Ik ben Eric De Bruyn
Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
WEMELDINGEN
Tijd is ruimte in beweging
07-12-2016
FILM: De Premier (Erik Van Looy) (België, 2016)
DE PREMIER (Erik Van Looy) (België, 2016)
(113)
De presidente van de Verenigde Staten (Van Looy cum suis hadden er duidelijk niét op gerekend dat Trump zou winnen) bezoekt België en de Belgische eerste minister moet haar neerschieten, in opdracht van een internationale criminele bende die zijn vrouw en twee dochters heeft gekidnapt. De bende staat onder leiding van het hoofd van de presidentiële veiligheidsdienst, een überrechtse rakker die de presidente te soft vindt en van de moord iets speciaals wil maken, ten eerste om op te vallen en ten tweede om nog meer angst te genereren (en angst is goed voor de Amerikaanse behoefte aan security & bewapening).
Zoals we dat ondertussen gewoon zijn van Van Looy zitten de cameraregie, de montage, de bruitage en de soundtrack meer dan snor, maar omwille van het zwakke, vol ongeloofwaardigheden stekende scenario valt deze film toch lelijk door de mand. Dat is al zo van in het begin, wanneer het huis van de premier niét blijkt bewaakt te worden (en het is terreurniveau 2!) en dat wordt altijd maar erger en erger. De chauffeur van de premier die een paar maal wisselt zonder veel problemen, het feit dat op het einde de bende bereid is de zaak in de doofpot te stoppen (terwijl de kabinetschef en de secretaresse van de premier verdwenen/gedood zijn: alsof niemand dat abnormaal zou vinden!) en de zaak die dan toch nog naar buiten wordt gebracht doordat de premier zich de nummerplaat van een Litouwse vrachtwagen herinnert (alsof die bende die nummerplaat niet zou veranderen, slimmeriken als ze zijn). Ook zeer ongeloofwaardig is hoe de Amerikaanse presidente reageert op de premier die voortdurend met een kurk in zijn achterste en met een lijkbleek gezicht bij haar aan de lunchtafel zit en geen woord met haar wisselt: die presidente rageert dus niet, ziet niets, hoort niets, merkt niets, vraagt niets. Ergens in de film wordt de premier door een politieke tegenstandster schotelvod genoemd, maar als er één schotelvod in deze film rondloopt, dan is het die presidente wel.
Deze film oogt dus wel spannend en vakkundig en al wat je wil, maar het verhaal wérkt niet en dat leidt tot een kijkkater op het einde. Het moraliserende tintje (de premier had een verhouding met zijn vermoorde secretaresse en dat blijft uiteindelijk tussen hem en zijn vrouw hangen) kan daar ook niets aan verhelpen. Overigens waren we deze keer ook niet echt onder de indruk van de acteerprestatie van Koen De Bouw, maar je ziet wel dat hij zijn best doet om getormenteerd over te komen. Al bij al: nogal teleurstellend, na De zaak Alzheimer en Loft.
Quotering: **1/2
[4 december 2016 Kinepolis, Antwerpen]
Een zwartwitfilm uit 1945 van Billy Wilder die indertijd enkele respectabele prijzen heeft gewonnen, maar na al die jaren toch een flink stuk gedateerd overkomt. Aan de basis van het verhaal ligt de gelijknamige roman van Charles R. Jackson uit 1944. Hoofdpersoon Don Birnam (Ray Milland) is al jaren een alcoholicus. Hij leeft op kosten van zijn broer Wick (Philip Terry) en houdt er ondanks alles een lieftallig vriendinnetje, Helen (Jane Wyman), op na (God mag weten wat dat meisje drijft).
We staan vóór een weekend en Don, die afgekickt zou moeten zijn, staat op het punt er met zijn broer een paar dagen op uit te trekken, om aan zijn autobiografische roman (titel: The Bottle) te beginnen. Door omstandigheden (eigenlijk door de schuld van Don die helemààl niet afgekickt blijkt) vertrekt die broer alleen en de volgende dagen maken we mee hoe Don op beschamende wijze hervalt in zijn oude kwaal, van bedelen om drank over diefstal tot het zien van dingen die er niet zijn. Uiteindelijk staat hij op het punt om zelfmoord (met een revolver) te plegen, maar het lieftallige vriendinnetje slaagt erin hem terug tot rede te brengen. Zodat Don nu toch eindelijk aan die roman kan beginnen.
Het is allemaal nogal voorspelbaar, er wordt matig (en vooral ook kunstmatig) geacteerd en het einde komt wel heel erg uit de lucht gevallen. Niet bepaald een fillm die je nu rustig nog eens vijf keer wil gaan bekijken.
Quotering: **
(29 november 2016 Cinema Zuid Antwerpen)
Eén van die typische Mulisch-boeken die half uit fictieverhalen, half uit documentaire essays bestaan. Voer voor psychologen is een met veel bombarie maar gelukkig ook veel zelfironie geschreven stukje autobiografie, in zijn geheel niet erg au sérieux te nemen. De Tegenaarde bestaat uit dat bekende pseudo-essayistische Mulisch-proza: pedant, veelweterig, zogenaamd zeer diepzinnig. Wij vinden het grotendeels onsamenhangende larie. Harry en het woord is dan weer een kort, amusant verhaaltje over het jongetje Harry dat het woord neuken niet kent en overal met het verschijnsel in aanraking komt. Maar hij herkent het niet als dusdanig want hij heeft er geen woord(en) voor. Conclusio: via de taal krijg je pas greep op de werkelijkheid.
Dat laatste is ook een leitmotief in Manifesten (een aantal rommelige paragrafen met ook heel wat geleuter) en in Zelfportret met tulband. Dit onderdeel omvat enerzijds autobiografische (?) fictieverhaaltjes, anderzijds meer zakelijke beschouwingen vanwege de schrijver. Weer veel pseudo-diepzinnig gedaas. Het is ook allemaal nogal verward en alleen de passage over de dood van zijn vader (Zevende Vandaag) kan echt overtuigen.
In zijn geheel genomen is dit een weinig briljant boekje van Mulisch, die wel een goede en zelfbewuste fictie-schrijver is, maar tamelijk ongenietbaar wordt wanneer hij zich als filosoof begint aan te stellen. Zoals hier een beetje al te vaak het geval is dus.
Drie verhalen van Mulisch. De grens is een misschien wat àl te karikaturale satire op de onmenselijkheid van het ambtenarenapparaat. Net op de grens van twee dorpen én van twee provincies hebben een man en een vrouw een auto-ongeluk. De vrouw is zwaar gekwetst, maar aangezien ze net op een grens ligt, ontstaat er een probleem: welke medische overheid is nu verantwoordelijk voor haar? Tijdens de daaropvolgende weken verblijft de man bij een boer uit de omgeving, terwijl hij naar allerlei instanties brieven schrijft. Niets wordt echter beslist en dit verhaal is de brief van de man aan de koningin, met het verzoek of zij maar even met de hofwagen de gewonde naar het hospitaal wil brengen. Ondertussen is het lijk van de vrouw echter al aan het wegrotten.
Een erg bitter, maar zoals gezegd ook nogal overdreven-grotesk verhaal: de boer die de man voorthelpt, vraagt overal geld voor, zelfs voor een even geleende schop, de man wordt na 23 jaar trouwe dienst zomaar ontslagen door zijn firma, hij krijgt een boete omdat hij langs de weg kampeert, en toch blijft hij steeds nederig, hoopvol en dankbaar tegenover elke janlul die met zijn voeten speelt. Soms wel grappig allemaal, maar toch niet helemaal overtuigend.
In Symmetrie verhaalt de duidelijk auctoriële verteller hoe zijn grootvader in 1871 in Praag een lezing van de geniale professor Ernst Mach over symmetrie bijwoont. Op het einde van het verhaal is de verteller zelf in Praag, in 1968, op het moment dat de capsule van Apollo 8 met een snelheid van 33 mach in de dampkring terugkeert. Een aardige, functioneel gestructureerde story, die echter weer hoegenaamd geen potten breekt.
In Oude lucht ten slotte zijn een chemisch ingenieur (die in verband met een onderzoek naar luchtvervuiling oude lucht uit banden, flesjes, enzovoort vergelijkt met de lucht van nu) en zijn vrouw met vakantie op een zuiders eiland. Vian een landgenoot leren ze Dirk kennen die rijk is geworden door darmen uit Mongolië te verkopen aan Amerikaanse firmas. De laatste dag van hun vakantie brengen ze bij deze Darmen-Dirk door, maar diens oude moeder is net de vorige dag gestorven. Hij moet nu het lijk naar Holland overvliegen en de ingenieur, Arnold, stelt zijn vrouw, Merel, voor dat zij Dirk vergezelt. Hijzelf vertrekt al en in het vliegtuig is hij ervan overtuigd dat zij die nacht met Dirk naar bed zal gaan. Waarop het vliegtuig neerstort.
Mulisch bewijst met deze drie verhalen nog maar eens wat een knap en getalenteerd fictie-auteur hij is, zonder in dit boekje nu echt de toppen van zijn kunnen te bereiken.
Een vrij teleurstellende Mulisch, deze opvolger van De aanslag. Een raar verhaaltje ook, deze novelle met symbolisch einde
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de 18-jarige ik-figuur (waar ongetwijfeld veel van Mulisch zelf in zit) de pupil van een steenrijke Belgische madame (weduwe van de uitvinder van de veiligheidsspeld), die in Italië in de buurt van de Vesuvius woont. Op een bepaald moment helpt de ik-figuur deze madame Sasserath af van haar slapeloosheid door haar opnieuw te leren dromen. Zij is hem hier heel dankbaar voor en zal hem belonen. Op het einde van het verhaal wijdt de ik samen met Madame een door haar bekostigde stoeltjeslift op de Vesuvius in. Zij gaan naast elkaar in het liftje naar boven, onderweg valt zij in slaap en er komen in de dalende stoeltjes plots allerlei mensen naar beneden die de ik wel lijkt te kennen, maar hij kan hen niet exact plaatsen. Als hij zelf boven arriveert, is Madame zomaar verdwenen. De ik wordt eerst beschuldigd van moord, maar gaat wegens gebrek aan bewijzen vrijuit. Blijkt op de laatste bladzijden dat dit het geschenk van Madame was: de personages die de latere boeken van Mulisch zouden bevolken. Madame heeft zich daar wel zelf voor moeten opofferen.
Wat is dit allemaal voor onzin? Wie is die Madame Sasserath eigenlijk? Waarom lost zij zomaar op in de lucht? En de Vesuvius, dat is dus Mulisch zelf? Op de achterflap een kleurenfoto van Mulisch in zwembroek die vanop een terras naar de Vesuvius kijkt. Nu ja! Ongetwijfeld heeft alles in dit boekje een diepere, symbolische betekenis (bijvoorbeeld het motief van de veiligheidsspeld, even denken, en u ontdekt zélf de symboliek wel), maar het overtuigt niet. Het is een beetje onnozel, net zoals die stomme ijdelheid van het ik-personage: hij is knap, intelligent, innemend, sympathiek, kortom de beste, de slimste en de Is dat grappig bedoeld, of wat?
Toegegeven: ik krijg weinig hoogte van deze Vesuvius-Mulisch, maar ik geloof te mogen stellen dat het deze keer niet aan mij ligt.
Voorval Variatie op een thema (Harry Mulisch) 1990
[Novelle, De Bezige Bij, Amsterdam, 1990]
Een ingenieur valt ten gevolge van een windstoot van de 55ste verdieping van een in aanbouw zijnde wolkenkrabber naar beneden en wordt op het einde van het verhaal door een tweede windstoot op de 49ste verdieping (waar nog geen ramen instaan) weer naar binnen geworpen. Zestig bladzijden lang hebben we dan de gedachten van de ingenieur gevolgd, rond zijn droomnachtboek, zijn dochter die met een vriend naar Amerika is getrokken, zijn vrouw die hem heeft laten zitten plus nog een aantal jeugdherinneringen, terwijl dat alles in de vertelde tijd slechts drie seconden in beslag heeft genomen.
In het laatste hoofdstukje vertelt de ingenieur zijn voorval aan zijn collegas beneden, maar uiteraard geloven zij hem niet en het lijkt hem dan ook het beste er zelf ook niet meer in te geloven. Overigens heeft deze ingenieur (die heel de novelle naamloos blijft) in het eerste hoofdstuk een korte ontmoeting met een hoertje dat hij betaalt zonder dat er iets gebeurt en dat blijkbaar op een of andere vage manier in het boekje de rol van engelbewaarder moet spelen. Duidelijk is in ieder geval wel dat de val (georganiseerd door Hogerhand?) functioneert als een soort zuiverende catharsis in zijn leven, dat op een dood spoor was aanbeland, en dat nu opnieuw kan beginnen. Het postmodernistische in twijfel trekken van de bestaande werkelijkheid is overigens ook gemakkelijk te herkennen.
Een merkwaardig boekje dus met een leuk idee en een wat onwaarschijnlijke plot. Maar Mulisch toont hier nog maar eens aan dat hij kan schrijven: zijn novelle steekt functioneel weer sterk in elkaar (zie alleen al het spel met het getal 8) en zijn verwoording van ideeën, gedachten en concrete gebeurtenissen getuigt vaak van grote klasse. Nochtans heeft men op het einde de indruk dat men een beetje op zijn honger blijft zitten en dat dit boekje slechts een vakkundig niemendalletje is dat de ruimte tussen groter werk moet opvullen. Wanneer schrijft Mulisch een waardige opvolger voor De Aanslag?
FILM: Black (Adil El Arbi & Bilall Fallah) (België, 2015)
BLACK (Adil El Arbi & Bilall Fallah) (België, 2015)
(90)
Debuutfilm van de Belgische Marokkanen El Arbi en Fallah, naar twee boeken van Dirk Bracke. De plot is vrij voorspelbaar en geënt op het Romeo en Julia-thema: twee Brusselse bendes (kleurlingen tegenover Marokkanen) houden zich beide bezig met stelen, drugs, verkrachten enzovoort maar kunnen elkaar niet uitstaan. En natuurlijk wordt een kleurling-meisje (Martha Canga Antonio) verliefd op een Marokkaanse jongen (Aboubakr Bensaihi). Beiden willen loskomen van hun respectieve bendes maar dat lukt niet. Het eindigt met een gewelddadig treffen in de metro waarbij op de Marokkaanse jongen geschoten wordt, maar het meisje werpt zich voor hem: beiden worden getroffen. Dodelijk? Dat is niet direct duidelijk (open einde).
Dit is niet direct het soort film waarop wij zitten te wachten, maar dat is uiteraard heel erg persoonlijk en onze beide debutanten hebben hun debuut in een dynamisch, flitsend en erg modern aandoend kleedje gestoken dat bijna voortdurend een agressieve sfeer oproept. En dat past perfect bij het onderwerp. Verdienstelijk werk, dat doet uitkijken naar meer.
BOEK: Honderd jaar eenzaamheid (Gabriel Garcia MÃ rquez) 1972
Honderd jaar eenzaamheid (Gabriel Garcia Màrquez) 1972
[Roman, Meulenhoff, Amsterdam, 1972]
Een zeer merkwaardig boek. Het is de honderdjarige geschiedenis van het Zuid-Amerikaanse geslacht der Buendias en hun dorpje Macondo, dat ergens tussen de moerassen ligt, ver weg van de rest van de wereld. De inhoud navertellen zou zinloos zijn want het hele boek is een aaneenschakeling van ankedoten en feiten en gebeurtenissen die zes generaties Buendias omvat.
Het boek is echter zo merkwaardig geschreven, in een superoverzichtelijke stijl die nooit in details treedt, maar in sneltreinvaart door de gebeurtenissen stuift, dat het nooit gaat vervelen. Opvallend is verder het feit dat Màrquez voortdurend gebruik maakt van flashbacks en flashforwards, zonder dat dit de duidelijkheid van de plot ook maar enigszins schaadt. Ongewoon is eveneens de aanwezigheid van een aantal parapsychologische en simpelweg magische verschijnselen, zoals doden die door de huizen zwerven en met de levenden een babbeltje slaan, telekinese, levitatie, tot zelfs een regelrechte hemelvaart (van Remedios de Schone).
Het enige nadeel lijkt ons wel te zijn dat de anekdotes zo talrijk worden dat men op het einde nauwelijks nog weet wat er precies in het begin allemaal gebeurd is. Voor de rest een boeiend werk, van een blijkbaar interessante Zuid-Amerikaanse auteur.
BOEK : Kroniek van een aangekondigde dood (Gabriel Garcia MÃ rquez) 1981
Kroniek van een aangekondigde dood (Gabriel Garcia Màrquez) 1981
[Roman, Meulenhoff, Amsterdam, 1981]
In een dorpje, een typisch Màrquez-dorpje, wordt een bruiloft gevierd met een gigantisch feest. Nog geen vier uur na de huwelijksvoltrekking wordt de bruid naar huis gestuurd omdat men achter de waarheid is gekomen: ze is geen maagd meer. Onder druk gezet door haar moeder, een typische Màrquez-moeder, noemt het meisje een man uit haar dorp als de vermoedelijke dader-vader. Haar broers, een tweeling, slijpen de slagersmessen en bazuinen rond dat ze de jongeman in kwestie zullen vermoorden. Maar omdat het in wezen zulke lieve jongens zijn, gelooft geen mens in het dorp dat ze hun voornemen ten uitvoer zullen brengen.
Màrquez toont zich in deze korte roman wederom een meesterlijk verteller. Zoals hij hier het einde van de plot reeds in het begin verklapt en toch de spanning weet gaande te houden (onder meer via die knappe, telkens terugbuigende vertelstructuur)! Veel meer is er eigenlijk niet te melden want de dingen waarover Màrquez schrijft, spreken ons in feite niet zo erg aan. Het is vooral de manier waarop hij ze vertelt, die ons als lezer in de ban houdt. Màrquez ontving in 1982 de Nobelprijs voor literatuur.
Bonzo de Vries, geteisterd door twee Amsterdamse vrouwen (zijn echtgenote en zijn minnaresje), vlucht via een vakantiereis naar Moskou, waar hij verstrikt raakt in een complot om een ondergrondse roman naar het buitenland te smokkelen. Weer typisch Frenkel Frank: veel satire, veel seks. Die satire gaat dan bijvoorbeeld zo: Bonzo was er, zoals elke Amsterdammer, langzamerhand aan gewend dat zijn stad overal ter wereld als kosmisch centrum te boek stond, elke zomer maakten miljoenen jongelui uit Afghaanse tenten, Ghanese kraals, Westduitse hoogbouw hun pelgrimage en schuifelden de Leidsestraat en masse op en neer, hier en daar onderbroken door een enkele Amsterdammer die zijn auto had kunnen parkeren [p. 100]. Of op diezelfde bladzijde: Zoals Ljoeba van haar zuster, de zwangere stewardess, geleerd had kon een vrouw, zolang ze niet afzichtelijk was, met het grootste gemak, een agressieve hand, heftig schudden van de heupen en oh oh oh geroep op het juiste moment ongeveer vijf miljard mannen naar haar pijpen laten dansen, mannen die nog geen blik geworpen zouden hebben als haar onderbuik vervangen was door bijvoorbeeld een pot zure augurken.
De ludieke verbale benadering van seks klinkt als volgt: Vlak voor hijzelf kwam, in de laatste oplopende reeks, had hij het gevoel alsof de wanden van de vagina uit elkaar weken, hij moest zelfs sneller stoten om wrijving te houden, toen hij spoot was er alleen een immense holte, zijn spermatozoën verdwenen spoorloos in dat heelal als een staartkomeet [p. 188]. Ondanks de vlot-commerciële, luchtig-ontspannende toon van het boek stelt het geheel wat teleur. De vrij rommelige plot (heen en weer springend tussen verschillende personages, met ook nog flashbacks naar Amsterdam) zit daar zeker voor iets tussen.
Op de achterflap van dit boek met pseudo-pornotitel lezen we: Bibi en Anne twee ondernemende meisjes krijgen genoeg van hun vele, vluchtige verhoudingen. Omdat ze graag bij elkaar willen blijven, komen ze tot een lumineus plan: ze nemen met zn tweetjes één perfekte heer. Die heer moeten ze dan wel kidnappen, en hoewel hij blijkbaar niet echt afkickt op het weekje gedwongen vakantie met twee knappe meiden, wil hij toch terug naar zijn koele, aristocratische vrouw. Als hij op het punt staat terug te keren, wordt hij echter door zijn echtgenote (die hem van een avontuurtje verdenkt) omvergeknald, zonder dodelijke gevolgen evenwel, waarna de meisjes hun slag toch nog thuishalen.
Een briljant satiricus heeft Frenkel Frank op diezelfde achterflap. Nu ja, briljant. Satiricus is hij zeker en vast want de relatievorming in onze hedendaagse maatschappij wordt van alle kanten flink op de korrel genomen, en dàt aspect niet alleen. De satirische vegen uit de pan druipen als het ware van tussen de bladzijden. Snobisme, pseudo-intellectualisme, de reclamewereld, de pseudo-psychologische blabla, de machos, de lesbiennes, de moderne kunst, roept u maar, je kan het zo gek niet bedenken of Frenkel Frank maakt het in dit boekje belachelijk.
Dat alles gelardeerd met een vrij grote dosis, lekker commerciële softseks, want al kapt meneer auteur voortdurend op de uitwassen en de oppervlakkigheid van onze moderne shitmaatschappij, tegelijk weet hij zich knap efficiënt aan te passen (zie bijvoorbeeld alleen al de attractieve titel en de bedscène op de allereerste pagina: Kassa!). Veel literaire aspiraties heeft Frenkel Frank trouwens niet: zijn boekje is vlot geschreven, met veel humor en brave seks, met oppervlakkig uitgewerkte karakters (Bibi héél typisch het ondernemende extraverte meisje, Anne héél typisch het gevoelige, introverte exemplaar), maar daar blijft dan ook bij.
Leuke, ontspannende lectuur ter afwisseling met zwaarderwegende dingen, dat is het, of dat zou het althans moeten zijn, want een Grootmeester van de Literaire Satire kan Frenkel Frank toch bezwaarlijk genoemd worden.
BOEK: Memoires van een lafaard (Dimitri Frenkel Frank) 1986
Memoires van een lafaard -
De avonturen van een Haagse heer tijdens de komende revolutie
(Dimitri Frenkel Frank) 1986
[Roman, De Prom, Baarn, 1986]
Een luchtig opgevat en satirisch bedoeld boekje van Frenkel Frank, over de wederwaardigheden van Carel van Wetterstein-Sluys, een Olivier B. Bommel-achtige Haagse heer, tijdens de kortstondige proletarisch-analfabete dictatuur in Nederland. Heel veel verwijzingen naar de actualiteit, misschien wel wat te veel om (lang) goed te zijn: de voetbalrellen rond FC Den Haag, het Rooie Potten Front van lesbische vrouwen, Jan Lenferink, Ate de Jong, enzovoort. Een flinke dosis braaf-commerciële seks ook en zoals reeds aangegeven een ferme dosis humor en satire. Het blijft allemaal nogal mat. Vlot geschreven, dat wel, maar literair weinig hoogstaand en geenszins beklijvend. Typische vakantielectuur, lijkt me.
BOEK: Een vrouw uit de provincie (Dimitri Frenkel Frank) 1987
Een vrouw uit de provincie (Dimitri Frenkel Frank) 1987
[Roman, De Prom, Baarn, 1987]
Een in haar huwelijk vastgeroest, provinciaal vrouwtje is zo ontroerd door een Duitse acteur die Hölderlin komt voordragen in het parochiezaaltje, dat ze na een slippertje van haar man alles in de steek laat en de acteur achternareist naar Berlijn. Alwaar zij op een merkwaardige wijze een belangrijke rol speelt bij het tot stand komen van een toneelstuk over diezelfde Hölderlin (gespeeld door Herr Müller-Melbourne himself). Uiteindelijk zal ze terugkeren naar Nederland en scheiden van haar echtgenoot (de leraar Frans Félix).
Nee hoor, Frenkel Frank blijft aardige middelmaat, ondanks het feit dat in deze roman ietwat minder obligate seks dan gewoonlijk voorkomt en ondanks de poging het geheel wat diepgang te geven door de vele toespelingen op en achtergrondinformatie over de grote, gekke Hölderlin. Halfweg verliest dit verhaal zijn punch en hoewel het satirische, relativerende toontje nooit ver weg is (zoals reeds op pagina 1: Wat wij te vertellen hebben is een stormachtig verhaal, maar helaas kunnen we het niet stormachtig beginnen. We weten dat de hedendaagse lezer niet meer het negentiende-eeuwse geduld heeft ), gaat het geheel al snel vrij sterk vervelen.
[Roman. Wij maakten gebruik van de Boektoppers-editie: Malmberg-Van In, Den Bosch-Wommelgem, 2007, 122 blz.]
Naar verluidt kreeg Dimitri Verhulst, Vlaams auteur, van het tijdschrift Deux ex Machina (ooit nog een concurrent van ons UIA-literair tijdschrift Drempel) de uitnodiging om een stuk over asielzoekers te schrijven. Günther Walraff-gewijs dompelde hij zich enkele dagen anoniem onder in een opvangcentrum voor asielzoekers te Arendonk, en daaruit ontstond deze korte roman, met de geestige titel Problemski Hotel.
De tekst bestaat uit twee delen met telkens als hoofdpersoon en ik-verteller de Ethiopische beroepsfotograaf Bipul Masli (Bipul betekent de onbevooroordeelde en Masli is een anagram van islam). Het eerste deel (Bipul Masli, fotograaf), dat zeer kort is (twee hoofdstukjes slechts), maakt meteen een zeer sterke indruk. In het ene hoofdstukje beschrijft Masli op bijzonder cynische wijze hoe hij in 1984 een foto maakte van een stervend kind met de bedoeling er een prijs mee te winnen. Het cynische zit hem vooral in het wachten op een vlieg die op het voorhoofd van het kind zou moeten neerstrijken om zo de foto geslaagder te maken. Die vlieg komt echter maar niet opdagen en om er ééntje te gaan zoeken, is er geen tijd, want ondertussen zou het kind al dood kunnen zijn. Het eerste zinnetje van het boek luidt: Doe maar gewoon alsof ik er niet ben! Uitgesproken door fotograaf Masli tegen het stervende kind.
Als cynische binnenkomer kan dat tellen, maar het tweede hoofdstukje is zo mogelijk nog krasser. We zitten dan tien jaar vroeger (1974) en Masli vertelt hoe hij voor zijn twaalfde verjaardag een fototoestelletje krijgt en hoe hij ervan droomt daarmee naaktfotos te maken van zijn oudste zus. Op het feest voor zijn twaalfde verjaardag mààkt hij inderdaad een foto van zijn oudste zus, maar wel eentje waarop zij gedood wordt door een kogel midden in haar hoofd. Op het feestje zijn namelijk de rebellen binnengevallen en beginnen rondschieten.
In het langere tweede deel (Bipul Masli, asielzoeker) bevindt Masli zich als politieke vluchteling in een Belgisch centrum voor asielzoekers. De cynische stijl uit het eerste deel is ook hier alomtegenwoordig maar het geheel maakt deze keer een minder hechte indruk. De tekst bestaat uit een heleboel korte hoofdstukjes waarin we kennismaken met een groot aantal asielzoekers. Dit vrij grote aantal én de uiteindelijk toch vrij korte lengte van dit deel maken dat alles nogal oppervlakkig blijft, we niemand echt goed leren kennen en er niet veel ruimte is om functionele verhaaldraden af te wikkelen. Wel krijgen we een boeiend, nu eens grappig, dan weer intriest beeld van het dagelijkse reilen en zeilen in zon opvangcentrum, en daarom alleen al is dit dunne boekje zeker het lezen waard. Al die korte hoofdstukjes en die cynische stijl doen overigens geregeld aan de literaire stem van Louis Paul Boon denken en op de bladzijden 112-113 krijgen we zelfs plots een hoofdstukje dat in onvervalste Boon-stijl is geschreven (Inburgeringsoefening N° 4545KFSD45bis: Louis Paul Boon vertelt een grol in t estaminet). Hoeft het gezegd dat dit stukje Boon-parodie vanwege Boon-bewonderaar Verhulst perfect is?
Op het einde wordt trouwens toch nog op de valreep een fraai en functioneel rood draadje zichtbaar: een fotograaf komt Bipul Masli in het opvangcentrum fotograferen, hij zegt: Doe maar gewoon alsof ik er niet ben, en op het moment dat hij afdrukt, komt er een vlieg op Maslis kop zitten.
De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst heb ik nog niet gelezen, maar het zal waarschijnlijk sterker zijn dan dit korte romannetje. Ik heb dit met niet te miskennen talent geschreven Problemski Hotel echter met plezier gelezen, en ben zeker van plan nog eens iets van deze Vlaamse auteur vast te nemen. De helaasheid der dingen, dat links en rechts nogal wat positieve reacties heeft losgeweekt, ligt daarbij dan voor de hand.
Zat op 23 september 2008 gratis bij Humo en t werd dus meteen (boem patat knots) verdeeld op 350.000 exemplaren. Amai mijn voeten. In mei 2009 won t de Libris Literatuurprijs. Hoort ge? 50.000 euro in één keer. Schrijf uit die cheque! t Is dan ook gebaseerd op een helemaal niet onaardig idee: de hele geschiedenis van de mensheid vanaf de moment dat er iets uit de oerzee kroop, tot en met de atoombom, en t is natuurlijk weer geschreven in een cynische stijl van me kan niet meer, doorspekt met Vlaamse praattaal in de beste Louis Paul Boon-traditie. Ah bon, ik ben dus een epigoon, en wat dan nog? Als t u niet aanstaat, trek dan uw plan. De hoofdpersoon is de mens door de eeuwen heen, en die wordt consequent aangeduid met het onpersoonlijk-onbepaald lidwoord t. t Heeft gene naam. Maar t wordt wel heel de tijd serieus te kakken gezet. Iemand nog papier nodig?
Herman Brusselmans (of all people) noemde het boek in een Humo-interview een interessante stijloefening en Sofie Lemaire (wie?) zei in juni 2009 in de Humo-reeks Vakantieboeken: Geweldig leuke en grappige litanieën, weliswaar in zon drammerige stijl geschreven dat ik het nooit langer dan twintig minuten volhoud. Met andere woorden: de perfecte toiletlectuur! Beiden hebben in feite gelijk. Het is en blijft een aardig idee, zon cynische geschiedenis van de mens in pocketformaat, maar doorheen de idee merk je veel te veel de voorafgaande opzoekarbeid en de naald-en-draad-compositievlijt om van een meesterwerk(je) te kunnen spreken. Hij begint overigens een stuk bekender te worden, die Dimitri Verhulst, onder meer ook door de verfilming van De helaasheid der dingen én doordat hij regelmatig met zijn hoofd op de TV komt (vooral als praatgast bij wielerwedstrijden).