Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
22-10-2023
Jumbo
Al vijfenzeventig jaar, dat is vanaf mijn prille kinderjaren, ben ik een liefhebber van de wielersport. Als kleine jongen had ik ook wel interesse voor de voetbalsport, maar die interesse is
er nu niet meer en dat geldt voor alle ploegsporten. Ik herinner mij nog dat de voetbalploeg van Beveren-Waas - ´t is enkele tientallen jaren geleden - een belangrijke wedstrijd speelde. Hoeveel van de elf spelers van
de ploeg waren Bevernaren, denkt ge? Niet één! Hoeveel Vlamingen, denkt ge? Niet één! Hoeveel Europeanen, denkt ge? Precies, niet één. Ik kon mij daar moeilijk mee verzoenen en sedert
die dag gaat mijn interesse nog vrijwel uitsluitend uit naar individuele sporten, in ´t bijzonder de atletieksport en de wielersport.
De koers! Hoe zeer hebben ze mijn dagen opgevrolijkt: de Ronde van Frankrijk en de grote ééndagskoersen op de weg. En toch is er iets wat mij niet bevalt aan de wielersport. De
ploegen! Wielrennen is toch een individuele sport! Waarom dan ploegen? Die mooie sport wordt er toch door geschaad. Zo ken ik een renner uit een naburig dorp, Kluisbergen - Devenijns is zijn naam -, die een uitstekend renner
is geweest en rond deze tijd afscheid heeft genomen van de sport. Hij heeft als sportman goed zijn brood verdiend want hij was van grote waarde voor zijn ploeg, als helper van een kopman die hij tijdens de koers uit de wind
diende te zetten of met wie hij van fiets diende te wisselen als die banden- of andere pech had. En als die kopman dan de koers won tegen een tegenstrever die zich geen knecht als Devenijns kon permitteren, is dat eerlijk,
is dat geen koersvervalsing? En is het eerlijk dat Devenijns, door zichzelf altijd voor anderen te moeten opofferen, zo goed als nooit zelf een koers gewonnen heeft? Vraag mij enkele wielerploegen op te noemen en ik moet mij
beperken tot Jumbo-Visma - waarvan ik enkel weet dat de eerste een winkelketen is - en Quickstep, die staat voor vloerbekleding. Die ploegen zijn er nodig zegt men want zij zijn het die de sport met hun sponsoring, in ruil
voor reklame, leefbaar houden. Zou die reklame, zo vraag ik mij af, niet kunnen gevoerd worden zonder dat gedoe met ploegen? En zou er één klant zijn die bij Jumbo koopt of zijn vloer door Quick-step laat bekleden
omdat een renner van de ploeg een koers (het weze nog de Tour de France) gewonnen heeft? Eerder denk ik dat het te maken heeft met fiscaliteit, optimalisatie... Omdat de namen van de wielerploegen, voor zover mij bekend, niets
te maken hebben met fietsmerken spreekt men van extra-sportieve merken, in tegenstelling tot de autosport waar de ploegen namen dragen als Ferrari, Renault, Mercedes, enz. Vóór de tweede wereldoorlog droegen
de wielerploegen vrijwel uitsluitend de naam van een fietsmerk (Mercier, Alcyon, Groene Leeuw) en pas daarna zijn de extra-sportieven op het toneel verschenen. Het was de tijd van de wielergoden Vansteenbergen, Van Looy, Merckx,
Kübler, Koblet, Bobet, Anquetil, Coppi, Bartali... Hun prestaties staan in mijn geheugen gegrift, ik zou hun erelijsten zó kunnen opdreunen. Vraag mij nochtans niet voor welke merkenploegen ze gereden hebben. Ik
herinner mij amper twee namen van merkenploegen uit die na-oorlogse tijd: Faema en Molteni. Faema was een merk van commerciële koffiezetapparaten - daar ben ik pas laat achter gekomen - en waarvoor Molteni stond heb ik
nooit geweten...
Enkele dagen geleden heb ik de voet gezet in een Jumbo-warenhuis. Jumbo gaat ongetwijfeld prat op de wielerploeg die hun naam draagt en ongetwijfeld uitstekende renners - vraag mij niet wie
- in de rangen telt. De eer moeten ze nochtans delen met de medesponsor die Visma heet en een viswinkelketen zou kunnen zijn - maar van dat laatste ben ik allesbehalve zeker. Ik kan u alvast mededelen dat de kennismaking met
Jumbo uitermate is meegevallen en dat om drie redenen. Er is ten eerste een toilet dat voor ieder toegankelijk is. Op de deur staat de klassieke afbeelding van een mannetje en een vrouwtje, maar daarnaast ook nog van een gender-neutraaltje
(halfman-halfvrouw), van een baby´tje en een figuurtje dat het midden houdt tussen een kwajongen met stekelhaar en een mindervalide. Allernuttigst voor iemand van drieëntachtig die al eens vaker moet plassen dan
iemand van driemaalzeven. Ten tweede is er de gratis koffiebar-met-koekje. Welke klant gaat niet door de knieën voor zon fijne attentie? En toch was er, desalniettemin, maar weinig volk aan de kassa, maar ´t
was nog vroeg na de middag - helemaal geen spitsuur dus en dat verklaart veel - en er zat een uitermate lieve en charmante jongedame die belust was op een babbeltje:
- Slecht weer vandaag, zei ze.
- Dat mag je wel zeggen, zei ik, en in ´t weekend belooft het niet beter te worden.
- Wat doe je in ´t weekend? vroeg ze.
Daar schrok ik een beetje van.
- We gaan met de familie samen uit eten.
- Hier in de stad?
- Neen in Kluisbergen: The golden Wing.
- Goed restaurant, zei ze.
Ik betaalde met de Visa-kaart. Ik voelde mij licht en vrolijk. En toch... Had ik niet moeten vragen wat háár plannen waren voor het weekend? Ik neem mij voor die fout goed te
maken bij mijn eerstkomend bezoek aan Jumbo, in de hoop dat zíj weer aan de kassa zit. Hoe zeer ik ook dweep met de huidige wielergoden - Evenepoel, Van Aert, Kopecki, Vandepoel, Alaphilippe, Pidcock, Pogacar, Roglic,
Vingegaard... - van geen van allen wens ik te weten of zij misschien lid zijn van de Jumbo-ploeg. En als ik vanaf heden zweer bij de Jumbo-winkel dan heeft dat niets te maken met de wielersport, maar alles met het WC-tje,
de koffie-bar en bovenal met dat schatje aan de kassa.
Jacques Uyttebrouck en ik zijn goede kennissen, ofschoon we elkaar vrijwel uitsluitend ontmoeten in het ziekenhuis, gezegend als wij beiden zijn met allerlei kwaaltjes die eigen zijn
aan de ouderdom. Ik ben geboren tijdens de Blitzkrieg van 1940 en Jacques is nog een jaartje ouder. Tijdens onze kinderjaren woonden we in hetzelfde dorp en we gingen naar dezelfde school, de kloosterschool bij de nonnetjes.
We zaten in de wachtkamer van dokter Onckels, uroloog, Jacques en ik -´t moet een week geleden zijn - allebei met een gelijkaardig probleem: moéten plassen, niet kunnen
plassen en tóch plassen.
- Ik heb mij gisteren laten ontdopen, zei Jacques.
Ik schrok daar even van. De Uyttebroucks waren zo katholiek als de pest. Jaak heeft nooit andere dan katholieke scholen bezocht, tot aan de universiteit toe. De Rijksuniversiteit Gent
(RUG) was vlakbij, maar Jaak moest van zijn ouders naar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en ik meen mij te herinneren dat studeren aan de univ van Gent toenmaals rook naar zonde, ja doodzonde.
- Ik heb ál te veel naar de pijpen van die zwartrokken moeten dansen tijdens mijn collegejaren, zei Jacques, en na wat ik de laatste tijd in de media verneem over hun grensoverschrijdend
gedrag, kon ik het niet met mijn geweten overeenstemmen om nog bij die club te horen.
- De club van de gelovigen?
- Precies. Tot die club heb jij nooit behoord, veronderstel ik. Want toen wij nog samen naar de nonnenschool liepen ging jij al niet meer iedere zondag naar de mis en later ben jij naar
het gemeenschapsonderwijs getrokken, een school zonder God. Toen al geloofde jij niet in God.
- Ik ben gedoopt - zo heeft men mij toch verteld - en ik heb altijd in God geloofd. Nu nóg.
- Wat vertel je mij nu? Geloof jij dat God bestaat?
- Ja zeker, God bestaat. Maar niet écht hé.
- Waar heb je die onzin opgeraapt?
- Geleerd van mijn kleindochter. Ze moet een jaar of zeven geweest zijn. Ik vroeg haar of ze dacht dat Sinterklaas bestaat. Hij bestaat, zei ze. Maar niet écht, hé, voegde
ze er aan toe. Toen ze precies eender bleek te denken over God stond ik paf. Ze ging toch naar een katholieke school? Het heeft haar niet belet ieder jaar een brief te schrijven naar Sinterklaas tot ze een jaar of vijftien
was, en regelmatig naar de mis te gaan. Ook ík durf mij nog af en toe in de mis vertonen, zelfs na al die heisa rondom het kindermisbruik door priesters. En ik denk er niet aan mij te laten ontdopen. Waarom zou ik?
Zou ik geen vlees meer eten omdat ik weet heb van een pedofiele beenhouwer? Met zoete nostalgische gevoelens denk ik vaak terug aan mijn kinderjaren, toen God nog bestond - niet écht natuurlijk! - en iedereen ter kerke
ging. Neen, ik laat mij niet ontdopen, ik blijf lid van de club. Erelid...
Nostalgie is "het idealiserend terugverlangen naar wat geweest is", zo leert ons de dikke Van Dale. Ik zou het niet beter kunnen verwoorden....
In 1948, driekwart eeuw geleden, hadden de Olympische Spelen - de eerste na-oorlogse - plaats in Londen. Ik was acht jaar oud en ik verslond de sportpagina's van de krant. De heldin van die Spelen was een dertigjarige Hollandse huisvrouw, moeder van twee kinderen. Ze veroverde op die Spelen vier gouden medailles in de atletieksport en, afhankelijk van het uurrooster van de verschillende atletiekdisciplines hadden her er nog meer kunnen zijn. Ik heb haar nooit kunnen vergeten en als ik terugverlang naar véél vroeger, dan is het naar de jaren van Fanny Blankers-Koen, de vliegende Hollandse huismoeder. Nostalgie! Geen sportvrouw heeft in de laatste vijfenzeventig jaar haar tegenstandsters in die mate overklast als Fanny Blankers-Koen tijdens de Spelen van 1948, in de sprintnummers, het hordenlopen en het vèrspringen. En daar duikt er eentje op, een lief pretentieloos drieëntwintigjarig meisje, dat Fanny wel eens naar de kroon zou kunnen steken. Haar naam is Femke Bol, haar beste nummer is de 400 meter horden en daarin is het meesterschap over haar concurrenten zo mogelijk nóg groter dan dat van Fanny Blankers-Koen. Toevallig weer een Hollandse en met dezelfde initialen als haar voorgangster: F.B. Ze heeft een Belgische "vriend", Ben Broeders, onze beste polsstokspringer, B.B. dus. In mijn studententijd heeft verscheidene jaren lang een foto van B.B. - maar nu heb ik het wel over Brigitte Bardot - boven mijn bureau gehangen. Het was een foto uit de toentertijd zeer succesrijke film "et dieu créa la femme". Met haar lieve glimlach heeft Gods mooiste creatuur mij in moeilijke momenten er vaak bovenop geholpen. Nostalgie...
En nu ik het toch over mijn studententijd heb... In mijn faculteit had ik een vijftal zeer goede vrienden. Vier van hen zijn reeds overleden. Met mijn echtgenote en met Rita, de weduwe van Coen, heb ik een paar weken geleden een bezoek gebracht aan Jo, de weduwe van Raymond. Vijfenzestig jaar geleden zaten Raymond, Coen en ik kaart te spelen in den Amber, Gents populairste café-dancing. Lieve meisjes hadden vijf francs in de joke-box gestoken en kwamen ons ten dans vragen, maar wij bleven kaarten. Geen van ons drieën had toen al een relatie. Stel dat Raymond en Coen dat toen zouden geweten hebben dat ik vijfenzestig jaar later, met hun echtgenoten een aangename dag zou doorbrengen... Het stemt mij droef te moede. Nostalgie van de bittere soort...
Vragen die heel het land in de ban houden... Heeft de heer Kwikkelbornee, minister van justitie in de nachtelijke uren en op de openbare weg 1° de manneke-pis houding aangenomen en al of niet gedreigd tot de daad over te gaan? 2° of was het enkel maar luchtgitaar spelen? 3° of heeft hij daadwerkelijk tegen de politiecombi geplast?
- Ik sta recht in mijn schoenen, zegt de heer Kwikkelbornee.
- U ontwijkt de vraag, Excellentie. Nogmaals: hebt u geplast, of deed u maar alsof, of was het luchtgitaar.
- En nogmaals zeg ik u dat ik recht in mijn schoenen sta.
Het is duidelijk dat minister Kwikkelbornee weigert te antwoorden op een vraag die nochtans van het allerhoogste staatsbelang is. Kwikkie, zoals de minister in de volksmond genoemd wordt, is van liberalen huize, en ik laat dan ook niet na mijn ouwe schoolmakker Jef, die zelf een donkerblauwe liberaal is - vrijheid blijheid! - met het geval te confronteren, al was het maar om Jef een beetje te jennen.
- Gij hebt recht van spreken! zegt Jef. Gij hebt indertijd toch in de brievenbus van de eerste minister geplast!
De goeie Brave Jef, hij leest al jaren trouw mijn blogs, en van dat ene verhaal (www.bloggen.be/kris) van 14/5/2006 over mijn bezoek aan de Savaanstraat moet hij ongetwijfeld bijzonder hard genoten hebben. Voor de paar lezers die het verhaal toentertijd misschien niet gelezen hebben, laat ik hier een uittreksel volgen...
Tegenover een van de eerste huizen aan mijn rechterkant blijf ik staan: het nummer 37. Is dit het huis waar de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre gewoond heeft? In de brievenbus van de eerste minister plassen (via een gleuf in de voordeur!) gold toen als een daad van opperste studentikoziteit, een ware uitdaging voor al wie zich na het middernachtelijk uur, na een bezoek aan den Amber, de Casbah, den Tivoli of de Kuiperskaai, met een stuk in zijn kraag doorheen de Savaanstraat kotwaarts begaf. Grote risicos waren er overigens niet aan verbonden. Het is mij althans niet bekend dat ooit één student voor deze wandaad door de flikken betrapt is geworden. Ik vraag me overigens af of Theo er wel écht woonde. En toch is het Freddy Velghe een keer slecht bekomen. Freddy was nogal groot geschapen en het kostte hem moeite om zijn lid door de gleuf te krijgen. Terugtrekken ging helemáál moeilijk. Er werd gezegd dat Freddy die nacht op zijn kot drie uur met zijn piemel in ijskoud water heeft gezeten
Het huis nummer 37 heeft een façade van witte rechthoekige steenblokken. Het is mij vroeger nooit opgevallen. Er komt toevallig een man uit het huis. Hij gaat iets halen uit een auto die aan de overzijde van de straat geparkeerd staat. Deze kans mag ik niet laten voorbijgaan.
- Pardon, mijnheer, mag ik u misschien vragen of u in dít huis woont?
- Jazeker, in dít huis, nummer 37.
Een minzame nette man van in de zestig met een mooie zilvergrijze haardos.
- Weet u of hier in de buurt Theo Lefèvre gewoond heeft. Hij is eerste minister geweest.
- Zeker, zegt de man. Hij woonde in dit huis, in het huis waar ík nu woon.
Deze man is vriendelijk doch niet overdreven mededeelzaam. Voortgaand op zijn chic uiterlijk zou hij een professor kunnen zijn, of de zoon van de gewezen eerste minister, of beide? Ik durf dat allemaal niet te vragen. Ik vraag hem wel of er na Theo Lefèvre nog andere mensen in het huis gewoond hebben. Neen, niemand. Of de façade misschien veranderd is? Neen, enkel gezandstraald. Het is een mooi huis. Vroeger is dat mij nooit zo opgevallen. Bovenaan de voorgevel: vier stenen met een uitgebeiteld reliëf. Van hier beneden kan ik niet zeer goed zien wat het allemaal voorstelt. De brievenbus zit nu ook niet meer in de deur, maar náást de deur, in de muur. Van dat plassen in de brievenbus zwijg ik wijselijk. Ik zeg enkel nog: dank u wel mijnheer en ach, waar is de tijd.
Ik probeer Jef aan 't verstand te brengen dat hij de beide niet met elkander moet vergelijken. Ik was geen minister van justitie, ik was achttien of negentien en Kwikkie is vijftig, ik heb mijn daden nooit ontkend of er over gelogen en zoals hierna zal blijken heeft mijn slachtoffer zelf, in casu de eerste minister, die een uiterst minzaam man was, de misdaad wellicht met de mantel der liefde toegedekt. Waarom ik dit laatste durf beweren? Op 15 augustus 2006, een paar maanden na het verschijnen van mijn verhaal over de Savaanstraat, kreeg ik deze reactie:
Dag Meneer. Ik heb uw artikel gelezen en, in het bijzonder, wat u schrijft over het huis gelegen Savaanstraat 37 in Gent. Ik ben niet de man waarmee u gesproken hebt. Ik ben een stuk jonger, maar wel de enige overlevende zoon van Theo Lefèvre. Ik ben een "laatkomer" en in Gent geboren in 1959. Mijn vader heeft daadwerkelijk in het huis in de Savaanstraat gewoond, alsook de hele familie. Wel is het zo dat toen hij Eerste Minister werd, in 1961, de hele familie in Brussel is gaan wonen, met behoud van ons huis in Gent, waar mijn vader heel regelmatig verbleef en aanwezig was. Het huis in de Savaanstraat is na de dood van mijn vader in 1973 verkocht. Het is raar, want toen ik vorig jaar het huis in de Savaanstraat aan mijn vrouw en mijn twee kinderen liet zien, vond ik het plotseling mooi en zo'n herinnering had ik niet. Uiteindelijk, wat het plassen in de brievenbus betreft was mijn vader uiteraard op de hoogte, maar hij had een ontzettend groot gevoel voor humor. Ter informatie : aangezien ik sinds kort ook in de actieve Brusselse politiek zit, zal ik u niet mijn privé-adres geven om eventuele gelijkaardige studentgrapjes te vermijden. De gleuf van de brievenbus is sowieso te hoog ;o) Allerbeste groeten. Pascal Lefèvre
En als mijnheer Kwikkelbornee nu eens eerlijk zou durven bekennen wat er precies gebeurd is. Het zal hem wellicht zijn ministerpost kosten maar het land zal gered zijn en een nieuwe mooie en lukratieve job staat hem dan ongetwijfeld nog te wachten, buiten het licht van de schijnwerpers, als CEO of PDG of "iets in Europa". Of als luchtgitarist. Mij doen ze alvast niks meer... Mijn zaak is nu na vijfenzestig jaar welzeker verjaard en ontslagen ben ik ook al, als ziekenhuisarts, achttien jaar geleden, omdat ik de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, en dat op het ogenblik dat ik mij op het hoogtepunt van mijn medisch kunnen waande. Maar nu moet ik dit betoog stoppen, want ik moet nu dringend luchtgitaar spelen. Dat overkomt mij de laatste tijd wel eens meer. De pensioengerechtigde leeftijd zeker?
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.