Mijn kritieken-2011 op de radicale hervormingsplannen s.o. van minister Pascal Smet en de commissie-Monard op de hoorzitting klinken na 4 jaar hervorming actueler dan ooit.
Mijn kritieken-2011 op de radicale hervormingsplannen s.o. van minister Pascal Smet & de commissie-Monard én van de grote onderwijskoepels op de hoorzitting klinken na 4 jaar hervorming actueler dan ooit.
Ik was in 2011 de enige die op de hoorzittingen van de commisie onderwijs op 19 oktober 2011 waarschuwde voor de nefaste gevolgen van de radicale hervormingsplannen secundair onderwijs van de minister Pascal Smet en de commissie-Monard. Ik kon op veel begrip rekenen van vertegenwoordigers van de Partij Dedecker, N-VA , Open-VLD & Vlaams Belang, maar niet vanSp.a, Groen! en CD&V. Achteraf nodigden de 3 N-VA parlementsleden me nog eens uit voor een gesprek over deze materie.
Op 6 mei 2012 startten we met Onderwijskrant nog een grote campagne tegen de structuurhervorming met o.a. een petitie die door 13.000 mensen werd ondertekend. En zo slaagden we er mede in om de oorspronkelijke plannen van minister Smet en analoge van de grote onderwijskoepels af te zwakken, ook al blijken de gevolgen van de afgeslankte hervorming nog steeds nefast. Dirk Van Damme bekende vorig jaar: We hadden meer naar Raf Feys moeten luisteren.
Vooraf
Voor de verschillende hoorzittingen over de hervorming van het s.o. werden enkel voorstanders uitgenodigd; ikzelf was de uitzondering. Ik probeerde duidelijk te maken dat onze sterke eerste graad allesbehalve een kankerplek was, maar een sterk (export)product, en dat de hervormers uitpakten met vermeende knelpunten. Ik poneerde dat de echte knelpunten als de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs werden genegeerd en dat door verplichte invoering van de zgn. zachte didactiek, constructivisme e.d. in de plannen van Smet en Monard de kwaliteit nog verder aangetast zou worden.
Ik waarschuwde ook voor het feit dat aso-isering van de eerste graad nog het meest nadelig zou zijn voor het tso/bso. Enzovoort.
1 Brede/gemeenschappelijke eerste graad: nefast én illusoir
1.1 Meer gemeenschappelijke eerste graad/aso-isering: nefast voor alle leerlingen & voor tso/bso in bijzonder
Het sluitstuk en fundament van de hervormingsplannen is de brede eerste graad of middenschool waarin de leerlingen geconfronteerd zouden worden met alle mogelijke vakdomeinen en belangstellingsgebieden om na twee jaar een betere keuze te kunnen maken. Hierbij vallen dus de huidige opties weg.
Wat zouden de gevolgen zijn van het wegvallen van de huidige opties in de eerste graad zoals minister Smet en de commissie-Monard voorstellen? De 12-jarigen die momenteel kiezen voor meer praktische opties en meer praktisch ingesteld zijn, vinden dit een verademing na een voor hen te theoretische lagere school.
In een meer theoretische eerste graad zullen ze echter minder gemotiveerd zijn, vlugger leermoe worden en meer gedragsproblemen vertonen net zoals in het collège unique in Frankrijk het geval is.
Sterke leerlingen die zich in de derde graad lager onderwijs vaak al wat vervelen en onderpresteren, presteren beter en gemotiveerder als ze terecht komen in een sterke klas en optie. Ze zullen in een grotendeels gemeenschappelijke eerste graad vlugger onderpresteren.
We menen dat we 12-jarigen die al een specifieke interesse vertonen, niet te lang op hun honger moeten laten. Het onderwijs moet zich afstemmen op het niveau en de maat van die leerlingen. Leerkrachten die lesgeven in aso, tso en bso getuigen dat dit ook telkens anders aangepakt moet worden.
De opties ook de technische- mogen niet afgeschaft worden, en ze mogen ook niet verder verwaterd worden.
Binnen de eerste graad tso/bso worden momenteel specifieke talenten, interesses en handvaardigheden extra gevoed en geoefend. Leerlingen voor wie later in het beroepsleven de handvaardigheid heel belangrijk zal zijn, mag men niet langer op hun honger laten.
Precies die leeftijd van 12 à 14 jaar is ook een interessante leeftijd voor het extra oefenen van vreemde talen voor leerlingen die dit aankunnen en hier interesse voor hebben.. Naast een sterke taaloptie met Latijn zou er volgens ons ook nog een taaloptie met intensief Engels mogen komen, of een sterke wetenschappelijke optie.
Momenteel zijn er echter nog teveel (sub)toppers die niet terechtkomen in sterkere opties en klassen: bijvoorbeeld arbeiderskinderen die niet zo vlug kiezen voor de optie Latijn en te weinig worden uitgedaagd. Nederlands onderzoek bevestigt dat toppers en subtoppers blijvend onderpresteren als ze starten in een heterogene brugklas (zie bijdrage hierover in Onderwijskrant 157). We stellen voor die leerlingen dan ook een nieuwe sterke optie voor: b.v. intensief Engels, wetenschappen ... i.p.v. het nog waziger & minder gestructureerd maken van de nieuwe opties.
De opties moeten dus blijven - ook de praktische/technische - en er moet zelfs een sterke optie bijkomen voor sterke leerlingen die geen Latijnse optie verkiezen .
Ook de eenheidsleerplannen die in 2009 werden ingevoerd - vooruitlopend op de hervorming- moeten m.i. verdwijnen; er moeten opnieuw A & B-leerplanen wiskunde e.d. komen voor respectievelijk sterke en minder sterke opties/leerlingen, met erop afgestemde leerboeken. Die eenheidsleerplannen zijn te moeilijk voor bepaalde leerlingen en te gemakkelijk voor andere.
1.2 Illusoire voostellen van Smet en Monard
Het sluitstuk en fundament van de hervorming is de brede eerste graad of middenschool waarin de leerlingen geconfronteerd zouden worden met alle mogelijke vakdomeinen en belangstellingsgebieden om na twee jaar een betere keuze te kunnen maken. Zon bredere eerste graad berust echter op een grote illusie: de voorstellen voor de invulling van die brede eerste graad zijn illusoir/niet eens realiseerbaar en staan ook haaks op de d ermee verbonden doelstellingen als beter kunnen kiezen na de eerste graad niet realiseerbaar.
De gemeenschappelijke stam in de eerste graad is nu al vrij breed. In het eerste jaar is momenteel al 85 % gemeenschappelijk: 27 lesuren gespreid over 10 vakken sinds 2009 al met eenheidsleerplannen die te moeilijk zijn voor bepaalde leerlingen en te gemakkelijk voor andere. Met die gemeenschappelijke leerpannen voor wiskunde e.d. wou men al vooruit lopen op de hervorming.
Er is o.i. vooreerst geen ruimte voor 3 extra vakken en een aantal belangstellings-gebieden: economie, klassieke cultuur & Engels & ook nog een aantal nieuwe belangstgelingsbedieden. Terloops: economie is geen basisvak voor 12-jarigen en het heeft evenmin zin om alle leerlingen op te zadelen met 2 uur klassieke cultuur zoals destijds in het VSO. Er is nog minder ruimte voor de toevoeging van 6 oeverloze en vage belangstellingsgebieden zoals' welzijn en sociale wetenschappen'.
De hervormers beloven ook alle ten onrechte dat er ruimte zal zijn voor extra-uren techniek, praktijk en kunstzinnige vakken. Roger Standaert, directeur DVO/Entiteit Curriculum stelde niet minder dan 6 uur techniek voor alle leerlingen voor. Er is echter niet de minste ruimte voor meer praktische vakken en deze vallen ook alle als optievakken weg en worden voor de meeste van die leerlingen vervangen door theorie: 4 uren voor remediëring wiskunde en taal.
Die remedieeruren voor theoretische vakken beteken minder lesuren voor technische opties, maar ook meer theorie waarvoor ze minder gemotiveerd zijn. Die leerlingen dreigen nog vlugger a te haken. Zwakkere leerlingen moeten meer uren taal en rekenen en remediëring in de lagere school krijgen (vooral in de lagere klassen), maar niet in het secundair.
Een verbreding, aso-isering van de gemeenschappelijke stam, is niet enkel een nefaste zaak, maar de voorstellen zijn ook niet realiseerbaar.
We begrijpen niet dat zelfs het VLOR-advies ervan uitgaat dat men al die extras verbreding nog kan toevoegen binnen een tijdsbestek van 27/28 lesuren. Precies omdat het hervormingsplan uiterst vaag is en bijvoorbeeld geen lesurentabel bevat, kan het eigenlijk niet echt beoordeeld worden. Terug naar afzender had het oordeel van de VLOR moeten zijn
1.3 Bredere eerste graad (meer dan 27 lesuren) of smallere eerste graad (20 lesuren)?
Minister Pascal Smet pakte in een recent interview met Brandpunt (COC-tijdschrift) uit met een brede eerste graad maar stelde verrassend dat de gemeenschappelijke stam beperkt zou worden tot 20 uur. Raar maar waar.
Op het onderwijscongres van Groen! werd ook wel gepleit voor een verbreding van de eerste graad, maar werd tegelijk een gemeenschappelijke stam van 20 uur voorgesteld. Dat is 7 lesuren minder dan op vandaag. Wat willen de hervormers nu eigenlijk: 27 gemeenschappelijke lesuren zoals nu of een beperking tot 20 lesuren waardoor een vierde van de huidige gemeenschappelijkheid zou wegvallen? In landen als Nederland is de gemeenschappelijke stam beperkt tot 20 uur en voor de meeste vakken zijn er 3 beheersingsniveaus. Een bredere eerste graad is absoluut niet realiseerbaar! We hebben eerder nood aan minder i.p.v. meer gemeenschappelijkheid.
(Tijdens dezelfde hoorzitting stelde Bregt Henkens dat minister Herman De Croo in 1975-1976 niet zomaar het VSO veralgemeende in het Rijksonderwijs. In feite besefte De Croo dat het VSO leidde tot niveaudaling en ook tot een sterke terugloop van het aantal leerlingen in het tso. Hij voerde vanaf het tweede jaar weer uitgebreide opties in; voor praktische opties bedroeg dit zelfs 9 à 10 lesuren. Het hervormingsvoorstel is dus radicaler dan het afgezwakte VSO vanaf 1975-1976. )
2 Geen te heterogene klassen & geen afbraak van B-stroom
Onze toppers zouden in de eerste graad moeten samen zitten met leerlingen uit het beroepsonderwijs en zelfs met de helft van de huidige 1B-leerlingen (=met getuigschrift lager onderwijs). Dat betekent niet enkel dat 1B in het gedrang komt, maar ook dat voortaan leerlingen met een niveau 4de leerjaar in de A-stroom terecht komen. Zon heterogene klassen zijn niet haalbaar en werden ook in het VSO en in de proeftuinen van minister Vadenbroucke niet toegepast. I
n Vlaanderen werken we tot en met het zesde leerjaar lager onderwijs praktisch uitsluitend met heterogene klassen. Zelf vinden we dat dit op die leeftijd meer voordelen oplevert dan nadelen. In landen als Frankrijk en Engeland verlaten al de 11jarigen de lagere school; in Duitsland de 10-jarigen.
3 Ontwaarding & ontwrichting tso/bso/kso, problemen met belangstellingsdomeinen
*Een gemeenschappelijke/brede eerste graad of middenschool steekt altijd in een theoretisch keurslijf en betekent een aso-isering - net zoals het VSO destijds met nog slechts 2 uur technologische opvoeding per week, net zoals in landen met comprehensief onderwijs.
Het tso/bso wordt zo het meest de dupe van de aso-isering van de eerste graad. Zo merkten ook de SERV en de COC-lerarenbond terecht op dat in Smets hervormingsvoorstel de technische insteek ontbreekt. Een theoretische middenschool betekent verwaarlozing en ontwaarding van alles wat te maken heeft met techniek, handvaardigheid en kunstzinnige activiteiten en een sterke terugloop van het aantal leerlingen in het derde jaar tso, zoals destijds in het VSO.
Dit leidt in de hogere cyclus ook tot problemen met de beroepsgerichte studierichtingen, tot minder stielkennis en hogere werkloosheid bij de afgestudeerden. Dit is ook de scherpe kritiek in een recent OESO-rapport over de hogere cyclus in Finland. Als je bepaalde zaken en keuzes voor je uitschuift, dan krijg je grote problemen na de middenschool en bij veel 18-jarigen. PISA zou vooral aandacht moeten besteden aan de situatie op het einde van het secundair onderwijs, aan de aankomst.
*Vanaf de tweede graad zouden aso- en tso-leerlingen samen moeten optrekken binnen belangstellingsdomeinen zoals handel en economie. In de praktijk zal men toch de opsplitsing maken tussen meer theoretisch en meer praktisch gericht. We moeten ook blijven werken met een soepele combinatie van belangstellingsdomeinen: b.v. economie-moderne talen, Latijn-wiskunde (4u, 6u, 8 u), ... De (onder-) waardering voor praktische vakken en handvaardigheid wordt overigens vooral maatschappelijk bepaald en niet door de structuur van het onderwijs.
*De hervorming zou de kloof tussen de sterkere en de zwakkere leerlingen moeten dempen. De door minister Vandenbroucke gelanceerde slogan de kloof dempen is de domste slogan ooit. We moeten de kloof niet dempen, maar eerder vergroten door de kwaliteit te verhogen en het onderpresteren te bestrijden. Uit de evolutie binnen PISA blijkt overigens dat de kloof al te klein is geworden, omdat de sterkere leerlingen erop achteruit gaan.
*De voorgestelde hervorming zou ook leiden tot meer i.p.v. minder ongekwalificeerde uitstroom. Die uitstroom is momenteel kleiner dan in andere landebn. Die kwestie wordt echter te stereotiep bekeken: voor een aantal leerlingen zijn er in de hogere leerjaren s.o. andere wegen nodig zoals een soort leercontract.
4 Gemeenschappelijke eerste graad/middenschool: moeilijke & te late (her)oriëntering, geen attesten & moeilijke keuze na middenschool
In landen met een gemeenschappelijke eerste graad/lager cyclus presteren de leerlingen veelal minder voor PISA en TIMSS en men kan ze ook niet tijdig (her)oriënteren. In een middenschool zullen de zwakkere leerlingen de eenheidskost niet lusten en niet aankunnen, en men kan ze ook niet tijdig heroriënteren naar een passende optie. Op het einde van het eerste jaar kan men geen B-attesten uitreiken en zomaar overzitten heeft voor dat soort leerlingen weinig zin.
Na 2 jaar eenheidskost zullen leerlingen, ouders, leerkrachten en CLB ook moeilijker kunnen uitmaken welke studierichtingen 14-jarigen het best aankunnen en kiezen: welke beroepsvelden voor tso en bso-leerlingen, een sterke of minder sterke aso-studierichting? De leerlingen hebben onvoldoende kunnen uittesten wat ze wel of niet aankunnen. Vandaar dat de VLOR stelt dat men ook op het eind van het tweede jaar geen B-attesten kan uitreiken. Het vrij onderwijs vreest dan wel dat zonder B-attesten de leerlingen te lang bij een foute keuze blijven; maar die foute keuzes zijn een gevolg van de middenschool.
In comprehensief Finland zijn er na de 3-jarige middenschool (gevreesde) selectieproeven nodig om uit te maken of men al dan niet naar de theoretische of naar de beroepsgerichte bovenbouw mag overstappen. Vaak volgen de leerlingen hiervoor ook bijles.
Op basis van de eenheidskost in de middenschool hebben de leerlingen er ook niet kunnen uitmaken welke hun specifieke talenten zijn. Veel meer 15jarigen maken in gidsland Finland een foute keuze dan in Vlaanderen het geval is.
We menen dat we 12-jarigen die al een specifieke interesse vertonen, niet te lang op hun honger moeten laten. Het onderwijs moet zich afstemmen op het niveau en de maat van die leerlingen. Leerkrachten die lesgeven in aso, tso en bso getuigen dat dit ook telkens anders aangepakt moet worden.
5 De zachte pedagogiek van Monard, minister Smet & eindtermen: niveaudaling en ontscholing
Pleidooien voor comprehensief onderwijs gaan steeds - al vanaf het VSO- samen met pleidooien voor de invoering van de zgn. zachte pedagogiek, kennisrelativisme, zelfontdkkend leren ... De 'zachte pedagogiek/didactiek van de hervormingsplannen van Monard en Smet is ook dezelfde als deze in de Uitgangspunten bij de eindtermen die mede verantwoordelijk zijn voor de niveaudaling; vaardigheden i.p.v. kennis, vakkenoverschrijdend werken i.p.v. vakgericht, zelfstandig leren en zelf construeren van kennis i.p.v. kennisoverdracht en interactie, competentiegericht leren, knuffelpedagogiek ...
Als de Vlaamse resultaten beter zijn dan is dat ook te danken aan onze didactische aanpak. Onze leerkrachten werken meer prestatiegericht en gestructureerd. Jammer genoeg worden ze vanaf de jaren zeventig - en nog meer vanaf de jaren negentig - opgelegd de zachte didactiek toe te passen, het zelfontplooiingsmodel. Als de niveaudaling kleiner is dan elders, dan is dit vooral te wijten aan het verzet en de inzet van de praktijkmensen.
Zelf ijveren we ook al 40 jaar voor het conserveren van de vaste waarden (jaarklas; instructie ...) en voor het optimaliseren van oerdegelijke inhouden en methodieken voor rekenen, lezen, spelling ... Zo bestreden we de afbraak van de sterke kanten en de ontscholingsdruk. Zo kregen we het wiskundeonderwijs op de lagere school weer op het juiste spoor - maar pas na 25 jaar. Naast de vele verlossers-nieuwlichters die graag uitpakken met mooiklinkende slogans en cultuuromslagen en zich vooral situeren in het kamp van de vrijgestelden, heb je in Vlaanderen ook conserverende vernieuwers of vernieuwers in continuïteit. Het zijn mensen die dichter bij de praktijk staan, op geen officiële steun kunnen rekenen, meer werken in stilte, maar tegelijk meer blijvende invloed hebben op de praktijk dan de nieuwlichters.
Brede vakkenclusters & ook nieuwe vakkenoverschijdende onderwerpen: niet wenselijk
Volgens de minister en de VLOR moeten we vooral werken met brede vakkenclusters - zoals bij wereldoriëntatie lager onderwijs. Veel ervaren onderwijzers verkiezen echter in de derde graad lager onderwijs nog afzonderlijke en gestructureerde lessen geschiedenis e.d. In Nederland en Frankrijk staan de afzonderlijke zaakvakken op het programma vanaf de 2de graad lager onderwijs. Het domste wat we kunnen doen is alles door elkaar klutsen.
We mogen niet raken aan de belangrijkste kwaliteitshefbomen: de gestructureerde vakdisciplines als cultuurproducten, de ermee verbonden leerplannen, leerboeken en vakspecifieke deskundigheid van de leerkracht.
Bij vakkenoverschrijdend werken zijn er geen duidelijke en gestructureerde leerplannen meer en kan men ook moeilijk werken met leerboeken. De leraars moeten dan ook vaak les geven over vakgebieden waarvoor ze niet zijn opgeleid - zoals nu al al te vaak het geval is. Het wordt dan ook moeilijk voor de lerarenopleidingen om uit te maken welk soort leraren ze moeten opleiden. Zo wordt het vakoverschrijdend vak PAV (Project Algemene Vakken) in de diverse lerarenopleidingen sterk verschillend ingevuld.
De hervormers willen ook het competentiegericht en constructivistisch leren opleggen.
Die mode is echter weeral uit de mode. Ze wordt ook verantwoordelijk geacht voor de niveaudaling in Franstalig België, in het hoger onderwijs in Nederland ... Competentiegericht is overigens nog steeds een vaag en rekbaar begrip. Veel nieuwlichters hebben zich de voorbije jaren al bekeerd de Luikse prof. Marcel Crahay erkent dat de niveaudaling in Wallonië mede zijn schuld is, de schuld van de vage competentiegerichte leerplannen en didactiek.
We vinden overigens dat de beleidsmensen geen staatspedagogiek mogen opleggen. Jammer genoeg is dit in het verleden ook al herhaaldelijk gebeurt - zoals in de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen en bij de basiscompetenties voor toekomstige leerkrachten. (En ook de onderwijskoepels mogen o.i. geen pedagogische anpakken opleggen zoals het geval was met de leerplannen van eind de jaren negentig.)
De hervormers verzwijgen de echte knelpunten, de sterke niveaudaling in lager, secundair en hoger onderwijs en bestempelen precies de sterke kanten als knelpunten. Onze eerste graad is nog steeds een exportproduct met leerlingen die (relatief) goed presteren en zich soepel kunnen oriënteren. Vanaf 95 toonden acht TIMSS- en PISA-studies aan dat onze 14 en 15-jarigen beter presteren dan elders, ook de zwakste en deze uit lagere milieus. Op pag. 14 van Onderwijskrant 157 staan 2 studies beschreven waarin de onderzoekers landen vergelijken abstractie makend van migrantenleerlingen. Dan blijkt nog beter dat onze zwakste leerlingen beter presteren dan elders en dat Vlaanderen ook inzake sociale gelijkheid een topscore behaalt; de hervormers beweren het omgekeerde.
Ook op de vier Vlaamse studies over welbevinden behaalden de leerlingen lagere cyclus een opvallend hoge score. Maar ook hier hoorde ik de andere sprekers tijdens de hoorzitting het omgekeerde beweren zonder enige verwijzing naar die studies, maar als een wetenschappelijke vanzelfsprekendheid. De lagere cyclus is een succescyclus, maar wordt nog steeds als dé probleemcyclus voorgesteld. Sinds 2000 gebeurt dit op basis van PISA-kwakkels over sociale discriminatie e.d., sinds 91 al door stemmingmakerij in het rapport Het educatief bestel in België, dat kwakkelde dat er 9 à 10 % zittenblijvers waren in eerste jaar i.p.v. 3 %, dat de overgang te bruusk was, dat onze eenheidsstructuur nog te gedifferentieerd was, dat de regenten slecht waren opgeleid ende regentaten niet deugden dat vele miljarden verspild werden door de 9% overzittrers ... Guy Tegenbos voegde er in september 1991 aan toe dat het niveau middelmatig was.
Noot: In 2006 orakelde Ferre Laevers (CEGO) nog in de kranten dat het secundair een complete ramp was voor de leerlingen. Ook op de hoorzitting van 19 oktober wekte Laevers nog steeds die indruk. Ook volgens spreker Piet Van Avermaet hadden we nood aan een cultuuromslag, een totaal ander paradigma, een verlossing uit de huidige ellende.)
Hoge prestaties voor PISA zijn maar mogelijk in landen als Vlaanderen met een relatief gezien groot aantal 15jarigen op leeftijd, een 72 %. We hebben minder zittenbijvers, 2,8 % in het eerste jaar (VRIND), buiten de grootsteden een goeie 1 %; dankzij de soepele overgang naar het secundair, een eerste graad die naast veel gemeenschappelijkheid ook een dosis differentiatie bevat waardoor leerlingen zich soepel kunnen oriënteren en heroriënteren zonder tijdverlies: ze maken een overstapje na enkele maanden of op het einde van een jaar: naar moderne, van aso naar tso. Zo is ook de combinatie van 2 jaar aso en tso een interessante combinatie, geen waterval, maar meeval. De toename van het overzitten en van de waterval in de hogere cyclus is precies ook het gevolg van de 3x2-jaar-cyclus van het VSO die leerlingen wijs maakt dat ze ook nog na 4 jaar probleemloos kunnen overstappen naar tso of bso.
7 Gelijke kansen en talentontwikkeling: afgeremd in nivellerende middenschool/eerste graad.
Al 50 jaar verkeerde GOK-gok
Al 50 jaar verkeerde GOK-gok : achterstandsbeleid & GOK vooral in basisschool!
Talentontwikkeling bereik je in de eerste plaats door de kwaliteit te verhogen, door de niveaudaling van de voorbije decennia terug te dringen. Volgens PISA en TIMSS behalen we inzake sociale gelijkheid een topscore. Het Vlaams onderwijs slaagt erin een hoge mate van sociale gelijkheid te koppelen aan effectiviteit! (NvdR: in 2015 ook bevestigd in studies van prof. Jaap Dronkers).
De Duitse onderzoeker Helmut Fend toonde aan dat de Gesamtschule geenszins de sociale gelijkheid bevordert; deze vroegere pleitbezorger van de Gesamtschule pleit nu voor een voldoende gedifferentieerde eerste graad zoals in Vlaanderen.
Anderen stelden vast dat getalenteerde arbeiderskinderen zich in een nivellerende middenschool te weinig kunnen optrekken, hun sociale doorstroming wordt afgeremd. Dat is nu al zo als gevolg van de nivellering van de voorbije decennia. Als arbeiderskinderen konden wij 50 jaar geleden makkelijker milieugebonden achterstanden inhalen.
De schoolloopbaan in het secundair verloopt grotendeels democratisch of meritocratisch: gebaseerd op het niveau eind lager onderwijs; zoals ook Jan Van Damme vaststelde.
In 69-70 volgden we binnen ons CSPO-onderzoek 5000 leerlingen bij de overgang naar het secundair; ook toen verliep de overgang meritocratisch.In Nederland stelden onderzoekers vanaf het grote talentenonderzoek van 68 al vast dat de schoolloopbaan in het secundair meritocratisch verloopt. Sindsdien luidt de conclusie steeds: in het secundair is relatief weinig direct ontginbaar talent aanwezig, veel minder dan dat men bij het begin van de jaren zestig veronderstelde.
Precies daarom besloten de Nederlandse onderzoekers en wijzelf al 40 jaar geleden dat we ons inzake gelijke kansen vooral moeten richten op het basisonderwijs.
We moeten er voorkomen dat arbeiderskinderen wegdeemsteren, we moeten vooral de grote (taal)achterstanden bij jonge kinderen aanpakken. Ik pleit vanaf het VLO-colloquium van 1973 voor een onderwijsvoorrangs- en achterstandsbeleid. (Ik pleitte er ook tegen het invoeren van de moderne wiskunde. Tevergeefs, veel centen werden verspild aan VSO en moderne wiskunde.)
Een effectief achterstandsbeleid is wel iets anders dan de wollige aanpak van de voorbije 20 jaar. Jammer genoeg werd ook intensief NT2 afgeremd door de taalachterstandsnegationisten en door de GOK-Steunpunten die stelden dat specifiek NT2 overbodig is.
7 Hervormers verzwijgen belangrijkste knelpunten: niveaudaling en ontscholing, uitholling
taalonderwijs
De hervormers vertrekken van vermeende knelpunten en verzwijgen de belangrijkste knelpunten zoals ze nog onlangs tot uiting kwamen naar aanleiding van de peilingen van Het Nieuwsblad, De Standaard en Voka en in 2007 binnen onze O-ZON-campagne.
We maken de voorbije decennia een gestage daling van het niveau mee zowel in lager, secundair als hoger onderwijs, een aantasting ook van discipline en gezag.
De hervorming zal enkel leiden tot verdere niveaudaling en ontscholing.
De daling is een gevolg van nivellerende hervormingen en van het opdringen van de zachte didactiek, door het VSO, de nivellerende en coontructivistische eindtermenoperatie, de vele nieuwlichters, CEGO, DVO, GOK-Steunpunten, de theorie ook van het ervaringsgericht leren, constructivistisch, zelfstandig, competentiegericht ... De daling is ook een gevolg van het ontbreken van niveaubewaking. De beleidsverantwoordelijken bekennen dat ze niet beschikken over gegevens omtrent het niveau van leerlingen en studenten. Raar, maar waar. Onderzoek en debat over de echte knelpunten dringt zich op en is veel belangrijker dan het debat over de structuurhervorming van het s.o.
9 Besluiten
*De brede eerste graad en andere voorstellen van Smet en Monard zijn eens niet realiseerbaar en sorteren averechtse effecten: afhaken, onderpresteren, aantasting van tso/bso...
*De 14-jarigen zullen na de gemeenschappelijke eerste graad moeilijker kunnen kiezen, langer foute keuzes maken.
*Een theoretische middenschool, aso-isering van de eerste graad, leidt tot ontwaarding van bso/tso en vormt een bedreiging voor het beroepsgerichte vervolgonderwijs.
*Bij de praktijkmensen en binnen de maatschappij is er absoluut geen draagvlak voor zon hervorming. In Nederland, Frankrijk ... wijzen ook de beleidsmensen uitstel van studiekeuze af.
*We moeten vooral de sterke kanten van ons onderwijs herwaarderen en voortdurend optimaliseren.
*De inspanningen inzake gelijke kansen moeten zich vooral richten op de basisschool.
*We moeten mometneel voorrang verlenen aan een debat over de niveaudaling en ontscholing, uitholling van het taalonderwijs, e.d.
Mijn waarschuwing in 1973 precies 50 jaar geleden- voor anti-autoritaire opvoeding, ontplooiingsmodel, kennisrelativisme, ontscholing, leerlinggestuurd onderwijs, de leraar als coach, niveaudaling...
Mijn waarschuwing in 1973 precies 50 jaar geleden- voor anti-autoritaire opvoeding, ontplooiingsmodel, kennisrelativisme, ontscholing, leerlinggestuurd onderwijs, de leraar als coach, niveaudaling...
De huidige niveaudaling en aantasting van de kwaliteit van het onderwijs kent een voorgeschiedenis van 50 jaar, ontscholing werkt als een sluipend gif dat langzaam doordringt. 50 jaar geleden was het verzet van de (nog klassiek geschoolde) leerkrachten ook nog wel groter dan de voorbije decennia.
In januari 1973 hield ik in het tijdschrift De Nieuwe Maand (Acco, Leuven) een pleidooi voor de verdere humanisering van de relatie leerkracht-leerling en de optimalisering van de kwaliteit van het onderwijs .Tegelijk nam ik de escalatie in die tijd in de richting van de anti-autoritaire opvoeding, de ontscholingsdruk en het ontplooiingsmodel op de korrel. Ook op het VLO-startcolloquiun van 1 september 1973 waarop aangestuurd werd op radicale hervormingen lanceerde ik waarschuwingen.
Het ontlooiingslodel stond b.v.ook al centraal in de VSO-onderwijsvisie die in de VSO-brochure-1971 van minister Vermeylen volop gepropageerd werd en in tal van bijdragen in pedagogische tijdschriften. Ook op universiteiten was er al veel te doen omtrent de visie van ontscholer Carl Rogers.
De ministeriële brochure over het Vernieuwd Secundair Onderwijs van 1971 kondigde al de beeldenstormerij & ontscholingsdruk van de voorbije decennia aan; ze baadde in de geest van het einde van de jaren 1960. We lazen: Het verwerven van kennis is niet langer het hoofddoel van het onderwijs. De nadruk valt voortaan op het kunnen, het ontwikkelen van vaardigheid. De vroegere weetjesopstapeling moet plaats inruimen voor de adequate inwerkstelling van de intellectuele eigenschappen. De zuiver dogmatische werkwijze die op het reproduceren van leerstof gericht was, moet men tot elke prijs vermijden. De kinderen moeten leren, leren zelf vinden. Inductieve en actieve methodes zijn vanzelfsprekend. Er moet voortaan zoveel mogelijk uitgegaan worden van de belangstellingssfeer van de leerling. De moderne pedagogiek legt ook de nadruk op het belang van de zelfwerkzaamheid en groepswerk
Ik waaarschuwde 50 jaar in De Nieuwe Maand en druk nog even die waarschuwing af.
*Geen ontplooiingsmodel (zoals destijds gepropageerd door Carl Rogers en Co) & geen kennisrelativisme: & de meester moet meester blijven:
Ik schreef: De leerkracht mag zich niet in sterke mate afhankelijk maken van de ideeën en voorstellen van de leerlingen. Hij beschikt namelijk over meer kennis en ervaring, over een leerplan en over een leerpakket, enz. Hij moet dit alles ter beschikking stellen van de leerlingen. Hij helpt ze b.v. met zijn kennis, hij helpt ze daarmee tot zelfstandige ideeën te komen.
Waar in een overtrokken autoritaire opvoeding het werkelijk aanvaarden van de eigen gevoelens en ervaringen van het kind ontbreekt, ontbreekt in de laisser-faire opstelling het voorstellen van de gevoelens, ervaringen en opvattingen van de opvoeder/leraar aan het kind. In het eerste geval miskent men de waarde van het individuele, in het tweede geval de waarde van het sociale in de relatie leerkracht-leerling.
Niet-autoritaire opvoeding mag dus niet vervallen in het andere extreem het anti-autoritaire waarbij men als ideaal ziet de leerling vrijlaten om te doen waar hij zin in heeft, hem niet uitnodigen om iets te doen en om zich in te zetten.
Zo betekent ook het willen vermijden van manipulatie niet dat de leerling geenszins beïnvloed wordt, dat de leerkracht niet tussenkom.
. (In: Naar een open gemeenschapsschool, De Nieuwe Maand, januari 1973, p. 50 e.v.).
C
Commentaar
Het streven naar verdere humanisering van de relatie leerkracht-leerling met behoud evenwel van beproefde waarden als discipline en eisen stellen had o.i. een positieve invloed. Zelf hebben we ons samen met collegas en met de redactie van Onderwijskrant hiervoor ook sterk ingezet - ook op onze normaalschool, en met succes. Zo startten we in 1971 ook met een studentenraad op onze Torhoutse normaalschool.
Jammer genoeg sloegen de interne democratiseringsvoorstellen van een aantal progressievenal vlug door. Extreme visies deden hun intrede binnen de pedagogiek: de VSO-brochure van minister Vermeylen van 1971 propageerde al volop de zachte leerlinggecentreerde didactiek en pleitte voor een copernicaanse revolutie, vor kennis) en prestatierelativisme. En minister Vermeylen verving meteen het vak geschiedenis in de eerste graad door maatschappijleer in de zin van praten over de actualiteit, b.v. over de kaping van een trein in Nederland door Molukkers zoals vermeld werd in de VSO-brochure.
Ook de zgn. de anti-autoritaire opvoeding deed haar intrede, de opvoeding tot ongehoorzaamheid (boek en film van Duitser G. Bott van 1972 over anti-autoritaire Kleutertuinen in Berlijn geprezen door 2 Leuvense pedagogen - Walter Leirman en Gustaf Tistaert na een uitzending van de fim op de VRT in 1973 ), het ontplooiignsmdoel en de knuffelpedagogiek à la Laevers en co vanaf 1976, de zgn. onderhandelingspedagogiek, en zelfs de zgn. de anti-pedagogiek
Alles wat rook naar eisen stellen, discipline, examens en punten werd vaanf het eind van de jaren verdacht. We merkten een grote mate van prestatie-vijandigheid in de meeste pedagogische tijdschriften en repliceerden in 1974 met de stelling: weg met de prestatiedwang, maar leve de prestaties.
Het humaniseren van de relatie leerkracht-leerling was niet voldoende, men stuurde aan op gelijkheid en totale wederkerigheid, op antiautoritaire opvoeding, op vrij initiatief en zelfsturing, instant-welbevinden à la Laevers, knuffel- en onderhandelingspedagogiek, op zelfsturing...
De leerling moest gepamperd worden, leren moest vooral leuk zijn. De leerschool moest een leefschool worden. De waarde van goed doordachte leerplannen en handboeken werd miskend. De leerkracht mocht niet langer meer een expert en meester zijn, maar een coach. Het zelfontplooingsmodel deed zijn intrede en de ontscholing nam toe. De status van de leerkracht als professional en deskundige werd aldus aangetast.
De meeste praktijkmensen deden wel niet mee aan de anti-autoritaire modes, aan de onderhandelingspedagogiek die her en der ingang vonden.
44 jaar geleden namen we in Onderwijskrant al afstand van de egalitaire onderwijsideologie à la Piere Bourdieu, veel sociologen & beleidsmakers
44 jaar geleden namen we in Onderwijskrant al afstand van de egalitaire onderwijsideologie à la Piere Bourdieu, veel sociologen & beleidsmakers
In 1979 (44 jaar geleden) nam Onderwijskrant in nummer 9 al afstand van de egalitaire onderwijsideologie à la Bourdieu , veel sociologen ....
De egalitaire GOK-ideologie gaat ervan uit dat het intellectueel potentieel evenredig verdeeld is over alle bevolkingslagen en dat voor de leerresultaten de intelligentie (nature) geen belangrijke rol speelt, maar wel de sociale factoren (nurture).
De democratisering is volgens die visie pas bereikt
als er geen (cor)relatie meer gevonden wordt tussen het scholingsniveau van de kinderen en de sociaal-economische status en/of scholingsniveau van de ouders;
als de prestatieverschillen tussen de sterke en zwakkere leerlingen afnemen-geen prestatiekloof ; *gelijke leerresultaten
als er evenveel kinderen van laagopgeleide ouders het aso en het hoger onderwijs volgen;
als er evenredig veel kinderen uit de maatschappelijke onderklasse hoge maatschappelijke functies bekleden.
We citeren nu even de kritiek op de egalitaire visie in Onderwijskrant 1979 (44 jaar geleden)
Er zijn voldoende aanduidingen dat naast de milieu-invloed de geringere schoolresultaten van arbeiderskinderen vooral ook toe te schrijven zijn aan een gemiddeld genomen lagere intelligentie.
De vrij grote genetische bepaaldheid van intellectuele capaciteiten binnen een maatschappelijk systeem waarin sociale mobiliteit in zekere mate mogelijk is, maakt het weinig waarschijnlijk dat de verschillen tussen sociale klassen enkel aan het milieu zouden te wijten zijn: de meest intelligente leden uit de onderste lagen krijgen de kans om te stijgen in de sociale hiërarchie (o.m. via onderwijs), waardoor op het niveau van de volwassenen er een verschil ontstaat tussen de sociale lagen.
Bovendien huwen de meeste mensen met iemand van hun eigen sociale laag. Deze vorm van 'assortative mating' heeft voor gevolg dat IQ's van echtgenoten ook dicht bij elkaar liggen (correlatie rond .50 volgens onderzoek van C. Jencks e.a.).
Het aldus ontstane onderscheid in intelligentie wordt doorgegeven aan de kinderen: kinderen van intelligente ouders hebben gemiddeld genomen een beter erfelijk potentieel dan kinderen van minder intelligente ouders .
Als het waar is dat niet in elke sociale klasse evenveel kinderen met een hoge intelligentie zitten, dan moeten we ook het in onze maatschappij gehanteerde ideaalbeeld van een perfecte sociale mobiliteit relativeren. Dit ideaal luidt: uit elke sociale klasse moet een gelijke proportie vertegenwoordigd zijn in elk onderwijs- en beroepsniveau.
Gezien de kansen voor een stuk erfelijk bepaald zijn, zal dit nooit ten volle gerealiseerd worden, ook als men er de nodige inspanningen voor doet (wat nu in 1979 - nog onvoldoende het geval is). Het lijkt dan beter vooral te streven naar het verminderen van de maatschappelijke sociale ongelijkheid op zich: dit is de inkomens-, status- en machtsverschillen in onze maatschappij verkleinen.
Noot: Voor de redactie van Onderwijskrant was dit realistisch GOK-standpunt van 1979 een evidentie. Door onze eigen betrokkenheid bij een grootscheeps CSPO-onderzoek (19701971) omtrent de doorstroming naar het secundair onderwijs wisten we ook al dat de sociale achtergronden hierbij minder meespeelden dan algemeen werd gedacht. De democratisering vanaf de jaren vijftig heeft o.i. tot een relatief hoog GOK-gehalte geleid. Als kind van de democratisering beseffen we dat we veel onderwijskansen en degelijk onderwijs kregen.
Rake kritiek op reformpedagogiek 94 j. geleden van Victor D'Espallier, onderwijzer en mijn latere Leuense prof. didactiek,
Wijze Victor DEspallier, onderwijzer en mijn latere Leuvense prof. didactiek, 93 jaar geleden over de reformpedagogiek als een soort afgodendienst
(Bijdrage in Vlaamsch Opvoedkundig tijdschrift, februari 1929.
DEspallier: Na de emancipatie van de vrouw, na de emancipatie van de werkman, is het nu blijkbaar de tijd en eeuw van de emancipatie van het kind.
In de moderne pedagogische literatuur heeft men het nu steeds over Zijne majesteit het kind. Volgens Ellen Key wordt De eeuw van het kinniet ingeluid Bevor Vatter und Mutter ihre Stirne (voorhoofd) vor de Hocheit der Kinder in den Staub beugen.
Pedocentrisme is de signatuur aller modern getinte didactiek
Alles vom Kinde ausde alleenzaligmakende leer.
Dit is een afgodendienst bewezen aan het kind in de extreemste gevallen.
De Amerikaanse John Dewey vergelijkt de omwenteling in de pedagogiek, de pedocentrische geest in het algemeen, en de didactiek in het bijzonder, met die van Copernicus. Het gaat volgens Dewey om niets minder dan een Copernicaanse revolutie. De onderwijzer, voorheen heer en meester van de klas, wordt nu de dienaar; het kind wordt de hoofdfiguur waaromheen alles wentelt. De spontaneïteit van de leerlingen regelt de keuze van de leerstof, enkel zijn spontane belangstelling is nog van tel.
Een Dewey, een Claparède en anderen zijn tekenend in dit opzicht. Hier heerst de autonomie van het kind-zijn! En ook de jeugd is geen overgangsstadium meer; ze vindt de reden van haar bestaan in zichzelf. Ook dat is een kenmerkende gedacht die
we steeds terugvinden en met de uiterste consequenties bij de Duitse revolutionaire pedagogen; bij een Wijneken, een Oestrich, een Gürlitt, een Kawerau.
Ellen Key schrijft in De eeuw van het kind (1900): Vooraleer vader en moeder hun voorhoofd voor de hoogheid van hun kind niet in het stof neerbuigen, vooraleer ze niet inzien dat het de toekomst is die in de gestalte van een kind in hun armen sluiert, zullen zij evenmin begrijpen dat zij ook niet de macht of het recht hebben aan dit nieuwe wezen wetten voor te schrijven, Wanneer de vader in zijn kind de koningszoon ziet welke hij in deemoed en volgens zijn beste kunnen dienen zal, dan zal het kind tot
zijn recht komen.
Wat moet onze houding zijn tegenover die strekking, die moderne pedagogiek?
De moderne pedagogiek beweert de eigen aard van het kind ontdekt te hebben, van de knaap en het meisje; beweert de eigen aard van het kind te eerbiedigen; beweert het kind vrijgemaakt te hebben van de al te ambitieuze tussenkomst van de volwassene.
De moderne pedagogiek heeft naar eigen zeggen de jeugd geëmancipeerd. Maar vergeten we nooit dat er goede en slechte emancipatie is.
De moderne auteurs beweren steeds de kindernatuur te respecteren. Maar zijn het niet de extremisten inzake selfgovernment/zelfbestuur, die aan de kinderen lasten opleggen waaronder een doorsneevolwassene bezwijkt? En wat met de mannen van de pedanalyse die de kinderlijkheid eerbiedigen?
Is het de communistische school in Rusland en Duitsland die met haar productivisme en haar school-fabriek (arbeidsschool) de kindernatuur eerbiedigt? Ook Dewey pleit voor zo'n arbeidsschool. (Dewey liep in publicatie van 1928 ook hoop op met het onderwijs in de Sovjet-Unie - de indoctrinatie inbegrepen. Ook Dewey en co stelden het onderwijs in functie van een nieuwe, een marxistische, maatschappij.)
Sedert de Zweedse revolutionaire Ellen Key haar boek schreef over De eeuw van het kind is dat woord tot een vlag geworden. Er is heel veel rijp naast veel groen in de pedagogische innovaties.
Foerster schreef terecht: Men spreekt steeds over de eeuw van het kind. Er is ongetwijfeld nog geen eeuw geweest waarin zoveel grote kinderen het woord hebben gevoerd om hun kinderachtigheden in de plaats van de beproefde wijsheid van eeuwen te stellen.
In O-ZON-manifest van Onderwijskrant - jan. 2007 werden de belangrijkste oorzaken van de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs precies geformuleerd t
O-ZON-campagne en Onderwijskrant-analyse van de belangrijkste oorzaken van de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs in ons O-ZON-manifest van januari 2007 - 16 jaar geleden
We vonden 16 jaar geleden dat het al 5 na 12 was en lanceerden een grootscheepse campagne die heel veel instemmende reacties en getuigenissen uitlokte en een start betekende van het debat over kennisrelativisme, niveaudaling ...
Voorstelling O-ZON-manifest (Onderwijs Zonder Ontscholing) op O-ZON-symposium - 5 mei 2007 in Blandijnberg-Gent : Raf Feys
1.Inleiding en situering van O-ZON-campagne 2007
Beste mensen, met Onderwijskrant maken we ons al lange tijd veel zorgen over de niveaudaling en aantasting van de kwaliteit van het onderwijs (zie www.onderwijskrant.be) De oorzaken van de progessieve aantasting van de kwaliteit van het onderwijs, van het sluimende gif van de niveaudaling zijn velerlei.
Daarom hebben we met Onderwijskrant begin 2007 de actiegroep O-ZON opgericht en voeren we een O-ZON-campagne die op veel respons en instemming kon rekenen. In ontkennende reacties van ontscholers, Roger Standaert, inspectiekopstukken, aantal universitaire onderwijsexperts ... kwam ook hun ontscholingsvisie duidelijk aan de oppervlakte.
Vanaf 1989 kon Vlaanderen een zelfstandig beleid voeren. De topambtenaren dachten wat we zelf doen, dat doen we beter en kwamen in actie. Vanaf 1989 lazen we in hun rapporten, van Monard en co, dat niets deugde aan ons Vlaams onderwijs: duur, matige kwaliteit, saai, wereldkampioen zittenblijven, onze sterke lagere cyclus secundair was in het rapport 'Het educatief bestel in België van 1991 plots een probleemcyclus, een kankergezwel - en dit was zogezegd mede de schuld van de manke opleiding van de regenten. Schaalvergroting en enveloppenfinanciering werden voorgesteld als wondermiddelen.
Ook in de tekst 'Uitgangspunten van de eindtermen' van 1996 pleitten DVO-directeur Roger Standaert en co voor copernicaanse hervorming van het onderwijs, constructiisme, kennisrelativisme, enz. De eindtermen en leerplannnen van de jaren 90 leidden tot een inhoudelijke nivellering, uitholling van de leerinhouden en van de taalvakken in het bijzonder.
Wij vonden/vinden dat deze nefaste ontwikkelingen een bedreigingvormen van de ozon-laag rond het onderwijs, van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie..
Wij waarschuwden eind 1991 al: "Vlaanderen heeft een sterke traditie, en nog steeds een koppositie, -onder meer dankzij het feit dat we meer belang hechten aan instructie, basiskennis, basisvaardigheden, inspanning en discipline. In het eerste jaar secundair zitten niet 9 à 10% zittenblijvers zoals Monard en co beweren, maar slechts 3,3 ; de lagere cyclus secundair presteert vrij sterk en is allesbehalde een kankerplek. Enzovoort. We waarschuwden ook in een opiniebijdrage in de krant De Standard van 19 september 1992.
We hadden/hebben o.i. geen omwentelingen nodig, maar vernieuwing/optimalisering met behoud van de sterke kanten, geen totaal nieuw leren, geen afschaffing van het jaarklassensysteem, geen gemeenschappelijke lagere cyclus secundair,geen matodontscholen, geen enveloppenfinanciering, geen academisering van de lerarenopleiding. Enzovoort.
Ook de DVO-overheidsdienst -Dienst voor Onderwijsontwikkeling van Roger Standaert- wou een omwenteling en gebruikte daarvoor de eindtermen: basiskennis was niet zo belangrijk meer, leerlingen. moeten zelf hun kennis construeren. De eindtermen en leerplannen Nederlands, Frans ... kozen voor een breuk met het verleden. Ze krijgen momenteel heel veel kritiek. Enz. Enz.
Door de grotere weerstand tegen ontscholing, is er in Vlaanderen gelukkig nog steed een grotere afstand tussen de ontscholingsdruk en de feitelijke ontscholing dan in tal van andere landen. O-ZON wil die weerstand ondersteunen wil de sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie behouden en vernieuwen in continuïteit.
Actiepunt 1: respect voor de meester, voor het meesterschap van de meester
Een professional heeft ruimte nodig. Ons motto luidt: Meester, je mag weer. Je mag weer lesgeven zonder gedirigeerd te worden door:
- experts aan de zijlijn,
-leerlingen die gepamperd moeten worden,
- besturen die zich commercieel en bureaucratisch opstellen
We pleiten in dit verband ook voor het het herstel van het gezag van de leraar en van de maatschappelijke opdracht van de school., en meteen ook voor het aantrekkelijker maken van het lerarenberoep.
Punt 2: herwaardering basiskennis, basisvaardigheden, vakdisciplines
Die zaken zijn jammer genoeg niet meer zo belangrijk, volgens de DVO-uitgangspunten bij de eindtermen, volgens de reacties op O-ZON vanwege inspecteurs en taaldidactici...
*rekenen is niet meer zo belangrijk, de kassa berekent de prijs
* kennis van gisteren is morgen verouderd, en verdampt vlug
*Een slechte spelling maakt een tekst niet slechter,als de boodschap maar overkomt; grammatica is toch overbodig, leerlingen gebruiken normaal het woord 'soupape' , woorden zoals ventiel zijn dus niet normaal-functioneel,.Prof. Taeldeman bestgempelde de eindtermen Nederlands misdadig.
O-ZON verzet zich tegen de cultus van de stupiditeit . Leren lezen en rekenen, de wet van Newton, dat is geen kennis die veroudert, dat is geen kennis die vlug verdampt.
Punt 3: herwaardering instructie, contacturen, inspanning en discipline & bewaken van de effectieve leertijd
Er wordt te veel lesgegeven; de leerlingen onthouden maar 10%, aldus inspecteurs op basis van de vermeende leerpiramide. In de nieuwe lerarenopleiding zal geen les meer gegeven worden, aldus twee departementshoofden.
Wij stellen: leerprocessen die sterk geleid worden, die renderen het meest. Dit was ook de conclusie op het leerpsychologisch congres van de AERA. Landen die hoog scoren op PISA en TIMSS Vlaanderen, Finland, Japan b.v.- besteden veel aandacht aan directe instructie en aan het leren oplossen van problemen vanuit uitgewerkte voorbeelden.
Ook prof. Bieke De Fraine stelde in haar onderzoek vast dat leerlingen beter presteren in prestatiegerichte scholen, en zich ook beter voelen. Volgens haar is het klimaat jammer genoeg prestatievijandig. De knuffelpedagogie van haar collega Laevers is ook nefast voor het doorzettingsvermogen en voor de ondernemingszin.
Ook het bewalen van de effectieve leertijd is in dit verband belangrijk. Momenteel is er al te weinig effectieve leertijd voor de basisvakken.
Punt 4: Geen individualisering & personalisering van het leerproces, geen radicaal inclusief onderwijs
Praktisch alle leerkrachten zijn voorstander van het eenvoudige jaarklassensysteem: de indeling van de leerstof per leerjaar, die klassikale instructie mogelijk maakt en het samen leren en optrekken van de leerlingen.
Voor de nieuwlichters is het jaarklassensysteem de meest verderfelijke, de oorzaak van alle kwalen. Zij willen onderwijs op maat van elk kind, personalisering, vrij initiatief, de leerling als een soort zelfstandige ondernemer, radicale individualisatie - een utopische en nefaste onderneming. Dit leidde ook tot de afschaffing van het jaarklassen- principe in het decreet basisonderwijs van 1997, dit leidde tot de keuze voor te radicaal inclusief onderwijs: leerlingen die jaren achterop zijn zullen LAT-onderwijs krijgen learning apart together - exclusie binnen de klas. Meer dan 90% van de onderwijsmensen zijn daar tegen. Dit stelden we ook vast in de O-ZON-petitie tegen radicale inclusie.
Vijfde en zesde hefboom : verhoging van het niveau; meer niveaubewaking
Vragen omtrent het niveau zijn taboe; zelfs minister Vandenbroucke bestempelse ze als een hype, tegelijk pakte hij echter uit met een noodplan voor Brussel. Een aantal universitaire 'onderwijsexperts, kopsteukken van onderwijskoepels ... ontkenden de voorbije maanden nog dat er sprake is van aantasting van de kwaliteit van het onderwijs en van niveaudaling. Geert Deloof leidde uit de CLB-proeven af dat het niveau voor spelling en rekenen gedaald is; hij werd het zwijgen opgelegd. Hij kreeg wel gelijk van de leerplanvoorzitter: het leerplan 1ste graad secundair wordt vereenvoudigd omdat de leerlingen die starten in het s.o. minder goed zijn voor rekenen en vraagstukken.
Er is veel kritiek op het niveau van de taalkennis en taalvaardigheid, de kennis van geschiedenis, enz. , ook op het niveau van de lerarenopleiding en van de universiteit.
Als directies, als leerkrachten moeten we het niveau beter bewaken, we mogen geen nepdiploma's uitreiken.
De inspectie moet haar kernopdracht uitvoeren: de productcontrole. De doorlichters doen geen uitspraken over het niveau; maar ze leggen wel de dubieuze uitgangspunten van de eindtermen omtent het leerproces op, zeggen me wel dat er te weinig hoekenwerk is - of dat de leerkrachten meer dan 40% van de punten aan taalkennis besteden. Volgens het decreet moeten inspecteurs zich inlaten met de resultaten, en niet met de werkvormen. Merkwaardig is ook dat de kopstukken van de inspectie als een reactie op onze O-ZON-campagne de niveaudaling ontkennen; zij beweren tegelijk dat veel leerkrachten lippendienst bewijzen aan de dubieuze 'uitgangpunten van de eindtermen, de competentiegerichte en constructivistische aanpak, de eenzijdige vaardigheidsgerichte aanpak van het taalonderwijs, enz. De inspectie bevorderde de voorbije jaren de niveuadeling.
De belangrijke instrumenten voor de niveaubewaking in de lerarenopleiding werden stelselmatig afgeschaft door de opeenvolgende ministers . Bij de nieuwe visitatie keek men niet naar het niveau van de opleiding, maar veel meer naar modieuze zaken als IKZ, competentiegericht leren, zelfstudie. Ook de belangrijke oefenscholen werden door het duo Coens-Monard in 1985 afgeschaft.
7. De actiepunten 1 tot en met 6, zijn dè hefbomen voor het maximaal benutten van de talenten, het waren ook de hefbomen van de democratisering in de jaren 50,60,70.
Deze hefbomen worden jammer genoeg in vraag gesteld door beleidsadviseurs en -ondersteuners. Het beleid inzake gelijke kansen en zorgverbreding is dan ook vaak contra-productief.
In de jaren vijftig en zestig stroomden veel arbeiderskinderen door naar het aso. Als handarbeiderskind hadden we geen zorgverbreding nodig, enkel degelijk onderwijs. We lieten het niveau zakken, en merken dat veel leerlingen onderpresteren.
Zwakke leerlingen hebben meer instructie en structuur nodig , de universitaire GOK- Steunpunten (CEGO van FerreLaevers, NT2-Leuven, ..) pleiten voor minder instructie.
Anderstalige kleuters hebben nood aan taalstimulering van 's morgens tot s' avonds en dus ook extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs; het Steunpunt CEGO propageert vooral het vrij initiatief. NT2-Leuven van prof. Kris Van den Branden stelt ten onrechte dat de NT2- aanpak dezelfde is de NT1. Het taalprobleem wordt onderschat. De toename van het aantal leerlingen dat het Nederlands onvoldoende beheerst leidt tot lagere leerprestaties en is ook nadelig voor de medeleerlingen.
Nefate egalitaire onderwijsvisie en brede eerste graad/middenschool - aso-isering nadelig voor tso/bso
Beter benutten van de talenten betekent ook rekening houden met het feit dat niet alle leerlingen dezelfde talenten hebben en met het feit dat de intellectuele aanleg niet evenredig verdeeld is over de verschillende bevolkingslagen.
Pleitbezorgers van gelijke kansen en van een egalitaire onderwijsvisie, Accent op talent, prof. Nicaise & andere egalitaire onderwijsideologen... negeren dit, ze pleiten voor een middenschool/brede eerste graad tot 14 -15 jaar; dit leidt tot nivellering en demotivatie en tot een aso-isering waarvan het tso/bso het meest de dupe zou zijn.
Te radicaal inclusief onderwijs is nadelig voor alle leerlingen en zal tot ontwrichting leiden van het buitengewoon en gewoon onderwijs, vooral ook van het beroepsonderwijs
Bij radicaal inclusief onderwijs houdt men nog minder rekening met die verschillen; zo'n inclusie zal ook het beroepsonderwijs in sterke mate ontwrichten. Dit alles in naam van het politiek correcte denken over gelijke kansen.
Ook het per se willen nivelleren van de kloof tussen de beste en de zwakste leerlingen is eveneens nefast. Het Vlaams onderwijs is beter dan elders, ook de zwakste leerlingen presteren beter, maar beter onderwijs betekent ook dat de beste leerlingen nog meer vooruitgang boeken en dat de kloof groot wordt. Die kloof betekent niet dat de zwakkere leerlingen hier meer gediscrimineerd worden- zoals minister Vandenbroucke en PISA-kopman Schleicher beweren. Een verkeerde diagnose, leidt tot een verkeerde aanpak.
Punt 8: Vernieuwing/optimalisering, maar dan wel in continuïteit
Een groot aantal beleidsambtenaren werd vrijgesteld voor de permanente revolutie van het onderwijs. De beleidsadvisering werd het monopolie van de vrijgestelden. Dit bevordert de experimenteerdrift en de vervreemding van de praktijk.
In 1992 in Nieuwpoort hoorden we de topambtenaren verkondigen dat er niets deugde aan ons onderwijs, dat zijzelf het beleid in eigen handen zouden nemen. Ik heb in Nieuwpoort mijn vrees uitgedrukt voor die revolutionaire bevlogenheid en voor het willen imiteren van het doorhollingsbeleid in Nederland.
Punt 9: De vernieuwingsdruk is ook het gevolg van de sterke toename en invloed van het aantal experts en vrijgestelden en van de ontsporing van de onderwjskunde
Er kwamen veel vrijgestelden bij in de ondersteuning en begeleiding; ze zoeken werk voor de eigen winkel, ze oefenen een vernieuwingsdruk uit. Enkele paar boorbeelden.
*Het aantal universitaire onderwijsexperts nam niet enkel gevoelig toe, en kreeg een te grote greep op de onderwijsadvisering, de VLOR-rapporten, enz. En jammer genoeg propageerden veel van die onderwijsexperts de voorbije decennia modieuze refreintjes, constructivisme, enz.
*De DVO o.l.v. Roger Sgtandaert greep de eindtermen aan om een revolutie op gang te brengen en dit met de zegen van Georges Monard. De DVO mocht ook samen met CEGO-Leuven de nieuwe inspectiecriteria vastleggen.
*Het Centrum voor ErvaringsGericht Onderwijs beweert al dertig jaar dat we enkel trucjes aanleren en de leerlingen onder de knoet houden. Vorig jaar stelde Laevers nog dat ons s.o. voor de bijl moest.
* Binnen de VLOR zijn er te weinig vertegenwoordigers van het onderwijsveld, en ze kunnen niet optornen tegen het gewicht van de VLOR-ambtenaren en de vertegenwoordigers van Gezinsbond, ACW, KOOGO, ROGO, VSK, VVS, VOKA, UNIZO, Minderhedencentrum. In het VLOR-advies van 15 februari over leerzorg kwam dit weer pijnlijk tot uiting.
*Beleidsondersteunend onderzoek : hier praten de experts veelal de overheid naar de mond , anders verliezen ze hun centen.
*Er is ook nog KLASSE die jaarlijks met zijn 20 miljoen boekjes het doorhollingsbeleid mag uitdragen
10. Laatste actiepunt: afremmen grootschaligheid en bureaucratisering
Onze beleidsmensen sturen aan op schaalvergroting en enveloppenfinanciering.
Schaalvergroting betekent: grote regionale koepels, veel bestuurslagen, managers, staffuncties, centrale diensten, overhead. Eindeloos onderhandelen en vergaderen, stroomlijning, planlast en dit ten koste van het lesgeven en de inbreng en betrokkenheid van de leerkrachten.
Een goede organisatie van een school is eenvoudig en transparant.
15 tweets over over actueel debat over taalproblematiek die ik vandaag op Twitter plaatste
15 tweets over over actueel debat over taalproblematiek die ik vandaag op
Twitter plaatste
Orhan Agirdagschrijft datin Engeland allochtone
lln. wel beter presteren dan in Vl.We
kunnen niet metEngeland vergelijken
omdat de kdn daar in meerderheid van Aziatische afkomst zijn, methoger opgeleide en vaak ook Engels kennende
ouders. Idem voor Canada.
Regeringscommissaris Paula D'Hondt betreurde al 30 jaar geleden dat de taalproblemen van anderstalige lln. & het belang van de kennis van het Nederlands niet ernstig genomen werden - en dit is blijkbaar nog steeds het geval.
In het Onderwijsvoorrrangs-project van 1991 lag klemtoon op het leren van het Nederkands aan allochtone lln. Hiervoor ontving het Leuvens Steunpunt NT2 (1991-2010) opgericht met jaarlijks 25 miljoen BFR subsidie! Nauwelijks een paar jaar later stelde Steunpunt dat NT2 overbodig was & drong in plaars van ondersteuning van NT2 zijn nefaste/eenzijdige taalvisie op.
Steunpunt-GOK directeurs in 2000 : " Er is geenonderscheid tussen de manier waarop
allochtone leerlingen taal verwerven en autochtone, daarom washet onderscheid o.i tussen NT1 en NT2 irrelevant
en spraken we enkel nog overTaalvaardigheidsonderwijs(Breder, beter en met meer kleur.2004).
Directeurs GOK-Steunpunten Van den Branden, Van Avermaet
& Laevers proclameerden zelfvoldaan over hun ondersteuningswerk in 2005: Het
basisonderwijs legt nu een stevige basis
inzake de basisvaardigheden. Ze wezen
nergens optaal-en leerproblemen van
veel allochtonelln. en op dramatische
situatie in de grootsteden. Ook in recentere SONO-studies wees Van den Branden
nooit op de grote taalproblemen en niveaudaling. Alles was volgens hen o.k. blijkbaar.
In de Hiva-evaluatie van de zorgverbreding in 2003lazen we echter dat slechts weinig lkn na al die jaren de
Steupunten-GOK ervaardenals het geven
van extra ondersteuning aan anderstaligen en leerlingen met taalproblemen (VanHeddegem e.a, 2003). Investering v 19x75
miljoen BFR! We lazen elders: Ruim helft van de scholen deed wel eens beroep op
GOK-Steunpunten, maar bijna uitsluitend omdat ze door hen ontwikkelde analyse-
en zelfevaluatie-instrumenten nodig om aan oplegde evaluatie te voldoen (in: Van
Petegem e.a. Zelfevaluatie en beleidseffectiviteit.GOKbeleid als casus, 2004)
Jan Saveyn betreurde in 2007 dat Leuvens Taalsteunpunt het taalonderwijs de verkeerder richting uitstuurde: Taakgericht taalonderwijs v
Leuv. Taalcentrum is vrij exclusieve keuze voor een natuurlijke/inductieve weg
waarbij de ll al doende zeigen taal
analyseert. De leraar is veeleer coach daninformatieverstrekker en lesgever (Pedag .Periodiek, 07.04.07)
Piet Van Avermaet directeur Steunpunt Diversiteit en leren bestempelde in 2006 het voornemen om meer aandacht te besteden
aan NT2-taalstimulering als nefast en
naïef. (in: Wiens Nederlands? Over taalnaïviteit in het beleid, Sampol, maart
2006)
Orhan Agirdag & 21 mede-ontkenners van de grote
taalproblemen poneerden inpetitie tegen
taaloproep min. Smet op 30.10. 2009 in De Morgen: Doortaalachterstandsthese w de anderstalige lln
gestigmatiseerd als gebrekkige leerlingen; dit is blaming the victim Ze manifesteerden zich ook als ook tegenstander van NT2 en soms ook van OKAN.
Prof. Bea Cantillon stelde op KBS-studiedag:De problemen allochtone lln. zijn naast
taalproblemenook cultureel,
religieus& levensbeschouwelijk. Zeh
ook te maken met het feit dat de ouders niet geïntegreerd z of zich niet laten
integreren. Zij vormen een gesloten gemeenschap.
Op de studiedag TREFzeker van 8.02.2007 relativeerde Piet
Van Avermaet eens te meer het belang vd kennis van het Nederlands. Hij stelde
verder dat we er ten onrechte van uitgaan dat veel immigranten onvoldoende
talige instrumenten hebben om te functioneren in onze samenleving.
Piet Van Avermaetbestempelde in 2006 hetvoornemen om meer aandacht te besteden
aanNT2-taalstimulering als nefast en
naïef. (in: Wiens Nederlands? Over taalnaïviteit in het beleid, Sampol, maart
2006)
Meyrem Almaci (Groen) bestempelde in 2003 de vraagvan minister Vandenbroucke, Onderwijskrant
e.a. voor meer NT2 als een vorm van taalfetisjisme vanuit vele scholen,
dat averechts werkt in de emotionele binding met de taal.
In Persbericht 27.03.07 stelde Cathy Berx: Uiteraard is kennis van Nedgeen garantie voor feilloze schoolloopbaan.Het
is net als insociale huisvesting: het
is een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde voor succes (Geenbetutteling,maar rechten én plichten)
Nederl. filosofe& schrijfster Fleur Jurgens in
Marokkanendrama-2007: Veel Marokk jongeren grijpen te weinig kans om iets van h
leven te maken & te weinig motivatie voor ond. 60% bruiden komt vers uit M.
en begrijpt amper Ned. Ouders moet men ook duidelijk maken dat ze naarouderavond moeten...
*Ik las ergens:
Inwijkelingen die de aangeboden taalcursussen niet volgen, krijgen in
Finland geenfinanciële ondersteuning
meer.
*Voorbije decennia wees ik geregeld op verantwoordelijken
voor deaantasting ond.kwaliteit zie
http://onderwijskrant.be Van Damme verwees gidteren te eenzijdig naar middenkader, en bv.
niet nr topambtenaren als Standaert, Monard ..,vele universitaire .ond.experts
die constructivisme e.d. propageerden, politici, inspectie, .
Ter stoffering van debat over aanpak van onderwijs aan allochtone leerlingen en van de taalproblemen Visie van Mailka Sorel , ex-lid Hoge Raad Integratie Frankrijk
Visie van Mailka Sorel -ex-lid Hoge Raad Integratie Frankrijk -over uitdagingen voor het onderwijs van
onderwijs aan allochtone leerlingen, de nood aan extra-NT2-lessen voor
anderstalige leerlingen en de nood aan medewerking van de ouders in Frankrijk -op 27 maart 2012
Vooraf: Forel stelde in 2012:Zolang onderwijsverantwoordelijken volharden in het reduceren van het probleem van het falen en onderpresteren van allochtone
kinderen tot een eenvoudig sociaal-economisch probleem, zal dit probleem niet
verminderen
Passages uit bijdrage: L'école face au défi de
l'inclusion
Sorel: Afgelopen december publiceerde ik in het tijdschrift
van de Franse Vereniging van Onderwijsadministrateurs (A.F.A.E.) een artikel
getiteld L'école face au défi de l'inclusion. Ik heb toestemming
gekregen om mijn artikel online te zetten.
Hierenkele passages
Door
de intensivering van de migratiestromen uit niet-Europese culturen, werden scholen voor ongekende moeilijkheden
geplaatst, waarop zij niet waren voorbereid en waarop zij soms nog steeds de
specifieke dimensie ontkennen. Zolang de schoolverantwoordelijken volharden in het reduceren van het probleem van het
falen van allochtone kinderen tot een eenvoudig sociaal-economisch probleem,
zal dit probleem geenszins verminderen.
Het is o.a. noodzakelijk, en dit is fundamenteel, dat
migrantenleerlingen emotionele banden opbouwzen bouwen met de Franse cultuur zodat ze die niet
afwijzen en ook waarderen. Het is vooral tijdens de eerste levensjaren dat mensen
deze solide en oprechte banden opbouwen
Dit vereist o.a. een
echte intensivering van de middelen in de eerste klassen (kleuterschool-eerste
graad). Het is in deze klassen dat de grootste aandacht moet worden besteed aan
de overdracht van de Franse taal en de culturele referentie van onze
samenleving (...) Het is in de eerste klassen dat het hefboomeffect het
belangrijkst is. Velen zijn blind voor de realiteit van de moeilijkheden waarmee deze
leerlingenworden geconfronteerd en de
uitdagingen waarmee ze worden geconfronteerd, op zeer jonge leeftijd, en dan is
men verwonderd over de problemen van deze leerlingen als zes.o. of hoger onderwijs volgen. Danis het
vaak te laat. De taalproblemen zijn dan te groot en de persoonlijkheid van die jongeren, hun visie op
zichzelf en hun visie op anderen zijn
grotendeels gevormd en liggen dan al vast.
Tegelijk is het ook of niet mogelijk is om te slagen in het
onderwijs en laterin de integratie in de economische en
professionele wereld - zonder de hulp van het gezin. De leerkrachten, van wie
we weten dat de kinderen het meest succesvol zijn op school, weten heel goed dar de school niet alles kan doen. Een kind toegang te geven tot vrijheid en te
integreren in de samenleving die hem verwelkomt, kan het nauwelijks zonder de
steun van het gezin. Zolang ook deze
waarheid niet wordt verteld en herhaald aan de allochtone ouders, zolang ze
zich niet realiseren dat het nodig is om hun kinderen de kansen te laten grijpen die hen door school zijn aangereikt,
zullen generaties kinderen blijvend worden opgeofferd. Dit zal onvermijdelijk
leiden tot een zeer ernstige crisis van het samenleven en tot agressie, en dit is al het geval in sommige gebieden van
de Republiek.
De school krijgt te maken met een steeds meer versnipperd
publiek, met tegenstrijdige eisen, waarvan bepaalde eisen haar steeds meer
distantiëren van haar missie om een gemeenschap van burgers te vormen. Om te
voorkomen dat de onderwijskloof groter wordt, is het meer dan ooit noodzakelijk
dat er op het gehele nationale grondgebied een eenheid van programma's en
procedures voor de verificatie van de voorafgaande kennis en taalkennis blijft
bestaan.
Commentaar:
De visie van Sorel haaks op opvattingen van Vlaamse politiek correcten over discriminatie van allochtone leerlingen (en hun alternatief) en van de GOK-Steunpunten (Van den Branden, Van Avermaet ) die de taalproblemen relativeerden en zich steeds hebben verzet tegen de invoering van extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs
Onderwijskrant pleit al 25 jaar voor intensief
NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs. Maar de politiek correcten
inzake migratie waren/zijn meestal taalachterstandsnegationisten die de taal-
en leerproblemen ten zeerste minimaliseren enal 25 jaar pleidooien houden tegen de invoering van intensief NT2 e.d.
Als vurige pleitbezorgers van intensief NT2 werden we zelfs door Hélène
Passtoors, Orhan Agirdag en Co als taalracist bestempeld. Het lijkt ons
hypocriet dat precies degenen dieeen
effectieve aanpak van de problemen bestreden/bestrijden het onderwijs en de
leerkrachten betichten van discriminatie van de allochtone leerlingen.
Diverse oorzaken niveaudaling 12-jarigen en de daling de komende jaren vermoedelijk nog groter worden nog nog
Er zijn diverse oorzaken van de niveaudaling bij 12-jarigen - en niet enkel tekort aan leraren op bepaalde scholen. De niveaudaling dreigt zich de komende jaren nog verder door te zetten
*De niveaudaling die al heel lang aan de gang is, werkt als een sluipend gif en komt - zoals voorspeld - vooral op termijn duidelijker tot uiting.
Daarom trokken we met Onderwijskrant 16 jaar geleden aan de alarmbel met onze O-ZON-campagne-2007 - die jammer genoeg bestreden werd door de kopstukken van de inspectie en onderwijskoepels, de DVO van Roger Standaert, veel universitaire onderwijsexperts, verantwoordelijken voor de uitholling van het taalonderwijs, een aantal politici, ... Ook nog in september 2018 werd de niveaudaling & de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs ontkend. Sinds 2007 werd de ontscholingsdruk nog opgedreven : ook in onderwijsvisie van ZILL-verantwoordelijken en van Poolsterplan van het GO!
Zie O-ZON-witboek (Onderwijskranten 140 en 142 op www.onderwijskrant.be) voor de analyse van de verschillende oorzaken van de niveaudaling en van de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs. 16 jaar geleden was het al 5 na 12!
*Nefaste Corona-gevolgen. (1)De leerkrachten lager onderwijs kregen de voorbije jaren nooit de officiële toestemming van minister, koepels en inspectie om af te wijken van het lessenrooster en zich te concentreren op basisleerinhouden als taal en rekenen. Ik heb daar tijdig op aangedrongen; tevergeefs. (2) De leerlingen eerste graad lager onderwijs waren het meest de dupe van online-onderwijs in coronatijd:dit betekent dat dit dit zich binnen enkele jaren ook zal laten voelen in de interdiocesane/ examens voor 12-jarigen
*Nefaste gevolgen van M-decreet, maar iedereen zwijgt daarover - ook de Leuvense onderzoekers
*De leertijd voor taal en rekenen is de voorbije decennia spectaculair gedaald: mede door introductie van tal van nieuwe thema's, speciale projectweken met minder /te weinig lesuren voor taal en rekenen.
*Nieuwe ZILL-onderwijsvisie en ZILL-leerplannen - en met o.a. ook de uitbreiding met 3 psersoonsvormende leergebieden. Volgens de ZILL-onderwijsvisie en uitspraken van Lieven Boeve moet een school in de eerste plaats een leefschool zijn en geen leerschool. ZILL-kopstukken propageerden ook constructivisme, gepersonaliseerd leren, e.d.
*De voorbije jaren gingen veel sterke leerkrachten (vaak ook lkn. uit hogere leerjaren) met pensioen; en dit is de komende jaren ook nog het geval
*Het aantal allochtone leerlingen neemt nog steeds toe: ook dat wordt nooit als oorzaak vermeld. En ook nog steeds geen extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs
My crusade against New Math (of the 21st century?): 1972-1998 in Belgium-Flemish schools: een lang en leerrijk verhaal
My crusade against
New Math : 1972-1998 in Belgium-Flemish
schools
Introduction:
Math-wars: New Math & Constructivist & contextual Math
1+1=2 you would think, but curiously enough, the approach to
mathematics and arithmetic education has been regularly debated over the past
50 years - also for primary education. Until about 1970, there was little
discussion about arithmetic and mathematics education in primary school. There
was a broad consensus, both among practitioners and among the professional
didacticians. The mathematics curricula in the different countries were very
similar. The vision of the practitioners has always remained more or less the
same.
Since about 1970,
mathematics wars have been fought. From 1970 onwards, we ourselves spent
an enormous amount of time fighting two extreme visions that threaten classical
arithmetic - and skills: from 1970 onwards the formalistic New Mathematics; and
from 1988 the' constructivist & contextual mathematics' of the Dutch
Freudenthal Institute (Utrecht) and the US Standards (1989). In this contribution, we limit ourselves to
the fight against formalistic New
Mathematics (NW) . In the next article we show that constructivist mathematics
unfortunately penetrated the learning curricula
for the first grade secondary education.
1. Breaking the taboo
on criticism of the New Mathematics in
Belgium-Flemish in 1982
Exactly 41 years ago, we succeeded in breaking the taboo on
criticism of New Mathematics. In April 1982, we launched our campaign against
the New Mathematics with the publication of a theme issue by Onderwijskrant
with the challenging title: New Mathematics:
een vlag op een modderschuit ( A flag on a mud barge, Onderwijskrant nr.
24 www.onderwijskrant.be). Partly because of the wide attention in the press, this publication
provoked a huge number of positive reactions from teachers and ordinary
citizens. A year later, a busy colloquium followed in the Congress Palace
(Brussels) on'What Mathematics for 5- to 15-year-olds, where we took up the
New Math supporters as prof. Roger Holvoet.
In May 1982 it became clear that mathematics was turned
around. Since then, no more contributions have appeared about the many blessings
of NM.. The taboo on criticism of the NM was almost broken
through. In 1982, the inspector-general of technical education G. Smets wrote
to us:People at the top were bribed
at the time to say nothing about New Mathematics (see point 2).
However, in 1982 we were not allowed to publicly mention his name. After the publication of Moderne wiskunde: een vlag op een
modderschuit in April 1982, however, we were
subjected to much criticism from the corner of the propagandists of modern
mathematics, from Papy sympathisants, from the Louvain professors Roger Holvoet
and Alfred Warrinnier, from inspectors who had participated in new mathematics
methods ...
2. Breaking down
taboo on New Math- religion: Top people were bribed to keep silent.
With our mathematics campaign of 1982, we wanted to break
the taboo around the NM. As a result of the campaign, a number of people dared
to express their thoughts about the NM for the first time. Since 1968, there
has been a taboo on the New Math. Liège professors Pirard and Godfrind
expressed similar criticism in La Libre Belgique, 11.03. 1980, as ours. And
they also protested against the taboo on the
NM. This was exactly what we ourselves have experienced since 1970 in
Flanders. In their publication the
Liège professors also showed that the NM was a formalistic theory that no
longer referred to reality, was born from the brain of a few mathematicians,
but was not interesting for primary and secondary school.
The reaction of prof. em. Karel Cuypers on our New Math-
campaign was quite revelatory. Let us quote from his letter, which was later
also included in' Person & Gemeenschap, September 1984. Cuypers: Since my initial sympathy for the New Math
Renewal, which came to me as' miraculous', I have felt that the Papysts (the
group around Brussels prof. Georges Papy supported by the Brussels education
minister Vermeylen) as hypnotists have led the school world. Rarely has an
educational innovation happened in such a climate of pervasive ideological
engagement as the new-math phenomenon.
All over the world, a force majeure was given to some prophets who could
organize a spectacular show of persuasion with a hypnotic overthrow. Because of
the enchantment that surrounds them, the secondary school teachers sat on the
school benches to attend further training courses, which turned out to be
remarkably theoretical and of little didactical help.. The situation had evolved
so much that those who did not stand strong in the theory of sets did not even dare to take the floor, for fear
of being placed ignorant or stupid against the wall . The many
disgruntled teachers did not dare react openly either: congresses who did not
agree were classed as conservative.
The inspector-general of technical education, G. Smets,
wrote to us in a letter in response to our publication' of 1982: Prof. Georges Papy had strong political
relationships (including education minister Vermeylen) and ambitions. His
lectures in Brussels and elsewhere were political meetings rather than
scientific communications. His wife Frédérique also received large
contributions from the then minister to experiment with new mathematics from
nursery school. And then there were the many publishers who saw bread in a
revolution of mathematics books. At the top a lot of people were literally
bribed.
Also former
inspector-mathematics E. H. Joniaux testified in a letter that the introduction of the NM thanks to the
Ministry's nepotism. He wrote: Dear
Mr Feys, at last, someone dared to rise up openly. New mathematics - and I have
already said this since her first appearance - is the' philosophy' of
mathematics, but not mathematics. And anyone who wants to teach this to
children from 6 to 15 years old must have a lot of twists and turns in their
brains. They wanted to fill the children with that - and this from kindergarten
onwards.
Joniaux also sends me the critical contribution of the Liège
professors Pirard and Godfrind, who had already been mentioned. They wrote: Many scientists, including noble
prizewinners in physics, point out that their science is of no benefit at all
with the collection theory, but with applicable mathematics. The scientists protest
because they still have to teach their students many important aspects of the
ABC of applicable mathematics: We had already read ourselves in 1973
that the German noble prize winner Carl Von Weizsäcker opposed the introduction
of NM in education. Dutch prof. Hans Freudenthal e.a. succeeded in keeping the
NM outside primary education in the Netherlands.
Pirard and Godfrind
wrote:"Prof. Georges Papy, was not
an inventor but rather an importer of the mathematics manuals of Revuez in
France. Papy liked to describe mathematics as a poetic dream and said:'
Mathematics is not science, but art and a dream. The mathematician is a child
or a poet who makes his dream a reality' (Berkeley, VVW-Lcongress).
According to Pirard and Godfrind many pupils experienced these
mathematical dreams rather as a nightmare.
The supersonic rise
of modern mathematics was thus only possible thanks to influence, sponsorship
and reform pressure from Minister Piet Vermeylen
and a few senior officials, which gave Papy the monopoly on mathematics
education and imposed the introduction.
Policy makers also invested a huge amount of money in TV programmes,
retraining, mathematics conferences and seminars of the Papy Group in luxury
hotels in Knokke, etc. Prof. Papy
presented the New Math as the
mathematics of the third industrial revolution'
In debates on mathematics education, not only professors,
but also we were very frankly silenced with such little choruses. We did not,
so to speak, pay any attention to the future, to the mathematics of the third
industrial revolution, the mathematics which, according to the new lighters in
Japan, Russia... had already led to many economic successes. We stated in 1973
that in many countries the New Math was already on the retreat and that the MW
would probably not even reach the 21st century. We did not find a hearing, and
the New Math curriculum was also introduced in primary education in 1976 and
presented as an enormous step forward, as a salvation from the misery of
classical mathematics education.
3 Crusade against New
Math (1970-1982)
3.1 Our resistance
during the period 1970-1981
In the years 1968-1969, we were very much captivated by the
barnum advertising for new mathematics presented by the propagandists as the
mathematics of the third industrial revolution. As a student, we followed
several lectures at the KU-Leuven and some lessons from Alfred Vermandel. Our sympathy did not last long. From 1971 we
distanced ourselves from teh formalistic & abstract Naw Math.
In the early seventies we did our best to convince those responsible for the
educational umbrella organisations to not introduce the new
mathematics into primary education. We did this also on the VLO Start
Colloquium of 1 September 1973 in the Congress Palace -Brussels. In October 1974 we published a contribution
on the New Math in Person & Gemeenschap. We wrote that the new draft
curriculum from the first year of study onwards wanted to use a formalistic
mathematics language, an unpalatable heap of new terms and notations; in short:
superfluous thickdoing. We also mentioned that in countries such as the USA,
Japan, Germany, the Netherlands, Germany, etc., there was already a lot of
criticism of' new mathematics. In the US: Davis, Beberman, Rosenbloom, Page,
Scott.... In Germany, Nobel Prize winner Carl von Weizsäcker took the lead, in
the Netherlands prof. Mathematics Hans Freudenthal. In Flanders, we took the
lead in this.
We also warned in 1974 that if we chose the wrong path of
New Mathematics in primary education, it would be very difficult to leave it
again in the short term. It took 22 years before a new curriculum came into
being in 1998 without New Mathematics, I was one of the autors. Unfortunately, the New Math was introduced
into primary education in 1976, contrary to the views of the teachers. Our
criticisms were haughtily swept away by the Papy Society, by academics, by
curriculum designers, by mentors of mathematics.... We also noticed that not
only teachers, but also inspectors, professors.... did not even dare to express
their opinion; contradiction was not tolerated (see point 2).
Some of our criticisms
of New Math:
too
formalistic, heavenly (floating) mathematics * too early abstraction * too
much verbal bullying and verbal ballast to the detriment of the application
aspect of mathematics (calculating, memorizing, automatistion...)
*little respect for the classical discipline of mathematics
as a cultural product. *Not achievable for many students: too many
pupils have to switch to special needs education after the third year of primary school. *Many parents were no longer able to
accompany children.
In point 5, we illustrate in detail how geometry was placed
in the straitjacket of the NM and thus became totally formalistic. As an alternative we chose in 1982 to update
and dust off the many good elements and approaches from the mathematics
tradition in our primary education, supplemented by a number of recent events
such as three-dimensional geometric representations. We later implemented this
in the 1998 curriculum for the primary school.
3.2 Mathematics
campaign 1982: NM: a flag on a mud barge breaks through taboo
In the years 1978-1982, a number of contributions appeared
in which the supporters of New Mathematics broadly displayed the many
blessings of this kind of mathematics. At the beginning of 1982, T. De Groote
wrote triumphantly: Where
calculation for most children used to be a whip blow, it can now become a
fantastic experience for them in a fascinating world, andDe Groote further
fantasized that the less gifted students now have a better place for
themselves (Person & Gemeenschap 28, p. 35-36). In my contacts
with the practice, however, I did not see a fascinating world show up, but
false results in false realities and weaker pupils who gave up.
These contributions about the many blessings of the New Math
for primary education were the incentive for me to launch a campaign against
the NM with a publication
of' New Mathematics: a flag on a mud
barge/boat' (Onderwijskrant no.
24) and the associated mathematics campaign, we were able to turn the maths
time in 1982. Since then, no more contributions have appeared about the many
blessings. However, a new curriculum was drawn up until 1998, in which the
categories of modern mathematics were removed.
As a first step in
the campaign, two thousand copies of the report' New Mathematics: a flag on a mud
boat' were distributed in April 1982. The campaign received a lot of reactions
in the newspapers: De Morgen, Het Volk, Het Nieuwsblad, Libelle..... The
articles about our campaign in four newspapers and two weeklies were very
important for spreading the ideas and breaking the taboo. A number of people
dared to express their opinions for the first time - also on paper. We received
many enthusiastic reactions.
3.3 Subsequent
support from professors mathematics: Conversion Louvain prof. Alfred Warrinnier (1987) et al.
In 1982 we still met with a lot of resistance because of a
number of mathematics professors (Holvoet, Warrinnier, etc.), mathematics
counsellors... Some of them converted afterwards.
The Louvain prof. Alfred Warrinnier sent his wife back in
1983 to the mathematical colloquium to lure me into the trap of asking whether
the teacher wanted to define Feys exactly what mathematics meant in his
opinion. A teacher may/cannot express a critical opinion on mathematics
education. But in 1987 Warrinnier himself admitted that the introduction of
modern mathematics was a bad thing - also in s. o. He wrote in De Standaard of
25 July 1987: The 11,12 and 13 year
olds were not ready to deal with the very abstract undertone of the
collections- relation-function building up, the algebraic structures, etc.The
reform of mathematics education has de facto failed. Five years after our
mathematics campaign, our university opponent of yesteryear was right. In 1982
we concentrated on primary education, but a few years later our criticism was also
passed on to s. o. and a few mathematics professors took part (see point 4).
4 New Math: a child of structuralism of the 1930s - 40s.
4.1 Mathematics teachers later endorsed our criticism of
1982
In the publicaton of1982 , we extensively illustrated that the New Math of the Bourbaki Group could not be separated from the
structuralist and logical-formalistic trend in scientific thinking from the
1930s onwards and thus led to a formalistic approach. In section 4.2, we will
elaborate on this in detail. But first we dwell for a moment on the (future)
criticism of mathematics teachers who confirmed our earlier criticism.
In the weekly Intermediair of 8 March 1994, the Louvain
mathematics teachers Dirk Janssens and Dirk De Bock sit up the rise of the New
Math : The movement for modern mathematics was
typical of people who only believe in a theoretical approach: one would use a
single starting point from which all parts of mathematics could be neatly
constructed. This turned out to be an illusion afterwards. The NM was created
from the most advanced positions of the discipline itself and only afterwards
did it become part of the education system.
In the 1930s, a more
or less revolutionary development took place. The so-called Bourbaki Group had
ambitious plans to describe the full range of mathematics in a very systematic
way, starting from axioms and the set-doctrine.
They wanted to deliver a beautiful system, which there was no need to get a pin
in between. It was not until later that this model of mathematics construction
was chosen as a model for the structure of mathematics education.
It was rather shocking
that this modern mathematics was never pedagogically substantiated. The failure
of the whole experiment was ingrained in advance. This search for (formal)
foundations is only useful for people who have already mastered a certain
mathematical culture, but is therefore not yet suitable for teaching
mathematics to those who do not know anything about it. That turned out to be
an educational illusion. But this kind of pedagogical discussion was not held
at the time, modern mathematics became absolutely compulsory for all secondary
school pupils from 1968 onwards. In the 1970s, primary education also followed.
...... The urge for more and more abstraction (read: formalism) gradually made
mathematics incomprehensible to the uninitiated. The fact that, for example,
through a point outside a straight line, there is exactly one line that goes
parallel to the given line, for example:' a line is a partition of a plane'
and a term as length was introduced as a class of congruent lines:"
This criticism from 1994 confirmed that our analysis of 1982
was also applicable to the New Math in the first degree secondary school.
Later in the magazine Uitwiskeling of 13 November 1994 we
recorded analogous criticisms. One of the participants, Guido Roels (director
of mathematics in the diocese of Ghent) answered the next day in' Voor de dag',
the question why it took so long before the mathematicians realised that New
Mathematics was a mistake. According to Roels, this was because the
mathematicians were fascinated by the fact that' New Mathematics' so nicely put
together' and did not see that this structure did not work in classroom. It was
remarkable, however, that it took so long to realise this and that criticism abroad and our criticism were not heard since
1971.
4.2 Structuralist and
logical-formalistic approach
In our publication of 1982 we also showed that
Bourbaki-mathematics could not be separated from the structuralist and
logical-formalistic trend in scientific thinking from the 1930s onwards.
Structuralism as a scientific method attempted to discover the same patterns,
patterns, patterns, structures, etc. in the most diverse phenomena. It
developed'grammatical, comprehensive' concepts and a formal logical language
to name them. From the formalistic/grammatical approach, for example, one saw
in the concepts' is parallel with' and' is multiple of' the same grammatical
structure; both concepts followed this approach, for example, a case of'
reflexive relations': a number is multiple of itself a parallel is parallel
with itself - and a reflexive relationship was suggested with a' loop.
The things known from reality (e. g. parallel, angle,
multiples of numbers....) are deployed in artificially created relationships
almost independently of their meaning; they are especially interesting as
elements of a set, as cross-section, as a couple, reflexive relationship....
Pragmatically seen e. g. the notions' parallel' and' is multiple of have nothing in common.
They tried to approach and organize all concepts with the
help of a formal logic and some sort of' grammatical' concepts. The
structuralist approach used the deductive approach and the formal logic as
scientific instruments. A reform of a structural and formalistic nature was
therefore chosen. This leads to an
erosion of the reality value of mathematics education.
The NM'thus shifted to a new way of learning,
in which the use of mathematics no longer takes place, but rather the learning
of a structuralist grammar, which is central to the project. From our thesis on
psychologist Jean Piaget, who was presented as the figurehead of modern
mathematics at the time, we also referred in the' Modderschuit -1982 to the
connection with structuralism within psychology. Piaget also used/misuse of the
formal logic as a language to formulate his findings. In the philosophical work
of prof. Wiener-Kreis on. Prof. Apostel
sought for formal-logical systems (languages) to describe the laws and
regulations in the most diverse scientific disciplines (linguistics,
psychology, economics, etc.). The older Apostel postle took distance from this.
Apostle became an ally in the fight against constructivist mathematics of the
Dutch Freudenthal Institute around 1990.
We refer to a similar analysis of Eddy Daniëls in
Intermediair, 8 March 1994. Daniëls :The
inter-war was the phase in which they tried to forget the trenches of the first
war. They wanted to focus all philosophical efforts on a completely deductive
language that would eliminate all misunderstandings. "The
logical-positivists of the Vienna County and the young Wittgenstein were also
sick in this bed, according to him. According to Daniëls, the Bourbaki Group
developed a formal mathematics theory that was fundamentally alienated from
reality, which rather became oppressive instead of a liberating character.
Because she designed a line of thought that literally suppressed the
spontaneous urge to learn among children and young people.
5. Geometrics in a straightjacket of sets,
relations =
formalism & rubricitis
On the introduction of New Math in addition to the
preservation of a number of classical subjects, we also receive a radical break
with the traditional visual and functional approach: - a strictly
logical-deductive structure; - the geometric concepts (flat, straight,
rectangular, angle, triangle, rectangle, etc.) are put into the formal and
abstract language of relations and collections; - abstract and hierarchical
classification
Based on the option for a logical-deductive build-up
responsible inspector R. Barbry, the reason why the design theory could only be
started in the fourth year of study. He wrote: We only start in the fourth
year of primary school with the
formation of the plane pi, which is an infinite collection of points.
Gradually, the main characteristics and richness of the pi plane are discovered
by boundaries (subsets: rights, figures, etc.). We frequently refer to the
language of sets and relationships. Only in the fourth year of study is the
basis to start with the design theory, in order to be able to apply the
collection and relational language (Barbry, 1978). New mathematics overlooked the fact that children orientate themselves from birth and that the
toddlers can and must learn to explore all kinds of figures in a visual way.
Traditional notions in straitjacket of set theory, relations
Traditional notions were put into the straitjacket of the
doctrine collections. Teachers had to explain that a (limited) segment is also
an infinite set of points, because one can always make these points smaller.
The parallelists were presented in a set with an empty cross-set (they have no
points in common), and as a reflexive relationship with a loop arrow: after
all, every line is parallel with itself.
An angle was defined and represented as the set of points of
two half lines (belts of the angle) with the same starting point (angle). These
points were presented with a set and the children had to learn that the points
belonging to the classical corner sector do not belong to the angle (set). A triangle was often represented as' a closed
broken line, consisting of three segments; the points within the perimeter of
the triangle no longer belonged to the triangle, represented by a venndiagram.
Geometrics =
classification
A considerable part of the formal education was taken up by
the logical-hierarchical classification and deductive development of the
network of flat and spatial figures. People always started from the more
general (=empt) concepts. This means e. g. that the rectangle and the square
(the more specific or filled up terms) were listed at the very end of the list.
The curriculum of state education already stated as the objective for the
second year of study:In the sry of polygons, classify with the
criterion: parallelism-evenness of sides or corners; and can present in a venn diagram.
From the new formalistic definitions (e. g. a square is a rectangle with four
equal sides, a parallelogram with....) one could think of a virtually unlimited
number of classification assignments.
A system of definitions and logical hierarchical classifications,
choosing the order of the most general figures (= large size, poor content) to
the most special (rich content, small size). Where the more specific, rich and
everyday figures were treated first (e. g., for example, the more specific,
rich and everyday figures). square and rectangle with their visual
characteristics, they now started from trapezium and parallelogram.
The children were taught to describe the square and
recognize it as a special kind of rectangle, rhombus, parallelogram,.... The square
was last mentioned and was described as a subset of a rectangle, a pane.... A
rectangle thus became a trapezium with all angles straight, but at the same
time a parallelogram with 4 (or at least one) right angles, etc.
Such
hierarchical (evident) descriptions were quite abstract and variable, much more
complex than the previously based enumeration of the various intuitive
concepts. We could no longer connect with the intuitive concepts that the
children had already formed and that mainly relate to the richer and beautiful
figures. It went so far that some curriculum designers recommended that the
square logiots should no longer be called square blocks, but rather' tile',
because according to modern mathematics, a square logi block was just as much a
kind of rectangle, rhombus, parallelogram... A mathematics supervisor made the
teachers even point out that toddlers were not talking about square, rectangle,
triangle but respectively over tile, door and
roof. And it was not until the fourth year of study that the geometric terms
were allowed. However, the square was not allowed to be presented until last in
the row and as a subset of the collection of quadrangles, trapezia, parallel icons,
rectangles and windows.
6. What does New
Math, as an untouchable religion, teach
us about fads?
In this article we referred extensively to our mathematics
campaign of 1982, the NM background and the New Math as a kind of religion that
should not be criticised. Rages always display characteristics of religions.
Those who do not participate are considered as renegades. New Math is one of
the many rages in our education of the past 50 years. We can learn a lot from
it.
The New Math- propagandists initially hanged a caricature of
classical mathematics and the multi-faced methodical approaches. They wrongly
gave the impression that it used to be just memory work. The new lighters
grabbed the NM as the mathematics of the future, the mathematics of the third
industrial revolution - just like many new lighters in recent years with the
so-called Math of the 21st century .
The supersonic rise of new mathematics was only possible
thanks to the influence and pressure from the ministry (Minister Piet Vermeylen and topofficials) which led to
the creation of prof. Papy & Co got the monopoly; and thanks to the many
propaganda from all kinds of policymakers.
Critics of the New Math, professors and even Directors-General and inspectors, were silenced from above. The Director-General for Technical Education,
Smets, expressed his full support for our New Math campaign in 1982, but did
not want his name to be mentioned. Today, censorship and self-censorship are
greater than ever. We have also noted this recently in connection with the M
decree.
The New Math-new lighters did not only deal with ailments
over our hopelessly outdated mathematics education, but also with myths about
the excellent economic results of countries such as Japan, Russia, etc. which
introduced modern mathematics.
Once the fad of new mathematics had passed, it wasn't easy
to get back on track again. In primary education, many tried and tested
approaches had been thrown into the dust and a break with the experience
wisdom had emerged. We did manage to put
the tried and tested values and approaches back at the heart of the 1998
curriculum as a curriculum author.
Note: In the first degree secondary school
unfortunately, they opted in 1997 for
the extreme of the heavenly, formalistic New Math the other extreme: the earthly, contextual
and constructivist mathematics approach of the Dutch Freudenthal Institute
(Utrecht) and the US Standards of 1989 (see next contribution). And so over the
past 25 years, a new mathematics war has emerged in the Netherlands, the USA,
Canada, and so on: constructivist
mathematics, which shows little appreciation for mathematics as a cultural
discipline.
Ex-hoofdredacteur Trends Frans Crols over 45 jaar Onderwijskrant en mijn onderwijsinzet in Doorbraak magazine, december 2022: Onderwijskrant, de ondergrondse dwarsligger van het schoolsysteem
Ex-hoofdredacteur Trends Frans Crols over 45
jaar Onderwijskrant en mijn onderwijsinzet in Doorbraak magazine, december 2022: Onderwijskrant, de ondergrondse
dwarsligger van het schoolsysteem
Leren in Vlaanderen is onvolledig zonder Onderwijskrant te geven wat het toekomt.
Lof voor zijn dwarsheid, lange leven en actie voor het onderwijs dat geen
proefveld mag zijn van hobbyisten. Onderwijskrant is eigen-zinnig, vecht vaak ondergronds en
prikkelt academici, politici, onderwijsambtenaren onderwijsnetten
Betrokkenheid van mentorRaf Feys vanaf de
start in 1977
Je bent jong, pas van
de universiteit, valt voor de ommekeer van mei68 en het progressieve blad De Nieuwe Maand
(1971-1993, samen met Luc Huyse, Rita Mulier, Jean-Luc Dehaene, Karel van Miert
) en baant je weg in het onderwijs. Zoekend
en tastend ontstaat een onderwijsblad dat na vier decennia teksten blijft
publiceren, die wegen.
De reactie is een collectief met een mentor, Raf Feys,
die jarenland de leiding had en nog altijd heeft. Onderwijskrant is koel en tegenstribbelend , West-Vlaams van
karakter en door zijn sterkste pennen. Het tijdschrift is ongebonden, lokt leraren
en auteurs van alle onderwijsnetten. Onder leraren en onderwijskundigen is het
een tip voor dwarse teksten.
Hoofdredacteur Feys, West-Vlaming, onstuimig, kantelde vanaf
het begin van de jaren 2010 ook naar de sociale media. Naast de 200 paginas
per jaar via het tijdschrift, worden duizenden bladzijden bezorgd langs de blog
Onderwijskrant-Vlaanderen, Facebook en Twitter@FeysRaf. Feys haalt vandaag
boven de 35.000 tweets en plaatst bijna dagelijks
onderwijsbijdragen op zijn fb. Al dit geweld verschijnt zonder één cent
subsidie. Elk nummer van de voorbije jaren was verlieslatend , dus, leeft de
gedachte om zich voortaan te beperken tot de elektronische uitgave en de
sociale media.
Onderwijskrant is de ondergrondse van schoolland, verzetslui
zijn zeldzaam in Vlaanderen. Eerder is behoedzaam en braaf (en zelfcensuur) de
toon tussen Noordzeestrand en Maas. Onderwijskrant is reeds 45 jaar en 200
edities een breuk met de schaapachtigheid. Guy Tegenbos, die in De Standaard de
maat sloeg voor onderwijs, naast
journalist ook ex-kabinetsmedewerker van het duo Coens-Monard , was een tegenstander van
Onderwijskrant. Vrije Tribunes van medewerkers van Onderwijskrant werden
destijds doorgaans geweigerd in De Standaard. En het onderwijsblad Klasse vertelde vooral wat de minister wou.
Als de druk van de zoveelste hervorming van scholen,
programmas, opleidingen, eindtermen te hoog werd/ wordt, was/is het
tijdschrift een boei voor de verdrinkende leraar en lerares. In de media was/is
er aandacht voor de actualiteit (lerarentekorten, eindtermen,
verwarmingsproblemen, verkleuring van de centrumscholen); maar weinig of niet
voor de jarenlange aanslag op het Vlaamse kwaliteitsonderwijs door de
propagandisten van de ontscholing. Vandaag zijn de gevolgen zichtbaar :
slechtere PISA-resultaten e.d, tekort
aan leraren en directies, zwakkere leerkrachten,
Onderwijskrant is al 45 jaar onbetaald vrijwilligerswerk,
gewaardeerd onder leraren, maar zelden
door de onderwijszuilen (die het bestaan van Onderwijskrant liever verzwegen ).
In de voorbije 45 jaar weerden 10.000 paginas geschreven. De redactieleden en auteurs betaalden zelf de eigen kosten voor
documentatie, schrijfwerk, bezoeken, verplaatsingen, interviews, spreekbeurten, deelname aan studiedagen en
congressen.
Onderwijskrant botste geregeld met een stug legertje van
academici, pedagogen, sociologen, politici en kabinetsmedewerkers die vaak
neerkeken op en bakkeleiden met het talent op het terrein. Hein De Belder,
destijds redacteur van de krant De Standaard en concurrent van Tegenbos, zag het bij 20 jaar Onderwijskrant in 1997 zo: Als hoofdredacteur Raf Feys en co straks onder een auto lopen,
dan wordt het muisstil in onderwijsland. Zij zijn de luis in de pels van de
beleidsmakers en beleidsverantwoordelijken.
Het is de grote verdienste van Onderwijskrant dat een aantal ontsporingen in
het onderwijs werden voorkomen en/of achteraf weer afgezwakt of rechtgezet
werden. De reactie formuleerde het zo in het feestnummer 200 van de lente
van 2022: We waren de voorbije decennia
niet enkel de luis in de pels van de beleidsverantwoordelijken, maar ook van de
vele onderwijsexperts en nieuwlichters die voortdurend uitpakten met
pedagogische hypes en beeldenstormerij. We gingen in verzet tegen de
vervreemding van het onderwijsbeleid en tegen de vele vormen van aantasting van
de kwaliteit van het onderwijs. Het behoud , maar evenzeer het verder
optimaliseren van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie stonden hierbij
centraal.
Raf Feys blikt in het jubileumnummer 200 terug op 40 jaar
actie met Onderwijskrant: Het blad was
de voorbije decennia wellicht het enige Vlaamse onderwijstijdschrift dat zich
verzette tegen de mantra van de onderwijsvernieuwing en -vernieling. Het verdedigde
en waardeerde de sterke kanten van ons onderwijs. De belangrijkste deviezen van
Onderwijskrant zijn en blijven: conserveren van de sterke kanten en van het
meesterschap van de meester, optimaliseren in continuïteit en keep it simple.
Concreet betekende optimaliseren van de
kwaliteit dat veel ideeën en publicaties van Onderwijskrant
over effectieve didactische ingrepen, over beter leren lezen, rekenen, spellen
doordrongen in de klaspraktijk. De
fonetische directe systeemmethodiek voor het leren lezen van Feys en Van Biervliet werd in
Vlaanderen algemeen en veel principes werden eveneens overgenomen in Nederland
(b.v. in de methode Veilig leren lezen, Lijn 3 ). Ook versterkte
Onderwijskrant de eensgezindheid over het rekenonderwijs dat eerst dreigde ten
prooi te vallen aan de formalistische New Math en later aan de onverantwoordelijke
verwachtingen van het zogenaamde realistisch en contextueel rekenen. Enzovoort.
Ontscholingsdruk en
ontscholing
Onderwijskrant besteedde veel aandacht aan alles wat te maken
heeft met ontscholing en ontscholingsdruk,
en analyseerde tot wat voor chaos en negatieve
gevolgen deze hebben geleid en nog steeds leiden. Het lanceerde de termen ontscholingsdruk
en (feitelijke) ontscholing als koepeltermen voor pijnlijke pedagogische
evoluties , ook in Vlaanderen, als kennisrelativisme, prestatievijandigheid,
constructivisme, eenzijdig vaardigheidsonderwijs, afbraak van leraargestuurd
onderwijs. Al te vaak werd gesteld: de leerlingen zullen het wel van uit hun
natuurlijke aanleg wel zelf vinden en zichzelf opleiden.
Voor John Holt, Carl Rogers en andere Angelsaksische
onderwijskundigen die de term unschooling
lanceerden in het zog van mei 68, was
ontscholing de keuze voor : kindgestuurd, structuurarm, sterk
gepersonaliseerd/geïndividualiseerd onderwijs. Onderwijskrant schreef: De ontscholers kozen voor het zelfontplooiingsmodel
waarbij afstand werd genomen van de traditie van leerkrachtgestuurd onderwijs, gestructureerde
leerinhouden en vakdisciplines, jaarklassen en ermee verbonden groepsinstructie,
prestatie statieverwachtingen (Commentaar: Onderwijskrant nam dan b.v. ook tijdig afstand
genomen van het ontscholende zelfontplooiingsmodel van prof. Ferre Laevers en
zijn CEGO en van het zelfontplooiingsmodel derstijds in de meeste pedagogische tijdschriften.)
Volgens Feys en co drong de internationale vlaag van pedagogisch
anarchisme en nihilisme Vlaanderen al
volop binnen in de jaren 70. Hoge prestatieverwachtingen waren vanaf dan fout, gezagsvol optreden was
fout, verstandelijk en intellectueel
zijn was fout, of dat was minstens het opzet. Zo baadde volgens Onderwijskrant ook de visie van 1971
van onderwijsminister Piet Vermeylen over het vernieuwd secundair onderwijs
(VSO) al volop in die zachte
didactiek.
Een halve eeuw is er
op het onderwijs en de leraren ingebeukt met de verwijten: wat u doet beste
leerkrachten, deugt niet, bijvoorbeeld indeling in jaarklassen, hoge eisen stellen, tucht eisen,
vakdisciplines onderwijzen,
cijferrapporten opstellen, leerlingen wikken en wegen. Voor doordrijvers & het duo Luc Vanden Bossche en de topambtenaar Monard,
was Kurieren am Symptom onvoldoende;
enkel radicale hervormingen konden verlossing brengen voor de (ingebeelde)
pedagogische ellende.
Ook de jaarklassen & de leraargeleide
instructie moesten het ontgelden. Paul
Raman van het tijdschrift IVO en medewerker van de koepel katholiek onderwijs,
formuleerde het in 2009 zo: De verderfelijke jaarklassen moeten dringend
vervangen worden door leefgroepen met verschillende vorderingen inzake
leerprestaties. Men gaat vandaag op zoek naar onderwijs-opmaat van elk kind. De
leerling is diegene die steeds op zijn eigen wijze, op grond van wat hij
belangrijk vindt, op grond van wat hij kan, zijn eigen leerproces stuurt en
actief opbouwt.
Onderwijskrant stelde destijds inzake stemmingmakerij tegen
het onderwijs b.v. ook vast: Onze wereldtopscores destijds voor PISA en TIMSS
in de jaren 90 en begin 2000-2003, waren zelfs een doorn in het oog van de
vele klagers die hun uiterste best deden om ze te verdoezelen en z zelf als
negatief voor te stellen. De leerkrachten en de lerarenopleiders kregen
allesbehalve felicitaties voor de prestaties van hun leerlingen of
oud-studenten. (Commentaar: ook b.v. onze
sterke eerste graad s.o. werd vanaf 1991 als een ware kankerplek bestempeld, en
dit leidde uiteindelijk tot de nefaste structuurhervorming van 2019.)
Het robbertje van haast een halve eeuw tussen beleidsmakers
en het veld is duidelijk in de inleiding van het boek Een kwart eeuw onderwijs in eigen beheer van de professoren
Depaepe, Simon en anderen. Daar lezen we: Het
gekozen bronnenmateriaal betreft enkel teksten en documenten van de
beleidsmakers. He gebruik van deze bronnen maakt dat de tekst onvermijdelijk
gekleurd is door het zelfdiscours van de beleidslieden. (Commentaar: Onderwijskrant bood/biedt een bredere en meer onafhankelijke kijk op de historiek van
de voorbije 50 jaar en een kritische
analyse van de standpunten van de beleidsverantwoordelijken.)
Onderwijskrant liet zijn klokkenluidersstem horen en was de
voorbije kwart eeuw nog scherper dan voordien.
Het blad trachtte ontsporingen te
voorkomen en debatteerde in zijn kolommen met theoretici van de universiteiten
en hun navolgers in de Wetstraat. Feys en vrienden constateerden en betreurden
dat de opendebatcultuur in het onderwijs verder verminderde en dat tegelijk de zelfcensuur bij leraren en
directies groeide. (Commentaar: Onderwijskrant pakte ook geregeld uit met
petities en grote campagnes. Zo werd de petitie van mei 2012 tegen de
structuurhervorming van het s.o. door 13.000 mensen ondertekend en mede
daardoor konden we die hervorming wat afremmen.)
Nieuwe wind in het
onderwijs en verzet
Vorig jaar verscheen het
Brinckmanrapport van de commissie Beter onderwijs waarin het gezond
verstand opnieuw aan bod mocht komen.
Maar ontscholers en kletsmeiers
van de Leuvense vakgroep Educatie en samenleving (Agirdag, Masschelein,
Simons ) verzetten zich tegen de voorstellen in dit rapport . Zelf
dwepen ze al sedert 2000 met de Franse ontscholer en antipedagoog Jacques
Rançière. Rançière poneerde o.a. Op elke plek waar een beroep wordt gedaan op deeigen kennis om anderen te overtuigen,
waar iets wordt opgelegd, wordt per definitie ingegaan tegen het idee van de
intellectuele gelijkheid en van de vrijheid en zelfvorming. Als een leraar
instructie geeft, als een politicus vertelt hoe het met het land gesteld is,
wordt telkens weer een hiërarchische positie ingenomen, en komt de emancipatie
en gelijkheid in de verdrukking. Dit leidt tot een afstomping van de
leerlingen, de burgers. Het evangelie van Rançière kende in Frankrijk geen succes, maar
wel bij een aantal Leuvense pedagogen.
Dirk Van Damme en andere nieuwlichters van weleer biechten
vandaag op dat zij het onderwijsveld zodanig hebben omgeploegd dat het vol
onkruid staat. De kentering is er en werd politiek verankerd in het regeerakkoord
van de regering-Jambon, in de beleidsverklaring van Onderwijsminister Ben Weyts,
in het rapport Brinckman van de commissie Beter Onderwijs. De
Nederlandse professoren Jaap Scherens en Paul Kirschner analyseerden gelijklopend
in hun recente Zwartboek Progressief achteruit de rampzalige neergang van het
onderwijs in hun land, een onrechtstreekse ontleding van de pedagogische ziekte
van Vlaanderen. Het gidsland Nederland, dat zich allang niet meer zo durft te noemen,
is op onderwijsvlak een kankerplek. Wie voeling zoekt met Vlaamse onderwijsmensen van de daad moet internetten met
Onderwijskrant (zie b.v. honderden bijdragen op www.onderwijskrant.be, en dagelijks fb Raf Feys en twitter @FeysRaf)