15 September 1916 zorgde voor een nieuwe dodelijke primeur in de Eerste Wereldoorlog: Voor het eerst in de
militaire geschiedenis werden tanks ingezet. De plaats van handeling was
Flers-Courcelette waar de Britten een doorbraak probeerden te forceren voor hun
vastgelopen Somme-offensief. Al in januari 16 had het Britse opperbevel groen
licht gekregen om de eerste 100 van hun prototype Mark I - tanks in productie te nemen. Toch waren
ze pas in september 16 inzetbaar.
De
opmars naar de aanvalsposities in de nacht van 13 op 14 september 16 werd op
diverse plaatsen een chaos. Het zicht vanuit de tanks was bij nacht zeer slecht
en door gebrek aan tijd en ervaring was slechts in een enkel geval gezorgd voor
een verkenning van de te rijden route. Ook het lawaai van de volop aan gang
zijnde beschietingen en de toestand van de vaak kapot geschoten wegen die
naar het front leidden, waren de commandanten en tankbestuurders volkomen
vreemd. In sommige gevallen moesten de commandanten vanwege het
slechte zicht en de slechte oriëntatie uitstappen om hun tank hoogst
persoonlijk met behulp van een afgeschermde zaklantaarn naar hun startpositie
te dirigeren.
Het was daarom geen wonder dat 17 van de 49 tanks die vanuit Bray-sur-Somme
waren vertrokken, hun startpositie niet wisten te bereiken als gevolg van
mechanische mankementen, ongelukken onderweg en, in één geval, door de
hardnekkige weigering van een tankbestuurder om over een weg te rijden die
bezaaid lag met lijken
Bij het begin van de aanval in de
vroege ochtenduren van 15 september 16 bleken veel Duitsers compleet overdonderd door dit
nieuwe wonderwapen dat schijnbaar niet tegen te houden bleek. Maar dit verassingseffect ging gedeeltelijk verloren door
de mechanische problemen die veel tanks parten speelden. De tanks die toch
inzetbaar bleken hadden moeite de infanterie bij te houden, die oprukte vlak
achter de artilleriebarrage. De drie aanvallende divisies namen, ondanks de gebrekkige ondersteuning door de tanks, de loopgraven
en versterkte punten van de tussenliggende Duitse stellingen de een na de ander
in bezit. Tussen de vijandelijke verdedigingswerken slaagden de tanks er
uiteindelijk in de infanterie in te halen. In de buurt van Flers werd de Britse
infanterie die zware verliezen had geleden, hevig onder vuur genomen, waardoor
de aanval stagneerde. Vanuit de achterhoede kwam toen tank D17 al ratelend en
schietend naar voren en rolde de hoofdstraat van het verwoeste Flers binnen,
waar vaart werd geminderd en ze 'vuur
spuwde uit zijn kanonnen'. Drie andere tanks, de D6, de D9 en de D16, waren
evenwijdig hieraan aan de oostzijde de ruïnes van Flers binnengedrongen en
bestookten de Duitse stellingen in de flank. Door deze gedurfde opmars van de tanks
realiseerden de Britten zich plotseling wat de tanks hadden klaargespeeld waarop
de manschappen juichend tevoorschijn kwamen uit hun dekking om achter de Dl7
aan, het opruimingswerk te voltooien. De Britten hadden een succes geboekt maar
wisten dit niet te verzilveren omdat men had nagelaten cavalerie in te zetten
die door de door de tanks veroorzaakte bres in de Duitse lijnen had kunnen
infiltreren. Uit het oogpunt van technische ontwikkeling was deze tankaanval veel
te vroeg gelanceerd en uit tactisch oogpunt verkeerd ingeschat. De Britse
bevelhebber Haig verspeelde daarmee voor eens en voor altijd de kans op een
totale verrassing en op de mogelijkheid op een beslissende doorbraak van het
Duitse front.
|