xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Met een schoonbroer als Maveau zit een mens op rozen. Gisteren heeft hij mij t Meetjesland leren kennen. t Is een schoon land, een land naar mijn hart, los van het feit dat er, een halve eeuw geleden, een hechte broederband bestond tussen mijn studentenclub Laetitia en die van mijn goede vriend Marc Van Hoye.
De naam van dit lieflijk stukje Vlaanderen, waarvan Eeklo de belangrijkste plaats is, schijnt niet eens zo oud te zijn: amper een paar honderd jaar. De naam zou afgeleid zijn van de vele naast elkaar gelegen kleine lapjes grond die de keuterboertjes daar bewerkten. U begrijpt het al, beste lezer: een meetje is een klein lapje grond. Maar er is nog een andere verklaring, één waarin ik mij veel beter kan inleven. Daarvoor moeten we evenwel zon kleine vijfhonderd jaar teruggaan in de geschiedenis. t Was in de tijd dat keizer Karel door Meetjesland trok. U kent uw vaderlandse geschiedenis ongetwijfeld goed genoeg om te weten dat de keizer een onverbeterlijke rokkenjager was. De moeders hielden dan ook hun dochters binnen. Toen Karel voorbij hun huisjes trok, zag hij nergens jong vrouwvolk: enkel meetjes, die zaten te spinnen voor hun deurtje. U hebt het natuurlijk weeral begrepen: een meetje is ook een oud vrouwtje. Niet onbegrijpelijk dat onze keizer verkeerdelijk de conclusie trok dat er in dat stukje Vlaanderen alleen maar meetjes woonden
Maar misschien heeft het Meetjesland zijn naam zowel aan t een te danken als aan t ander, zowel aan t klein lapje grond als aan t oud spinnend vrouwtje, zowel aan de landbouw als aan de textiel, de twee economische pijlers van dat Vlaamse volk van weleer.
Maveau bracht ons naar de meest noordelijke gemeente, Sint-Laureins, dewelke een fusie is van vijf boerendorpjes. Drie zijn er met op zijn minst een zweem van heiligheid: Sint-Laureins stricto sensu, Sint-Margriete en Sint-Jan-in-Eremo. De twee andere doen nogal vochtig aan: Watervliet en Waterland-Oudeman. De gemeente is, naar Vlaamse normen, eerder dunnetjes bevolkt: iets meer dan zesduizend inwoners. De dijken vormen het enig reliëf in een vlak polderlandschap. Alom zijn er kreken en er is een rijke vogelfauna. In t Oud Gemeentehuis in Sint-Margriete kan men ongetwijfeld lekker eten, maar wij hebben onze pic-nic bij, zodat ze aan ons niet méér kwijt kunnen dan hun lekkere zelfgemaakte soep, en enkele pinten zwaar bier. Om twee uur komt er een disc-jockey en bejaarde koppels komen toegestroomd: er zal gedanst worden tot zeven uur s avonds. Van twee tot zeven wordt er dertig cent méér gevraagd per consumptie
Wij doen zelf maar één dansje. Daarna brengt Maveau ons naar het Sint-Jan-de-Doperkerkje in Sint-Jan-in-Eremo. Het kerkje dateert van 1682 zegt de gids en regelmatig komen hier van heinde en verre koppeltjes trouwen. Er is een leuk kerkhofje en binnenin is het ouderwets knus. Er zijn geen honderd zitplaatsen, maar niets ontbreekt er: preekstoel, biechtstoel, kruisweg
Er hangt een lijst van de pastoors sinds 1682: hier had ik zieleherder willen zijn, al was het maar om in dit kerkje iedere week een mooie zondagse preek te kunnen houden. t Zou een pareltje van een preek geweest zijn, iedere week een nieuw pareltje.
Whats next? Een gezondheidswandeling door dit heerlijk vlakke land. Geen klein wandelingetje, maar eentje van drie uur. Want s avonds is er een diner voorzien in de Roste Muis en zon diner
dat moet je verdienen. Wandelen door eindeloos lange dreven, langs eindeloos lange bomenrijen. Pure stille ongerepte natuur. En gelukkig zijn er de dijken: voor wie nog wat kruim in de benen heeft.
De Roste Muis bevindt zich in Waterland-Oudeman, een uniek restaurantje te midden van de uitgestrekte polders. Men belooft er u de nostalgie van het oude geheime smokkelaarscafé en dat is precies wat u daar ervaart. De paling smaakt overheerlijk, tenzij u natuurlijk een steak besteld hebt saignant of bien cuit of nog iets anders... Hoe de zaak aan haar naam kwam zal de patron u met graagte vertellen. Een ontroerend verhaal, dat eigenlijk te mooi is voor proza. Dat is dan ook de reden waarom ik het in dichtvorm ga vertellen. Maar nù nog niet, lieve lezer. Ik neem er mijn tijd voor: het moet een gevoelvol en teder gedichtje worden. Ik laat u nog wachten tot de lente komt, nog een week of vier. Ik doe het ook een beetje om u te plagen. U weet toch: plagen is liefde vragen
Op de terugweg doen we de hoofdstad van Meetjesland aan, Eeklo, de stad van de herbakkers. De kunst van het herbakken hebben ze hier al eeuwen onder de knie. De theorie is vrij simpel: men kapt de persoon die herbakken moet worden, zijn hoofd af, vervangt het tijdelijk door een bloemkool of een groene kool, waarna het hoofd door een bevoegde herbakker herkneed en vervolgens herbakken wordt. In de praktijk is het niettemin een delicaat werk: aan het kneden is véél gelegen, aan het bakken eveneens. Een hoofd dat te lang in de oven heeft gezeten wordt een heethoofd, een dat er niet lang genoeg heeft ingezeten wordt een halve gare, en als het helemaal mis is spreekt men van een misbaksel. Het jaar 1750 is een mijlpaal in de geschiedenis van de herbakkers. Een man kwam met zijn zoon naar Eeklo. De jongen was vreselijk dom. In Zottegem en ook in Brugge hadden ze hem niet kunnen helpen, wel in tegendeel. Maar in Eeklo liep het anders. Met een herbakken hoofd trok de jongen naar Parijs waar hij briljante studies deed. De faam van de Eeklose herbakkers was daarmee definitief gevestigd. Regelmatig vieren ze hier nu de herbakkersfeesten en jaarlijks worden verdienstelijke stadsgenoten benoemd in de Orde van de Herbakker.
|