Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
05-02-2021
Brief aan Firmin over poëzie (3)
Beste
Firmin,
En
nogmaals een brief over poëzie. Geen twee zonder drie zegt men. Maar wees
gerust, het zal bij deze drie blijven. Aan het einde van dit schrijven zal het
u duidelijk worden waarom er geen vierde zal komen...
Misschien
hebt gij u al afgevraagd - tenzij gij de laatste twaalf jaar regelmatig mijn
blog gelezen hebt - of ik mijzelf reeds aan poëzie gewaagd heb. Welnu, het
antwoord is "ja", een bescheiden "ja" weliswaar. Zoals ge weet heb ik mijn beroep
vijftien jaar geleden - ik was toen op het toppunt van mijn kunnen! - moeten
stopzetten wegens "leeftijdsoverschrijdend gedrag". Als piepjong gepensioneerde
van amper vijfenzestig droomde ik toen nog van een carrière als dichter. Het
heeft enkele jaren geduurd vooraleer ik met een gedicht durfde naar buiten
komen. Het was ter gelegenheid van een poëziewedstrijd ter nagedachtenis van
Louis Paul Boon. Ik had mijn best gedaan om iets van de schrijver van "Mieke
Maaikes obscene jeugd" in mijn gedicht te leggen. Ik had gehoopt op de eerste
prijs. Maar nee hoor: geen eerste prijs, geen accessit, niet bij de
genomineerden, geen troostprijs, geen eervolle vermelding...
Oordeel
zelf:
De roste muis(een gedicht
waarin verteld wordt hoe een jonge knaap zijn zinnen verloor en hoe een
restaurant in Waterland-Oudeman een naam kreeg) (2010)
In 't vlakke Meetjesland,nabij een brede kreek,
woonde knappe rosse Virginie,'t mooiste meisje van de streek.
De boerenknechten allemaalminden haar, die knappe meid,
en niet in 't minst de jongste gast,in de liefde nog niet ingewijd.
Virginie bezat een roste muis,die z'aan niemand tonen wou,
tenzij, 't was geen geheim,aan wie haar hartje stelen zou.
De naïeve jonge knaapbegeerde haar zo zeer,
hij ging voor 't meisje staan:ach, laat mij zien, uw muisje teer!
Beloof mij braaf te wezen,dan moogt gij 't muisje zien,
en als ge 't vader niet verklapt,moogt ge 't strelen bovendien.
En diezelfde avond reedsnam z'hem mee naar 't achterhuis:
ze trok haar rokken hoog: hij zagtussen de blanke dijen... de roste muis.
De jonge man werd bleek,hij stond met open mond,
begon te trillen op zijn benenen alles draaide in het rond.
Zijn lijf dat stond in vuur en vlamen om te blussen zijnen brand
liep hij naar 't water van de kreek;redders brachten hem aan land...
Bijna was 't hem slecht vergaan,men deed hem naar het ziekenhuis,
d'ogen star, de stem die zachtjes zei:ik heb haar muis gezien, een roste muis.
Nooit meer kwam hij goed bij zinnen,nooit werd het in zijn hoofd nog pluis
en zijn lippen bleven alsmaar preevlen: 'k heb haar muis gezien, haar roste
muis...
Vindt
ge 't raar dat ik toen zwoer nooit nog een gedicht te schrijven? En toch... Zes
jaar later stond ik weer voor aap. Ik had mij weer eens laten verleiden tot het
schrijven van twee gedichten, ditmaal voor een poëziewedstrijd ter nagedachtenis
van de jong gestorven Oudenaardse dichter Joti T'Hooft. Ik had mijn stijl
aangepast. Tevergeefs. Weer geen eerste prijs, geen accessit, niet bij de genomineerden,
geen troostprijs, geen eervolle vermelding...
Oordeel
nog maar weer eens zelf:
[1e gedicht] Dementie(2016)
(gedicht in jotithooftiaanse neoromantiek)
Langs de derde en de vierde hersenkamer
glijden de gedachten en gevoelens heen
het hoofd wordt van lieverlede leeg
aan de randen kleven nog de flarden
van 't geluk dat wij volop mochten smaken
toen wij doolden in paden van oeverloze jeugd
toen de wereld ons nog toebehoorde...
De herinneringen zijn heengevloden
uit ons oud en mistig brein
enkele zitten nog vast in onze temporale kwab
van toen jij en ik ons nog baldadig laafden
in een oceaan van oneindig welbehagen.
Toen konden wij nog huilen
als ons geluk verstoord werd
door toekomstbeelden van pijn
die al bij al nog draaglijk blijkt te zijn
omdat wien God verdelgen wil
hij eerst van zijn verstand berooft.
(quem deus perdere vult prius dementat)
[2e gedicht] Rugpijn, dementie en Tradonal (2016)
In
mijn brein zijn lege plekjes
grijze gaten
waartussen wit
er zit geen rem meer in mijn hoofd
ik kan de woorden niet meer tegenhouden
en op de rug van een dolfijn
speur ik de wereld af
op zoek naar 't oude lijf.
Ik voel mijn pijn nog vaag
maar mijn pijn voelt mij niet meer
opgestegen
op de rug van mijn dolfijn
hemelwaart
ervaar ik pijn als een genot.
Ik schrijf nu verzen
zonder schroom
zonder rijm
op het ritme van mijn pijn
ik schaam mij al lang niet meer
om mijn woorden zonder zin.
Mijn pijn beheers ik nu
ik spot ermee
ik schrijf nu verzen
in Vlaamse neo-romantiek
ik hoef geen lauwerkrans
geef mij maar schizofrenie
gespletenheid.
Dementie neemt de remming weg
het gevoel komt ongerept naar buiten
onsamenhangend weliswaar
omdat hier en daar
een woord verloren gaat
en de zinsbouw mankt soms wat.
Dementie helpt
tegen de pijn
maar bovenal
Tradonal!
Dat ik, mijn beste Firmin, het aandurfde mijn
dichterarij te vergelijken met "Marc
groet 's morgens de dingen" van Paul van Ostaijen, een van de succesrijkste
gedichten die ooit geschreven zijn in de Nederlandse taal, daarom ben ik nu nog
steeds verlegen :
Marc groet 's
morgens de dingen (Paul van Ostaijen)
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
Kort
na mijn laatste poëzie-fiasco heb ik mijn gedichten laten lezen aan mijn
vriend, Erlend P., germanist, filosoof en zelf dichter. Of zij dan zoveel
slechter waren dan het gedicht van Paul van Ostaijen. Erlend hield zich op de
vlakte. Hij zei enkel dit: "ik vind uw gedichten niet slecht, maar gij zijt
Paul van Ostaijen niet, nietwaar?".
Die
les heb ik dus begrepen. Maar misschien
zat er in mij talent als haiku-schrijver? Tientallen haiku's en
pictaiku's (een door mij uitgevonden kunstvorm) heb ik toen in een handomdraai
geschreven (op mijn blogs www.bloggen.be/haikoe en www.bloggen.be/pictaiku) en de beste heb ik zelfs uitgegeven in een boek
("Pictaiku" 2016). En als iemand mij vraagt of het boek succes heeft gekend
antwoord ik steevast: buitengewoon succes! En als ik dat voor u even mag
toelichten: er is één "Pictaiku"verkocht in die vijf jaar dat het op de markt
is. En die koper... ben ik. En dat is toch niet gewoon! Buitengewoon dus... Of
vindt gij dat niet?
Ik
beperk mij nu tot schrijven zonder verzen, doodgewoon proza. Niet dat ik dáár
goed in ben, maar een prille tachtiger moet toch iets doen om de tijd te doden.
Ik pleeg mijn proza dus nu verder op mijn blog. Dát wordt tenminste gelezen,
het weze dan maar door anderhalve man en een paardenkop.
Megabedankt dat ge dit hebt willen lezen en keivele groeten,
In mijn vorige brief had ik het over poëzie, over poëzie die geen poëzie is, en over poëzie die niet in verzen is geschreven. Omdat ik het vermoeden heb dat mijn blog ten jare 2009 nog niet op uw dagelijks menu stond en ik ervan overtuigd ben dat mijn toenmalig verhaal over "mooie poëzie" u mateloos zal interesseren, wil ik het gaarne eens oprakelen. Speciaal voor u...
Kris.
Wat ís mooie poëzie, beste lezer? Voor de
enen is het moederken van Guido Gezelle. Voor anderen is het een haiku van
Geert Verbeke of de rede van Marcus Antonius van Shakespeare. Over smaken en
kleuren valt niet te redetwisten. En evenmin valt er, mijns inziens, te
redetwisten over het feit of het geschrevene überhaupt wel poëzie ís. Wat voor
de ene poëzie is, is het voor een ander niet. En omgekeerd. Wat let mij dan om
het proza van professor O. van Togenbirger in verzen te gieten? Mits de tekst
onveranderd blijft hooguit een paar kommas bijgevoegd of weggelaten en hier
en daar een paar woorden van plaats verwisseld ten behoeve van het metrum. Eén struikelblok is er geweest: de maan! In
de oorspronkelijke tekst (* zie Wiens brood men eet op www.bloggen.be/omskvtdw d.d. 7.12.2009) stond de maan in de mist. Om metrische redenen had ik het
maantje in de mist voorgesteld, maar dat stuitte op het veto van
de professor: hij vond het verkleinwoord respectloos. En zo is het de bleke maan geworden. Hoe
vaak immers heb ik in mijn studententijd niet die bleke maan tussen de bóóómen
zien staan Of de professor daar helemaal gelukkig mee is, durf ik
betwijfelen. Zijn reactie was er een van doe maar wat je niet laten kunt.
Bang dat zijn boodschap niet doorkomt? Doe mij een lol, beste lezer, en lees
het gedicht twee keer: één keer voor de boodschap en één keer voor de poëzie
Er staat een gedicht van Rodaan Al Galidi. Niet onaardig die tekst, maar een gedicht is het niet. Tenminste niet naar mijn normen, volgens dewelke een minimum aan ritmiek vereist wordt, een metrum, of een rijm - het weze slechts een stafrijm. Het is proza, mijn beste, en zeg niet dat het poëzie is omdat het in verzen geschreven is. Deze vorm van "poëzieschrijven" verhoudt zich naar mijn gevoel tot echte poëzie, zoals "rappen" zich verhoudt tot "zingen". De Dikke Van Daele definieert "rappen" als: teksten zingzeggen op een muzikaal ritme. Als kind heb ik er nog van gedroomd om zanger te worden. Het probleem was: ik kon niet zingen en "rappen" bestond toen nog niet. Daarom heb ik mij beperkt tot wat ik behoorlijk goed kon: spreken en... zingzeggen.
Laten we dit "gedicht" even bekijken (het heet: Voor eeuwig verbonden)
De dood en het leven
gaan naar dezelfde school,
zitten bij elkaar in de klas,
luisteren naar dezelfde meester.
Bij een vraag steken ze beiden hun vinger op
en geven samen het antwoord.
In de pauze spelen ze op hetzelfde plein,
vallen uit dezelfde tak,
kloppen hetzelfde zand uit hun schoenen
en na de laatste les
gaat het leven naar de dood
en de dood naar het leven.
Zoals ik al zei: een prima tekst, maar... het is próza, mijn beste Rodaan. Zie maar:
De dood en het leven gaan naar dezelfde school, zitten bij elkaar in de klas, luisteren naar dezelfde meester. Bij een vraag steken ze beiden hun vinger op en geven samen hetzelfde antwoord. In de pauze spelen ze op hetzelfde plein, vallen uit dezelfde tak, kloppen hetzelfde zand uit hun schoenen en na de laatste les gaat het leven naar de dood en de dood naar het leven.
En ik zit in Het Laatste Nieuws van gisteren 28/1 een column te lezen van Isolde Van den Eynde, hoofdredactrice:
Ah, hoop. Heel even hebben we het licht zien schijnen aan het einde van de tunnel. We voelden een minuutje de lentezon op onze huid en konden de eerste druppel van dat glaasje rosé zonder de beperking van dat ene vaste knuffelcontact al proeven.
Zou dit beter klinken als:
Ah, hoop.
Heel even hebben we
het licht zien schijnen
aan het einde van de tunnel.
We voelden een minuutje
de lentezon op onze huid
en konden de eerste druppel
van dat glaasje rosé
zonder de beperking
van dat ene knuffelcontact
al proeven.
?
En gij Firmin, die weliswaar geen poëet zijt, maar toch fijnbesnaard, wat denkt gij?
(1) Het
woord "ketser" betekent (zie Van Daele) "vrachtrijder". In dit geval gaat het
om iemand die, op vrijwillige basis, neus-keeluitstrijkjes ophaalt
bij huisartsen en andere gezondheidswerkers en naar het labo brengt om te laten
onderzoeken op hét coronavirus. De term "coronaketser" is aldus pas ontstaan in
2020 en is nog in geen enkel woordenboek terug te vinden.
(2) Die coronaketser waarvan sprake in deze
limerick hoeft geen kinderarts te zijn. Een keel-neus-oorarts bijvoorbeeld?
Maar dat zou niet gepast hebben in het metrum. En uit Balen komt hij al
helemaal niet: dat is ter wille van het rijm...
De
coronacrisis, een vloek of een zegen? Een vloek natuurlijk! Of moeten we dat
toch even nuanceren? Heeft één van de groten dezer aarde niet ooit gezegd: "elk
nadeel hep se foordeel"? Voordelen? Wat mij persoonlijk betreft zijn er een
heleboel. Ik noem er slechts twee, zo voor de vuist weg. Ik hoef niet meer naar
de kapper en ik hoef mij niet meer bij ieder bezoek te laten aflebberen door
nicht Clotilde. Al zijn die bezoeken de laatste tijd schaars geworden, wat ook
weer een voordeel is. Bij deze schiet mij een verhaal te binnen van mijn schoonpapa
die ook zo'n tante Clotilde had, eigenlijk een groottante, die in Frankrijk
woonde en één of twee keer in 't jaar op bezoek kwam. Schoonpapa was toen nog
een kleine jongen en zoenen en knuffelen was in Vlaanderen en zeker op de
boerenbuiten nog niet in de mode. Wat al toeren die uitgehaald heeft om aan het
gezoen en geknuffel van tante Clotilde te ontsnappen!
Wie de
laatste maanden met zijn geluk geen blijf weet is Erlend Palemans. Met dank aan
het coronavirus. Erlend is een gewezen brandweerman die moeilijk rondkomt met
zijn karig pensioen: tijd te veel en geld te weinig. Tenminste zo wás het, tot
hem deze mooie job werd aangeboden: coronaketser. Dat is hem natuurlijk niet zomaar
in de schoot geworpen. Erlend heeft er flink voor gesolliciteerd. Hij had
overigens de keuze tussen drie jobs, maar die andere twee waren op vrijwillige
basis, wat betekent "onbezoldigd" en dan heeft hij maar gekozen voor die ene,
op onvrijwillige basis, wat "bezoldigd" betekent en in dit geval ook "met bedrijfswagen".
- Hoe slaag
jij er toch in om zo'n mooie goedbetaalde job te versieren? heb ik gevraagd. Ik
zei "te versieren" en niet "op de kop te tikken" omdat ik weet dat Erlend vier
jaar in Nederland heeft gewoond.
- Ben je
jaloers?
- En óf ik
jaloers ben. Mij worden alleen maar jobs-op-vrijwillige-basis aangeboden, maar
daar bedank ik voor, want daar word ik niet beter van (weer zo'n Hollandse
uitdrukking).
- Je moet
natuurlijk niet wachten tot het je in de schoot valt. Je moet ernaar op zoek
gaan.
Ik had plots
geen zin meer om aan te dringen. Ach, ik kom wel rond met mijn
zelfstandigenpensioen en ik zal er zó ook wel in slagen mijn dagen te vullen.
Maar ondertussen was ik vergeten, lieve lezer, dat u wellicht niet eens weet
wat het beroep van coronaketser inhoudt. Misschien hebt u ondertussen zelfs al
uw Dikke Van Dale opengeslagen: tevergeefs. Het woord staat er niet in en dat
zal in de toekomst ongetwijfeld niet veranderen. "Ketser" staat er wel in: het
betekent "vrachtrijder". Lang geleden lieten de boeren hun tarwe naar de molen
brengen door een ketser, vaak met een kruiwagen en via kleine binnenwegen. In
een viertal Vlaamse dorpen vinden we dat ketsersberoep terug in straatnamen
(Ketsersstraat, Ketsersdreef). Wat Erlend ketst is geen tarwe naar de molen - of bloem terug naar huis - maar slijmstaaltjes uit de neuskeelholte, van de
huisdokter naar het labo, om te laten testen op het coronavirus. Ik had gehoopt
dat het woord de Dikke zou halen, maar tegen sprankelende woorden als "anderhalvemetersamenleving" en het door mijn schoonpa en mijzelf zo verfoeide "knuffelcontact" kon het niet optornen.
Mijn ontgoocheling is weliswaar minder groot dan in het jaar dat ik een woord
meende gevonden te hebben voor een West-Vlaamse bisschop die kleine jongetjes
seksueel misbruikt. Gulpbisschop! Dat woord haalde toen zelfs niet eens de
lijst van de twintig genomineerden voor "woord van het jaar"
En het
mondmasker dan, of liever het "mond-neusmasker"... Ik herleef als ik het opzet. Ik voel mij dan
weer jong en sterk, zoals in die vier glorierijke decennia waarin ik chirurgie
heb bedreven en anderhalve werkdag in de week gemondmaskerd mijn brood
verdiende. Mijn fetisjistische voorliefde voor het masker vindt overigens al
zijn oorsprong vóór die tijd. Als student geneeskunde mochten wij de
hartoperaties van onze vermaarde professor Fritz Derom bijwonen in de koepels
boven de operatiekamer, alwaar wij een prima zicht hadden op de ingreep. Maar
onze blikken dwaalden ook wel af naar de verpleegstertjes die rond de
operatietafel stonden. Die slanke figuurtjes. Die lieve engelengezichtjes. In
onze fantasie. Want die engeltjes konden wel eens lelijk tegenvallen als we ze
na de operatie zagen, ongemaskerd. En zie ons nu zitten, met onze tachtig
lentes achter de rug, op een bankje in het park De Ghellinck, glurend naar de
jonge meisjes die met gemaskerde engelengezichtjes voorbij defileren. Heerlijke
coronatijd!.....
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.