DE VERLOSSING (Willem Elsschot) 1921
[Roman. Teksteditie in: Willem Elsschot, Verzameld Werk. P.N. van Kampen en Zoon, Amsterdam, 1963 (6), pp. 161-248]
Elsschots derde werkstuk, weer groter van omvang en bewogener van inhoud (
) mag een bladzij heten uit de kroniek van clericalisme en anti-clericalisme op het Vlaamse platteland, aldus Garmt Stuiveling. Wij vatten eerst de inhoud samen.
De hoofdpersoon van De Verlossing is Pol Van Domburg die zich kort na zijn huwelijk met Sideria in het dorpje Groendal vestigt als winkelier. Hij vermoedt dat zijn eerste kind een bastaard is en slaat daarom regelmatig zijn vrouw. Dat eerste kindje sterft al jong, en daarna worden er nog drie dochters geboren. Doordat Pol toevallig kennismaakt met het jonge zoontje van de plaatselijke graaf (de eigenaar van alle grond en huizen in Groendal behalve het huis van de pastoor) slaagt hij erin via het inpalmen van dat kereltje zijn huis en de grond eromheen voor een appel en een ei te kopen. Dan sterft de oude pastoor en komt er een nieuwe, meneer Kips, een man met slechts één oog en een karakter van beton. Kort na zijn aanstelling komt de schoonbroer van Pol met een aantal kameraden vanuit de stad propaganda maken voor de socialisten (de verkiezingen komen eraan), maar zij worden door Kips propertjes wandelen gestuurd. Doordat die schoonbroer Pol bij het vertrek groet, is Pol (die zich daarvoor al weinig katholiek gedroeg) ernstig gecompromitteerd en dat leidt al snel tot een confrontatie met de nieuwe pastoor en tot een onverbiddelijke vete. Door tégen Pol te preken en de plaatselijke onderwijzer een nieuwe winkel te laten openen, zorgt Kips ervoor dat niemand nog bij Pol koopt en deze ziet zich gedwongen zijn winkel in een (slecht draaiende) herberg te veranderen en verder aan de kost te komen als aannemer.
De jaren verlopen en de twee oudste dochters van Pol trekken beiden tot grote ergernis van Pol naar het klooster. De jongste, Anna, blijft thuis. Pol tracht zijn verhaal te halen, eerst bij de bisschop en dan bij de jonge (ondertussen volwassen geworden) graaf en diens vader: alles tevergeefs. Pols gezondheid begint ten gevolge van deze situatie snel bergaf te gaan en op een dag ligt hij op sterven en laat hij pastoor Kips komen. Deze kan niet weigeren en begeeft zich zeer tegen zijn zin naar de kamer van de stervende, alwaar Pol hem met een geweer neerschiet. Terwijl Kips kreunend aan het sterven is, roept Pol luidkeels om een priester en Anna loopt in het midden van de nacht om een pater van de naburige abdij, maar deze komt net te laat. Pol sterft zonder gebiecht te hebben.
Na de dood van Kips en Pol opent Sideria opnieuw haar winkeltje, maar vijf maanden later sterft ook zij. Dochter Anna, die het huis geërfd heeft, verhuurt de ene helft en gaat zelf in de andere helft wonen. Anna, altijd al een vrome maagd, ontwikkelt zich nu tot een echte kwezel en wordt lid van de door de nieuwe pastoor opgerichte Congregatie der Heilige Maagd Maria. Zij gaat een aantal keren op bedevaart en bezoekt één van haar zusters in het klooster (de andere zit in de Kongo). Doordat het te laat geworden is, blijft zij overnachten bij haar oom in de stad (de socialist van het incident indertijd) en zo leert zij haar neef Frits kennen. Die komt met zijn vrouw Ida en zoontje Willem een tijd bij Anna logeren. Anna, die goed met het drie jaar oude ventje overweg kan, profiteert van de situatie om op een dag Willempje te laten dopen (door de pater die net te laat bij haar stervende vader arriveerde). Zij beschouwt deze daad als ingegeven door God en als de beste manier om haar vader uit het vagevuur te verlossen.
Ofschoon De Verlossing een volwaardige roman is en geschreven werd in de typische Elsschot-stijl (zakelijk-koel en cynisch en toch met de nodige mild-begrijpende humor), weet het werk net zo min als zijn voorganger, Een Ontgoocheling, volledig te overtuigen. Het verhaal van Pol Van Domburg en Kips op zichzelf is nog wel redelijk geslaagd te noemen, al duiken er ook hier al enkele momenten op waarbij Elsschot niet de juiste toon weet te treffen, zoals wanneer hij (zeer weinig functioneel) uitgebreid begint te citeren uit het oude medische handboek (Den Lust der Medicijnen) dat Pol raadpleegt in verband met zijn ziekte [pp. 210-212: bladzijden die sterk de indruk geven bladvullerij te zijn), of nog wanneer hij beschrijft hoe de dorpsvrouwen nieuwsgierig zijn naar de juiste omstandigheden van de moord en hij zijn cynisme iets te ver drijft: Een derde wilde de plaats zien waar Kips was gevallen en zocht op de trap naar een laatste spoor van zijn bloed. Hier zit nog wat aan, meende t mens, en zij wees op een restant van een laag rode verf, die afgesleten was. Zij ging er bijzitten, krabde met de wijsvinger tot zij een schilfer had, rook er aan en trok de neus op [p. 234]. Die laatste zin is er te veel aan.
Wanneer echter na de dood van Pol en Kips Anna plots de hoofdpersoon van de roman wordt (Anna, die daarvoor nauwelijks aan bod kwam), dan wordt dit door de lezer wel degelijk ervaren als een irritante breuklijn in de plot en als dit staartje van het boek dan ook nog voor niets anders blijkt te dienen dan voor het spuwen van wat anti-katholieke gal en het serveren van een bijzonder weinig overtuigende afloop (de Verlossing van Pol via het doopsel van dat kereltje), dan krijgt diezelfde lezer het ongemakkelijk stemmende gevoel dat Elsschot hier naar het einde toe de pedalen danig verliest. Dat Elsschot vooral in dit laatste deel overigens serieus tegen de schenen van de katholieken aan het stampen is (anno 1921!), blijkt onder meer uit een passage als de volgende (in verband met de door Anna ondernomen bedevaarten): Zo ging zij naar Lourdes, waar zij met eigen ogen gezien heeft dat een lamme aan t dansen ging en dat een ontzaglijk kropgezwel geheel wegsmolt onder t bidden, en naar Rome waar zij gezegend werd door een schim die op een troon zat en die men beweerde de paus te zijn. Na Rome spaarde zij twee jaar lang en ging eindelijk naar Jeruzalem, waar nagels verkocht werden die afkomstig waren van t kruis [p. 238].
De Verlossing, een slechts half geslaagde roman, wordt niet tot de belangrijkste werken van Elsschot gerekend, en in feite liet in 1921 weinig of niets vermoeden dat deze auteur twee jaar later een meesterwerkje als Lijmen uit de pen zou laten vloeien. Naar Elsschots roman werd in 1974 een TV-film gemaakt door Walter van der Kamp.
Geraadpleegde lectuur
- Garmt Stuiveling, Willem Elsschot. Monografieën over Vlaamse Letterkunde nr. 16, Brussel, 1960, pp. 12-14.
Quotering: (een beleefde) ***
[explicit 3 april 2002]
|