Vorige week besteedde ik uitgebreid aandacht aan de
Slag om de Kemmelberg. Een van de Franse militairen die in de nasleep van deze
Slag, vanaf 4 mei 18, er bij waren was
de later beroemd geworden Provencaalse schrijver Jean Giono (1895-1970), een
simpele soldaat in de 6e compagnie van het IIe Bataljon van het 140e Régiment d' Infanterie. Dit regiment
bezette een geïmproviseerde lijn tussen Croix de Poperinghe en het kasteelpark Behaeghel
aan de rand van het felomstreden Loker.
Giono overleefde als één van de weinigen van zijn
compagnie de bloederige gevechten bij Les Eparges, Verdun, Noyon,
Saint-Quentin, Chemin des Dames en de Kemmelberg. Zijn gruwelijke oorlogservaringen
hadden er niet alleen diep ingehakt maar hem ook gestaald in zijn humanisme en pacifisme. In zijn in 1937 verschenen Réfus dobéissance legde hij een
opmerkelijke getuigenis af van zijn pacifisme toen hij beweerde er 100 % zeker
van te zijn dat hij in al die jaren nooit iemand, had gedood, omdat hij uit
voorzorg steeds zijn geweer had onklaar gemaakt
. De oorlog bleef tot aan zijn
overlijden zijn metgezel, zijn dagelijkse compagnon
de route: Ik kan de oorlog niet
vergeten, ik zou het graag willen, soms denk ik er twee of drie dagen niet aan,
en dan plotseling zie of hoor ik het weer, ik ruik het, voel het weer aan den
lijve, en dan ben ik bang
Een fragment over de Kemmelberg:
Daar verderop
rookt de Kemmelberg als een actieve vulkaan. Ze lopen langs een weg met wilgen.
Een nieuwe aarde met bomen, gras, wilgen, die in deze aprilmaan al door de
lente zijn aangeraakt, vriendelijke knoppen gaan voor ons open. Kogels slaan
tegen de takken; het frisse groen is helemaal beschadigd; losgerukte brokken
aarde liggen te trillen; de akkers bloeden (
) Vluchten granaten komen voorbij,
slaan in, ontploffen, rukken takken af, brullen onder de grond, ploegen zich
zwaar de modder in, draaien als tollen om hun as en blijven liggen. Bij elke
knal bukken we. De maaier loopt in de vlakte en de wind van de zeis blaast door
zijn haar.
|