Niet minder dan drie jongemannen met wortels in het Hoogstraatse overleefden in de zomer van 1914 de zware afweergevechten rond Namen niet. Vandaag graag even uw aandacht voor de 23-jarige Frans Antoon Swaenen uit Meer, soldaat in het 8e Linieregiment. Hij was de jongste zoon van de weduwe Maria Swaenen - Tax en had tot het ogenblik van de mobilisatie, als knecht gewerkt op de hoeve van Jaak Pluym op Eindmeer. Volgens een - naoorlogse - verklaring van luitenant Gorremans, vaandrigvan het 8e Linieregiment, werd Swaenen op 20 augustus '14 ernstig gewond bij een verkenning bij het fort van Emines. De patrouille werd aangevoerd door eerste sergeant Baeck en bestond verder uit korporaal Maréchal en de soldaten De Corte en Swaenen. Blijkbaar waren de Duitsers al verder gevorderd dan aangenomen want rond de middag werd het groepje vanuit een bos onder vuur genomen. Korporaal Maréchal, een 20-jarige beroepsvrijwilliger uit Maaseik, werd op slag gedood en Frans Swaenen werd ernstig gewond. Over wat er daarna precies met Swaenen gebeurd is, tast ik tot op de dag van vandaag in het duister. Men mag in dit verband natuurlijk niet vergeten dat het rond de vesting Namen tot harde en uitermate verwarrende gevechten kwam. Er werden dan ook overal in de bossen en velden lijken gevonden die veelal ter plaatse in een haastig gedolven veldgraf werden begraven. Toen men overging tot het herbegraven op begraafplaatsen, zoals de BMB Champion, gingen vaak nog heel wat persoonlijke gegevens, zoals identificatiepapieren verloren. In Namen zélf gingen overigens ook heel wat gegevens verloren toen bij de Duitse intocht het stadhuis in vlammen opging. De gegevens van de burgerlijke stand moesten dan ook helemaal opnieuw worden opgesteld. Dit alles leidt ertoe dat er i.v.m. het overlijden van Frans Swaenen nogal wat onduidelijkheden zijn blijven bestaan. Oud-burgemeester Fons Sprangers voerde decennia later een uitgebreide correspondentie met de bevoegde autoriteiten over Swaenens lot en ook hij stuitte op allerlei tegenstrijdigheden. Volgens het schrijven van luitenant Gorremans maakte Swaenen op het ogenblik dat hij gewond werd, deel uit van de 4e compagnie, 2e bataljon van het 28e Linieregiment. Dit regiment was bij de mobilisatie ontstaan door ontdubbeling van het 8e Linieregiment. Luitenant Gorremans schreef dat de zwaargewonde soldaat wellicht nog diezelfde dag naar Namen werd overgebracht waar hij waarschijnlijk op 26 augustus zou zijn overleden. In zijn militaire stamboekdossier staat eveneens het 28e Linieregiment aangegeven, maar werd 23 augustus als sterfdatum opgenomen. Dit laatste wordt bevestigd door de burgerlijke stand in Namen waar Frans Swaenen geregistreerd staat als 'gevallen voor België op 23 augustus 1914'. In 1926 werd zijn eenheidsaanduiding echter veranderd van het 28e naar het 8e Linieregiment. Als Swaenen daadwerkelijk in Namen zou bezweken zijn aan zijn verwondingen dan werd hij op een van de stedelijke begraafplaatsen te Belgrade of St.-Gervais begraven, maar ik heb er geen spoor teruggevonden van zijn graf. Ik ga er dan ook van uit dat hij - conform een bijna onleesbare nota op zijn begrafenisfiche - begraven werd in een veldgraf rechts naast de weg Bouge-Bonnines. Dit graf droeg als opschrift een onleesbaar geworden naam en de vermelding 'Meir'. Dit veldgraf werd in november '21 en de niet - identificeerbare stoffelijke resten werden in een naamloos graf bijgezet op de BMB van Champion. Wellicht rust Frans Swaenen daar tot op de dag van vandaag tussen de vele onbekenden....
Iedereen die de laatste weken over de Noorderring naar Ieper reed kon er niet naast: er worden grote rioleringswerken uitgevoerd ter hoogte van Wieltje. Een paar dagen geleden raakte bekend dat al in oktober op deze site op vraag van de stad Ieper voorafgaand archeologisch onderzoek was verricht en men wellicht restanten heeft gevonden van wat waarschijnlijk ooit de Britse loopgraaf 'Monmouth / Admiral's Trench' uit de nazomer van '16 is geweest. Al sluiten de onderzoekers niet uit dat het mogelijk om een oudere loopgraaf kan gaan. Men mag in deze context immers niet vergeten dat ook in de lente van '15, tijdens de Tweede Slag om Ieper, dit gebied de inzet vormde van zware gevechten. Bij het archeologisch onderzoek werden buitengewoon goed bewaard gebleven artefacten, gaande van een paar A-frames voor de afwatering, over 4 Lee Enfieldgeweren tot medisch materiaal, gevonden. De belangrijkste vondst was ongetwijfeld de toegang tot een zgn. 'Deep Dugout', een ondergrondse schuilplaats, die in mei '17 door de Britse sappers was uitgegraven.
Raymond Becquet werd op 15 mei 1893 in Herentals geboren. Als milicien van de klas 1914 werd hij op 21 september '14 opgeroepen voor militaire dienst en vervoegde hij het leger in Antwerpen, waar hij als soldaat 2e Klasse werd ingelijfd in het 7e Linieregiment. Hij maakte de volgende jaren deel uit van deze eenheid tot hij eind 1917 muteerde naar het 17e Linieregiment waar hij terecht kwam in de 3e compagnie. Raymond Becquet werd op 27maart '18, in de sector Ramskapelle, ernstig gekwetst door granaatscherven. Hij werd meteen naar het hospitaal ' 'l Océan ' in De Panne geëvacueerd, maar bezweek daar de volgende dag om 7 uur 's morgens aan de opgelopen verwondingen. Twee dagen later werd hij begraven op de BMB Duinenhoek in De Panne (graf D-17) en enkele weken later werd zijn simpele houten grafkruis vervangen door een heldenhuldezerk die was aangekocht door de mannen van zijn compagnie. In 1925 werd deze zerk op bevel van de Dienst der Militaire Grafsteden van deze site verwijderd, vernietigd en vervangen door een arduinen Belgische militaire standaardzerk.
Twee uitzonderlijk fraaie kiekjes van het dorpscentrum van Zonnebeke die vermoedelijk werden gemaakt in januari 1916. Ze zijn afkomstig uit het album van een officier van het Würtembergische Infanterie Regiment nr. 125. Deze eenheid was eind '15 van het Oostfront naar Vlaanderen gestuurd, waar het vanaf 30 december '15 tot juli '16 dienst deed voor Ieper en er onder meer deelnam aan een offensieve actie tegen Hill 60. Op 30 juli '16 werd het regiment naar de Somme gestuurd waar het zware verliezen leed bij de felle afweergevechten rond Ginchy.
Een paar dagen geleden heb op een bekende internationale veilingsite een dertigtal foto's kunnen bemachtigen uit het album van een onderofficier van het Duitse Reserve-Feldartillerie-Regiment nr. 3. Dit regiment was ingedeeld bij de Ve Reserve-Division en stond vanaf het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog tot begin '17 aan het Oostfront. In '17 kwam het RFAR nr. 3 in Vlaanderen terecht en blijkens de foto's werden de mannen van deze batterij onder meer ingezet bij Beerst en later, tijdens de Flandernslacht bij Langemark en Passendale. Vandaag twee unieke foto's van Westrozebeke - een belangrijk Duits logistiek steunpunt, net achter de frontlijn - in het late voorjaar van 1917, net voor de grote verwoesting in de zomer en herfst van datzelfde jaar...
In de rubriek 'Minder bekend' wil ik u graag laten kennismaken met de vele 'minder populaire' slagveldsites in ons land. Plaatsen als de Dodengang, IJzertoren, Menenpoort of Tyne Cot heeft iedereen die een beetje voeling heeft met de Eerste Wereldoorlog wellicht ooit al bezocht, maar er zijn nog tientallen, heel wat minder bezochte sites, die boeiend genoeg zijn om ontdekt te worden. Eén van deze plaatsen is de CWGC-begraafplaats 'Irish House' aan de Savaartlindestraat in de gemeente Heuvelland. Via een 200 meter lang graspaadje kan men deze ietwat afgelegen begraafplaats bereiken. Ze werd in het begin van juni '17 aangelegd door mannen van de 16th (Irish) Division, een eenheid die was ontstaan door de inbreng van - gematigde - Ierse nationalisten die door hun militaire inzet hoopten zelfbestuur voor Ierland af te dwingen. Deze kleine begraafplaats - naar een ontwerp van W.H. Cowlishaw - telt 117 graven, waarvan 40 niet - geïdentificeerde. Het grootste aantal van deze ongeïdentificeerde gesneuvelden kwamen uit een massagraf dat 33 officieren en manschappen van het 1st Gordon Highlanders telde die in december '14 in Wijtschate waren omgekomen en die in juni "17 op deze site werden herbegraven door het 11th. Royal Irish Rifles. Onder 1 grafsteen achteraan op deze begraafplaats liggen ook nog 4 onbekende Duitsers begraven.
Vandaag exact 100 jaar geleden sneuvelde Merksplassenaar Karel Van Gossum bij de zware afweergevechten rond Ramskapelle. Karel Van Gossim was op 30 april 1890 in Elsene geboren. Op jonge leeftijd verhuisde hij met zijn ouders naar Merksplas - Kolonie waar zijn vader een kaderfunctie had gekregen. In 1910 vervulde hij zijn legerdienst en huwde nadien met zijn dorpsgenote Adriana Emma Langers (1888-1976). Op 31 juli werd hij gemobiliseerd en vervoegde meteen in Antwerpen als soldaat de 7e cie, 2/3 van het 5e Linieregiment. Hij kreeg zijn vuurdoop van 10 tot 12 september '14 bij de gevechten rond Rotselaar waar zijn regiment meer dan 200 gesneuvelden telde... Tijdens de IJzerslag onderscheidde het 5e Linieregiment zich bij Lombardsijde en Ramskapelle. Het was in dit laatste dorp dat hij op 23 november '14 het leven liet. Hij werd begraven in een geïmproviseerd veldgraf bij een hoeve op ongeveer 1 km. van het dorpscentrum. Na de oorlog werd hij vermoedelijk als onbekende herbegraven op de militaire begraafplaats van Ramskapelle.
Op 8 mei 1915, in de eindfase van wat later bekend zou staan als de 'Tweede Slag om Ieper', sneuvelde de 28- jarige Walter Scott Stuart Lyon, een luitenant in het 9e bataljon Royal Scots. Lyon was op 1 oktober 1886 op het landgoed Tantallon Lodge in North Berwick bij Edinburgh geboren. Zijn ouders, Schotse regionalisten, gaven hem bewust Walter Scott als voornaam als verwijzing naar de grootste Schotse schrijver. Walter Lyons groeide op met zijn vier broers, waarvan er niet minder dan drie tijdens WO I zouden sneuvelen. In 1905 begon hij klassieke filologie te studeren aan het prestigieuze Balliol College in Oxford. Vier jaar later startte hij rechtenstudies in Edinburgh om zich in 1912 als advocaat in te schrijven aan de Schotse balie. In datzelfde jaar was aangesteld tot luitenant in het reserve-officierenkorps van het 9e Royal Scots. Toen hij zich in 1909 opnieuw in Edinburgh had gevestigd was hij al als vrijwilliger tot deze eenheid toegetreden. Bij het uitbreken van de oorlog werd als dienst doende kapitein toegevoegd tot de zgn. 'Lothian Brigade' in een staffunctie. In februari '15 werd hij echter met zijn oude bataljon naar het front bij Ieper gestuurd waar hij in stellingen bij Glencorse Wood, tussen Polygon en het Hooge, terecht kwam. Het was in de bunker 'Mon Privilège ' dat hij in de week na Pasen, in de nacht van 9 op 10 april '15 om precies te zijn, zijn gedicht 'Easter at Ypres' schreef. De volgende dag schreef hij, mogelijk op dezelfde locatie 'Lines written in a Fire Trench'. Op 16 april vloeide, zoals hijzelf meticuleus noteerde 'tussen 3 en 4 's morgens 'On a Grave in a Trench' uit zijn pen. Zijn laatste, naamloze gekende gedicht dat begint met de regel 'I tracked a Dead Man Down a Trench' schreef Lyon in de nacht van 19 op 20 april. Op 22 april lanceerden de Duitsers de eerste grootschalige chloorgasaanval op het Westelijke front. Lyons' bataljon was rechtstreeks betrokken bij het afstoppen van deze Duitse doorbraakpoging en bijgevolg zal er wel geen tijd zijn geweest voor veel poëtische beschouwingen. In de geschiedenis van de Royal Scots staat het volgende te lezen over Lyon op 23 april: ''C'-compagnie werd opgehouden achter een dikke haag die ondoordringbaar was geworden door de dicht ineengevlochten rollen prikkeldraad in de struiken. Luitenant Lyon, die had opgemerkt hoeveel moeite het de mannen kostte om door de haag te geraken, stond koeltjes op, nam zijn draadschaar uit zijn zak, en begon kalmweg, terwijl hij het doelwit werd van verschillende machinegeweren, gaten in de versperring te knippen. Zonder overhaasting kweet hij zich ondanks het vijandelijke vuur van zijn taak...' Iets verder in het boek over de Royal Scots is over 8 mei het volgende te lezen: 'De storm brak opnieuw los. Onze loopgraven ten noorden van de Meenseweg werden blootgesteld aan een vreselijk en verduiveld accuraat bombardement dat borstweringen opblies en hele secties van de verdedigers vernietigde. Ten zuiden van de Meenseweg was het bombardement niet zo intensief, maar toch vielen er verschillende slachtoffers in het 9e Royal Scots. Luitenant W.S.S. Lyon die zichzelf onderscheiden had door zijn koele durf op 23 april, was een van hen'. Walter Lyon werd op slag gedood door granaatscherven in een loopgraaf bij Potijze Wood op een kleine 200 meter van de frontlijn. Hij was wellicht de eerste advocaat van de Schotse Balie die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelde. Zijn inderhaast gedolven veldgraf werd na de oorlog niet teruggevonden en daarom wordt hij vandaag herdacht op paneel 11 van de Menenpoort in Ieper.
Ongeveer een half jaar nadat hij sneuvelde werden zijn gedichten door zijn vader uitgegeven in het bundeltje 'Easter at Ypres and other Poems'. Hier volgt zijn laatste gedicht:
'I tracked a dead man down a trench / I knew not he was dead / They told me he had gone that way / And there his foot-marks led /
The trench was long and close and curved / It seemed without an end / And as I threated each new bay / I thought to see my friend /
At last I saw his back. He crouched / As still as still could be / And when I called his name aloud / He did not answer me /
The floor-way of the trench was wet / Where he was crouching dead / The water of the pool was brown / And round him it was red /
I stole up softly where he stayed / With head hung down all slack / And on his shoulders laid my hands / And drew him gently back
And then, as I guessed, I saw / His head, and how the crown - / I saw then why he crouched so still /And why his head hung down.'
De verwoesting van de Ieperse Lakenhalle, inspireerde kunstenaar Joe English (1882-1918) tot 'Vlamingen, gedenkt Ieper', één van zijn sterkste oorlogstekeningen.De fijnbesnaarde English was tot in het diepste van zijn vezels geraakt door de zinloze vernietiging van het Vlaamse erfgoed.
Vandaag precies honderd jaar geleden begon de Duitse artillerie met de systematische beschieting van de Ieperse binnenstad. Eén van de eerste slachtoffers was de laat - middeleeuwse Lakenhalle. Eén van de fraaiste architecturale symbolen van de gemeentelijke autonomie in de Nederlanden. Drie unieke foto's die op 22 november 1914 werden gemaakt illustreren hoe de stad Ieper een langzame maar zekere dood begon te sterven....
Naast mijn database over de gesneuvelden die onder een heldenhuldezerk werden begraven heb ik ook nog een bestand aangelegd met tientallen oudstrijders die na hun overlijden begraven werden onder een heldenhuldezerk. Stilaan groeit de belangstelling voor dit vergeten stukje funerair erfgoed, getuige de recente restauraties van de heldenhuldezerken van Nand Geerts op de begraafplaats Silsburg in Antwerpen en van de zerk van gewezen luitenant Jozef Van Dingenen in Kortenberg. In Meerle staat al 80 jaar net achter het oorlogsmonument een heldenhuldezerk voor oorlogsveteraan Johannes Franciscus Snijders (1877-1933). Deze zerk werd opgericht door de lokale VOS-afdeling en draagt daarom onderaan ook het logo van deze oudstrijdersorganisatie. De kruiskop van dit grafmonument werd jaren geleden al gebroken, maar niemand vindt het blijkbaar nodig dit te herstellen. Dit graf komt zelfs niet voor op de gemeentelijke lijst van waardevol funerair erfgoed. Onbegrijpelijk wanneer men weet dat de heldenhuldezerken als dusdanig, door een besluit van de Vlaamse regering, al sinds 5 december 2003 beschermd worden als roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang...
Hoe de tijden kunnen veranderen: De honderden Bretoense marine-fuseliers die in de herfst en winter van 1914 bij de verdediging van het bruggenhoofd Diksmuide en later bij Sint-Joris en Nieuwpoort sneuvelden waren opgegroeid in scholen waar in elke klas een affiche hing met volgende tekst: 'Het is verboden Bretoens te spreken of op de grond te spuwen'.... Hun eeuwenoude taal was door de Franse staat quasi verboden en verbannen uit het publieke leven. Net als de Vlamingen werden ze als tweederangsburgers en dus ook als kanonnenvlees behandeld. Honderd jaar later, op 3 maart 2014 zong Nolwenn Leroy, staande voor het muziekkorps van de Garde Républicaine, in een volgepakt 'Stade de France' in de Parijse voorstad St. Denis en voor miljoenen TV-kijkers het officieuze volkslied van Bretagne 'Bro gozh ma zadou', het 'Oude land van mijn vaderen'. Of hoe het kan verkeren....
Vandaag vraag ik even uw aandacht voor de enige militair uit mijn geboortestad die onder een heldenhuldezerk werd begraven. Op 19 december 1915 sneuvelde in de 'Tranchée du Kasbah' in Kaaskerke, de Meerlese oorlogsvrijwilliger en brancardier Frans Braspenning (broeder Anselmus van de Orde van O.L.Vrouw van Barmhartigheid). Deze 35-jarige kloosterling diende in de 4e compagnie van het 4e bataljon van het 8e Linieregiment. Bij een gedurfde reddingsoperatie van een gewonde in de eerste lijn werd hij door een kogel in de rug getroffen. Hij overleed een paar minuten later in een hulppost aan interne bloedingen en shock. De uitgesproken Vlaamsgezinde Braspenning werkte onder meer mee aan 'De Belgische Standaard' en het in Engeland door Floris Prims uitgegeven bannelingenblad 'De Stem uit België'. Het leek bijna of hij een voorgevoel had over zijn nakende einde toen hij kort voor zijn sneuvelen volgende brief had verstuurd naar zijn vrienden bij de redactie van 'De Stem uit België':
'IJzerfront, 1 december 1915
Geachte vrienden,
Morgen vertrekken we naar den secteur van Diksmude - één der gevaarlijkste - zoo niet den gevaarlijksten van heel het IJzerfront. Wat staat ons daar te wachten ? God alleen weet het. We trekken er met moed naartoe omdat het onze plicht is, en rekenen op de hulp van God en de bescherming van O.L. Vrouw. Ik zend u mijn portret, als gedachtenis, en vraag U, nu en dan voor hem te bidden, die altijd uwer beste vriend was, en hoopt te blijven. Bidden we dan ook voor ons duurbare Vlaanderland, opdat het welhaast de weldaden moge genieten van den Vrede en de Vrijheid. Dag, m'n goede vrienden ! Ik vergeet u niet in m'n gebeden !
U in J.C. zeer genegen, Broeder Anselmus.'
Na de oorlog werd hij als volgt herdacht in het Mechelse Scheppersinstituut waar hij tot aan het begin van de oorlog les had gegeven : 'Meer nog dan de drie voorgaande Vlamingen schittert Broeder Anselmus, Frans Braspenning van Meerle, wiens hart trilde bij het hooren alleen van zijn 'Dierbaar Vlaanderen'. Een onderzoek in zijn 'Oorlogsdagboek' leert al spoedig die godsdienstige, Vlaamsche ziel kennen met haar edele hoedanigheden; geestigen luim, dichterlijke begaafdheid en grondige taalkennis, zelfopoffering voor zijn vaderland en diepen godsdienstzin. Uit loutere naastenliefde vroeg die edelmoedige borst als gunst naar de voorste loopgraven gezonden te worden, waar een vijandelijke kogel hem doodelijk trof.'
Frans Braspenning werd begraven op de militaire begraafplaats van Adinkerke in graf nr. 131. Zijn frontmakkers richtten op initiatief van mede-brancardier Lode Beets (die in augustus '18 omwille van zijn Vlaamsgezindheid van het front verwijderd werd en naar de beruchte houthakkerscompagnie aan de Orne werd gestuurd ) in 1917 een heldenhuldezerk op. Dit grafmonument werd - net als de meeste andere heldenhuldezerken op deze site - in 1925 op bevel van het ministerie van Landsverdediging verwijderd en vernietigd om vermalen te worden tot steenslag die gebruikt werd om de toegangsweg naar deze begraafplaats aan te leggen. toegangsweg die, niet geheel zonder gevoel voor cynisme, de benaming 'Heldenweg' kreeg....
Vanaf 3 november zond BBC I gedurende vijf opeenvolgende avonden de dramareeks 'The passing bells' uit en ik heb er eerlijk gezegd geen enkele aflevering van gemist. Niet alleen omwille van de historisch correcte invulling van het verhaal (tot en met de juiste uniformknopen en schouderstukken), maar ook de sterke verhaallijn (van Tony Jordan, u weet wel, de auteur van 'Eastenders) over een jonge Brit en zijn Duitse evenknie die tegen de wil van hun ouders in, besluiten toch dienst te nemen tijdens de Grote Oorlog. En die tegen wil en dank worden meegesleurd in de oorlogswaanzin. Deze Brits/Poolse productie past in een hele reeks van bijzondere initiatieven die de Britse omroep n.a.v. het 'BBC World War I centenary season' op poten heeft gezet. Tot mijn grote genoegdoening bleek ook de VRT geïnteresseerd in deze productie. Vanavond kan u vanaf 22.30 u. tot 23.14 u. op Eén terecht voor de eerste aflevering van 'The passing bells'. Warm aanbevolen.
Onlangs
verscheen bij het Davidsfonds deel 2 uit de reeks Spiegel van de Grote Oorlog WO I, toen en nu.Een bespreking van dit boek De IJzertoren en de nieuwe Vlaamse
benadering van de oorlog mag op deze blog natuurlijk niet ontbreken. In 1977 nam ik als 15-jarige knaap voor het
eerst deel aan de IJzerbedevaart en ik ben dit trouw heel wat jaren blijven
doen, waarvan een viertal edities zelfs met de fiets (jawel, écht waar).Het was dan ook met meer dan gewone
belangstelling dat ik dit boek van historica/fotografe Annemie Reyntjens heb
gelezen. Qua concept sluit het boek naadloos aan bijhet fotoboek Een halve eeuw Vlaams idealisme: de IJzerbedevaarten in de archieven
van het IJzerbedevaartcomité en van De Standaard en haar lezers dat in
1977 werd uitgegeven naar aanleiding van de 50e IJzerbedevaart. Puttend
uit het rijke archief van het IJzerbedevaartcomité en aangevuld met de fotos
van Annemie Reyntjens is De IJzertoren
een mooikijkboek geworden.Inhoudelijk geeft het een historisch verantwoorde
chronologische geschiedenis van de IJzerbedevaarten en de IJzertoren, verrijkt
met een aantal passende raamvertellingen. Deze gaan van Joe English als
bedenker van een Vlaamsgezinde beeldtaalover de gesneuvelde brancardier Hendrik Lewyllie tot de poëtische
inbreng van Anton Van Wilderode op de IJzerbedevaarten. Allemaal bijdragen die
binnen de lijn van de verwachting liggen bij dergelijk boek. Zelfs het
hoofstukje over de ooit door de belgicistische Touring Club de Belgique
uitgebaatte Dodengang als tegenhanger van de IJzertoren past binnen dit opzet.Alhoewel ik wel enigszins teleurgesteld werd
door de simplificaties wanneer het gaat over de afscheuring met de IJzerwake,
getuige een passage als volgende: In
2000 vroeg het IJzerbedevaartcomité een
historisch pardon voor de fouten uit de collaboratie. Op dat moment scheurde
de extreemrechtse vleugel zich af om jaarlijks een dissidente Ijzerwake te
houden. Als ik mij niet vergis werd al in 1995 - toen een grote groep
bedevaarders op verzoek van de zgn. Werkgroep
Radicalisering op de rechteroever van de IJzer bleven staan aan het
monument voor de gebroeders Van Raemdonck door het Vlaams Nationaal Jeugdverbond (VNJ) een IJzerwake
georganiseerd. Een IJzerwake waar nota bene het woord werd gevoerd door Clem De
Ridder, ere-voorzitter van hetzelfde Davidsfonds dat nu dit boek heeft
uitgegeven De VZW IJzerwake zou vanaf augustus 2003 - en dus niet vanaf 2000 -
jaarlijks een IJzerwake op deze plaats gaan organiseren Kwestie van even de puntjes op de i te zetten...
Reyntjens, Annemie, 'De IJzertoren...en de nieuwe Vlaamse benadering van de oorlog', Davidsfonds, Leuven ISBN 978 90 5908 579 4
De tweede Meerhoutenaar die onder een heldenhuldezerk werd begraven was de 30-jarige Vincent Beyens. Hij was de voorlaatste uit het zes kinderen tellende gezin van Jan Beyens en Rosalia Boons. In februari 1908 werd hij ingeloot voor dienst in het leger en hij vervulde deze vanaf 4 juni van datzelfde jaar bij het 8e Linieregiment. In september '10 werd hij met onbepaald verlof gestuurd en werd hij landbouwer-fabrieksarbeider, een combinatie die vaak voorkwam in de voor de landbouw weinig geschikte, schrale Kempen. Op 31 juli '14 werd hij gemobiliseerd en trok hij met het 8e Linieregiment naar de vesting Namen, waar hij op 26 augustus in de buurt van Bioul krijgsgevangen werd gemaakt. Op 29 augustus kwam hij 's avonds aan met een gevangenentransport in het kamp van Cellelager bij Hannover. Eind '15 muteerde hij met enkele honderden andere Belgische en Franse gevangenen naar het krijgsgevangenenkamp van Alten - Grabow waar hij de rest van de oorlog doorbracht. Hij overleed op 17 oktober '18 aan een longontsteking, wellicht het gevolg van de beruchte 'Spaanse Griep' en werd de volgende dag begraven te Gross-Demsin.
In 1927 werden de stoffelijke resten van heel wat Belgische militairen die in Duitse krijgsgevangenschap waren omgekomen op last van de Belgische staat ontgraven en gerepatrieerd naar Leopoldsburg. Familieleden die dit wensten konden hun stoffelijke resten, op eigen kosten, in hun geboorte- of woonplaats laten herbegraven. Op 9 augustus '27 gebeurde dit voor Vincent Beyens die een laatste rustplaats - met eeuwigdurende vergunning - kreeg onder een heldenhuldezerk die was aangekocht door de Meerhoutse VOS'sen.