Beste
Firmin,
En
nogmaals een brief over poëzie. Geen twee zonder drie zegt men. Maar wees
gerust, het zal bij deze drie blijven. Aan het einde van dit schrijven zal het
u duidelijk worden waarom er geen vierde zal komen...
Misschien
hebt gij u al afgevraagd - tenzij gij de laatste twaalf jaar regelmatig mijn
blog gelezen hebt - of ik mijzelf reeds aan poëzie gewaagd heb. Welnu, het
antwoord is "ja", een bescheiden "ja" weliswaar. Zoals ge weet heb ik mijn beroep
vijftien jaar geleden - ik was toen op het toppunt van mijn kunnen! - moeten
stopzetten wegens "leeftijdsoverschrijdend gedrag". Als piepjong gepensioneerde
van amper vijfenzestig droomde ik toen nog van een carrière als dichter. Het
heeft enkele jaren geduurd vooraleer ik met een gedicht durfde naar buiten
komen. Het was ter gelegenheid van een poëziewedstrijd ter nagedachtenis van
Louis Paul Boon. Ik had mijn best gedaan om iets van de schrijver van "Mieke
Maaikes obscene jeugd" in mijn gedicht te leggen. Ik had gehoopt op de eerste
prijs. Maar nee hoor: geen eerste prijs, geen accessit, niet bij de
genomineerden, geen troostprijs, geen eervolle vermelding...
Oordeel
zelf:
De roste muis (een gedicht
waarin verteld wordt hoe een jonge knaap zijn zinnen verloor en hoe een
restaurant in Waterland-Oudeman een naam kreeg) (2010)
In 't vlakke Meetjesland, nabij een brede kreek,
woonde knappe rosse Virginie,'t mooiste meisje van de streek.
De boerenknechten allemaal minden haar, die knappe meid,
en niet in 't minst de jongste gast, in de liefde nog niet ingewijd.
Virginie bezat een roste muis, die z'aan niemand tonen wou,
tenzij, 't was geen geheim, aan wie haar hartje stelen zou.
De naïeve jonge knaap begeerde haar zo zeer,
hij ging voor 't meisje staan: ach, laat mij zien, uw muisje teer!
Beloof mij braaf te wezen, dan moogt gij 't muisje zien,
en als ge 't vader niet verklapt, moogt ge 't strelen bovendien.
En diezelfde avond reeds nam z'hem mee naar 't achterhuis:
ze trok haar rokken hoog: hij zag tussen de blanke dijen... de roste muis.
De jonge man werd bleek, hij stond met open mond,
begon te trillen op zijn benen en alles draaide in het rond.
Zijn lijf dat stond in vuur en vlam en om te blussen zijnen brand
liep hij naar 't water van de kreek; redders brachten hem aan land...
Bijna was 't hem slecht vergaan, men deed hem naar het ziekenhuis,
d'ogen star, de stem die zachtjes zei: ik heb haar muis gezien, een roste muis.
Nooit meer kwam hij goed bij zinnen, nooit werd het in zijn hoofd nog pluis
en zijn lippen bleven alsmaar preevlen: 'k heb haar muis gezien, haar roste
muis...
Vindt
ge 't raar dat ik toen zwoer nooit nog een gedicht te schrijven? En toch... Zes
jaar later stond ik weer voor aap. Ik had mij weer eens laten verleiden tot het
schrijven van twee gedichten, ditmaal voor een poëziewedstrijd ter nagedachtenis
van de jong gestorven Oudenaardse dichter Joti T'Hooft. Ik had mijn stijl
aangepast. Tevergeefs. Weer geen eerste prijs, geen accessit, niet bij de genomineerden,
geen troostprijs, geen eervolle vermelding...
Oordeel
nog maar weer eens zelf:
[1e gedicht] Dementie (2016)
(gedicht in jotithooftiaanse neoromantiek)
Langs de derde en de vierde hersenkamer
glijden de gedachten en gevoelens heen
het hoofd wordt van lieverlede leeg
aan de randen kleven nog de flarden
van 't geluk dat wij volop mochten smaken
toen wij doolden in paden van oeverloze jeugd
toen de wereld ons nog toebehoorde...
De herinneringen zijn heengevloden
uit ons oud en mistig brein
enkele zitten nog vast in onze temporale kwab
van toen jij en ik ons nog baldadig laafden
in een oceaan van oneindig welbehagen.
Toen konden wij nog huilen
als ons geluk verstoord werd
door toekomstbeelden van pijn
die al bij al nog draaglijk blijkt te zijn
omdat wien God verdelgen wil
hij eerst van zijn verstand berooft.
(quem deus perdere vult prius dementat)
[2e gedicht] Rugpijn, dementie en Tradonal (2016)
In
mijn brein zijn lege plekjes
grijze gaten
waartussen wit
er zit geen rem meer in mijn hoofd
ik kan de woorden niet meer tegenhouden
en op de rug van een dolfijn
speur ik de wereld af
op zoek naar 't oude lijf.
Ik voel mijn pijn nog vaag
maar mijn pijn voelt mij niet meer
opgestegen
op de rug van mijn dolfijn
hemelwaart
ervaar ik pijn als een genot.
Ik schrijf nu verzen
zonder schroom
zonder rijm
op het ritme van mijn pijn
ik schaam mij al lang niet meer
om mijn woorden zonder zin.
Mijn pijn beheers ik nu
ik spot ermee
ik schrijf nu verzen
in Vlaamse neo-romantiek
ik hoef geen lauwerkrans
geef mij maar schizofrenie
gespletenheid.
Dementie neemt de remming weg
het gevoel komt ongerept naar buiten
onsamenhangend weliswaar
omdat hier en daar
een woord verloren gaat
en de zinsbouw mankt soms wat.
Dementie helpt
tegen de pijn
maar bovenal
Tradonal!
Dat ik, mijn beste Firmin, het aandurfde mijn
dichterarij te vergelijken met "Marc
groet 's morgens de dingen" van Paul van Ostaijen, een van de succesrijkste
gedichten die ooit geschreven zijn in de Nederlandse taal, daarom ben ik nu nog
steeds verlegen :
Marc groet 's
morgens de dingen (Paul van Ostaijen)
Dag ventje met de fiets op de vaas met de bloem
ploem ploem
dag stoel naast de tafel
dag brood op de tafel
dag visserke-vis met de pijp
en
dag visserke-vis met de pet
pet en pijp
van het visserke-vis goeiendag
Daa-ag vis
dag lieve vis
dag klein visselijn mijn
Kort
na mijn laatste poëzie-fiasco heb ik mijn gedichten laten lezen aan mijn
vriend, Erlend P., germanist, filosoof en zelf dichter. Of zij dan zoveel
slechter waren dan het gedicht van Paul van Ostaijen. Erlend hield zich op de
vlakte. Hij zei enkel dit: "ik vind uw gedichten niet slecht, maar gij zijt
Paul van Ostaijen niet, nietwaar?".
Die
les heb ik dus begrepen. Maar misschien
zat er in mij talent als haiku-schrijver? Tientallen haiku's en
pictaiku's (een door mij uitgevonden kunstvorm) heb ik toen in een handomdraai
geschreven (op mijn blogs www.bloggen.be/haikoe en www.bloggen.be/pictaiku) en de beste heb ik zelfs uitgegeven in een boek
("Pictaiku" 2016). En als iemand mij vraagt of het boek succes heeft gekend
antwoord ik steevast: buitengewoon succes! En als ik dat voor u even mag
toelichten: er is één "Pictaiku"verkocht in die vijf jaar dat het op de markt
is. En die koper... ben ik. En dat is toch niet gewoon! Buitengewoon dus... Of
vindt gij dat niet?
Ik
beperk mij nu tot schrijven zonder verzen, doodgewoon proza. Niet dat ik dáár
goed in ben, maar een prille tachtiger moet toch iets doen om de tijd te doden.
Ik pleeg mijn proza dus nu verder op mijn blog. Dát wordt tenminste gelezen,
het weze dan maar door anderhalve man en een paardenkop.
Megabedankt dat ge dit hebt willen lezen en keivele groeten,
Kris
|