(eerste van zeven brieven aan een vriend)..
Beste Roger,
k Heb
behoorlijk wat afgereisd in mijn leven, maar t reizen is met de jaren fel
verminderd. In afstand en in frequentie. Niet eens meer één grote reis per
jaar. Vier jaar geleden Portugal. Twee jaar geleden het Spaanse Gallicië. Dit
jaar de Provence. Het heeft met ouderdom te maken: lichaam en geest zijn niet
meer opgewassen tegen het grote avontuur. En zelfs van kortere reisjes zou er
niets meer in huis komen als Hendrik er niet was. Hendrik is de man die ik bij
andere gelegenheden wel eens Karel durf noemen, of Enrique, of Mav(e)au.
Hendrik is niet alleen een van de veelzijdigste mensen die ik ooit heb ontmoet,
hij is een van de dienstvaardigsten en
een levenskunstenaar van hoog niveau. Zijn parool is: Leven en laten leven en
vooral
genieten. Hendrik draagt al de lasten van de reis: het uitstippelen van de reisroute, de
logiesbespreking, het in- en uitladen van de koffers, het afrekenen in hotels
en restaurants en bovenal het veilig ter
plaatse brengen van zijn medereizigers in zijn perfect uitgeruste Audi met
aanhangwagen. Die medereizigers zijn, naast mezelf, de niet weg te denken
zusjes Desdemona en Mantequilla. Wat het reisdoel betreft had ik dit jaar een
dikke vinger in de pap: de Provence, het land van mijn geliefde Franse
schrijver Alphonse Daudet.
De
uiteindelijke bestemming was Saint-Rémy-de-Provence. Gasthuis Mas des
Oliviers, een veel-sterren-verblijf waar Hendrik voor gezorgd had. Saint-Rémy
is een chique plaats voor de beau monde. Eén van mijn familieleden heeft er
ooit eens kennis gemaakt met Stéphanie van Monaco. Is het de reden waarom ik
tijdens de reis meermaals gedacht heb aan de enige persoon uit mijn kennissenkring
(zijn echtgenote niet te na gesproken) die ooit tot de beau monde heeft
behoord: mijn allerbeste vriend Jack Vanlichtervelde? Ik kan mij haast niet
voorstellen dat het nu al meer dan vijf jaar geleden is dat Jack ons voor altijd
heeft verlaten.
Toen Alphonse
Daudet anno 1865 hierheen kwam om zich in zijn molen te vestigen moet de
gedachte aan een vriend hem evenzeer hebben gekweld: Bixiou, een oude vriend
weliswaar. Er was een tijd geweest dat Bixiou kon gerekend worden tot de meest
bekende en meest graag geziene Parijzenaars: journalist, schrijver,
karikaturist. Bixiou bracht Parijs aan t lachen. Aan belangstelling vanwege
het vrouwelijk schoon ontbrak het hem niet met één van die schoonheden is hij
getrouwd en aan geld evenmin. Daudet ontmoette Bixiou op een terras in
Parijs, een paar dagen vóór zijn afreis naar de Provence. De vrienden hadden
elkaar in lange tijd niet gezien. Bixiou was een armzalige oude man geworden,
hij ging in lompen gekleed en was blind. Hij bedelde. Daudet tracteerde hem op
een maaltijd en aanhoorde zijn verhaal. Sinds hij blind geworden was en zijn
werk niet meer kon doen was hij vervallen in de anonimiteit en hij leefde in
volslagen armoede. Zijn enige dochter Céline had hij in een armengesticht
moeten doen bij de nonnetjes. Hij kocht
nog regelmatig, als hij genoeg centen bij elkaar gebedeld had, de krant,
waarin jaren geleden zijn columns en zijn cursiefjes waren verschenen, toen hij
nog een gerenommeerd journalist was. Vanwege de geur van de verse drukinkt die
hij zo gaarne opsnoof, want lezen kon hij niet meer en zijn vrouw weigerde hem
voor te lezen. Was Celientje nog maar thuis geweest, zij zou wél voorgelezen
hebben uit de krant
Toen Bixiou gegeten had, vertrok hij, zonder te bedanken
en zonder afscheid te nemen. En toen Daudet een half uur later zelf aanstalten
maakte om op te stappen, zag hij op de grond een grote glimmende portefeuille
met versleten randen, de beroemde portefeuille van Bixiou, die hij zijn gifzak
noemde. Er werd gezegd dat er vreselijke dingen in zaten. En wat denkt u dat
erin zat? Een aantal brieven, geschreven op papier met een bloemetje en alle
beginnend met Lieve papa en eindigend met Céline Bixiou, bij de kindjes van Maria. En bovenal een grote
verzegelde envelop waar enkele blonde krulhaartjes uitstaken. Op de envelop stond
geschreven met de bevende hand van een blinde man: De haren van Céline, afgeknipt op 13 mei, toen ze binnentrad bij de nonnen
van Onze-Lieve-Vrouwe van de kunsten.
De portefeuille van Bixiou,
mijn beste Roger, is één van de pakkende verhalen die Alphonse Daudet
geschreven heeft in zijn molen. Het zou kunnen dat hij het al eerder had
geschreven, in de trein die hem van Parijs naar het Provençaalse Beaucaire
bracht. Van Beaucaire naar de molen ging de reis per diligence. En die korte
reis heeft hem meteen stof gegeven voor een ander verhaal uit zijn beroemde Lettres de
mon Moulin: De diligence van
Beaucaire.
In de diligence zaten twee jonge kerels die er genoegen in schepten de spot te drijven met een bescheiden mannetje met een grote pet. Een mannetje van middelbare leeftijd. Een scharensliep zoals bleek. Het hele huwelijksleven van de scharensliep werd door de spotters uit de doeken gedaan, hoezeer hij hun ook smeekte ermee op te houden. Dat huwelijksleven oogde inderdaad niet fraai. Ze waren nog geen jaar getrouwd toen het scharenslieperinnetje er met een heetgebakerde Spanjaard vandoor ging. Na enkele maanden keerde ze met hangende pootjes terug en de vergevingsgezinde scharensliep sloot haar weer in zijn armen. Maar het duurde niet lang of ze ging er nogmaals vandoor, met een legerofficier. En later met een wijnboer, en een verkoper, en een
enfin, t doet er niet toe. Waar het op neerkomt is dat onze scharensliep haar telkens weer in huis nam en al haar escapades bedekte met de mantel der liefde. Het mannetje zat in een hoekje van de diligence te kreunen en te prevelen: hou toch op, hou in godsnaam toch op
In Tarascon hielden de pesterijen op om de simpele reden dat de twee jongemannen uitstapten. Niet veel later kwam de diligence aan bij de molen in Fontvieille. Toen Daudet uitstapte wierp hij een blik onder de klep van de pet van de scharensliep. Deze richtte het hoofd op, keek Daudet recht in de ogen en zei toen met een stem vol haat en bitterheid: Kijk mij maar goed aan, vreemdeling. Als u vandaag of morgen verneemt dat er een ongeluk gebeurd is in Beaucaire, dan kunt u tenminste zeggen dat u de dader kent.
Aa, ai, mijn beste vriend, wij hebben in ons lange leven voorzeker meerdere gevallen gekend van mannen wier vrouw hen bedroog. Soms met dramatisch gevolg en soms ook niet. Herinner je die jongen die bij jou in de klas zat bij meester Albert ik zie geen noodzaak om hier zijn naam te noemen en die in later jaren zo beschaamd was dat hij niet meer onder de mensen durfde komen omdat iedereen wist dat zijn vrouw hem bedroog. Hij heeft zich van kant gemaakt. Stel daar tegenover het geval van Maître Verstraete. t Was tijdens de tweede wereldoorlog. Terwijl Maître op zijn werk was stonden de soldaten als het ware in de rij voor een nummertje met zijn vrouw. Een buur die dacht dat Maître zich van geen kwaad bewust was vond dat het zijn plicht was de bedrogen echtgenoot voorzichtig op de hoogte te brengen. Maître, die al heel snel voelde waar zijn buurman heen wilde, sprak toen deze historische woorden: Ik weet wat jij mij zeggen wilt en ik wil je een wijze raad geven, dat is van nooit gaten te stoppen waarlangs er geld binnenkomt!
Het allereerste verhaal uit Daudets Lettres heet Installatie: hoe de schrijver zich installeert in de oude molen tot de niet geringe verbazing van de huurder van de eerste verdieping, een oude sombere uil met een denkerskop, bewoner van de molen sedert meer dan twintig jaar. Tot verbazing ook van de konijnen, de schapen en de talloze gevederde vrienden uit de buurt. Wij gaan er pas morgen heen
Le Mas des Oliviers bevindt zich op eerder geringe afstand - een tiental kilometer- van de molen. Mas betekent boerderij. De uitbaters zijn de heer en mevrouw Eric en Marie Quintana. Er zijn een vijftal kamers. Wij krijgen er twee heel mooie toegewezen op de eerste verdieping, elk met badkamer en toilet. Op de benedenverdieping is onze keuken en onze salon met piano, TV-hoek en bibliotheek. Er is een overdekt terras om u tegen te zeggen en een immense tuin met vijgebomen en duizend olijfbomen. En vanzelfsprekend
een pracht van een zwembad met bar en ligzetels. Een beetje teveel luxe eigenlijk, want aan zwemmen komen we toch niet toe, om de simpele reden dat we geen zwempak bijhebben en om de nog simpeler reden dat een paar van ons niet eens zwemmen kunnen. Ook aan douchen kom ik persoonlijk niet toe. Dat heeft te maken met mijn watervrees en ook met mijn vrees voor allerlei ziekten die het gevolg kunnen zijn van overdreven lichaamshygiëne, waarvoor professor P. Vancauwenberghe destijds gewaarschuwd heeft. Daar heeft een oersterke bonk als Hendrik natuurlijk geen last van: die kan wel twee à drie douchkes per dag verteren. Als welkomstgeschenk krijgen we een pot zelfgemaakte vijgenconfituur: Figues de Marie, Eté 2015. Zelden zon lekkere confituur geproefd.

|