Interview 25 jaar geleden over 20 jaar Onderwijskrant en
toestand van het Vlaams onderwijs: Raf Feys,
gedreven criticus Vlaams onderwijs: vernieuwen is niet hetzelfde als
vernielen. Mijn analyse en waarschuwingen een kwarteeuw geleden: terecht?
Interview van Hein De
Belder op 8 december 1997 in De Standaard
Inleiding
interview
Hein De Belder: Er wordt in Vlaanderen veel achter de hand gemopperd over het
onderwijs. Maar er is alvast één uitzondering: Raf Feys, de hoofdredacteur van
Onderwijskrant. Zijn hele leven lang al formuleert hij zijn kritiek openlijk en
hij zorgt bijna als enige voor het nodige zout in de pap. Rode draden hierbij
zijn Feys basisprinciepen: Kijk bij hervormingen eerst naar het goede, naar
de sterke kanten van ons onderwijs, maak een inventaris op en conserveer deze
i.p.v. ze in vraag te stellen, en houd
bij ingrepen meer rekening met de werkelijkheid in klas. Nu eens
leverde hem dat het etiket progressief op, dan weer het etiket conservatief.
Feys was in 1977 medestichter van het tijdschrift
Onderwijskrant. Dit tijdschrift bestaat nu - 20 jaar later nog. Feys is er de
drijvende kracht van. Het is ook de tribune van waaraf hij geregeld zijn
vermaningen uitspreekt en ervoor zorgt dat in het vlees van de beleidsvoerders
en nieuwlichters er steeds een angel zal
zitten. Hij telt een 260 publicaties van zijn hand, ook over zijn directe
systeemmethodiek voor het leren lezen, straks ook een nieuw boek over wiskunde
en een over wereldoriëntatie, ook een veertig leerpakketten voor
wereldoriëntatie.
Zijn sterkte is zijn intense betrokkenheid bij de
onderwijspraktijk ook als hij kritiek uitbrengt. Hij rekent het tot zijn verdienste dat zo enkele
beleidsontsporingen werden voorkomen of ingedijkt. Hij slaagde er b.v. met zijn
campagne Moderne wiskunde: een vlag op een modderschuit van 1982 in om het wiskundetij te keren. Hij publiceerde als
alternatief bijdragen over effectief wiskundeonderwijs die aansloten bij de
sterke rekentraditie. Feys stelde in 1992-93 mede de eindtermen wiskunde
basisonderwijs op en iets later ook het leerplan wiskunde voor het lager
(katholiek) onderwijs. Hij werd ook
sporadisch bij het beleid betrokken, direct of via politiek lobbywerk. Als
lerarenopleider participeerde hij de voorbije jaren ook heel betrokken &
kritisch in het debat over de hervorming van het hoger onderwijs en van de
lerarenopleidingen.
De Belder besloot zijn lang interview (zie verderop) zo. Raf Feys is het blijvende zout in ons
onderwijs. Zijn inzet voor goed onderwijs is bewonderenswaardig, en zijn kritische zin slaapt niet zoals ook
blijkt uit dit interview. Iedereen die
met het onderwijs begaan is, kan alleen profijt halen uit de confrontatie met
zijn kritiek en publicaties, als toetssteen voor de eigen opvattingen. Tussen
Feys woorden valt geen speld te krijgen. Als hij tijdens het interview
uiteindelijk toch zijn eigen koffie opmerkt, dient er zich alweer een ander
onderwerp aan. Blijvend? Feys is eenenvijftig!
Als hij straks onder een auto loopt, wordt het muisstil in onderwijsland.
De Belder voegde er in de marge ook nog aan toe: Raf Feys
(51) is pedagoog. Hij was CSPO-onder-zoeker in 1969-1971 in Leuven, een onderzoek over de doorstroming naar het
secundair onderwijs. Sinds 1971 geeft
hij les aan de normaalschool van Torhout als docent-pedagoog en coördinator.
Zijn eigen vorming beleefde hij in het tijdsklimaat van mei 1968. Jean-Luc
Dehaene betrok hem in 1970 bij de stichting van het maatschappijkritische blad De Nieuwe Maand. Feys kwam als jonge
pedagoog o.m. ook op voor het pluralistische project van de open
gemeenschapsschool (cf. zijn publicatie: Naar een open gemeenschapsschool, De
Nieuwe Maand, januari 1973).
Interview van De Belder
De Belder: Wat moet
er eerst van uw lever?
Het Vlaams onderwijs kent een sterke traditie en sterke
leerkrachten; het is geenszins hopeloos verouderd. Toenemende stemmingmakerij
en neomanie tast(t)en wel de kwaliteit aan.
Feys: Ik wil vooreerst stellen dat ons Vlaams onderwijs
niet hopeloos verouderd is. In tegenstelling met de stemmingmakerij van topambtenaar Georges
Monard en vele anderen die beweren dat het slecht gesteld is met ons onderwijs
en dat enkel copernicaanse hervormingen nog soelaas kunnen brengen, vind ik
dat ons onderwijs een heel sterke
traditie kent en dat klassieke aanpakken niet zomaar voorbijgestreefd
zijn.
Ook internationaal gezien scoort ons onderwijs nog vrij goed -
b.v. zelfs de wereldtopscore wiskunde voor TIMSS-1995; maar topambtenaren
als Monard en co bleven ook dan verder
mekkeren dat b.v. onze eerste graad s.o. en de leraren-regenten slecht
presteerden; onze eerste graad was volgens hen een echte kankerplek en de
lerarenopleiding deugde niet.
(Commentaar: dit leidde tot opeenvolgende hervormingsplannen voor de
structuur van het s.o. en voor de lerarenopleidingen.)
We hadden anno 1997 veel verder kunnen staan. Dat we weinig vooruitgang boekten en er zelfs
op achteruit gaan, komt omdat
beleidsmakers en veel zgn. onderwijsexperts altijd opnieuw denken dat klassieke
aanpakken niet deugen, dat ze het bestaande moeten wegvegen, dat ze dringend de
school van vele kwalen moeten verlossen. (Commentaar: in de VSO-brochure van miister Vermeylen van 1971 werd al gepleit voor een verregaande ontscholing van het onderwijs, voor kennisrativisme, prestatievijandigheid, leerlinggestuurd leren ...)
Ons onderwijs heeft de voorbije
vijfentwintig jaar op bepaalde vlakken
ook wel vooruitgang geboekt; ik denk
aan de humanisering van de relaties met
leerlingen en de relaties leerkrachten-directies. Het is ook inhoudelijk wat
levensnabijer geworden. Maar we gingen
er de voorbije jaren jammer genoeg op tal van vlakken op achteruit i.p.v.
vooruit ook inzake onderwijskansen voor kansarmere leerlingen.
We kregen de voorbije jaren te maken met al te veel modes en
rages, met al te veel verlossers uit de ellende. Efficiënte didactische
aanpakken recht op het doel af - die hun deugdelijkheid al bewezen hadden, werden al te vlug in vraag gesteld. Het kan
toch niet dat het klassiek onderwijs dat we vroeger zelf genoten, zo slecht
was. Mensen die veraf staan van de alledaagse onderwijspraktijk, worden al te
vlug gecharmeerd door nieuwe visies en rages - mede omdat ze zich zo menen te
moeten waarmaken, en/of omdat ze als
vrijgestelden voor de permanente vernieuwing werk zoeken voor de eigen winkel.
Veel zgn. onderwijsexperts en beleidsmakers participeerden aan die
beeldenstormerij.
(Commentaar: Door overdrijvingen en eenzijdigheden in tal
van richtingen, hebben we ook de
voorbije 25 jaar nog meer achteruitgang
op tal van vlakken gekend. Onze
sterke eerste graad s.o. werd b.v. vanaf
1991 door topambtenaar Georges Monard en co zelfs als een kankerplek
bestempeld. Er was ook de nivellerende eindtermen- en leerplannenoperatie van
de jaren negentig. In de Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996 stuurden
Roger Standaert en zijn DVO aan op een
pedagogische revolutie, constructivistische aanpak e.d. Vanaf 1993 waarschuwen
we ook al in Onderwijskrant voor de
uitholling van het taalonderwijs zoals toen al bleek uit de ontwerpeindtermen
Nederlands. )
Aantasting
pedagogische aanpak & meesterschap van de meester & verlossingsideologie
Feys: De aantasting van de pedagogische aanpak startte
eigenlijk al in de jaren zeventig. In de ministeriële brochure over het VSO van
1971 stond ook al het kennisrelativisme centraal, en het klassieke lesgeven was zogezegd
voorbijgestreefd en onderdrukkend. Denk
ook maar aan de opkomst van het
zelfontplooiingsmodel; cf. b.v. het ervaringsgericht onderwijs van prof. Ferre
Laevers en zijn Leuvens CEGO. Volgens die visie kunnen en moeten kinderen zich
vanuit zichzelf kunnen ontplooien. Denk ook aan de opvatting dat in de klas het
welbevinden/de intrinsieke motivatie vooraf moet gaan aan het verwerven van
kennis en vaardigheden.
Afwijzing van jaarklassen: ook in decreet basisonderwijs 1997
Feys: Een andere grote dwaalweg is b.v. de afwijzing vanaf
de jaren zeventig van het klassikaal onderwijs en de jaarklassen (met hun
activerende directe instructie & klassikale interactie); gepaard met het promoten van doorgedreven
individualisering en zelfsturing. Nu heeft ook de overheid onlangs het
jaarklassenprincipe in vraag gesteld en meteen ook afgeschaft in het recente
decreet basisonderwijs van 1997. Maar ik hoop en vermoed dat de scholen en
leerkrachten die visie niet zullen volgen;
het jaarklassensysteem met de eraan verbonden leerplannen per
leeftijdsgroep is nu eenmaal het beste en meest efficiënte en eenvoudige
systeem.
Kritiek op
universitaire steunpunten voor onderwijsvoorrang, GOK, NT2 en zorgverbreding
Feys: Als pleitbezorger vanaf de jaren tachtig van de
zorgverbreding voor kansarmere
leerlingen betreur ik ook dat die zorgverbreding vanaf 1991 grotendeels
uitbesteed werd aan universitaire steunpunten als CEGO-Leuven, Steunpunt
NT2-Leuven en Steunpunt ICO-Gent die een visie propageren die haaks staat op
een effectieve aanpak. Het Leuvens Steunpunt NT2 vond na een paar jaar extra
NT2-lessen overbodig en propageert volop
zijn eenzijdige communicatieve en
vaardigheidsgerichte visie op het taalonderwijs.
Onhaalbare differentiatie,
onderwijs op maat van elk kind , therapeutisering,
overbevraging: keep it simple!
Feys: Het nieuwe leren en de zorgverbreding ging ook al te vlug
de kant op van leerlinggestuurd leren en van differentiatie en personalisering van het
leerproces. Men tast de klassikale instructie en interactie in groep aan en
gooit de leerlingen, ook de zwakkere, meer op zichzelf terug. Onderwijs is
vooral interactie met de leraar, en niet van de leerling met zichzelf; leren in
groepsverband is heel belangrijk. De leerkracht zou alle leerlingen meer individueel moeten
aanpakken en daarnaast ook de zwakkere leerlingen individueel moeten
helpen. Zon verregaande
individualisering kan een leerkracht ook gewoon niet aan. En velen vragen
tevens dat de leerkracht ook nog als een soort therapeut optreedt, zoals prof.
Ferre Laevers en zijn CEGO.
Dit zijn enkele van de toenemende vormen van overbevraging
van het onderwijs. En er zijn nog tal van andere situaties waarin men
onrealistische verwachtingen stelt aan de leraar. In zon situaties gaan/moeten
leerkrachten maar hun plan trekken, se
débrouiller zoals men in Congo zou zeggen. Maar dit alles tast het meesterschap
en het gezag van de leerkrachten aan en maakt alles veel te gecompliceerd. En
zo wordt het lerarenberoep tegelijk ook
minder aantrekkelijk.
(Commentaar: sinds het interview eind 1997 namen de werkdruk
en de ontscholingsdruk b nog verder toe.).
Inzet voor het wiskundeonderwijs: noch
moderne wiskunde, noch constructivistische
De Belder: U was
destijds tegen de invoering van de Moderne wiskunde, nu wordt de Moderne
Wiskunde in de eindtermen ook afgeschaft, maar
nu lees ik in een recente Onderwijskrant, dat u nu weer uitpakt met
nieuwe waarschuwingen.
Feys: Velen opteren nu als alternatief voor de
formalistische moderne wiskunde voor een andere extreme aanpak, het contextueel
en constructivistisch rekenen zoals het
Nederlandse Freudenthal Instituut dat propageert. Een leerling zou nu zelf zijn
wiskundekennis, b.v. zijn specifieke
berekeningswijze van 72-28,
moeten construeren; en het moet nu doing mathematics zijn i.p.v.
knowing. Bij het opstellen van de
eindtermen was die strekking volop aanwezig. Ik deed de voorbije twee jaar
mijn best om het zgn. constructivistisch en contextueel rekenen buiten
het leerplan lager onderwijs te houden.
(Commentaar: dit is
me ook gelukt, maar de constructivistische aanpak drong wel volop door in de
leerplannen wiskunde voor het s.o. en in
de leerplannen voor tal van andere vakken. Volgens het rapport Brinckman is dit
een van de belangrijkste oorzaken van de niveaudaling).
Kritiek op onderwijsbeleid
van de overheid , & acties i.v.m.
hervorming lerarenopleidingen Vervreemding van
onderwijspraktijk, overrompelingsbeleid en al te weinig inspraak praktijkmensen
De Belder: Je bent
blijkbaar ook ontevreden over het onderwijsbeleid en over veel hervormingen.
Feys: Veel grote hervormingen en projecten van de overheid
zoals het VSO (Vernieuwd secundair onderwijs), het VLO (Vernieuwd lager onderwijs), de invoering
van de Moderne wiskunde, het zorgverbredings- en GOK-beleid
waarin veel geld wordt geïnvesteerd, zijn grotendeels mislukt, of aan
het mislukken.
De Belder: In een
opiniebijdrage in september 1992 in de krant De Standaard en in Onderwijskrant
betreurde u dat beleidsmensen, beleidsadviseurs en ondersteuners te sterk
vervreemd zijn van de klaspraktijk en al te weinig rekening houden met de visie
van de praktijkmensen.
Feys: Ik betreurde in september 1992 dat het beleid het
monopolie dreigde te worden van een
beperkt aantal mensen die elkaar in
Brusselse cenakels/ivoren torens frequenteren. Een beperkt aantal mensen
maken uiteindelijk de dienst uit. Binnen die Brusselse cenakels worden radicale
hervormingen bedisseld zonder voldoende rekening te houden met de visie van de
praktijkmensen. Bovendien hanteren beleidsmakers de tactiek van de overrompeling:
als ze een hervorming hebben uitgedacht, willen ze die er zo vlug mogelijk
doorjagen.
Feys: Een te beperkt aantal beleidsmakers speelden de
voorbije jaren een hoofdrol in de beleidsbepaling; ik denk aan minister Van den
Bossche, maar evenzeer aan secretaris-generaal Georges Monard en Roger Standaert, de DVO-directeur van de
Dienst voor Ontwikkeling van het onderwijs die ook de opstelling van de
eindtermen patroneert en er ook zijn simplistische stempel probeert op te
drukken. De onderwijsadministratie van Monard en de DVO leveren alleen maar
hand en spandiensten voor het beleid. Vooral enkele topambtenaren stippelen nu
het beleid uit, waar men zou mogen
verwachten dat de onderwijsadministratie vooral ten dienste zou staan van de
scholen zoals vroeger meer het geval was. Maar topambtenaren als Monard
vinden dat zij vooral het onderwijsbeleid moeten uitstippelen en tegelijk dat
er minder geluisterd moet worden naar de (conservatieve) praktijkmensen. En
jammer genoeg spelen een aantal zgn. onderwijsexperts als adviseurs dit
spelletje mee.
Het lijkt me ook niet wenselijk dat een paar mensen als Georges Monard en
Roger Standaert te lang en ononderbroken
aan de top de plak mogen zwaaien en hun stempel mogen drukken op het
onderwijs. Ook de DVO (Dienst voor
Onderwijsontwikkeling) van Roger Standaert
doet volop aan staatspedagogiek, en vermindert zo de pedagogische
autonomie van de scholen en leerkrachten denk maar aan het opdringen van de DVO- Uitgangspunten bij de eindtermen die een controversiële pedagogische aanpak opdringen, een aanpak die de DVO ook
oplegde via de inspectiecriteria.
Het wordt gevaarlijk als een beperkt aantal mensen te lang
ononderbroken aan de top blijven en samen
het beleid in sterke mate mogen bepalen. Als ik zoals Georges Monard
meer dan vijftien jaar aan de top alles zou mogen regelen, dan zou ik wellicht
o zelfgenoegzaam worden en het debat met de praktijkmensen niet zo belangrijk
vinden. Tegelijk merk ik dat de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) niet genoeg een
tegengewicht vormt en onvoldoende rekening houdt met de visie van de
praktijkmensen. Ik betreur ook dat de vroegere specifieke onderwijsraden als
b.v. de Hoge raad voor de
lerarenopleidingen werd afgeschaft. Binnen de VLOR-raad hoger onderwijs
moesten mensen die de lerarenopleidingen geenszins kennen de vorige jaren hun
advies geven over de hervorming van de lerarenopleidingen.
Beleidsmedewerkers en onderwijsondersteuners vertrekken voor
hun vaak gecompliceerde vernieuwingen ook al te veel van het model van een
bedrijf en bedrijfsmanagement. In een bedrijf maakt men mensen vrij voor de
invoering van een vernieuwing, werkt men met vijfjarenplannen en met vrij concrete (productie)doelen. Maar een
school functioneert anders dan een bedrijf. Een school is een eerder
losjesgekoppelde organisatie; de doelen
zijn ook complexer, minder vanzelfsprekend en minder voorspelbaar dan in een
bedrijf, en de klanten zijn niet zomaar de leerlingen/studenten en de ouders.
Inzet i.v.m.
hervorming hoger onderwijs en lerarenopleidingen
De Belder: U was de voorbije jaren ook heel sterk begaan
met de hervorming van het hoger onderwijs en van de lerarenopleidingen en liet
ook daar uw kritische stem beluisteren
Feys: Via verzet en lobbywerk konden we gelukkig een en
ander afdingen op de hervormingsplannen voor het hoger onderwijs en voor de
lerarenopleidingen. Zo hebben we ons b.v. krachtig verzet tegen de plannen om
de lerarenopleidingen te academiseren en met succes.
Inzake de hervorming van de hogescholen kon ik mede via
lobbywerk bij de oppositiepartij VLD toch enkele nefaste voorstellen inzake
lineaire betoelaging (hoe meer leerlingen, hoe meer centen per leerling) e.d.
doen schrappen.
Ik verzette me ook tegen de opname van de lerarenopleidingen
binnen multisectorale hogescholen omdat hierdoor de specifieke identiteit van
de lerarenopleidingen werd aangetast. Ik
opteerde voor regionale samenwerking van b.v. de drie West-Vlaamse
lerarenopleidingen i.p.v. multisectorale hogescholen. In de meeste landen vormen
de lerarenopleidingen ook nog steeds een aparte sector met eigen reglementen en
passend toezicht.
(Commentaar: Onlangs las ik nog in een publicatie dat Vlaamse
lerarenopleiders betreurden dat ze sinds de hogeschool hervorming veel van hun
identiteit verloren zijn en minder kwaliteit kunnen bieden. De 8 Nederlandse
PABOs-lerarenopleidingen die niet
opgenomen werden binnen brede hogescholen presteren veelal beter dan de andere
lerarenopleidingen. In de jaren negentig werden we voortdurend
geconfronteerd met hervormingsplannen voor de lerarenopleidingen en met het
decreet basiscompetenties voor toekomstige leraren-1998 dat een
constructivistische en competentiegerichte aanpak opdrong. In het recente
rapport-Brinckman van de commissie Beter onderwijs wordt bevestigd dat dit
een belangrijke oorzaak is van de daling van de kwaliteit van de
lerarenopleidingen. Als lerarenopleider en coördinator van een normaalschool
ging ik in verzet tegen dit decreet en bewees ik de nodige lippendienst. Ik heb
me in 1984ook verzet tegen de afschaffing van de belangrijke oefenscholen.
Nefaste bedrijfsmanagement-
en kwaliteitscultuur
Feys: De nieuwe managementstructuur en- cultuur in de grote
hogescholen heeft er ook toe geleid dat we in plaats van een centrale
regelgeving op Vlaams niveau, nu een regionale regelgever kregen. Dan verkies
ik een beperkt aantal centrale regels voor alle Vlaamse lerarenopleidingen dan
de regelgeving door een regionale hogeschool. We kregen nu ook een
hogeschoolbestuur dat weinig affiniteit en kennis heeft met het onderwijs en de lerarenopleidingen. We
kregen een aantal regionale
ministeries/overheden die veel meer en
meer dwingend regels opleggen en met elk
een eigen administratie, uitgebreide en dure waterhoofden- dit alles ten koste
van de zelfstandigheid van de aparte scholen en ten koste van het aantal
docenten. Zon regionale, meer nabije koepels leidden/leiden ook tot meer
zelfcensuur; als docent ben je kwetsbaarder dan voorheen met een ventrale Brusselse
koepel het geval was.
En elke hogeschool moet nu
ook zelf uitmaken hoeveel procent
van de toelagen er geïnvesteerd worden in de docenten, welke de plichten
en rechten zijn van de docenten, enz.
Zon regionale koepels leidden/leiden ook tot meer zelfcensuur; als
docent ben je kwetsbaarder dan weleer.
Ik heb ook veel problemen met de opgedrongen modellen en dikke boeken voor de interne kwaliteitszorg zoals die uit het bedrijfsleven overgewaaid zijn,
maar helemaal niet geschikt zijn voor het onderwijs. Denk b.v. aan het dikke
PROZA-boek met honderden kwaliteitsindicatoren.
De te bereiken doelen in een lerarenopleiding zijn ook veel complexer
dan in een bedrijf, en hebben we als
lerarenopleiders ook geen specifieke klanten zoals in het bedrijfsleven. Als we
te veel de studenten beschouwen als onze klanten en te veel naar hun pijpen
dansen, houden we straks minder kwaliteit over. De docenten geloven niet in die
IKZ-modellen, maar toch moeten ze er veel tijd in investeren. Het vroegere
kwaliteitstoezicht met b.v. een
inspecteur die de examens en stagepraktijk kwamen volgen en beoordelen werd ook
zomaar afgeschaft.
Teloorgang van de open
debatcultuur & tegensprekelijke debatten
De Belder: Feys betreurt
ten slotte ook de teloorgang van de debatcultuur in onderwijszaken.
Vroeger was er volgens meer open en controversieel debat. Hij heeft in
dit verband ook heimwee naar de open en tegensprekelijke onderwijscolloquia van
de Stichting Lodewijk de Raet die hij zelf in de periode 1972-1992 hielp inrichten en stofferen. Die tijd van open en
tegensprekelijk debat is volgens hem grotendeels voorbij.
Verder stelt Feys ook vast dat academici zich meer dan
ooit door het onderwijsdepartement laten
inpalmen dan voorheen, mede omdat ze er voor de financiering van hun
onderwijsonderzoek er te veel van afhangen. Ze durven minder vrijuit spreken
dan weleer en ontwijken onderlinge debatten.
Als hoofdredacteur van Onderwijskrant betreurt Feys ten slotte ook dat het ministerie veel
geld stopt in het overheidstijdschrift Klasse als spreekbuis van het
ministerie, maar niet bereid is onafhankelijke onderwijstijdschriften als
Onderwijskrant te steunen. Financieel heeft ook het tijdschrift Onderwijskrant
het moeilijk om te overleven.
|