wordt het tijd dat er eindelijk eens ten gronde wordt gediscussieerd over hoe de niet altijd duidelijke lijn tussen commercie en toerisme kan gehandhaafd worden en hoe de nog te verwachten inkomsten het best duurzaam kunnen gevaloriseerd worden in het grotere verhaal over de Westhoek in de Grote Oorlog....
Een erg interessante Kempische erfgoedsite die gerelateerd is aan de Grote Oorlog is Kempense Klaprozen. Oorspronkelijk ontstaan als een initiatief van het Geelse St. Maria-Instituut is het inmiddels uitgegroeid tot een intergemeentelijke samenwerking. Deze mooi verzorgde webstek biedt een gedetailleerd overzicht van de tijdens WO I gesneuvelde militairen uit Balen, Dessel, Geel, Laakdal, Meerhout, Mol en Retie. Hierbij wordt niet alleen aandacht aan de genealogie maar ook aan de militaire 'loopbaan' van deze oorlogsslachtoffers besteed. Warm aanbevolen:
De in Meerle geboren en getogen Jan Verbunt, Jager in het 2e Regiment Jagers te Voet hield, zoals zoveel van zijn lotgenoten, tijdens de Grote Oorlog een dagboek bij. Wat dit dagboek onderscheidt van vele andere is de historiciteit en de bijna literaire kwaliteit van wat hij aan het papier toevertrouwde. Daarom publiceerde ik al in 1997 een reeks becommentarieerde fragmenten uit dit dagboek in het Jaarboek van Hoogstratens Oudheidkundige Kring. Vandaag breng ik u een stukje dat hij op op 1 april '15 had geschreven. Jan Verbunt lag in die periode met zijn bataljon in stelling bij Kaaskerke, waar ze het behoorlijk zwaar te verduren kregen van de bijzonder alerte Duitsers aan de overzijde van de IJzer. Zo was een paar weken eerder Verbunt's regimentscommandant, luitenant-kolonel Firmin Tollen op 16 maart levensgevaarlijk gewond geraakt door een salvo uit een machinegeweer. Hij werd met een gecompliceerde dijbeenbreuk naar het militair hospitaal 'l Océan in De Panne geëvacueerd waar hij drie dagen later aan zijn verwondingen zou bezwijken. Maar hij was lang niet de enige Jager te Voet die in die dagen viel. In de lentemaand van '15 betaalde het 2e Jagers te Voet een hoge prijs: meer dan 60 man aan doden en gewonden.... Maar nu terug naar 1 april 1915. In de eerste lijn bij Kaaskerke ter hoogte van de brug over de IJzer is Jan Verbunt ooggetuige van een spectaculair luchtgevecht:
'Een vijandelijke vlieger komende uit oostelijke richting van ons front, en vliegt in de richting van Veurne. Hij wordt hevig beschoten door de voor de vliegers speciaal opgerichte batterijen, zonder hem evenwel te treffen, hetgeen een groot geluk moet zijn. Plots ziet hij voor hem uit één der onzen die recht op hem af komt, en 't begint al meteen van 'tjok-tjok-tjok' met de mitrailleuzen daarboven, waarop den Duitsch zich snel omkeert om de vlucht te kunnen nemen. Te laat... Een andere der onzen, versperde hem langs hier den weg, en de vogel zit gevangen tusschen twee vuren. 't Gevecht met de mitrailleuzen begint nu voor goed. De kanonnen zwegen uit vrees één der onzen te treffen en dus konden de onzen hem, langzaam mar zeker, dichter naderen. Den eenen langs voor, den anderen langs achter, steeds trachtende altijd boven den vijandelijke vlieger te blijven, hem in elke beweging die maakte na te volgen. Na eenig keeren en draaien schoot de vijandelijke machien in brand en stortte loodrecht in laaiende vlammen naar beneden, in een weide tegen Oude-Capellen. Gansch het machien was verbrand. Slechts nog wat verwrongen ijzer bleef er over, waartusschen de twee ingezeten officieren, verkoold onder de massa werden uitgehaald. Belangrijke documenten, alsook photografieën onzer stellingen werden op hen gevonden. Pas was hij gevallen, of de Duitsche kanonnen openden het vuur op de omgeving der plaats waar hij gevallen was. Ze zullen dit maar met droeve oogen aangezien hebben. Toch weer al eenen minder in de lucht....'
Omdat Paasmaandag voor de meesten onder ons ook een soort van zondag is , vandaag een extra editie van 'Zondag Frontpoëziedag' met het o, zo toepasselijke 'Easter Morning 1915', geschreven door de Engelse experimentele dichter Richard Aldington (1892-1962). Aldington, die in 1916 als soldaat bij de genietroepen dienst nam, zou een van de belangrijkste oorlogsdichters van zijn generatie worden. In november '17 kreeg hij een aanstelling in het 9e Bataljon van het Royal Sussex Regiment en werd hij ondermeer ingezet bij Arras en Loos, waar hij in '18 ernstig gewond werd. In het onderstaande werkje beschrijft hij als ooggetuige een Zeppelin-raid boven Hampstead Heath.
'Dark clouds, torn into gaps of livid sky, / Pierced thru / by a swift searchlight, long and white like a dagger / The black murmuring crowd flows, eddies, stops, flows on / Between the lights / And the banks of noisy booths.'
Op Paasdag 1916 brak in Dublin de Ierse Paasopstand uit, één van de meest dramatische episodes uit de Ierse strijd voor onafhankelijkheid. Vandaag, 99 jaar na de feiten kan ik niet anders dan het aangrijpende 'Easter 1916' door William Butler Yeats te brengen:
' I have met them at close of day / Coming with vivid faces / From counter or desk among grey / Eighteenth - century houses / I have passed with a nod of the head / Or polite meaningless words / Or have lingered awhile and said / Polite meaningless words / And thought before I had done / Of a mocking tale or a gibe / To please a companion / Around the fire at the club /Being certain that they and I / But lived where motley is worn / All changed, changed utterly / a terrible beauty is born.
That woman's days were spent / In ignorant good-will / Her nights in argument / Until her voice grew shrill / What voice more sweet than hers / When, young and beautiful / She rode to harriers ? / This man had kept a school / And rode out a winged horse; / This other, his helper and fiend / Was coming into his force ; / He might have won fame in the end / So sensitive his nature seemed / So daring and sweet his thought / This other man I had dreamed / A drunken, vainglorious lout / He had done most bitter wrong / To some who are near my heart / Yet, I number him in the song; / He, too has resigned his part / In the casual comedy; / He too, has been changed in his turn / Transformed utterly: / A terrible beauty is born
Hearts with one purpose alone / Through summer and winter seem / Enchanted to a stone / To trouble the living stream / The horse that comes from the road, / The rider, the birds that range / From cloud to tumbling cloud / Minute bij minute they change: / A shadow of cloud on the stream / Changes minute by minute / A horse-hoof slides on the brim / And a horse plashes within it ; / The long-legged moor-hens dive / And hens to moor-cocks call ; / Minute by minute the live : / The ston's in the midst of all
Too long a sacrifice / Can make a stone of the heart / O When may it suffice ? / That is Heaven's part, our part / To murmur name upon name / As a mother names her child / When sleep at last has come / On limbs that had run wild / What is it but nightfall ? / No, no, not night buth death; / Was it needless death after all ? / For England may keep faith / For all that is done and said / We know their dream : enough / To know they dreamed and are dead ; / And what if excess of love / Bewildered them till they died ? / I write it out in a verse - / MacDonagh and MacBride / And Connolly and Pearse / Now and in time to be / Wherever green is worn / Are changed, changed utterly :/ A terrible beauty is born./
Toerisme provincie Antwerpen gaat sinds 2012 ieder jaar op zoek naar 'De Wandeling van Jaar'. Dit jaar werden er wandelroutes weerhouden in Mechelen, Mol, Niel-Boom, Schilde en Baarle-Hertog. In deze laatste gemeente loopt sinds vorig jaar het 'Dodendraadpad' in het pittoreske gehucht Zondereigen. Een wandelroute die u niet alleen langs een aantal erg geslaagde reconstructies van 'den Draad' voert, maar ook langs een aantal dramatische 'hot spots' uit deze erg beladen tijd. Dit traject werd met de grootste zorg voor de historiciteit van het verhaal uitgewerkt door de lokale heemkring 'Amalia van Solms' en verdient daarom alleen al - naar mijn bescheiden aanvoelen - uw stem. Bij deze lanceer ik dan ook een warme, om niet te zeggen érg warme oproep om Baarle te steunen en uw stem uit te brengen voor deze wandelroute als Antwerpse 'Wandeling van het Jaar '. U kan dit door te surfen naar www.wandelingvanhetjaar.be en er uw stem uit te brengen. Stemmen kan nog tot zondag 16 augustus. En o ja, niets houdt u tegen om deze boeiende wandeling natuurlijk de volgende weken of maanden ook zelf eens uit te stappen.
Opnieuw een gesneuvelde uit Herentals. Op 5 maart 1918 werd grenadier Hubert Leysen (° 1895) bij afweergevechten in de sector Nieuwpoort in de buik geschoten. Hij werd meteen overgebracht naar het militair hospitaal 'l Océan in De Panne, waar hij echter kort na zijn aankomst bezweek. Twee dagen later werd hij begraven op de militaire begraafplaats Duinenhoek in De Panne. In mei '18 startten de soldaten van het kanton Herentals - via hun frontblaadje - een geldinzameling om voor hem een heldenhuldezerk aan te kopen. Deze zerk werd midden juli '18 op zijn graf geplaatst, maar werd in 1925 door de 'Dienst der Militaire Grafsteden' van deze site verwijderd, vernietigd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk. Hubert Leysen was bij het uitbreken van de oorlog vrijgezel en paswerker. Hij ligt nu begraven in graf C - 71 op de BMB De Panne.