Op Paasdag 1916 brak in Dublin de Ierse Paasopstand uit, één van de meest dramatische episodes uit de Ierse strijd voor onafhankelijkheid. Vandaag, 99 jaar na de feiten kan ik niet anders dan het aangrijpende 'Easter 1916' door William Butler Yeats te brengen:
' I have met them at close of day / Coming with vivid faces / From counter or desk among grey / Eighteenth - century houses / I have passed with a nod of the head / Or polite meaningless words / Or have lingered awhile and said / Polite meaningless words / And thought before I had done / Of a mocking tale or a gibe / To please a companion / Around the fire at the club /Being certain that they and I / But lived where motley is worn / All changed, changed utterly / a terrible beauty is born.
That woman's days were spent / In ignorant good-will / Her nights in argument / Until her voice grew shrill / What voice more sweet than hers / When, young and beautiful / She rode to harriers ? / This man had kept a school / And rode out a winged horse; / This other, his helper and fiend / Was coming into his force ; / He might have won fame in the end / So sensitive his nature seemed / So daring and sweet his thought / This other man I had dreamed / A drunken, vainglorious lout / He had done most bitter wrong / To some who are near my heart / Yet, I number him in the song; / He, too has resigned his part / In the casual comedy; / He too, has been changed in his turn / Transformed utterly: / A terrible beauty is born
Hearts with one purpose alone / Through summer and winter seem / Enchanted to a stone / To trouble the living stream / The horse that comes from the road, / The rider, the birds that range / From cloud to tumbling cloud / Minute bij minute they change: / A shadow of cloud on the stream / Changes minute by minute / A horse-hoof slides on the brim / And a horse plashes within it ; / The long-legged moor-hens dive / And hens to moor-cocks call ; / Minute by minute the live : / The ston's in the midst of all
Too long a sacrifice / Can make a stone of the heart / O When may it suffice ? / That is Heaven's part, our part / To murmur name upon name / As a mother names her child / When sleep at last has come / On limbs that had run wild / What is it but nightfall ? / No, no, not night buth death; / Was it needless death after all ? / For England may keep faith / For all that is done and said / We know their dream : enough / To know they dreamed and are dead ; / And what if excess of love / Bewildered them till they died ? / I write it out in a verse - / MacDonagh and MacBride / And Connolly and Pearse / Now and in time to be / Wherever green is worn / Are changed, changed utterly :/ A terrible beauty is born./
Toerisme provincie Antwerpen gaat sinds 2012 ieder jaar op zoek naar 'De Wandeling van Jaar'. Dit jaar werden er wandelroutes weerhouden in Mechelen, Mol, Niel-Boom, Schilde en Baarle-Hertog. In deze laatste gemeente loopt sinds vorig jaar het 'Dodendraadpad' in het pittoreske gehucht Zondereigen. Een wandelroute die u niet alleen langs een aantal erg geslaagde reconstructies van 'den Draad' voert, maar ook langs een aantal dramatische 'hot spots' uit deze erg beladen tijd. Dit traject werd met de grootste zorg voor de historiciteit van het verhaal uitgewerkt door de lokale heemkring 'Amalia van Solms' en verdient daarom alleen al - naar mijn bescheiden aanvoelen - uw stem. Bij deze lanceer ik dan ook een warme, om niet te zeggen érg warme oproep om Baarle te steunen en uw stem uit te brengen voor deze wandelroute als Antwerpse 'Wandeling van het Jaar '. U kan dit door te surfen naar www.wandelingvanhetjaar.be en er uw stem uit te brengen. Stemmen kan nog tot zondag 16 augustus. En o ja, niets houdt u tegen om deze boeiende wandeling natuurlijk de volgende weken of maanden ook zelf eens uit te stappen.
Opnieuw een gesneuvelde uit Herentals. Op 5 maart 1918 werd grenadier Hubert Leysen (° 1895) bij afweergevechten in de sector Nieuwpoort in de buik geschoten. Hij werd meteen overgebracht naar het militair hospitaal 'l Océan in De Panne, waar hij echter kort na zijn aankomst bezweek. Twee dagen later werd hij begraven op de militaire begraafplaats Duinenhoek in De Panne. In mei '18 startten de soldaten van het kanton Herentals - via hun frontblaadje - een geldinzameling om voor hem een heldenhuldezerk aan te kopen. Deze zerk werd midden juli '18 op zijn graf geplaatst, maar werd in 1925 door de 'Dienst der Militaire Grafsteden' van deze site verwijderd, vernietigd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk. Hubert Leysen was bij het uitbreken van de oorlog vrijgezel en paswerker. Hij ligt nu begraven in graf C - 71 op de BMB De Panne.
Niets beter op een Goede Vrijdag, dan een Goede Vrijdag-verhaal. Op 21 maart 1918 om 07.18 u. vond op de Quai de la Seine in Parijs een geweldige explosie plaats. De verraste Parijzenaars dachten aanvankelijk dat ze vanuit een hoogvliegende Zeppelin gebombardeerd waren, maar al vlug bleek dat ze met een nieuw type van verdragende Duitse belegeringsartillerie waren beschoten. Die eerste dag werden er door het in de bossen van Coucy - le -Chateau opgestelde 'Paris - Geschütz', twintig granaten van 211 mm. met een interval van 15 minuten afgevuurd op de Franse hoofdstad. Dit enorme kanon - een ontwerp van Fritz Rausenberger voor Krupp - had een voor die tijd ongezien bereik van 130 kilometer en veroorzaakte door het direct beschieten van Parijs heel wat opschudding in het geallieerde kamp. In totaal vuurde dit kanon tussen maart en augustus een kleine 350 projectielen af op de Lichtstad met 250 doden en 620 gewonden als gevolg. De zwartste dag was zonder enige twijfel 29 maart '18, Goede Vrijdag, toen een voltreffer van dit geschut het dak van de St. Gervais - et - St. Protaiskerk deed instorten, net toen de Goede Vrijdag-viering was begonnen.... 91 Doden en 68 werden onder het puin vandaan gehaald. Toch één lichtpuntje : Dit drama inspireerde de latere Nobelprijswinnaar Romain Rolland in 1922 voor het schrijven van zijn novelle 'Pierre et Luce'.
In mijn behoorlijk rijke verzameling WO I - memorabilia bevindt zich een gedenkprentje voor een Waalse militair, 'gesneuveld aan de IJzer' die blijkens de tekst op 1 september 1916 'in Hoogstraeten' werd begraven. Als Hoogstratenaar was ik behoorlijk geïntrigeerd toen dit prentje op een bekende veilingsite te koop werd aangeboden want noch in het Hoogstraatse stadsarchief, noch op de begraafplaats is er enig spoor terug te vinden van deze brave man. Ik aarzelde dan ook geen moment om het bidprentje te kunnen bemachtigen want het zou, naar mijn bescheiden mening, nogal 'straf' zijn geweest dat een Belgische militair die aan de IJzer sneuvelde, medio 1916 op een kleine 200 km. van de IJzer, in het bezette gebied, een laatste rustplaats zou hebben gekregen. Daarom ben ik op een goede dag naar Evere getrokken om er in de personeelsarchieven van het Belgisch leger op zoek te gaan naar de oplossing van dit raadsel. Volgens de gegevens va, zijn militaire stamboek gaat het hier om Florent Louis Josephe Bonnesire. Hij werd geboren op 27 februari 1895 in het Luikse Aywaille als oudste zoon in het gezin van Nicolas Joseph Bonnesire en Marie Wuidar. Bij het uitbreken van de oorlog was Florent Bonnesire vrijgezel en landbouwer op de ouderlijke boerderij. Begin december 1914 wist hij het land via Nederland te ontvluchten. Hij nam de boot van Vlissingen naar Folkestone en engageerde zich op 18 december 1914 in het 'Comité Militaire Belge' in Londen als oorlogsvrijwilliger 'voor de duur van de oorlog'. Na een korte basisopleiding in Normandië belandde hij in april '15 met het stamnummer 132/6737 aan het front. Hij werd soldaat 2e klasse in de 2e compagnie van het 1e bataljon in het 2e Regiment Karabiniers, een eenheid die zich al had onderscheiden bij de uitvallen uit Antwerpen en de IJzerslag in 1914. Op 1 september 1916 werd hij - volgens zijn stamboek 'ergens ten oosten van Diksmuide (vermoedelijk bij Kaaskerke) - zwaargewond door een kogel. Hij werd meteen naar het Belgian Field Hospital in Hoogstade gebracht, maar bezweek daar kort na aankomst. Deze karabinier overleed dus in het West-Vlaamse Hoogstade en niet in Hoogstraten. Wellicht zal de drukker in Remouchamps niet al te goed op de hoogte zijn geweest van de geografie van Vlaanderen en Hoogstraten verward hebben met het gelijkklinkende Hoogstade.... Ook de datum van begraving is overigens foutief op het gedachtenisprentje, want die wordt hier verward met de overlijdensdatum. Florent Bonnesire werd op 3 september '16 begraven op de BMB in Hoogstade. Na de oorlog keerde hij terug naar Wallonië Op 4 januari 1922 werd zijn stoffelijk overschot, op vraag van de familie, per trein overgebracht naar zijn geboortedorp, waar hij werd bijgezet in het familiegraf.
Op 1 april - April Fools' Day - 1918 sneuvelde bij Atrecht de Britse dichter en schilder Isaac Rosenberg (1890-1918). Deze zoon van joodse emigranten uit het Balticum was soldaat in het King's Own (Royal Lancaster Regiment) en werd, nadat zijn stoffelijke resten in 1926 werden teruggevonden, bijgezet in een massagraf op de CWGC- site Bailleul Road East Cemetery in St. Laurent-Blagny. De bekende Britse dichteres Elaine Feinstein schreef over hem haar gedicht 'April Fools ' Day':
Does anybody know what it was all for ? / Not Private Rosenberg, short as John Keats. / A nudge from Ezra Pound took him to war, / to sleep on boards, in France, with rotting feet, / writing his poetry by candle ends. / His fellow soldiers always found him odd. / Outsiders do not easily make friends / if they are awkward - with a foreign God.
He should have stayed in Cape Town with his sister. / Did he miss Marsh's breakfasts at Gray's Inn, / or Café Royal ? He longed for the centre / though he was Always shy with Oxbridge toffs - / He lacked the sexy eyes of Mark Gertler - / and his Litvak underlip could put them off. / 'From Stepney East !' as Pound wrote / Harriet Monroe, while sending poems to her.
He died on April Fool's Day on patrol, / beyond the corpses lying in the mud, / carrying up the line a barbed wire roll / - useless against gunfire - with the blood / and flesh of Death in the spring air. / Hiswas the life half lived, if even that, / and the remains of it were never found. we remember / the iron honey gold, his cosmopolitan rat. '
In graf nr 166 op de BMB Hoogstade kreeg Gierlenaar Frans Piedfort (°1892), kanonnier in de 24e Batterij van het 2e Regiment Artillerie een laatste rustplaats. Zijn batterij poogde op 23 april '15 vanuit een vuurstelling bij Lo, de Duitsers te stuitten die met behulp van chloorgas poogden Steenstrate en Lizerne in te nemen. De batterij werd getroffen door Duits tegenvuur en Frans Piedfort
kreeg een shrapnelkogel in zijn rechterdij. Hij werd meteen van het front geëvacueerd, maar bezweek nog diezelfde dag door bloedverlies en shock in het Belgian Field Hospital in Hoogstade.
Piedfort ligt vandaag de dag weliswaar onder een Belgische militaire standaardzerk, maar dit is niet altijd het geval geweest. Bijna 3 jaar na zijn overlijden, werd op zijn graf door zijn streekgenoten een heldenhuldezerk geplaatst. Deze grafzerk werd in 1925 op bevel van het ministerie van Landsverdediging van deze site verwijderd, maar kon van de vernietiging gered worden door tussenkomst van het IJzerbedevaartcomité. Dit stelde deze zerk - samen met nog 15 andere geredde zerken - ten toon in de zgn. 'Orne'-zaal van de IJzertoren. Wellicht werd de zerk van Frans Piedfort vernield bij de bomaanslag op de IJzertoren op 16 maart 1946....
Vandaag, bij uitzondering eens geen te lezen gedicht maar een filmpje waarin de Welshe dichter Steven Francis uit het werk van Hedd Wyn - zie mijn blog van 25 maart - citeert. Gewoon om u een idee te geven van de schoonheid van het Welsh, een bij uitstek dichterlijke taal... Of zoals die andere bekende dichter Brian Harris het schreef in zijn 'In Passing', waarvan een citaat is terug te vinden bij het kleine Hedd Wyn-monumentje bij Hagebos waar de dichter op 31 juli '17 het leven liet:
'To be born in Wales, Not with a silver spoon in your mouth, But, with music in your blood And with poetry in your soul, Is a privilege indeed. '
Vannacht schakelen we weer eens over op het zomeruur. Weinig mensen weten dat het zomeruur voor het eerst in ons land werd ingevoerd tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Duitse bezettende overheid. Deze besliste dat tussen 30 april en 1 oktober de tijd met 1 uur moest vooruit gezet worden. De Belgische bevolking hield voor het overgrote deel - wellicht uit verzet tegen deze - in hun ogen - belachelijke - verordening vast aan de 'oude' Belgische tijdsmeting Honderd jaar geleden werd dit fataal voor Jaak Verstraelen uit Zondereigen. Deze 58-jarige landbouwer werd op 1 september 1915 ter hoogte van de Wittekeiweg in de rug geschoren door een Duitse grenswachter. Hij bezweek drie dagen later aan zijn verwonding. Het verhaal gaat dat Jaak bericht had gekregen dat er in Baarle-Hertog - dat door haar unieke, historisch gegroeride ligging binnen Nederland onbezet was gebleven - een brief was aangekomen van zijn zoon Jan. Jan Verstraelen stond als karabinier aan het IJzerfront, maar had voor het uitbreken van de oorlog een grote hoeve in Wortel uitgebaat. Eén van Jaak Verstraelens andere zonen, Karel had Duitse toestemming om op de weilanden van de familie die op Nederlands grondgebied lagen, te hooien. Er werd afgesproken dat Karel de brief in Baarle zou oppikken en op een vooraf afgesproken uur over de Dodendraad zou gooien. De Duitser die daar patrouilleerde zou in ruil voor wat toegestoken geld de andere kant uitkijken. Zo gezegd, zo gedaan, maar toen Jaak Verstraelen op het afgesproken uur de Sperrzone betrad werd hij gesommeerd halt te houden en toen hij dit weigerde, neergeschoten. Wat was er gebeurd ? Jaak Verstraelen en de Duitser die bij de deal betrokken waren, waren vergeten dat beide met een andere tijdsbepaling werkten. De Duitser waarmee oorspronkelijk onderhandeld was, was intussen afgelost en vervangen door een grenswachter die niks van de afspraak wist... Het resultaat van dit niet vasthouden aan de zomertijd kostte Jaak Verstraelen het leven. Deze vader van tien kinderen ligt vandaag begraven op de kleine begraafplaats van Zondereigen op de plaats waar nu het monument voor de oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog staat.
In het voorjaar van 1915 werden tal van maatregelen getroffen die het grensverkeer tussen België en het neutrale Nederland bemoeilijkten. Voor 1 categorie van Belgische burgers werd het quasi onmogelijk om nog de grens over te gaan, nl. de weerbare mannen, zijnde al de mannelijke Belgen tussen de 16 en 45 jaar. In december '14 waren er naar schatting een kleine 5000 jongemannen via Nederland in geslaagd om het Belgisch leger te vervoegen. In januari '15 hadden er 6400 de biezen richting Noorden genomen.... De hoogste Duitse bezettingsautoriteiten konden dit natuurlijk niet tolereren en op 26 januari '15 vaardigde generaloberst Freiherr von Bissing volgende proclamatie uit:
In den laatsten tijd hebben dikwijls weerbare
personen getracht heimelijk de Hollandsche grens te overschrijden, om zich bij
het vijandelijke leger te vervoegen. Ik verorden daarom het volgende:
Alle gunsten, die in het verkeer op de grens naar
Holland toegestaan zijn, worden voor weerbare Belgen geschorst.
De Belgen, die tegen het verbod trachten de grens van
Holland te overschrijden, stellen zich bloot aan het gevaar door de grensposten
doodgeschoten te worden. Zij worden, indien zij gegrepen worden, gestraft en
als krijgsgevangenen naar Duitschalnd gevoerd.
Wie de verboden overschrijding der grens naar Holland
eens weerbaren Belgen vordert of begunstigt, wordt volgens de oorlogswetten
behandeld. Dit geldt ook voor de familieleden van den weerbaren Belg, die deze
niet hinderen tot zulke grensoverschrijding.
In den zin dezer verordening gelden als weerbare mannen
alle mannelijke Belgen in den ouderdom van het verloopen 16e tot 45e
levensjaar.
Eind januari, begin februari '15 werden de grenstroepen in de Noorderkempen nog gevoelig versterkt met bereden en gemotoriseerde eenheden. De cavaleristen - meestal van bereden Landwehr-eenheden - doorkruisten het Grenzgebiet, terwijl de fiets- en autopatrouilles de hoofdwegen in het grensgebied controleerden. In de Noorderkempen ging het concreet om de verbindingen tussen Hoogstraten en Loenhout, Rijkevorsel en Merksplas. Minstens vijfmaal per dag, werd er op onregelmatige tijdstippen patrouille gereden op deze wegen. Een bijkomende moeilijkheid om vanuit het binnenland naar het kanton Hoogstraten te trekken, was het virtueel afsperren van de bruggen over het kanaal Dessel - Schoten. Dit kanaal vormde een fysieke grens tussen de gemeenten van de Noorderkempen en de rest van het land. Een speciale Kanaalwacht werd in het begin van de maand maart '15 in Rijkevorsel geïnstalleerd om het verkeer op en aan het kanaal te controleren. Op de bijgaande foto (KLIK VOOR EEN VERGROTING), die in april '15 werd gemaakt ziet u dit commando, inclusief uit de kluiten gewassen politiehond, poseren voor het Hof Ter Looi in St. Jozef-Rijkevorsel, waar de staf van deze eenheid was ondergebracht.
Het kanaal in kwestie zou trouwens ook tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw als buffer fungeren. Toen in het begin van september '44 zowat heel het land bevrijd werd, verschanste het Duitse leger zich achter het kanaal en duurde het bijna 2 maanden, vooraleer na zware gevechten, wekenlange beschietingen, de gemeenten van het kanton Hoogstraten als laatsten in het land konden ingenomen worden door de geallieerde troepen...
In het raam van de herdenking van de 100e verjaardag van het begin van de Tweede Slag om Ieper houdt op 1 april om 20.00 u. de lokale historicus Robert Missinne een lezing over de eerste grootschalige gifgasaanval aan het Westelijke front. Deze aanval vond op 22 april 1915 plaats op de lijn Steenstrate - Bikschote - Langemark - St. Juliaan. Het massaal inzetten van chloorgas als wapen was een nieuwe, duistere mijlpaal in de ontwikkeling van de moderne oorlogvoering en de zoveelste escalatie in de geweldspiraal van de Eerste Wereldoorlog.
De lezing vindt plaats in de raadzaal van het gemeentehuis van Langemark-Poelkapelle en is GRATIS. Het is evenwel aangeraden om op voorhand in te schrijven op het volgende E-postadres:
Eind maart 1915 waren de Duitse troepen in het kanton Hoogstraten zo goed als klaar met het afsluiten van de rijksgrens met neutraal Nederland. Al in de kerstweek, in december '14 waren de eerste maatregelen genomen om het grensverkeer met onze noorderburen beter te kunnen controleren. Hiervoor werd in eerste instantie, op bevel van generaal von Weller, de militaire gouverneur van Antwerpen, een groot aantal doorgangswegen met Nederland afgesloten. Bij het beperkte aantal grensdoorgangen dat open bleef werd een grenspassage bemoeilijkt door de nog voor het jaareinde aangebrachte slagbomen en/of Friese ruiters en de permanente bewaking door controleposten. Het Gouvernement - Generaal besliste in diezelfde periode een 'Grenzgebiet' in te stellen. Dit was een ongeveer drie kilometer brede zone langs de Belgisch - Nederlandse grens waarbinnen strengere controles schering en inslag waren en de burgers zich niet vrij konden verplaatsen. Op de meeste plaatsen langs de grens, bv. in de Noorderkempen, werd in het Grenzgebiet, vlak voor de eigenlijke grens nog een duidelijk zichtbare Grenstreiffe ingesteld, die tot een halve kilometer breed kon zijn. De toegang tot deze strook werd verboden voor alle burgers, met uitzondering van de landbouwers die hier grond hadden liggen of de weinige bewoners die toelating hadden gekregen om in deze zone te blijven wonen. De grens zelf werd in het kanton Hoogstraten tussen januari en maart '15 afgespannen met een bijna 3 meter hoge prikkeldraadversperring die u op de bijgaande foto die in '15 in Meerle aan de grens werd genomen duidelijk achter de voor inspectie opgestelde Duitsers ziet. De rollen prikkeldraad waren door Duitse pioniers in de tweede week van januari in het station van Turnhout opgehaald en verdeeld over de verschillende grenslocaties. Het benodigde hout werd, wat het kanton Hoogstraten betreft, vooral gekapt op de Aard in Minderhout, Heerle en de bossen van het Zwart Goor in Merksplas. Langsheen de versperring werd dag en nacht gepatrouilleerd en werden gewapende schildwachten uitgezet die het consigne hadden gekregen om na een onbeantwoorde sommatie, meteen het vuur te openen. Alsof dit niet volstond werden hier en daar ook mijnen gelegd... Drastische maatregelen die echter maar het voorspel waren voor het meest ingrijpende wapen dat de Duitsers vanaf de zomer van '15 zouden inzetten, nl. de infame Dodendraad, de dodelijke, onder hoogspanning staande grensafsluiting.
Snuisterend in mijn archieven vond ik vanmorgen nog dit merkwaardige document dat betrekking heeft op de gedode brievensmokkelaar Jan Van Hemeldonck (zie mijn blog van 22 maart jongstleden). Het is een aangifte die het gemeentebestuur van Rijkevorsel in het voorjaar van 1919 deed bij de Antwerpse provinciegriffier met betrekking tot door de Duitsers terechtgestelde inwoners. Voor alle duidelijkheid nog dit: op het ogenblik dat Jan Van Hemeldonck op die bewuste 22e maart '15 achter de watermolen werd neergeschoten was hij niet bezig met het smokkelen van brieven. Die bewuste dag had hij net twee Franse oorlogsvrijwilligers de rijksgrens overgebracht. Mogelijk waren het ontsnapte Franse krijgsgevangenen die via het neutrale Nederland terug het leger wilden vervoegen. Van Hemeldonck werd hierbij betrapt en zette het op een lopen. Achternagezeten door een Duitse grensbewaker weigerde hij halt te houden, waarop deze het vuur opende met dodelijke gevolgen...
KIJKTIP - YR YSGWRN VEILIGGESTELD VOOR DE TOEKOMST
Op 31 juli 1917, kort voor 4 uur in de ochtend trok Private Ellis Humphrey Evans, samen met zijn kameraden van het 15e Bataljon Royal Welch Fusiliers (RWF) in de stromende regen op naar de hoogte van Pilkem. Hoogte, die ze ondanks het zware Duitse mitrailleur- en artillerievuur, zonder noemenswaardige problemen wisten te veroveren. De Welshmen rukten vervolgens op naar het strategisch belangrijke kruispunt bij Hagebos, maar hier eindigde de opmars voor Private Evans. Omstreeks 11.00 u. werd hij zwaargewond door granaatscherven in de buikstreek en rug. Hij werd nog in een ruïne van een woning bij Hagebos - waar een verbandpost was - binnengedragen, maar bezweek kort nadien aan zijn verwondingen. Hij was één van de 14 mannen van het 15e RWF die op die dag het leven lieten bij Pilkem. Uit de officiële verliescijfers blijkt dat de Welshe 38th Division (waar het 15e BN RWF toe behoorde) en de samen met hen opererende Welsh Guards op 31 juli '17 niet minder dan 327 gesneuvelden en meer dan 1000 gewonden telde. Dat uitgerekend hier bij Hagebos vorig jaar een nationaal gedenkteken met een dreigende 'Y Ddrag Goch'- Rode Draak voor de Welshe slachtoffers van de Grote Oorlog werd opgericht is dan ook geen toeval. Maar het heeft natuurlijk ook veel te maken met die ene Private Ellis Evans, want in Wales is hij niet minder dan een stuk van het nationale culturele erfgoed. Ellis Evans, wiens 'nom de plume' Hedd Wyn was, is wellicht de bekendste dichter van het land. Als posthume winnaar van de nationale bardenwedstrijd Eisteddfod kreeg hij een quasi legendarische faam, die tot op de dag van vandaag voortleeft en weinig Welshmen die Ieper bezoeken, zullen nalaten om zijn graf op het nabijgelegen Artillery Wood Cemetery te bezoeken...
Een paar maanden geleden raakte bekend dat er tussen Gerald Evans, de hoogbejaarde laatste bewoner van Hedd Wyn's woonhuis 'Yr Ysgwrn' en de Heritage Lottery Fund een overeenkomst werd gesloten om de hele historische site in het Noord-Welshe Trawsfynydd over te dragen aan dit fonds. Evans, die als zoon van Hedd Wyn's zuster Ann een volbloed neef van de dichter is, deed dit natuurlijk niet voor niets. Op haar beurt zal dit erfgoedfonds aanzienlijke bedragen spenderen aan het restaureren, conserveren en ontsluiten van deze historische site die in de loop der jaren is uitgegroeid tot een soort van Welsh nationaal bedevaartsoord. In het bijgevoegde filmpje over de 'redding' van deze site kan u trouwens ook een glimp opvangen van de schitterende zetel die Hedd Wyn had toegekomen als winnaar van de nationale Eisteddfod. Weinigen weten dat deze 'Zwarte zetel' gemaakt werd door een Vlaming. hij is van de hand van de Mechelse meubelmaker Eugeen Vanfleteren (1880-1950) die in 1914 de Dijlestad ontvlucht was en zich in Birkenhead gevestigd had. De prachtig uitgesneden zetel werd na de Eisteddfod overgebracht naar Trawsfynydd. Op een met zwart rouwvelours overdekte kar, getrokken door zes paarden, kwam de zetel in Ys Ysgwrn aan, waar hij tot op de dag vandaag tentoongesteld wordt.
Een ontroerend eerbetoon door Alan Brydon aan de 'Pipers of the Great War' - de doedelzakspelers die in de regen van staal en staal en vuur, het moraal van de Schotse troepen in de modderige hel van 'Flanders Fields' opkrikten...
Aan de Zonnebeekseweg in Ieper ligt de Franse militaire begraafplaats van St. Charles de Potyze als een tastbare herinnering aan de naar schatting 50.000 Franse militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven lieten in Vlaanderens velden. Deze begraafplaats ontstond in de late herfst van 1914, toen Franse troepen het nabijgelegen - en nu verdwenen - schooltje dat verbonden was aan het Ieperse St. Jozefsinstituut als medische hulppost begonnen te gebruiken. Deze symmetrisch aangelegde site wordt achteraan gedomineerd door een op een verhoog gemonteerde obelisk die een aantal Franse eenheden herdenkt die tijdens 'la Grande Guerre' in Vlaanderen werden ingezet. Naast dit monument bevindt zich een massagraf. Op deze plek achteraan de begraafplaats worden overigens tot op de dag van vandaag nog de stoffelijke resten van Franse militairen bijgezet die bv. bij graafwerken of archeologische prospectie in de regio worden gevonden. Volgens de meest recente gegevens zouden hier op dit ogenblik 4209 gesneuvelde Fransen begraven liggen, waarvan er 762 als onbekenden werden begraven. In het massagraf zouden momenteel 616 niet geïdentificeerde Franse gesneuvelden begraven liggen, of 7 meer dan vermeldt worden op de gedenkplaten... De aanwezigheid van zoveel onbekenden heeft veel te maken met het feit dat deze begraafplaats, die vrijwel heel de oorlog in gebruik is geweest, herhaaldelijk het doelwit was van artilleriebeschietingen, waardoor veel graven beschadigd werden of verdwenen zijn. Vanaf 1919 fungeerde deze site ook als verzamelbegraafplaats als gevolg van de ruimingen van kleinere sites en van veldgraven. Links van de toegang tot deze begraafplaats bevindt zich een opvallende 'calvaire' die veel gelijkenissen vertoont met de klassieke Bretoense calvariebergen. Dit is geen toeval want dit gedenkkruis is van de hand van de bekende Bretoense beeldhouwer Jean Fréour (1919-2010), één van de prominentste leden van de Keltisch geïnspireerde Bretoense multidisciplinaire kunstbeweging 'Seiz Breur'. Deze artistieke beweging heeft een belangrijke rol gespeeld in het Bretoense identitaire reveil tijdens het interbellum.
Vandaag, dag op dag precies 100 jaar geleden werd achter de watermolen van Hoogstraten, de 31-jarige brievensmokkelaar Jan Jozef Van Hemeldonck doodgeschoten door een alerte Duitse soldaat van de grensbewakingstroepen. Fel bloedend werd 'Jan Stoffels' zoals hij in de volksmond genoemd werd, met een opgevorderde kruiwagen naar het Gasthuis van Hoogstraten gevoerd, waar de inderhaast toegesnelde Dr. Stryckers enkel nog zijn overlijden kon vaststellen. Jan Van Hemeldonck was een zoon van Christophorus Van Hemeldonck en Adriana Mertens en was op 27 oktober 1883 in Wortel geboren. Op het ogenblik van zijn overlijden woonde hij in Rijkevorsel, waar hij later ook werd herbegraven. In 1919 werd hem bij K.B. postuum het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold I mét gouden streep toegekend als ' erkenning van de diensten tijdens de bezetting aan 't land bewezen, alsmede de toewijding waarvan hij tijdens de oorlog blijk gaf. Hij is ten gevolge van aan de grens opgelopen verwondingen gestorven'. Zo specifieerde het Staatsblad op 18.07.1919. Jan Van Hemeldonck was één van de minstens 29 dodelijke slachtoffers die tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen aan de grens van Hoogstraten met Nederland. Of hoe de oorlog op bijna 200 km. van het front ook bloederig kon zijn... Een té lang vergeten donkere bladzijde uit het Boek van de Grote Oorlog....
In 2012 verscheen het boek 'Heldengräber - Aus meinem Soldaten- und Kriegsleben im 1 Weltkrieg', een bewerkte uitgave van de oorlogsdagboeken van Gottfried Rinker (1891-1974). Rinker werd op 3 augustus '14 gemobiliseerd en trok met het Infanterieregiment nr. 120 Noord Frankrijk binnen. Hij werd vrij vlug bevorderd tot luitenant en onderscheidde zich in de Argonnen en bij Ieper, waar hij in 1916 streed bij de 'Doppelhöhe 60'. Eind oktober '16 vertrok hij als compagniecommandant met het IR nr. 122 naar het Oostfront waar hij de rest van de oorlog doorbracht. Rinker hield niet alleen een behoorlijk interessant dagboek bij; maar schreef ook af en toe gedichten. Vandaag wil ik u zeker het slot niet onthouden van zijn satirische 'DieOrdensverteilung' waarin hij als ervaren frontofficier de draak stak met de 'Etappeschweinen', officieren die nooit in de eerste lijn te zien waren, maar die wél vooraan stonden bij het uitdelen van de medailles...
Wenn ich mal später so Einen sehe, mit leerem Knopfloch in meiner Nähe, dann ist die Wahrscheinlichkeit sicher vorhanden, der hat immer nahe am Feinde gestanden. Doch wenn mir mal dann einer käme, bei dem es die halbe Brust einnähme, dann denk ich: der hat es gut gekonnt, der war doch sicher hinter der Front. Treff ich aber einen, der hat wie toll, die ganze Brust und den Bauch noch voll, dann ist es mir ganz sonnenklar, dass er im Kriege weit hinten war.
Moral: Vorne kommt der Kugelregen, hinten aber der Ordenssegen!
Zijn achterkleinzoon heeft een erg lezenwaardige webstek over zijn overgrootvader in elkaar gestoken, waar u ook alle info m.b.t. de uitgave van zijn oorlogsdagboeken terug kan vinden:
In 2008 was het schilderachtige polderdorpje Stuivekenskerke één van de drie Westvlaamse finalisten voor de wedstrijd 'Het mooiste dorp van Vlaanderen'. Een eeuw geleden was deze plaats héél wat minder pittoresk. Deze twee Duitse foto's werden wellicht 100 jaar geleden, in het kille voorjaar van 1915 gemaakt. Stuivekenskerke was toen al enkele maanden in Duitse handen want op 23 oktober 1914 hadden de Belgische troepen, na enkele dagen van zware afweergevechten, het dorp ontruimd. Door het onder water zetten van de IJzervlakte kwam het als het ware in het niemandsland te liggen en werd het ook gescheiden van Oud-Stuivekenskerke, dat door de Belgische troepen zou uitgebouwd worden tot de defensieve observatiestelling 'Grande Garde Sud'. De Duitsers bouwden op hun beurt de dorpskern van Stuivekenskerke uit tot een al even geducht bolwerk met loopgrachten en vuurstellingen, ondersteund door voorposten die geïnstalleerd werden in de kloosterhoeve 'Viconia' en een paar hogergelegen boerderijen die als kleine eilandjes in het wassende water lagen en die heel wat verliezen aan Belgische zijde zouden maken. Bijna vier jaar lang zou hier een dodelijk kat- en muisspel worden gespeeld, want de laatste Duitse troepen verlieten pas op 16 oktober '18 het totaal aan gort geschoten dorp....