(vijfde van zeven brieven aan een vriend).
Beste Roger,
Op donderdag
was een bezoek aan Avignon voorzien: grote stad van een paar honderdduizend
inwoners, met een rijke geschiedenis. In deze stad resideerden in de veertiende
eeuw (van 1309 tot 1377) zeven pausen. In die periode was Avignon en niet Rome
het centrum van de katholieke wereld. In één van zijn brieven uit zijn molen, de muilezel van de paus, schrijft
Alphonse Daudet: Qui na pas vu Avignon
du temps des papes, na rien vu. Nooit is er een stad geweest die rijker
was aan vrolijkheid, leven, drukte en feesten. Alle dagen waren er processies
en bedevaarten, er was muziek van fluiten en tamboerijnen en gelui van klokken
en de mensen waren gelukkig en tevreden en dan moesten ze dansen. Ze dansten op
de brug van Avignon, dag en nacht! Sur le
pont dAvignon lon y danse, lon y danse; sur le pont dAvignon lon y danse
tous en rond
De
fameuze brug van Avignon werd gebouwd in de 12e eeuw. Ze overbrugde
de Rhône-rivier tot in de 17e eeuw. Toen werd de brug, die gedeeltelijk
van hout was, tijdens een strenge winter geteisterd door grote ijsblokken die
op de Rhône dreven. Sedert enkele eeuwen blijft er nu nog slechts een halve
brug over, waarop men enkel nog kan
dansen. In de tijd van de pausen stond de
brug er nog wel in volle glorie. Ene paus Bonifacius, volgens Daudet de meest
geliefde paus die er in Avignon is geweest, trok iedere zondag na de mis over
de brug naar zijn wijngaard te Château-Neuf
gezeten op een muilezel. En daar
ontkurkte hij samen met zijn kardinalen een fles van die heerlijke wijn die
sindsdien Châteauneuf du Pape heet. De paus hield van zijn wijngaard, maar niet
minder hield hij van zijn muilezel. En daar maakte de kwajongen Tistet Védène
schandelijk misbruik van
Tistet was een nietsnut van de ergste soort. Zijn vader had
hem het huis uitgewezen en al geruime tijd doolde hij nu op straat. Maar de
stoutmoedige deugniet was ook heel sluw. Hij durfde het aan de paus toe te
spreken toen deze door de straten van Avignon waggelde op zijn muilezel.
- Goede dag, heilige Vader. Wat hebt u daar toch een
prachtige muilezel. Zon mooi dier kent zijn gelijke niet in de hele wereld.
Zelfs de keizer van Duitsland heeft er zo geen.
Tistet had overduidelijk Bonifacius zwakke plek geraakt en
al was het dan niet zijn gewoonte andere knapen dan zonen van edelen of neven
van kardinaals aan zijn keizerlijk hof te benoemen, voor Tistet maakte de paus
een uitzondering. Binnen de kortste keren werd Tistet koorknaap van de paus. En
omdat hij geen kans liet voorbijgaan om de
geliefde muilezel te prijzen kreeg hij nog een bijkomende eervolle opdracht:
hij mocht instaan voor de dagelijkse voeding van het dier. En iedere avond
mocht hij hem een beker speciale geurige wijn te drinken brengen: Châteauneuf,
vermengd met honig, kaneel en kruiden uit de Provence. De ezel was er verzot
op. Maar
Tistet was helemáál niet zo verzot op de ezel als hij liet
uitschijnen. s Avonds trok hij met een paar bevriende koorknaapjes naar de
stal , met de beker wijn. Maar in plaats van de muilezel te laten drinken, liet
hij hem alleen maar ruiken aan de lekkere drank, die hij daarna zelf opdronk,
samen met de vriendjes. En bij die ene kwelling bleef het niet: eens de beker
leeggedronken vermaakten de kwelduivels zich door aan zijn staart te trekken en
aan zijn oren. Met één stamp van zijn krachtige hoeven had hij een eind kunnen
maken aan de pesterij, maar hij hield zich in. Op een dag nam Tistet de
muilezel mee via een stenen wenteltrap naar de klokkentoren, op het hoogste punt
van het koninklijk paleis. En daar stond hij dan, de pauselijke muilezel, hoog
in de toren en ten aanschouwe van een groot publiek dat samengestroomd was op
het plein vóór het paleis. Naar beneden komen langs dezelfde gevaarlijke trap
leek onmogelijk
Tistet verwittigde de paus, zei dat hijzelf niets met de zaak
te maken had, dat de ezel op eigen initiatief naar de toren was geklommen. Hij
gaf de paus de raad hem op een berrie te leggen en met touwen en een katrol
naar beneden te takelen. En zo geschiedde. Wat een vernedering voor het edele
dier! En toen hij daar zo belachelijk in de lucht bengelde nam de muilezel een
kloek besluit: dit moest gewroken worden, morgen zou hij Tistet de fatale
hoefslag toedienen, die hij al een hele tijd had ingehouden!...
Het leek er wel op dat Tistet zich van enig onheil bewust
was, want s anderendaags voer hij de Rhône af, richting Napels, om zich daar,
met een studiebeurs van de paus, aan het koninklijk paleis te bekwamen in de
diplomatie en de goede manieren: dit was zijn dank van de paus voor de goede
zorgen aan de muilezel en de hulp bij zijn bevrijding uit de toren.
Zeven jaar later vernam Tistet dat de hoofdmosterdmaker van
de paus was overleden. Hoofdmosterdmaker van de paus, dat was een
begerenswaardige positie die Tistet wel zinde. Hij keerde dan ook stante pede
terug naar Avignon, ofschoon zijn stage in Napels nog niet helemaal ten einde
was. De paus was oud geworden en het duurde even vooraleer hij Tistet herkende.
Maar hij herinnerde zich nog levendig hoe goed de jongen was geweest voor zijn
geliefde muilezel. Ja, de muilezel was nog steeds in goede gezondheid en de
paus verklaarde zich bereid de jongeman te benoemen tot eerste mosterdmaker. De
plechtige aanstelling zou gebeuren op een groot podium op het plein vóór het
pauselijk paleis. Alle hoogwaardigheidsbekleders waren aanwezig, alsook de
pauselijke muilezel en duizenden toeschouwers. En opeens gebeurde het, toen
Tistet, gehuld in de ceremoniekledij die paste bij zijn nieuwe hoge functie en
met op het hoofd een hoed met een enorme ibis-veer, even binnen het bereik kwam
van de muilezel: een stamp met de achterhoeven die zo geweldig was dat men de
klap hoorde tot in Pampérigouste. Wat van Tistet overbleef was enkel een
stofwolk, die als een tornado hemelwaarts tolde, met in de top ervan de grote
ibis-veer. Normaliter is een ezelsstamp niet ze vernietigend, maar het gaat
hier wel om een pauselijke zeg maar goddelijke ezel, die daarenboven zijn
stamp zeven jaren lang had ingehouden!...
Ik weet het wel, mijn beste Roger, jij hebt dit verhaal
schuddebollend en met enige verontwaardiging gelezen. Onder de zeven pausen van
Avignon is er nooit een Bonifacius geweest, een dorp of stad met de naam
Pampérigouste heeft alleen bestaan in het brein van Daudet, en zelfs een
pauselijke ezel kan nooit zo vernietigend uithalen als in dit verhaal. Toch ben
ik dit verhaal genegen omdat er n wonderbare parallel loopt met mijn verhaal
over Evano Cuyck (www.bloggen.be/pierpont/archief.php?ID=2908402). Evano is Tistet. Ik ben de
muilezel. Mijn hoefslag is even dodelijk geweest. Ik had hem geen zeven maar
dertig jaar ingehouden
Zo zie je maar, Roger, waartoe opgekropte haatgevoelens
kunnen leiden!
|