De
coronacrisis, een vloek of een zegen? Een vloek natuurlijk! Of moeten we dat
toch even nuanceren? Heeft één van de groten dezer aarde niet ooit gezegd: "elk
nadeel hep se foordeel"? Voordelen? Wat mij persoonlijk betreft zijn er een
heleboel. Ik noem er slechts twee, zo voor de vuist weg. Ik hoef niet meer naar
de kapper en ik hoef mij niet meer bij ieder bezoek te laten aflebberen door
nicht Clotilde. Al zijn die bezoeken de laatste tijd schaars geworden, wat ook
weer een voordeel is. Bij deze schiet mij een verhaal te binnen van mijn schoonpapa
die ook zo'n tante Clotilde had, eigenlijk een groottante, die in Frankrijk
woonde en één of twee keer in 't jaar op bezoek kwam. Schoonpapa was toen nog
een kleine jongen en zoenen en knuffelen was in Vlaanderen en zeker op de
boerenbuiten nog niet in de mode. Wat al toeren die uitgehaald heeft om aan het
gezoen en geknuffel van tante Clotilde te ontsnappen!
Wie de
laatste maanden met zijn geluk geen blijf weet is Erlend Palemans. Met dank aan
het coronavirus. Erlend is een gewezen brandweerman die moeilijk rondkomt met
zijn karig pensioen: tijd te veel en geld te weinig. Tenminste zo wás het, tot
hem deze mooie job werd aangeboden: coronaketser. Dat is hem natuurlijk niet zomaar
in de schoot geworpen. Erlend heeft er flink voor gesolliciteerd. Hij had
overigens de keuze tussen drie jobs, maar die andere twee waren op vrijwillige
basis, wat betekent "onbezoldigd" en dan heeft hij maar gekozen voor die ene,
op onvrijwillige basis, wat "bezoldigd" betekent en in dit geval ook "met bedrijfswagen".
- Hoe slaag
jij er toch in om zo'n mooie goedbetaalde job te versieren? heb ik gevraagd. Ik
zei "te versieren" en niet "op de kop te tikken" omdat ik weet dat Erlend vier
jaar in Nederland heeft gewoond.
- Ben je
jaloers?
- En óf ik
jaloers ben. Mij worden alleen maar jobs-op-vrijwillige-basis aangeboden, maar
daar bedank ik voor, want daar word ik niet beter van (weer zo'n Hollandse
uitdrukking).
- Je moet
natuurlijk niet wachten tot het je in de schoot valt. Je moet ernaar op zoek
gaan.
Ik had plots
geen zin meer om aan te dringen. Ach, ik kom wel rond met mijn
zelfstandigenpensioen en ik zal er zó ook wel in slagen mijn dagen te vullen.
Maar ondertussen was ik vergeten, lieve lezer, dat u wellicht niet eens weet
wat het beroep van coronaketser inhoudt. Misschien hebt u ondertussen zelfs al
uw Dikke Van Dale opengeslagen: tevergeefs. Het woord staat er niet in en dat
zal in de toekomst ongetwijfeld niet veranderen. "Ketser" staat er wel in: het
betekent "vrachtrijder". Lang geleden lieten de boeren hun tarwe naar de molen
brengen door een ketser, vaak met een kruiwagen en via kleine binnenwegen. In
een viertal Vlaamse dorpen vinden we dat ketsersberoep terug in straatnamen
(Ketsersstraat, Ketsersdreef). Wat Erlend ketst is geen tarwe naar de molen - of bloem terug naar huis - maar slijmstaaltjes uit de neuskeelholte, van de
huisdokter naar het labo, om te laten testen op het coronavirus. Ik had gehoopt
dat het woord de Dikke zou halen, maar tegen sprankelende woorden als "anderhalvemetersamenleving" en het door mijn schoonpa en mijzelf zo verfoeide "knuffelcontact" kon het niet optornen.
Mijn ontgoocheling is weliswaar minder groot dan in het jaar dat ik een woord
meende gevonden te hebben voor een West-Vlaamse bisschop die kleine jongetjes
seksueel misbruikt. Gulpbisschop! Dat woord haalde toen zelfs niet eens de
lijst van de twintig genomineerden voor "woord van het jaar"
En het
mondmasker dan, of liever het "mond-neusmasker"... Ik herleef als ik het opzet. Ik voel mij dan
weer jong en sterk, zoals in die vier glorierijke decennia waarin ik chirurgie
heb bedreven en anderhalve werkdag in de week gemondmaskerd mijn brood
verdiende. Mijn fetisjistische voorliefde voor het masker vindt overigens al
zijn oorsprong vóór die tijd. Als student geneeskunde mochten wij de
hartoperaties van onze vermaarde professor Fritz Derom bijwonen in de koepels
boven de operatiekamer, alwaar wij een prima zicht hadden op de ingreep. Maar
onze blikken dwaalden ook wel af naar de verpleegstertjes die rond de
operatietafel stonden. Die slanke figuurtjes. Die lieve engelengezichtjes. In
onze fantasie. Want die engeltjes konden wel eens lelijk tegenvallen als we ze
na de operatie zagen, ongemaskerd. En zie ons nu zitten, met onze tachtig
lentes achter de rug, op een bankje in het park De Ghellinck, glurend naar de
jonge meisjes die met gemaskerde engelengezichtjes voorbij defileren. Heerlijke
coronatijd!.....
|