15 September 1916 zorgde voor een nieuwe dodelijke primeur in de Eerste Wereldoorlog: Voor het eerst in de
militaire geschiedenis werden tanks ingezet. De plaats van handeling was
Flers-Courcelette waar de Britten een doorbraak probeerden te forceren voor hun
vastgelopen Somme-offensief. Al in januari 16 had het Britse opperbevel groen
licht gekregen om de eerste 100 vanhun prototype Mark I - tanks in productie te nemen. Toch waren
ze pas in september 16 inzetbaar.
De
opmars naar de aanvalsposities in de nacht van 13 op 14 september 16 werd op
diverse plaatsen een chaos. Het zicht vanuit de tanks was bij nacht zeer slecht
en door gebrek aan tijd en ervaring was slechts in een enkel geval gezorgd voor
een verkenning van de te rijden route. Ook het lawaai van de volop aan gang
zijnde beschietingen en de toestand van de vaak kapot geschoten wegen die
naar het front leidden, waren de commandanten en tankbestuurders volkomen
vreemd. In sommige gevallen moesten de commandanten vanwege het
slechte zicht en de slechte oriëntatie uitstappen om hun tank hoogst
persoonlijk met behulp van een afgeschermde zaklantaarn naar hun startpositie
te dirigeren.
Het was daarom geen wonder dat 17 van de 49 tanks die vanuit Bray-sur-Somme
waren vertrokken, hun startpositie niet wisten te bereiken als gevolg van
mechanische mankementen, ongelukken onderweg en, in één geval, door de
hardnekkige weigering van een tankbestuurder om over een weg te rijden die
bezaaid lag met lijken
Bij het begin van de aanval in de
vroege ochtenduren van 15 september 16 bleken veel Duitsers compleet overdonderd door dit
nieuwe wonderwapen dat schijnbaar niet tegen te houden bleek. Maar dit verassingseffect ging gedeeltelijk verloren door
de mechanische problemen die veel tanks parten speelden. De tanks die toch
inzetbaar bleken hadden moeite de infanterie bij te houden, die oprukte vlak
achter de artilleriebarrage. De drie aanvallende divisies namen, ondanks de gebrekkige ondersteuning door de tanks, de loopgraven
en versterkte punten van de tussenliggende Duitse stellingen de een na de ander
in bezit. Tussen de vijandelijke verdedigingswerken slaagden de tanks er
uiteindelijk in de infanterie in te halen. In de buurt van Flers werd de Britse
infanterie die zware verliezen had geleden, hevig onder vuur genomen, waardoor
de aanval stagneerde. Vanuit de achterhoede kwam toen tank D17 al ratelend en
schietend naar voren en rolde de hoofdstraat van het verwoeste Flers binnen,
waar vaart werd geminderd en ze 'vuur
spuwde uit zijn kanonnen'.Drie andere tanks, de D6, de D9 en de D16, waren
evenwijdig hieraan aan de oostzijde de ruïnes van Flers binnengedrongen en
bestookten de Duitse stellingen in de flank. Door deze gedurfde opmars van de tanks
realiseerden de Britten zich plotseling wat de tanks hadden klaargespeeld waarop
de manschappen juichend tevoorschijn kwamen uit hun dekking om achter de Dl7
aan, het opruimingswerk te voltooien. De Britten hadden een succes geboekt maar
wisten dit niet te verzilveren omdat men had nagelaten cavalerie in te zetten
die door de door de tanks veroorzaakte bres in de Duitse lijnen had kunnen
infiltreren. Uit het oogpunt van technische ontwikkeling was deze tankaanval veel
te vroeg gelanceerd en uit tactisch oogpunt verkeerd ingeschat. De Britse
bevelhebber Haig verspeelde daarmee voor eens en voor altijd de kans op een
totale verrassing en op de mogelijkheid op een beslissende doorbraak van het
Duitse front.
Wanneer
je zoals ik een paar weken geleden, op een late, zwoele zaterdagnamiddag
Hospital Farm Cemetery bezoekt, kan je moeilijk anders dan onder de indruk
geraken van deze kleine CWGC-site die aanschurkt tegen de eeuwenoude omwalling
van de Hospitaalhoeve. Deze sfeerrijke kleine begraafplaats met rechthoekig
grondplan aan de Hospitaalstraat in Elverdinge werd - naar een ontwerp van N.A.
Rew - mogelijk aangelegd op de plaats waar de motte van deze, in de oorsprong
uit de late middeleeuwen daterende hoeve van de Johannieter-Orde lag. Ze telt
115 Britse graven, waarvan 4 onbekenden en het graf - met lichtjes afwijkende
zerk - van ene Marcel Top (°1897). Naar verluidt was deze Oostvleterenaar een
knecht op de hoeve, die in augustus 15 omkwam bij een beschieting. Een aantal
van de gesneuvelden die hier een laatste rustplaats kregen bezweken in het
veldhospitaal dat al in het begin van 1915 operationeel was in de nabijgelegen
hoeve. De hoeve zelf werd grotendeels vernietigd bij een beschieting op 17 juni
1916. Op deze site kan ook de graven terugvinden van twee kind-soldaten. Albert Seal uit York, een soldaat uit het 5e
bataljon van het West Yorkshire (Prince of Waless Own) Regiment was amper 16
jaar oud toen hij zich als oorlogsvrijwilliger meldde. Op 23 juli 1915, nog
geen maand na zijn 17e verjaardag, werd hij dodelijk in het hoofd
getroffen door een kogel. Hij rust nu in graf B - 16.
William
Walton uit Pendleton was 15 jaar oud toen hij zich meldde. Hij sneuvelde als
16-jarige soldaat in het 2e bataljon Lancashire Fusiliers op 22 juni
15. Hij werd begraven in graf A - 2. Zijn twee jaar oudere broer James,
soldaat in het 1e bataljon Royal Irish Rifles was al op 9 mei 15
gedood bij Ploegsteert. Zijn stoffelijke resten konden niet worden gevborgen en
daarom wordt hij vandaag de dag herdacht op het Ploegsteert Memorial to the Missing.
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag de absolute klassieker For
the Fallen van de Britse kunstkenner, dichter en dramaturg Laurence Binyon (1869-1943).
Binyon, die te oud was om nog militaire dienst te moeten meldde zich in 1915
als vrijwilliger voor de dienst in een Brits noodhospitaal voor Franse
militairen in het Noord-Franse Hôpital Temporaire dArc-en-Barrois waar hij als
brancardier aan de slag ging. Zijn ervaringen in Frankrijk bundelde hij in 1918
in For Dauntless France. Zijn
gedichten Fetching the Woundeden The
Distant Guns werden geïnspireerd door zijn verblijf in Frankrijk.
For the Fallen
schreef hij geschokt door de hoge verliescijfers van de British
Expeditionary Force - al in het begin van de oorlog. Het werd in september 14 gepubliceerd
in The Times en werd al snel door
de poëtische zeggingskracht één van de populairste oorlogsgedichten in het
Verenigd koninkrijk.
FOR THE FALLEN
With proud thanksgiving, a mother
for her children,
England mourns for her dead
across the sea.
Flesh of her flesh they were,
spirit of her spirit,
Fallen in the cause of the free.
Solemn the drums thrill; Death
august and royal
Sings sorrow up into immortal
spheres,
There is music in the midst of
desolation
And a glory that shines upon our
tears.
They went with songs to the
battle, they were young,
Straight of limb, true of eye,
steady and aglow.
They were staunch to the end
against odds uncounted;
They fell with their faces to the
foe.
They shall grow not old, as we
that are left grow old:
Age shall not weary them, nor the
years contemn.
At the going down of the sun and
in the morning
We will remember them.
They mingle not with their
laughing comrades again;
They sit no more at familiar
tables of home;
They have no lot in our labour of
the day-time;
They sleep beyond England's foam.
But where our desires are and our
hopes profound,
Felt as a well-spring that is
hidden from sight,
To the innermost heart of their
own land they are known
As the stars are known to the
Night;
As the stars that shall be bright
when we are dust,
Moving in marches upon the
heavenly plain;
As the stars that are starry in
the time of our darkness,
Het zal
u wellicht niet ontgaan zijn dat het morgen Open Monumentendag is. Uit het
grote aanbod pik ik even de Open Deurdag op de Bayernwald-site uit. Tussen 10.00
u. en 18.00 u. kan u gratis dit erg bezoekwaardig én vooral historisch verantwoord
loopgravencomplex bezoeken. Warm aanbevolen
De Nieuw-Zeelandse regisseur Peter
Jackson, die wereldfaam verwierf met de In de ban van
de Ring-trilogie en De Hobbit
nam dinsdag laatstleden deel aan de Last Post ceremonie aan de Menenpoort in
Ieper. In mei 2014 was hij al een eerste keer in het Ieperse opgemerkt toen hij
onder meer een bezoek bracht aan ' Messines Ridge Cemetery' (zie foto) en het
Nieuw-Zeelandse monument in Mesen. Net als twee jaar geleden bracht hij nu
opnieuw een bezoek aan de Menenpoort waar één van zijn oudooms wordt herdacht.
Vanavond om 21.10 u. zendt Canvas de beklijvende en erg recente documentaire 'Apocalypse Verdun' uit van Isabelle Clarke en Daniel Costelle. Als u niet zo lang kan wachten, kan u ze nu al op deze blog bekijken via deze link:
Op deze Zondag Frontpoëziedag even aandacht voor een aantal van de bekendste
Duitse frontdichters zoals Walter Flex en Heinrich Lersch in de reeks Lyrik für Allle op het Youtube-kanaal
van Lutz Görner:
Ik heb de laatste 40 jaar pakweg een kleine 500
militaire begraafplaatsen bezocht van het dorre Gallipoli over de ijzige gletsjers van
het Alpenfront tot de blonde duinen van de Noordzeekust. Nooit heb ik een korter
maar zo voor zichzelf sprekend grafschrift gevonden dan op het graf van de
23-jarige rifleman Harry Lindsday Joynson. Zijn graf op het schilderachtige Ramparts Cemetery op de Ieperse
stadswallen bevat naast de obligate biografische gegevens enkel het epitaaf Gone.
H.L. Joynson was de oudste zoon van John Henry
Joynston, een advocaat in Liverpool en Agnes Jane Joynson. Hij had school
gelopen in zijn geboorteplaats Wallasey in Cheshire en was bij het uitbreken
van de Grote Oorlog boekhouder bij het accountantskantoor Whright &
Eldridge in Liverpool. Op 10augustus 14
meldde Harry zich samen met zijn broer John als oorlogsvrijwilliger. Beide
broers werden ingedeeld bij het 6e bataljon van het Kings
(Liverpool) Regiment. Begin 15 waren ze,
na hun basisopleiding, in Flanders
Fields aanbeland. Terwijl zijn regiment zich opmaakte om stelling te gaan
nemen bij de felomstreden Hill 60, werd Harry op 18 april 15 op
bevoorradingscorvee gestuurd. Er moesten rantsoenen, zandzakken en granaten
naar het hoofdkwartier van de 13 Brigade worden gebracht. Maar daar zou Harry
nooit geraken. Hij werd het slachtoffer van het Duitse storingsvuur. Een
granaat die in de buurt van deRijselpoort insloeg doodde Harry en een muilezel en verwondde twee
andere Britten. Harry kreeg dus een laatste rustplaats vlak bij de plaats waar
hij sneuvelde. Hij rust er nu in graf F - 2. Gone maar niet vergeten .
BOEKBESPREKING - LUDENDORFF: DIKTATOR IN ERSTEN WELTKRIEG
Erich
Ludendorff (1865-1937) was wellicht de machtigste militaire leidersfiguur uit
de moderne Duitse geschiedenis. Het is daarom toch wel merkwaardig dat pas in
2010, bijna een eeuw nadat Ludendorff zijn stempel op de geschiedenis begon te
drukken, de eerste academisch verantwoorde biografie over deze fascinerende
figuur van de persen rolde. De Duitse historicus en hoogleraar Manfred Nebelin
(°1955) heeft met zijn vuistdikke Ludendorff
- Diktator in Ersten Weltkrieg een meer dan verdienstelijke poging gedaan
om een tip van de sluier op te lichten van wat hij zelf omschrijft als het raadsel Ludendorff. In 749 paginas
schildert Nebelin de steile, ja zelfs spectaculaire opgang van een ambitieuze
en eerzuchtige jongen uit een burgerlijk milieu tot stafchef van het Duitse
keizerlijke leger. Voor wie een beter inzicht wil krijgen in het denken en
handelen van de bijna tot een mythische status verheven Overwinnaar van Luik
en Tannenberg is dit boek een absolute aanrader. Met veel oog voor detail
worden de opkomst en val van Ludendorff gereconstrueerd. Of Ludendorff het
etiket van dictator verdient laat ik in het midden, want het was eigenlijk pas
na de limogering van rijkskanselier Theobald von Bethmann Hollweg in juli 1917
dat Ludendorff met de onontbeerlijke steun van Paul von Hindenburg, vrijwel
onbeperkte macht in het keizerrijk kreeg. Als bedenker van totalitaire
concepten zoals de Totale Mobilmachung
en deTotalen Krieg flirtte hij ongetwijfeld met de grenzen van een
dictatoriaal optreden, maar ik ben door het lezen van dit werk er niet van
overtuigd geraakt dat Ludendorff ook effectief het predicaat van dictator
verdiende want het militaire & politieke beleid van het Duitse keizerrijk
tijdens de Eerste Wereldoorlog was naar mijn aanvoelen een gedeelde
verantwoordelijkheid van heel wat actoren, gaande van de regering over de
generale staf tot de keizer. Toch moet ik toegeven dat ik dit vlot geschreven
boek in één ruk heb uitgelezen. In vind het alleen een beetje jammer dat dit
boek eindigt in november 18 met de vlucht van Ludendorff naar Zweden. Men kan
immers niet ontkennen dat Ludendorff ook tijdens het interbellum nog een
belangrijke politieke rol heeft gespeeld die misschien terecht niet binnen
de context van deze studie paste. Hierdoor is dit verdienstelijke boek niet dé
alomvattende Ludendorff-biografie geworden waarop ik gehoopt had, maar zéker de
aanzet voor verdere Ludendorff-studie.
Het boek
werd uitgegeven bij Siedler Verlag, München ISBN: 978-3-88680-965-3
Je hebt
er maandenlang naar uitgekeken Nee, niet naar die ellendige, poriënvullende pokke-hittegolf
en ook niet naar de gekmakende muggenconcentraties Vanavond kan je op de VRT terecht voor de
eerste aflevering van de langverwachte Ten
Oorlogspecial Onder Vlaamse Velden, waarin de onnavolgbare Arnout Haubendeze keer gewapend met veiligheidshelm, truweel en schop als een
volleerde amateur-archeoloog drie afleveringen lang op zoek gaat naar de
fysieke sporen van de Grote Oorlog in de Westhoek. Ongetwijfeld bieden zijn avonturen
weer stof voor mooie, boeiende én ontroerende televisie .
Vanaf 29
augustus, drie weken lang op maandag om 21.15 u. op Eén. Niet te missen..!
Onwaarschijnlijk
maar waar: Er worden steeds vaker zgn. gamers
opgemerkt op de militaire begraafplaatsen van de Grote Oorlog. Onder meer op
Tyne Cot in Passendale en Essex Farm in Ieper kan men hen aantreffen op jacht
naar de populaire Pokémons. De Commonwealth War Graves Commission (CWGC) is, als beheerder van deze
begraafplaatsen, begrijpelijkerwijs niet écht gelukkig met deze onverdeelde
aandacht. Een paar weken geleden zond de CWGC volgende mededeling de wereld in:
Uit respect voor al wie op de CWGC-
begraafplaatsen en gedenktekens begraven ligt of herdacht wordt, vragen we aan
bezoekers om zich te onthouden van het spelen van Pokémon Go of andere
smartphonegames in de vestingen van de CWGC Zonder commentaar
ZONDAG FRONTPOÃZIEDAG - CONCERT PARTY BUSSEBOOM - EDMUND BLUNDEN
Concert
Party: Busseboom
The stage was set, the house was packed,
The famous troop began;
Our laughter thundered, act by act;
Time light as sunbeams ran.
Dance sprang and spun and neared and fled,
Jest chirped at gayest pitch,
Rhythm dazzled, action sped
Most comically rich.
With generals and lame privates both
Such charms worked wonders, till
The show was over lagging loth
We faced the sunset chill;
And standing on the sandy way,
With the cracked church peering past,
We heard another matinee,
We heard the maniac blast
Of barrage south by Saint Eloi,
And the red lights flaming there
Called madness: Come, my bonny boy,
And dance to the latest air.
To this new concert, white we stood;
Cold certainty held our breath;
While men in tunnels below Larch Wood
Were kicking men to death.
In
de historiografie van de Vlaamse Beweging wordt 15 augustus 1916 als
stichtingsdatum van het comité Heldenhulde vooropgesteld, maar er zijn geen
documenten bewaard gebleven waaruit blijkt dat deze organisatie ook
daadwerkelijk die dag boven de doopvont werd gehouden. Pas eind september,
begin oktober van datzelfde jaar geraakte de zaak in een stroomversnelling
nadat een kleine groep Vlaamsgezinden bijeen was gekomen om de praktische
werking in goede banen te leiden. Het waren de leden van dit groepje, dat naast
Verduyn bestond uit aalmoezenier Frans Van Den Heuvelen de vooroorlogse studentenleiders Hilaire
Gravez, Filip De Pillecyn en Jan Guldentops, die als de stichters van
Heldenhulde mogen worden beschouwd. Over de redenen voor de oprichting van Heldenhulde
heb ik het al gehad in mijn blog van 15 juni. Vandaag wil ik even stilstaan bij
de symbolenstrijd waar de heldenhuldezerken willens nillens in verzeild raakten
Als Heldenhulde en de
zerkjes uitgroeiden tot een politiek symbooldossier dan was dit in de eerste
plaats het gevolg van het wantrouwen en het verzet van Belgisch-patriottische
militaire en politieke kringen, hierin gesteund door een gelijkgestemde, vooral
Franstalige pers. Die zagen in Heldenhulde vaak een politieke stellingname die
afweek van de vaderlands gezinde lijn die aan het begin van de oorlog was
uitgezet en die in feite neerkwam op een status quo dat de dominantie van de
Franstalige elite in stand hield. Reeds tijdens de oorlog werden acties
ondernomen om Heldenhulde te fnuiken, zowel door het bewust vandaliseren van
heldenhuldezerkjes op de BMB van Oeren en het kerkhof van Alveringem als door
het verdacht maken en later hinderen van de leidende figuren van Heldenhulde.
Na de oorlog, en zéker na de massale verwijdering en vernietiging van honderden
heldenhuldezerken op de militaire begraafplaatsen in 1925, kregen de
heldenhuldezerkjes een belangrijke plaats in de specifieke Vlaamsgezinde
herinneringscultuur rond de Eerste Wereldoorlog. Deze herinneringscultuur, die
Vlaams-nationale, pacifistische, identitaire en emancipatorische elementen met
elkaar verweefde, speelde een belangrijke rol in zowel de Vlaamse
ontvoogdingsstrijd als in de vorming van een Vlaams natiebesef. Zo kwam deze
herinneringscultuur op gespannen voet te staan met de dominante
Belgisch-nationale herinneringscultuur, die haar symbolen van collectieve
herinnering na de Grote Oorlog gebruikte om de nationale eenheid te
(her)definiëren en te representeren. Naarmate het interbellum vorderde werden
de spanningen groter tussen deze actoren. Zo probeerde de Belgische overheid de
patriottische gevoelens van de bevolking aan te wakkeren maar vormde het
pacifisme een sterke tegenbeweging. Het officiële Belgische discours werd in
die periode gekenmerkt door een staatsaanhankelijk patriottisme, terwijl de
Vlaamse beweging een van de belangrijkste vertegenwoordigers werd van
antimilitarisme en pacifisme. Dit laatste verhaal kreeg mede door de
IJzerbedevaarten en de werking van VOS een grotere respons in Vlaanderen. De
heldenhuldezerken werden op deze maner, vooral door het onbegrip dat door de
Belgische overheid werd geëtaleerd en door de hieruit volgende vernietiging van
de zerken, méér dan symbolen. Ze werden tijdens het interbellum een hefboom
voor de verdere ontwikkeling van het Vlaams-nationale bewustzijn in brede lagen
van de bevolking.
Voor de
zoveelste keer stroomde er weer bloed aan de rijksgrens in het Hoogstraatse. Op 7 augustus 1916 omstreeks
15.00 u. werd ter hoogte van de boerderij van Lodewijk Meyvis, bij het
Poeleinde te Wortel, de 17-jarige Jan Jozef Van Der Kelen door een Duitse
schildwacht doodgeschoten. Deze jongeman uit het Brabantse Sint-Kwintens-Lennik
was met het voorwendsel dat hij zich als leerling wou gaan inschrijven aan het
Klein-Seminarie, er in geslaagd tot in Hoogstraten te geraken, waar hij de
sprong over de grens wilde wagen. Zijn moeder, Joanna Jacobs, verbleef al
geruime tijd als weduwe in Engeland. Volgens sommigen was de knaap via een
gracht onder de Dodendraad doorgekropen en bevond hij zich al enkele meters op Nederlands grondgebied, toen de
Duitse kogel hem trof. Jozef werd op het kerkhof van Wortel begraven, waar omwonenden
geregeld zijn graf met bloemen versierden. De Meerlese burgemeester Van Nueten
schreef over dit drama in zijn oorlogsdagboek: Er
is na bij de Baarle brug een student van Belgie, die zijne ouders in Holland
wilde bezoeken, maar geen toelating kon bekomen, en toch trachtte er te geraken
onder den electrieken draad door was geraakt, alleen moest hij nog door den
ijzerdraad, is toen geschoten maar alleen gekwetst en toen afgemaakt met een
schot in het hoofd. Hij had niets bij hem alleen eenig geld om bij zijne ouders
te geraken. Droevig einde
Twee
dagen later werd op de grens een smokkelaar uit Noord-Brabant doodgeschoten
door een alerte Nederlandse grenswachter. Ondanks het feit dat ik al bijna 40
jaar opzoekingen doe rond de Dodendraad ben ik er tot op de dag van vandaag
niet in geslaagd om de identiteit van deze man te achterhalen. Mocht iemand toevallig weten wie dit slachtoffer was, dan mag je me steeds contacteren.... Ook zijn
tragische dood werd genotuleerd door burgemeester Van Nueten: Gisteren
zijn de smokkelaars verrast boven Grazen. 15 zijn aangehouden. 1 is er dood
gebleven geschoten, vader van 6 kinderen, maar had vrouw en alles verlaten om
te smokkelen.
125.000 'hits', het zal je maar overkomen. Meteen - naar mijn bescheiden mening - het beste bewijs dat deze blog nog steeds op het juiste pad is. Om dit heuglijke gebeuren passend, en dus groots, te vieren een speciale vuurwerkshow voor de trouwe lezer: https://youtu.be/GsKnPDeU9vI
Vandaag,
bij wijze van uitzondering eens geen gedicht, althans niet op papier. De natuur
overleeft alle oorlogsgeweld en is de helende pleister op de meest gruwelijk
geschonden slagvelden. Daarom vandaag
een gedicht door de natuur. Ik meen ooit ergens te hebben gelezen dat
Vlamertinghe Military Cemetery tot de absolute top behoort van het kunnen van
de CWGC-tuiniers en ik kan dit alleen maar beamen. Drie opnames die ik gisteren
onder een brandende augustuszon heb gemaakt in Vlamertinge Zelfs de beste
poëzie verbleekt bij de poëtische zeggingskracht van de natuur. En zeker
wanneer op deze site ook nog eens een heuse dichter begraven lig. Wat dit is de
laatste rustplaats van Second Lieutenant Harold Parry, een niet onverdienstelijke
lettersmid die op 6 mei 1917 in de Ieperse Salient sneuvelde .
Het hoeft niet altijd Ieper, Nieuwpoort of Diksmuide te
zijn Het bijna intimistische militaire ereperk op de Antwerpse begraafplaats
Silsburg is - naar mijn bescheiden mening - één van de mooiste in ons land. Het
nieuwe kerkhof van Borgerhout werd op 23 april 1885 geopend op het gehucht
Silsburg dat op gronden van een gelijknamige familie lag, in 1890 kreeg het
officieel de naam Onze-Lieve-Vrouwekerkhof maar in de volksmond bleef het
Silsburg.. De begraafplaats aan de Herentalsebaan heeft niet de grootse allures
van het Schoonselhof maar bevat ook talrijke indrukwekkende grafmonumenten
waarvan vele langs de hoofdas liggen. Het imposante, witgeschilderde oorlogsmonument
ligt op perk V, rechts van de even indrukwekkende toegangspoort in neo-Vlaamse renaissance-stijl,
en wordt omgeven door een vijftigtal uniforme graven van gesneuvelden en 1
burgerslachtoffer uit de Eerste Wereldoorlog. In het middengedeelte vinden we
rijen met slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De hardstenen zerken dragen elk een zwart
granieten plaat met de naam, graad, geboorte- en sterfdatum van de gesneuvelde.
Vier van de militairen die hier een laatste rustplaats kregen, Emiel Franck, Gustaaf
Janssens, Isidoor Van Loo en Jan Schevensteen waren oorspronkelijk aan de IJzer
begraven onder een heldenhuldezerk. Het monument, ingehuldigd op 26 november
1926, werd ontworpen door de Antwerpse beeldhouwer Frans Jochems (1880 - 1949)
en bouwmeester Wilbers, het bakstenen voetstuk is van Jan Dandus en Felix Van
der Sanden.
Vandaag sta ik graag even
stil bij het Monument aux Soldats
Français , hoog op de flank van de Kemmelberg. Deze 17 meter hoge
gedenkzuil in wit cement staat in de volksmond beter bekend als Den Engel, een verwijzing naar de, in
een aan het classicisme verwante stijl afgebeelde overwinningsgodin, die hulde
brengt aan de vele Fransen die hier in april 18 tijdens de bloederige afweergevechten die de geschiedenis ingingen als de Slag om de Kemmelberg werden ingezet.
Velen van hen kregen een laatste rustplaats in het iets lager gelegen ossuarium
dat vier massagraven bevat. Deze imposante zuil werd op 18 september 1932 onthuld door de
Franse generaal Lacapelle en maarschalk Pétain