Inhoud blog
  • Test
  • BOEK: De Bourgondiërs (Bart Van Loo) 2019
  • BOEK: Sinuhe de Egyptenaar (Mika Waltari) 1945
  • BOEK: Dwaal zacht (Lore Mutsaers) 2019
  • BOSCH: Higgs Strickland 2016
    Zoeken in blog

    Over mijzelf
    Ik ben Eric De Bruyn
    Ik ben een man en woon in Wuustwezel (België) en mijn beroep is pensionado.
    Ik ben geboren op 20/10/1955 en ben nu dus 69 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Middelnederlands / laatmiddeleeuwse kunst.
    Studies Germaanse Filologie 1973-1977 - Universiteit Antwerpen. In 2000 gepromoveerd aan de KU Brussel
    WEMELDINGEN
    Tijd is ruimte in beweging
    25-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.TOPOI: Kip

    KIP

    1a Kip die haar kuikens beschermt = Christus

    [Deze beeldspraak is gebaseerd op Mattheus XXIII: 37 en Lucas XIII: 34 (Jerusalem, Jerusalem, dat de profeten doodt, en dat stenigt, die tot u zijn gezonden: hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels verzamelt; maar gij hebt niet gewild).

    Bruyn 1988: 106-108 (afb. 20), signaleert een schilderij van Frans Floris: Christ gathering the faithful together as a hen gathers her chickens [paneel, 1562, Parijs, Louvre]. De gekruisigde Christus heeft vleugels, uit Zijn mond komt het hierboven geciteerde bijbelvers en op de voorgrond zit een kip met haar kuikens. Bruyn brengt dit schilderij in verband met het gedicht Gallina (circa 1528?) van Alardus Aemstelredamus, waarin het beeld van de hen en haar kuikens een metafoor is voor huwelijks- en kinderliefde. Bruyn noemt dit gedicht het ‘onmiddellijke prototype’ voor het schilderij, maar is blijkbaar onbekend met het feit dat het hier om een wijdverbreide bijbelse topos gaat.

    Bartelink 1990/91: 12, verwijst naar het bijbelse beeld (Mattheus XXIII: 37) van de kip (Christus) die haar kuikens beschermt tegen roofvogels (duivels). In middeleeuwse kloosterteksten verwees de kip ook vaak naar de abt.]

    Fabulae ed. 1985 (XIIIb)
    - 108 (nr. 49: ‘The Chick, the Hen, and the Kite). Een kip beschermde haar kuikens onder haar vleugels tegen de wouw. Eén kuiken echter bleef aan een worm pikken en werd gegrepen door de wouw: Thus does the Lord call unto us – so that, feeling from sins, we may flee in under the wings of His protection. But many men, the Devil willing, do not flee to Christ. Instead, they stay right there with their grubworm of sin, with a prostitute or with drunkenness or covetousness. And the kite (i.e. the Devil) comes and seizes so foolish a chick.

    Tleven Ons Heren Ihesu Christi ed. 1980 (1409)
    - 93 (hoofdstuk XVII). Een Jezusleven. Sich hem nu aen te gader mit sinen jongheren neder climmende vanden berghe ende vriendelic mit hem sprekende over den wech gaende, ende hoe dat die schare van simpelen luden te gader hem volghet, niet curioselic gheordiniert ende ghestelt die een na den anderen, mar als kuken na der hennen.
    - 152 (hoofdstuk XVI). Een Jezusleven. Sich nu aen die jongheren gaende na hem ende mit hem, hoe hem elc pijnde als hi best mocht hem te ghenaken ende sich, hoe si vergadert ghaen recht als die kuken nader hennen.

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 76 (Boek I, refrein 20, strofe a, verzen 8-9). Vroed rederijkersrefrein. God roept tevergeefs tot de mens: Ic heb u, seyt hij, dicwils willen versamen, / Gelijc een hinne haer kiecxkens onder mij vrij.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 292 (refrein 79, strofe g, vers 11). Vroed rederijkersrefrein. Berouwvolle zondige mens tot Christus: Laet mij, U kiecxken, schuylen onder U vlercken.

    De Evangelische Leeraer ed. 1989-90 (1532 of 1542)
    - 44 (verzen 369-371). Rederijkersspel. Christus tot ‘Jerusalem’ (= de zondige mensheid): Ick hebbe u so dickwils onder my willen versamen / ghelijck een hinne haer kiexkens door mijnen staet, / maer ghy en hebt niet gewilt, dus muechdy u wel schamen.

    Siecke Stadt ed. 1917 (1539-64)
    - 30 (verzen 823-824). Rederijkersspel. In een refrein van Amstelredam: Maer o Jherusalem, hoe dick heb ick v willen vergaeren, / gaet Chrijstus verclaeren, als een henne haer kiecxkens doet.

    Van Autenboer ed. 1962 (1563)
    - 262. Rederijkerslied uit 1563, verzen 37-38: Soo onder s’Hinnekens veren / Den Kieckens niet can deren.

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)
    - 127 (refrein 29, strofe 3, verzen 9-10). Vroed rederijkersrefrein. Over Christus: My soeckende als een hin, die haer kiecxkens vergaert / voer der wouwen clauwen doer der liefden brandt. (Wouw = duivel.)
    - 130 (refrein 30, strofe 2, vers 6). Vroed rederijkersrefrein. Over Christus: My bewaerende als een hin haer kiecxkens siet.

    d’Evangelische maeltijt ed. 1992 (XVIB)
    - 75r (verzen 927-928). Rederijkersspel. Goetheijt Goods zegt: O Jerusaelem hoe dick heb ick u willen vergaeren / als een henne haer kuijckens ghij moechtet wel beschreijen.

    tGeslacht der Menschen ed. 1996 (XVIB)
    - 135r (verzen 657-661). Rederijkersspel. Want godt den heer boven alle heer scaeren / wil sion sijn bruijt die int hart verheeven is / niet eewich verlaeten in dit beswaeren / maer wilse als een henne noch eens vergaren / onder sijn vleugelen en haer soo bewaeren.

    1b Andere toepassingen van de topos ‘kip die haar kuikens beschermt’

    Den triumphe ende ’t palleersel van den vrouwen ed. 1996 (1514)
    - 335 (verzen 12-14). Gedrukte kledingallegorie. Over de wijsheid: Boecius ghelijct se oock, sonder were / Eender hinnen die met grooten ghere / Haer kiecxkens verwaert met diligencien.

    Eneas en Dido ed. 1982/83 (1552)
    - 158 (verzen 148-149). Rederijkersspel. Rhetorijckelijck Gheest over Karel V: En diemen sijn ghemeente so trouwelijck siet beschermen, / Ghelijck een henne hör kiecxkens onder hör vlercken dûet.

    Bijns ed. 1875 (1567)
    - 454 (Boek III, refrein 67, strofe e, verzen 1-6). Vroed rederijkersrefrein. Experientie leert, tis een gemeyn seggen, / Als de Herden dolen, de Wolf de schapen hoet, / En als de hinnen haer kiecxkens laet alleen leggen, / So heeftse de wouwe te overgapen goet. / Ghij, wachters des volcx, Predicanten, Papen vroet, / Als ghij siende doolt, wie sal de blinde leyen? Kip die kuikens alleen laat = slechte clerus die de gelovigen overleveren aan de duivel (de wouw). Vergelijk ook ibidem: 465 (Boek III, refrein 70, strofe h, vers 12): De catte leyt de kiekenen, de wolf de schapen (vroed rederijkersrefrein).

    Veldman 1992 (circa 1600)
    - 247-248. Eerste prent uit een reeks (circa 1600) van Crispijn de Passe de Oude naar Maarten de Vos: Diligentia et Sedulitatis typus. Een kip met kuikens onder haar vleugels = de Ijver (diligentia).
    - 256-257. Prent van Crispijn de Passe de Oude (circa 1600). Kip met kuikens = liefde brengt volharding voort (?). Ook ooievaar die jongen voedt = hetzelfde?

    1c Kip = Christus

    Brugman ed. 1948a (vóór 1473)
    - 230 (preek XIX, regels 130-134). Prekenbundel. Over Christus aan het kruis: Onse lieve heer is recht gelijc enen geplucte hoen ende elck heilich heeft hem gepijnt een veder daer-af te crighen. Siet hoe dat hi hanget aent cruyce, recht als een gepluct hoen. Susteren, laet ons pijnen elc een veder daer-af te crighen.

    2 Kip = iets van weinig waarde

    Goetheijt, Lijefde en Eendracht ed. 1994 (1579)
    - 156r (vers 669). Rederijkersspel. Het ene neefke tegen het andere: Ick gaeff niet een hoen, voor beij onse eer.

    dEenvoudige Mensch en Schijn van Deuchden ed. 1996 (XVIB)
    - 108r (verzen 1228-1229). Rederijkersspel. Die Stemme Goodts over de vijanden van het geloof: Dus al haer verwoen / acht niet een hoen, tmach u niet beswaeren.

    3a Hennentaster = wellusteling, vrouwengek (waarbij hen = vrouw)

    [RG 1959: 203, geeft als verklaringen: ‘wellusteling, vrouwengek, aantaster van de vrouwelijke eer, vrouwensmader.

    Coigneau II 1982: 321 (noot 195), stelt dat ‘hennentaster’ een tweevoudige betekenis heeft: jansul of wellusteling.

    De Jongh 1995a: 28, signaleert dat in de late middeleeuwen ‘hennentaster’ = wellusteling (uitgebeeld door Bruegel en Bloemaert.

    Cat. Antwerpen 1976: 99 (cat. nr. 104 A/B). Twee gravures van monogrammist HSD (Antwerpen, 16de eeuw), voorstellende Man met kip in armen en Vrouw met strohoed. Volgens het bijschrift tast de man de hinnekens naar hun eieren. Het zijn satirische gravures met een erotische ondertoon. Het opvallend decolleté van de vrouw wijst erop dat met de ‘eieren’ vrouwenborsten bedoeld worden.

    Zie over dit motief ook Wuyts 1987a = Leo Wuyts, “Eierverkoopster of verliefde boer? Een bijdrage tot de studie van de hennetaster”, in: Jaarboek Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, 1987, pp. 207-217.]

    Een Man ende een Wyf ghecleet up zij boerssche ed. 1907 (circa 1500)
    - 194 (vers 160). Tafelspel. Wyf tot Man: Nu tast, hinne tastere.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 261 (refrein XV, Prinse, verzen 1-3). Zot rederijkersrefrein over eieren. Princlie, hinnentasters oft sulcke passaerts / Soeken dicwils thinnen ey, al synt rycke hassaerts [vrekken], / Om weten wanneer thinneken legghen sal. Onduidelijke passage, ‘hinnentaster’ in elk geval pejoratief.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 193 (B1, verzen 1-2). Dialoogrefrein, afwisselend positief en negatief over vrouwen. B1 is een positieve strofe. Tfy moet hu lien werde(n) die vrauwe(n) versmade(n), / Berampers, hinnetasters, qualick beraden.

    De Katmaecker ed. 1932 (vóór 1578)
    - 64 (vers 112). Rederijkersklucht. ‘Die Eerste Vrouw’ tot Heijn: Ghij vuijle hen(n)entaster, zoudij niet gaen, daer die vrou in arbeijt leijt?
    - 69 (vers 204). Rederijkersklucht. ‘D’ander vrouw’ over wellustige mannen: Dees henneghecken willent altemael weeten.

    De Ontrouwe Rentmeester ed. 1899 (circa 1587)
    - 99 (vers 554). Rederijkersspel. Werdinne tot Werdt, vlak na een toespeling op diens impotentie: Ey, kinnentassere. Verschrijving voor hinnentassere? Ironisch bedoeld?
    - 106 (vers 773). Rederijkersspel. Een sinneke tot Straff Waerschouwen en Oetmoedighen Dienst: Pact u van hier en gaet yeuwers die hoonders tasten.

    3b Hennentaster (ook: Jan Hen) = pantoffelheld

    [Pleij 1986a signaleert de rijmtekst Vanden hinnen tastere, circa 1550 gedrukt door de weduwe Van Liesveldt te Antwerpen en hoogstwaarschijnlijk oorspronkelijk geschreven door de Brugse rederijker Anthonis de Roovere (+1482). Hij geeft ook een samenvatting van de inhoud. Hieruit blijkt dat met ‘hennentaster’ een man bedoeld wordt die vrouwenwerk doet. Op de titelpagina staat hij afgebeeld als een man die steels een kip aftast om vast te stellen of er al een ei aankomt, waarmee een karikatuur van vrouwenwerk wordt gegeven: de huisman slaat onmiddellijk door bij die voor hem onnatuurlijke taken en komt tot overdreven schraapzucht en verregaande bemoeizucht.

    Lebeer 1939/40: 218-219, signaleert de dubbele betekenis van ‘hennetaster’ als pantoffelheld en wellusteling. De eerste betekenis wordt ook uitgebeeld op het bekende Spreekwoorden-schilderij van Bruegel, de tweede op twee ongedateerde prenten van de monogrammist ISD en op een gravure van Cornelis Bloemaert naar een schilderij van Abraham Bloemaert. De eerste betekenis wordt ook uitgebeeld in een misericorde uit de kerk van Aarschot.]

    Mars en Venus ed. 1991 (vóór 1517?)
    - 300 (vers 1115). Rederijkersspel. Een sinneke tot Vulcanus: Tfij, vuijl hennentastere.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 207 (refrein 114, verzen 26-27). Vroed rederijkersrefrein. Ick lache als hem hinnetasters becronen / Dat dese iongers leeren speelen oft dichten.

    Een Dronckaert die wonder siet ed. 1950 (XVIb)
    - 60 (vers 132). Dramatische versmonoloog. Een dronkaard ziet hoe een vrouw haar man aframmelt: Ay goey, hy en derf, goey Jan hinnen tastere!

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 322 (refrein XXXII, Prinche, verzen 12-13). Zot rederijkersrefrein over pantoffelheld: En eens begoot zy my met camer looghen, / Om dat ic ons hinnen niet en hadt ghetast.

    Duypen en Gebuerinne ed. 1989-90 (circa 1550)
    - 182 (vers 226). Rederijkersklucht. Gebuerinne tot Duypen: Gy sult ommers gy hinnentastere. Uit de context blijkt duidelijk: hennentaster = man die zich bemoeit met het huishouden.

    De Bruyne I ed. 1879 (1579-83)
    - 6 (refrein II, strofe 2, verzen 3-4). Zot rederijkersrefrein over pantoffelhelden. Och, sey deen, sy roept tot my soo bouwelyc: / Waer sydy ghy hennen? Floecx op! Soeckt, geeft gelt! Hennen = Hannen (naam voor pantoffelheld)?
    - 94 (refrein XXI, strofe 2, vers 5). Zot rederijkersrefrein dat een heleboel benamingen voor pantoffelhelden geeft, onder meer: Jan den hinnentaster, Jan splytmyte.

    4a Kip (hen, hoen, tijte) = vrouw

    De Spiegel der Minnen ed. 1913 (circa 1500)
    - 84 (vers 2378). Rederijkersspel. Katharina betreurt haar afgewezen liefde: Als een ghecraechde hinne.

    De Stove ed. 1944 (XVIa, vóór 1522)
    - 159 (verzen 322-323). Strofisch rederijkersgedicht. Een slechtgehuwde vrouw zegt: Het stonde mij wel eewich te verwijte / Stondick nv als een vervaerde tijte.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 254 (refrein 142, vers 38). Zeer onduidelijk zot-absurd rederijkersrefrein. Hout v enge baycupe, wacharmen tijte.

    Bijns ed. 1902 (circa 1550)
    - 325 (refrein XXXIV, strofe A, vers 8). Zot rederijkersrefrein. Pantoffelheld spreekt: Noyt man en creech zoe aelweerdighe tyte. Coigneau II 1982: 347 (noot 248), vertaalt ‘aelweerdighe tyte’ als ‘onbezonnen kuiken’. Volgens ons betekent ‘tyte’ hier ‘kip’ (zie infra).

    4b Kip (hen, hoen, tijte) = lichtzinnige vrouw, hoer

    [De Jongh 1995a: 28, signaleert de betekenis ‘kip’ = meisje van losse zeden. Ook de uitdrukking ‘kippen (of duiven) op zolder houden’ = bordeel houden (met in noot verwijzing naar een Duits boek en naar het WNT.]

    Vlaamse Rose ed. 1958 (circa 1290)
    - 186 (vers 233). Allegorie. De minnaar die de roos van zijn geliefde wilde plukken, is afgewezen. Zij zegt: Gaet elre nv v hoenre vaen.

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)
    - 42 (verzen 76-77). Rederijkersspel. De boosaardige tante zegt tegen Mariken: Wachermen, tijte! / Zorgdi nu zo zere voor uwen maagdom, God woud’s?

    Ghelasman ed. 1990 (XVIA)
    - 260 (vers 53). Strofisch rederijkersgedicht. Een herbergmeid tot een flirtende oude marskramer: Ontbeit, en saechdi nye out vet hoen? Zij bedoelt: zoek jezelf een oud wijf dat je bevalt, en laat mij met rust …

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)
    - 267 (fol. 304r, vers 7). Zot meiliedje. Aansporing, gericht tot jonge meisjes, om seks te hebben: Laet deyns en danssers plaeren // drynct wyn helpt schueren thoen. Het hoen scheuren = ontmaagden? Onduidelijk.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)
    - 211 (fol. 442r, vers 30). De bekende ‘Adieu’ van De Dene. Opsomming van allerlei figuren van wie hij afscheid neemt: Tytiens die hebben huutgheleydt huer Randekens. Meisjes wier ‘randen’ zijn uitgezet = omdat zij zwanger zijn en hun buik groter wordt? Of betekent ‘randekens’ iets anders? Onduidelijk.

    De groote hel ed. 1996 (1564/65?)
    - 26v (verzen 647-650). Satirisch rederijkersspel (duivelspel). Schijn van Geestelickheijt (een monnik die allegorisch naar de clerus verwijst) over ijdele jongedames: Besiet hoe sij nu in haer bonte cleeren gaen strijcken / als Jonckvrowen Die prijcken, want daer iser veel nu / sij Dragen Damast sijde en fruweel nu / sij sijn oick eel nu Dese hovaerdige hennen.

    Het Leenhof der Ghilden/Parafrase ed. 1950 (XVIB)
    - 44 (regel 281). Satirisch-allegorische tekst. Context = bordeelseks. Ick moet oick somtijts kiecken vlees eten. Kip = prostituee.

    5a Een kip speten = coire (waarbij kip = vrouw, meisje)

    [Cat. Antwerpen 1992: 162-163 (cat. nr. 69, met afbeelding in kleur en commentaar van Leo Wuyts). Paneel van Joachim Beuckelaer, Bordeelscène, 1563, Antwerpen, KMSK. Bevat heel wat erotische symboliek, onder meer een vogelkooi aan de zoldering (embleem van een bordeel) en links: een keukenmeid die een kip aan het spit steekt. Haar rechterhand, waarmee zij de kip bij de poten vasthoudt en waarnaar het uiteinde van het spit wijst, maakt het vaginagebaar. Vergelijk over dit schilderij ook Wuyts 1987c.]

    Mariken van Nieumeghen ed. 1980 (circa 1516)
    - 57 (verzen 352-353). Rederijkersspel. De boosaardige tante zegt tegen de oom van Mariken over Mariken: Ik schat zi ievers in een kamer gemuut zi, / Daar men zulken tijtkens om een grootken speet. Connotatie: prostitutie.

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 238 (refrein 118, vers 4). Zot rederijkersrefrein. Zij die in de gilde mogen worden ingeschreven, zijn onder meer: Makelaers die mitten ionghers thoijn speten. Connotatie: prostitutie.

    Cristenkercke ed. 1921 (kort na 1540)
    - 18 (verzen 412-413). Rederijkersspel. Dialoog tussen sinnekes: zij gaan de maagd Vprecht Simpel Gheloven helpen verleiden. Het ene sinneke zegt: Men mach altijt gheen ghesouten vleijs eeten, / men moet somtijts een kiecxken naden eijs speten. Connotatie: prostitutie.

    Werlts versufte maeltijt ed. 1994 (XVIB)
    - 117v (verzen 22-24). Rederijkersspel. Tjonstich Hart in de proloog: Wat isser te Doen / salmen Iewerts Jaghen, off steeken een hoen / of wat anders bevroen, al hier ter spacij. Een dubbelzinnig aardigheidje?

    5b Speten, aan het spit rijgen (zonder expliciete vermelding van kip) = coire

    [De Jongh 1995a: 36, signaleert: aan het spit rijgen = coire in de zeventiende-eeuwse beelding en literatuur.]

    Roman de la Rose ed. 1991 (circa 1270)
    - 361 (verzen 13.571-13.572). Als zij er meerdere kan krijgen / die haar aan ’t braadspit willen rijgen. Het origineel Frans heeft metre en broche [Roman de la Rose ed. 1974: 372 (vers 13.602)].

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 170 (refrein 217, verzen 9-13). Zot-erotisch refrein op de stok ‘Tquaetst datter af coomt syn beruoete kinderen’ (een onbeschaamde apologie voor de vrije liefde). Al saechdi tspit duer die coeken trecken / om troost te speten wat macht v hinderen / Denct natuere doetser toe verwecken / Ende wat wilmen dan scimpen of ghecken / tquaetst datter af coomt syn beruoete kinderen. [= Doesborch II ed. 1940: 232 (refrein 129, verzen 9-10) (1528-30): Al saechdi den spit voor die cueken trecken / Om den roost te speten, wat macht v hinderen.]

    sMenschen Gheest van tVleesch verleyt ed. 1953 (circa 1550)
    - 636 (vers 573). Rederijkersspel. Duvel smalend tot de hoer Vleesch (duidelijke erotische context: Ghevaerken ghy sult noch menich spelle speeten.

    Testament Rhetoricael III ed. 1980 (1561)
    - 93 (fol. 368r, vers 28). Zotte rederijkersballade over de kermis en de daarmee gepaard gaande erotische escapades: tspit zy voor de Cueckene vpRechten.

    Het Leenhof der Ghilden ed. 1950 (1564)
    - 19 (verzen 376-377). Satirisch rederijkersgedicht. Context = misbruiken van juristen: Dees Hoerkens manen eer sy zijn beseten / Om dat syse selfs souden hechten en speten.

    Een spel ed. 1976/77 (1567-76)
    - 81 (verzen 21-24). Rederijkersklucht. Een man vraagt aan zijn bazige vrouw wie in de keuken het vlees zal speten. De vrouw antwoordt: Ey, ghy zullet speten, wat vraghe es datte? / Wie pleghet te doene anders dan de mans, ziet! Dubbelzinnige passage: pantoffelhelden moet in de keuken werken (vrouwenwerk doen) + mannen ‘speten het vlees’ (coïtus).

    6a Kip/haan = vrouw/man

    Gemeene Duytsche Spreckwoorden ed. 1959 (1550)
    - 52 (regels 19-20). Spreekwoordenverzameling. Tis den huyse groot verdriet / Daer die Henne kreyt / ende die Haene niet.

    6b Kip/haan = vrouw/man (erotisch)

    Stijevoort I ed. 1929 (1524)
    - 12-14 (refrein 3). Zot rederijkersrefrein waarin in een klooster een parende haan en hen gestraft worden door de nonnen. Het blijft vaag of een echte haan en hen bedoeld worden, of een non en haar minnaar. [= Doesborch II ed. 1940: 260-262 (refrein 148)].
    - 50 (refrein 23, vers 31). Amoureus rederijkersrefrein: soort zoekt soort in de liefde. Ten is geen haenken ten heeft een hinneken.

    Stijevoort II ed. 1930 (1524)
    - 179 (refrein 222, verzen 22-25). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Die henne is ghern byden hane / soe is die haen oec bij die hinne / Wy dat heeft die beste scryf penne / daer feef ic v allen in te raen.
    - 193 (refrein 231, vers 38). Zot-amoureus rederijkersrefrein. De ‘ik’ leerde zijn liefde onder meer den hoender draff = soort dans met erotische connotatie?
    - 213 (refrein 242, vers 55). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Man zegt: Mer ic ontuloot haer als een mat hoen. Matte hoen = seksueel uitgeputte man.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 172 (refrein 45, strofe e, vers 13). Zot rederijkersrefrein: soort zoekt soort in de liefde. Die haenkens sijn geerne ontrent die hinnekens.
    - 309 (refrein 85, strofe c, verzen 5-6). Zot rederijkersrefrein: ongelijke liefde (jongeman is verliefd op oude vrouw). Ic zouder om vervechten al mijn pandekens, / Ghelijc een haenken vecht om zijn hinneken.

    Doesborch II ed. 1940 (1528-30)
    - 27 (refrein 10, verzen 41-43). Amoureus rederijkersrefrein. Een venusjanker zegt: Ic ben lieuer gheuangen in druckigen rinnen / duer tderuen mijns liefs, als hanen oft hinnen, / dan de bespottinge mijns liefs te beclagene.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 211 (Snede en clause van xix, verzen 1-2). Rederijkersgedicht. Als den hane an de hinne bluscht zyn verlanghen / Ende de natuere vulgaed haer ghanghen.

    De Bruyne ed. 1925 (1579-83)
    - 19 (refrein 134, strofe 5, verzen 13-16). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Och ghij, bloo vrijers, comt u sulcx tuwen gewinne, / En latet werck niet blijven opt getouwe: / Vliecht vrij als den haen op de hinne, / Want een bloo herte en minde nooyt schoon vrouwe.

    Arnold Bierses ed. 1925 (1577-90)
    - 35 (nr. X, verzen 29-30). Zot-erotisch rederijkersrefrein. Een jong meisje wordt opgewonden door het observeren van dieren. Onssen groten haen bespranck ons jonge hinne: / Sij schudde haer vlogelen als sijn vrindinne. [= Nieuwe Nederduytsche Gedichten ende Raedtselen ed. 1972 (1624): 161. Onsen groten Haen vogelde de kleynste Hinne / Sy schudde haer vlogelen als zijn Vrindinne.]

    Christoffel Wagenaer ed. 1913 (1597)
    - 135. Volksboek. Wagenaer over een volk in de Nieuwe Wereld: Ja, sy en achten oock gheen Eere noch schande, want sy daer gheen onderscheyt van en hebben, waer by ick haer anders niet ghelijcken en can, dan by eenen Haen, die welcke met zijne Hinnen door den dach hem op der straten gheneert, ende doet zijn Werck also openbaerlijck wat hem ghelust, ende sy hebben een Bedde voor hare Hutten hangen, daer sy haren Lust met hare Vrouwen hanteren.

    Amoreuse Liedekens ed. 1984 (circa 1600)
    - 41 (strofe 1, verzen 4-5). Lied. Over een wellustig jong meisje dat niet langer maagd wilde blijven: Sy was niet gherust voor sy Kindt draecht / Vande Hoender Vlaeykens was sy vertsaecht. Aantekening noteert: ‘hoender vlaykens’ = kippepasteitjes. Waarom is het meisje daar bang (versaagd) voor? Onduidelijk.
    - 185 (strofe 15, verzen 1-2). Lied. Over een arme jongen die tevergeefs een rijk meisje vrijt: Als desolaet hy dickwils sweeft / Die Minnaer Hen noch Kiecken heeft.

    d’Een ende d’Ander: Twee soldaten ed. 1985 (1610)
    - 256 (kolom 2, vers 493). Een jonge boerin verwijt haar oude man impotentie: Broeyt den Hennen-nest, ghy wilt niet wercken. Aantekening van tekstbezorger vertaalt: ‘Ga met je vrouw naar bed’.

    7 De pluimen hebben het vlees (de kip) weggedragen = zegswijze wanneer iets of iemand ontsnapt

    Een Nyeuwe Clucht Boeck ed. 1983 (1554)
    - 175 (nr. 177, regels 76-77). Een kluchtboek. Een waard wordt door een aventuerder bedrogen. Deze laatste is gevlucht en de waard beseft dat hij hem niet meer moet verwachten: die hoenderen en waren noch niet gebraden, want die pluymen hadden dat vleesch wech gedraghen.

    Jan Goemoete ed. 1946 (vóór 1559)
    - 23 (vers 486). Rederijkersklucht. Jan die de benen neemt, zegt: Adieu, seght de plumen hebben tvleijs ontdraghen.

    8a Kip = slachtoffer van iets of iemand

    De nyeuwen priestere ed. 1920 (circa 1530)
    - 430 (vers 259). Tafelspel. De zot Twyffelic Zin denkt zijn tegenspelers te kunnen pakken op het wangedrag van vele priesters. Hij zegt: Kip jc hebge, daer zoudet nyppen.

    De Nichte ed. 1920 (XVIA)
    - 541 (vers 336). Rederijkersklucht. Vrouw slaat man: Ghy moeter naerder, of jc smythu als een ghevilt hoen.

    De Machabeen ed. 1992 (1590)
    - 27v (vers 265). Rederijkersspel. Hertelijck Medogen gaat van de scène, eer men ons compt plocken en tesen, gelijck een hoen. Geplukte hoen = persoon die (godsdienstig) vervolgd wordt.

    Veel Volks begeert Vrede ed. 1994 (VIB)
    - 74r (vers 603). Rederijkersspel. Nijt tot Twist (twee neefkens): Springter uuijt goet hoen, eermen ons broen, Laet ons raet howen.

    Moorkensvel ed. 1977 (1600)
    - 28. Tafelspel. Geesken scheldt tegen haar man: Ick soude v ooghen in v handt geuen / Ende daer toe verworghen als een hoen.

    8b Kip = zondige persoon, slachtoffer van duivel

    De groote hel ed. 1996 (1564/65?)
    - 27v (verzen 711-713). Satirisch rederijkersspel (duivelspel). Een duivel zingt: Soo meuchdij inder hellen broen / e(e)n eewelijck worgen als een hoen / en bitterlijcken screijen.

    Christum liefde bewijsen ed. 1993 (XVIB)
    - 69r (vers 677). Rederijkersspel. Een neefke smalend over de toekomstige ondergang van zijn slachtoffer: En Leeren hem noch spille voen als een verworcht hoen.

    Goodts Goetheijt ed. 1998 (XVIB)
    - 147r (vers 98). Tafelspel. Duvels Nijdicheijt tot Goodts Goetheijt: Ick woutmen u aen tspit als een hoen bonck.
    - 152v (verzen 373-375). Duvels Nijdicheijt jaagt op mensen: Nu sal ick mijn best doen / en als Duvels nijdicheijt naer die Rest spoen / Dat ick als een gemest hoen sal inden noot wrijven.

    9 Het (achterwaarts) scharrelen van kippen = iets pejoratiefs

    [Dat kippen inderdaad achterwaarts scharrelen blijkt uit het spreekwoord hoender scherren al achterwaert (zie Proverbia Communia ed. 1947: 74 (nr. 418), circa 1480).

    Lulofs 1972: 49. Naar aanleiding van het grafschrift van de kip Coppe in Van den Vos Reynaerde: Hier leghet Coppe begraven / Die so wale conste scraven (A461-462). Scraven = naar verluidt scharrelen = wormen vangen / copuleren. Kip = naar verluidt meisje, vrouw, met nadruk op haar seksuele beschikbaarheid (dit laatste gesuggereerd door Lulofs, niet aangetoond in de brontekst).]

    De Appelboom ed. 1979 (XVIa)
    - 33 (verzen 9-11). Rederijkersspel. Goet Ront zegt klagend: Al dat ick doe / gaet mij voorwaerts so Gelucken schrapt, / als in droeffheden. Met Gelucken (Geeltje) wordt een kip bedoeld. Zoals kippen achterwaarts scharrelen, zo gaat dus ook het geluk van Goet Ront achteruit.

    De Minckijsers ed. 1992 (XVIB)
    - 117v (verzen 1198-1200). Rederijkersspel. De ‘sodt’ over het (ketters) denken van de hoer Alderhande Gebreck: recht alsomen de pijcken in vlaenderen draecht / oft voorwaerts so de hoenderen schraven. Dat denken verloopt dus scheef en achterwaarts, met andere woorden verkeerd (want ketters).

    10 Kip // hoogmoed

    Die Spiegel der Sonden II ed. 1901 (1434-36)
    - 268 (regels 1-6). Zondenspiegel. Die sijn doget bi roem seet, die slachten der hennen die al om gaet kakelen, als si een ey geleet heeft, daer bi wort mens gewaer, soe datment daer bi verliest. Des gelijcx verlieset die romer sijn doget.

    Die pelgrimage vander menscheliker creaturen ed. 2005 (1463)
    - 340 (regels 4-7). Stichtelijke allegorie. Hoogmoed zegt: Seker weet, dat ic hier hebbe alsoe groten genuechte als een hinne doet, de welke haer ey niet verswijgen en wille. Want sij kakelt zere, om dat haer dunct groot eere datmen tot hare neste comt sien wat daer inne is. Ende aldus eest van mij in mijn blasen.

    11 Kip = dwaze persoon

    Drie daghe here ed. 1907 (circa 1410)
    - 123 (vers 160). Een klucht. Bette denkt dat haar man Jan dronken is: Ghi staet en daesbolt als een kieken.

    Herenthals: proloog in Antwerpen 1561 ed. 1962 (1561)
    - 87 (verzen 20-21). Rederijkersspel. Landen tot Dorpen (edelman tot boer): Ghy schijnt een broethinne, / Die my dunct dat versch comt uuten nest ghevloghen.

    12 De term ‘tijte’ = kip

    Bij Kiliaan (1599) lezen we: Tijte tijtken : Pullus gallinaceus: avis quaelibet minutior: vulgó titus, tita, titis. De iuvenibus ignavis vulgó dicitur, quód sunt puchri titi (kuiken: om het even welke kleine vogel: in volkstaal titus, tita, titis. Van losbollige jongeren zegt men gemeenlijk dat het schone ‘tijten’ zijn) [Etymologicum ed. 1974: 557]. MNHW 1981: 606, geeft tijtkijn = kuiken.

    Dat ‘tijte’ wel degelijk ‘kip’ kon betekenen, blijkt uit een refreinwedstrijd van de Brugse rederijkerskamer De H. Geest in april 1534. De opgegeven stokregel voor het zotte refrein was: De tite es up huer eijeren vonden. ‘Tite’ betekent hier manifest kip, en niet kuiken. De zotte refreinen in kwestie zijn helaas niet bewaard gebleven [Muller/Scharpé 1920: XIV. Ook vermeld in Coigneau I 1980: 195]. In Meester Hoon en Lippen Slechthooft ed. 1932: 100 (vers 169), een rederijkersklucht die waarschijnlijk uit de zestiende eeuw dateert, heet de kip van boer Lippen Slechthooft trouwens Tijtken!

    Een spel ed. 1976/77 (1567-76)
    - 82 (vers 43). Rederijkersklucht. Een bazige vrouw tegen haar pantoffelheld: Wagh aerme tyte. Aantekening signaleert: ‘tyte’ als term voor man blijkbaar héél zeldzaam.

    De Blinde die tgelt begroef ed. 1934 (XVIB)
    - 75 (vers 224). Rederijkersklucht. Uitroep van de Cnape: Wacharmen tijte. Hij heeft het blijkbaar over zichzelf (hij wordt door de blinde die hij begeleidt, vals beschuldigd het geld geroofd te hebben).

    13 Restmateriaal

    Die Spiegel der Sonden I ed. 1900 (XIV)
    - 126 (hoofdstuk 55, verzen 9851-9854). Zondenspiegel. Dieren die een voorbeeld zijn voor de mens, doordat zij ernstig doen wat ze moeten doen, en zo roekeloosheid vermijden. Bijvoorbeeld de kip: Merct die henne, die kiekene broet, / Hoe grote ernsticheit si doet / Tote dat si hare jonghen up brinct, / Daer se allene nature toe dwinct.

    Bijns ed. 1886 (vóór 1529)
    - 114 (refrein 31, strofe c, verzen 15-16). Zot rederijkersrefrein. Een pantoffelheld over zijn vrouw: Haeldese een necker tot zijnen coeke, / Fraey als de cloecke trade ic lancx der straten. Man die trots als een kloek over straat stapt (blij dat hij van zijn vrouw af is).

    Weydts ed. 1969 (XVId)
    - 21 (Gesten, strofe 14, vers 10). Strofisch gedicht. Een geus zegt: Wy saghen naer het hennen ey en tgansen ey lyeten wy vaeren. De geuzen hebben hun zaak niet goed verdedigd. Kippenei = minder belangrijke zaken, ganzenei = belangrijke zaken.

    [explicit]

    25-09-2011 om 00:23 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Die Evangelien vanden Spinrocke

    Die evangelien vanden spinrocke (anoniem) circa 1520

    [Teksteditie: G.J. Boekenoogen (ed.), Die evangelien vanden spinrocke metter glosen bescreven ter eeren vanden vrouwen. ’s-Gravenhage, 1910 = Die evangelien vanden spinrocke ed. 1910]
    [Hertaling: Dirk Callewaert (hert.), Die Evangelien van den Spinrocke. Een verboden volksboek ‘zo waar als evangelie’ (ca. 1510). Ingeleid, vertaald en toegelicht. DNB / Uitgeverij Pelckmans, Kapellen, 1992 = Die evangelien vanden spinrocke ed. 1992]

    [NK 910]

    Genre

    Een zogenaamd ‘volksboek’. Een postincunabel (prozadruk).

    Auteur

    Anoniem.

    Situering / datering

    Deze tekst werd uitgegeven te Antwerpen door Michiel Hillen van Hoochstraten. Boekenoogen dateert ‘wellicht circa 1520’ [ed. 1910: 8], Callewaert ‘circa 1510’ [ed. 1992: 13] (maar geen van beiden geeft doorslaande argumenten). Debaene, Knuvelder en Pleij dateren ‘circa 1520?’. Het unieke exemplaar bevond zich in 1910 in de Kön. Hof- und Staatsbibliothek te München [ed. 1910: 14].

    Het is een gekuiste vertaling van het Franstalige Euuangiles des Quenoilles faittes en lonneur et exaucement des dames (ook gespeld Les Euvangiles des Quenouilles), waarvan de oudste bekende druk werd uitgegeven te Brugge circa 1480 door Colard Mansion. Er bestaan verder nog twee oudere Franse versies in handschriftvorm uit de late vijftiende eeuw: Chantilly, Musée Condé en Parijs, Bibliothèque Nationale (welke laatste tekst door Mansion gebruikt werd voor zijn uitgave) [ed. 1992: 13-15]. Van de Nederlandse bewerking moet al vóór 1488 een editie bestaan hebben, aangezien er van deze editie een exemplaar aanwezig was in de bibliotheek van een Anderlechtse kanunnik [Pleij 2007: 620].

    In het Nederlands zijn er nog drie latere drukken bekend: Amsterdam, Harman Janszoon Muller, 1575 (incompleet, Den Haag, KB), Rotterdam, Jan van Ghelen, XVIIa? (Göttingen, Bibliotheek) en Amsterdam, Jan Jacobsz. Bouman, 1662 (Leiden, BMNL / Den Haag, KB / Amsterdam, privébezit) [ed. 1910: 10-11, ed. 1992: 78 (noot 1)].

    Inhoud

    Gedurende zes winteravonden komen een aantal vrouwen ergens in een volkse stadswijk bij elkaar op een spinavond of spinning. De vrouwen hebben afgesproken om elke avond één van hen haar evangelie, dat wil zeggen: haar volkse wijsheden, te laten verkondigen, en de andere vrouwen mogen daar telkens hun glossen (commentaar) aan toevoegen. De vrouwen hebben een klerk geëngageerd om alles te noteren. Door de ogen van deze klerk volgen wij het verhaal en via zijn oren beluisteren wij de gesprekken. Als beloning wordt de klerk seks met één van de jongere dames beloofd, maar op het einde slaat hij het aanbod toch af.

    Thematiek

    Weven was mannenwerk, terwijl spinnen een typisch vrouwelijke bezigheid was, zodat het spinrokken een (metonymisch) symbool voor de vrouw werd [ed. 1992: 21]. Boekenoogen stelt dat het gaat om een geestige parodie, waarbij het bijgeloof en de bakerpraatjes van oude wijven op de korrel genomen worden en een enkele keer een theologisch dispuut gepersifleerd wordt (2de dag, 4de kapittel) [ed. 1910: 2/4]. Debaene schrijft: ‘Populaire wetenswaardigheden, bijgeloof, e.d. als parodie bedoeld op evangelietekst met uitleg bij elk kapittel (“glose”)’. Knuvelder beschouwt de tekst als ‘een aantal komische vertellingen om de babbelzucht der vrouwen, hun bijgelovigheid en gebreken aan de kaak te stellen’. Pleij (1993) noteert: ‘een scherpe satire op de veelsoortige vormen van bijgeloof die (stok)oude vrouwen aan elkaar uitwisselen en waarin ze hun jongere seksegenoten onderwijzen’.

    In een artikel in Volkskunde uit 1990 en in zijn hertaling uit 1992 is Dirk Callewaert (nochtans een doctor in de Germaanse Filologie) om moeilijk te begrijpen redenen veel te positief over de oude vrouwen in kwestie en legt hij veel te weinig nadruk op het satirische element. Hij heeft het onder meer over een boekje met wereldse kennis, beoefend door eenvoudigen van geest, maar toch voorgesteld als een leer, dat afrekent met de gepretendeerde betere afkomst, de schijnheiligheid en de valse geleerdheid van de mannen met gezag [ed. 1992: 38/77]. Callewaert gaat helemaal uit de bocht wanneer hij schrijft: ‘Nog altijd wordt Die Evangelien vanden Spinrocke door specialisten als een verzameling beuzelpraatjes verguisd. Ten onrechte!’ [ed. 1992: 79]. Waarbij in een kantnoot een heleboel van deze specialisten (met citaatjes) worden opgesomd. Die specialisten hebben natuurlijk wel gelijk.

    In hun recensies van de editie-1992 wezen Jozef D. Janssens, Paul Verhuyck en een zekere H.P. Callewaert dan ook scherp terecht. Verhuyck noteert daarbij venijnig dat Callewaerts studie door de Olbrechtsstichting ‘om een of andere reden’ bekroond werd in 1990, en H.P. stelt: ‘Er is geen sprake van, dat deze tekst opwelde uit het “volk” of speciaal de massa op het oog had. Veeleer valt hij in de traditie van het karakteriseren van quasi-boerse types of heksachtige oude vrouwen, die een achterlijk bijgeloof aangewreven krijgen. Die beweging komt uit de laatmiddeleeuwse burgerij, die zich aldus probeert te onderscheiden van en verheffen boven een bedreigende plattelandscultuur’.

    Het satirische gehalte van de tekst blijkt niet eens zozeer uit de ironische inleiding waarin die grote edelheit d(er) vrouwe(n) en(de) de grote duecht die va(n) he(m) coe(m)t [A2r] wordt vermeld, als wel uit het feit dat even later vermeld wordt dat de evangelien van het spinrokken hun oorsprong vonden in de nigromancien van koning Serastes (Zarathustra) [A2v]. Bovendien worden de zes dames die de spinavonden leiden, respectievelijk voorgesteld als een oude hoer [A5r], als een ex-leerlinge in de zwarte kunsten en een ex-hoer die nu een parochiepriester aan de haak heeft geslagen [B3r], als een koppelares [C3r], als een vrouw met ketterse roots [C6r], nogmaals als een koppelares [D3v-D4r] en als een dochter van een medicijnmeester [E1r]. Ook het gegeven dat de klerk als beloning seks mag hebben met één van de jongere aanwezige dames [A4r], stelt de vrouwen uiteraard in een bepaald daglicht. Ongetwijfeld omdat af en toe ook de clerus op de korrel genomen wordt (zie de parochiepriester die zijn meid ‘dag en nacht de biecht afneemt’), kwam het boek in 1570 op de Index terecht [ed. 1910: 12].

    Receptie

    Stadsliteratuur, waarin de oude vrouw als negatief zelfbeeld binnen de burgermoraal fungeert. Er is een nauw verband met Brugge (zie de Brugse druk van Mansion in het Frans, en zie onder meer ook het verhaal van de ooievaar-mens op het einde). Opvallend is dat de Middelnederlandse tekst vaak minder pikant is gemaakt dan de Franse versie van Mansion [ed. 1910: 6]. Als het gaat over een vrouw die in bed op de verkeerde manier over haar man kruipt, dan luidt het in het Frans van 1480: s’il a aucun membre roide qu’il se amollira … [als bij hem een bepaald lid stijf is, dan wordt dit slap … ], en in het Middelnederlands: Al had hi eenigen lust om haer vrienscap te doen het soude hem vergaen …

    Profaan / religieus?

    Manifest profaan.

    Aantekeningen

    Mertens/Torfs VI 1976: 517-518, verwijzen naar een ‘punt’ uit de Antwerpse Onze-Lieve-Vrouwe-ommegang van 1564, met als titel Der Vrouwen Spinninge. De spinsters bedrijven naar verluidt boerdelijcke acten met de jonghe ghesellen die daar ook gekomen zijn. Dit punt was de uitbeelding van een typische spinavond. Hoofdthema van het punt was de bloeiende textielnijverheid, het flirten met jongens was slechts een zijdelings motief.

    Van Boheemen e.a. 1989: 140-145, signaleert kerkelijk verweer tussen 1500 en 1800 tegen ‘gemengde samenkomsten van jongeren’, onder meer spinningen geheten.

    Logghe 1992: 15-16, signaleert dat er nog in de zeventiende eeuw kerkelijk protest is tegen spinningen, waarop vrouwen en meisjes ’s avonds gezellig samenkomen om te spinnen. Jongens maakten de meisjes het hof, men zong liederen en vertelde verhalen die vaak weinig aansloten bij het christendom.

    Verwijzingen naar de Evangelien vanden Spinrocke in de laatmiddeleeuwse literatuur zijn onder meer de volgende …

    De Roovere ed. 1955 (vóór 1482)
    - 329 (verzen 17-18). Vroed rederijkersrefrein over roddelaars: Die vele clapt, clapt dickwils tontije / Ten zijn oock al Euangelien niet. Een verwijzing naar het ironische gebruik van de term ‘evangelie’ met als connotatie ‘pseudo-waarheid, leugens’.

    Bijns ed. 1875 (1528)
    - 31 (Boek I, refrein 9, strofe d, verzen 5-14). Vroed rederijkersrefrein. Kritiek op vrouwen van lage komaf die zich met het geloof willen bezighouden: Waer sullen wij nu de doctorinnen laten? / Studeerdense min, tsou hem aen tspinnen baten. / Maer sij willen oock al disputeren / En argueren, / Devangelie uut legghen en exponeren / Bij haer commeren, noyt meerder abuys. / Tes wonder wat sij al practiseren; / Sij tribuleren, den goeden sijn sij een cruys, / Sij houden ooc scole binnen haer huys. / Noyt arger gespuys en quam uut neste.
    - 53 (Boek I, refrein 14, strofe u, verzen 12-13). Vroed rederijkersrefrein. Staet de wijsheit nu op spinsters en baghijnen, / So gaet dat geloove wel op plattijnen.
    - 57 (Boek I, refrein 15, strofe e, verzen 2-3). Vroed rederijkersrefrein. Spinsters, naeysters, malloten en danten, / Dit sijn Godwouts nu al doctorinnen.
    - 84-85 (Boek I, refrein 22, strofe g, verzen 3-4). Vroed rederijkersrefrein. Men gelooft precaren oft observanten niet, / Maer den spinroc devangelie exponeert.

    dOnghelycke Munte ed. 1920 (1530)
    - 261 (verzen 614-617). Rederijkersspel. Den Daghelicxschen Snaetere (een appelwijf) zegt: By Lo ende jc ghaen spinnen een rocke / Hyeuwers by vergharynghe van mannen of wyfuen. / Want den Snaeter zal den Snaeter blyfuen / Wyen lief wyen leedt jc en cansme niet wachten. Associatie van spinavonden met geroddel en onwetende klap van gewoon volk.

    De bekeeringe Pauli ed. 1992 (circa 1550)
    - 1r-1v (verzen 31-49). Rederijkersspel. De sinnekes in een blijkbaar ernstige referentie aan de evangelien vanden spinrocke. Het ene sinneke is met zijn spinnen bij vrouwen geweest die over het evangelie spraken. Dat vinden de sinnekes maar niets, want zij haten het evangelie.

    De Const van Rhetoriken ed. 1986 (1555)
    - 133-135. Zotte rederijkersballade op de stok ‘comt alle ter spinninghe’. Een vrouwensatire met duidelijke referenties aan de Euangelien vanden Spinrocke.

    Testament Rhetoricael II ed. 1979 (1561)
    - 72 (fol. 190r, vers 22). Vroed rederijkersrefrein op de stok ‘De Waerheyt des Euangelys laet by hu blyfuen’: schuut oudewyfsche fabulen wilt waerheyt spreken.

    Persoonlijke aantekeningen

    Ondanks het feit dat de Middelnederlandse versie vaak terughoudender is dan de Franse, bevat zij toch nog genoeg dubbelzinnigheden om interessant materiaal te leveren voor het onderzoek naar de erotische symboliek circa 1500. De toegepaste techniek is meestal de volgende: één van de zes vrouwelijke ‘evangelisten’ debiteert een of ander bijgeloof, waarna dit in de commentaar (de glose) vanwege één van de andere vrouwen een dubbelzinnig-erotische draai krijgt.

    Zo zegt mevrouw Abonde in het 2de kapittel van de derde dag dat wie flerecijn wil vermijden, geen vlees van een kat of een beer mag eten. Waarop Beerte Corthiele (een naam die zelf al een knipoog bevat: vrouwen met korte hielen vallen immers makkelijk achterover op hun rug!) zegt dat daer tege(n)s goet waer te slapen op ten rugge den vrouwen ende den mans anders [dat een goede remedie daartegen ook is dat de vrouw slaapt op haar rug en de man andersom], waarmee natuurlijk de coïtus bedoeld wordt [ed. 1910: C3r]. Van dit soort dubbelzinnigheden zit de tekst vol. De onderliggende boodschap is uiteraard dat oude wijven niet alleen bijgelovig, maar ook geil zijn.

    Geraadpleegde lectuur

    - Luc. Debaene, De Nederlandse Volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Antiquariaat Merlijn, Hulst, 1977 [onveranderde herdruk van de uitgave Antwerpen 1951], p. 268.

    - G.P.M. Knuvelder, Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde, deel I. L.C.G. Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970 (5de, geheel herziene druk), p. 420.

    - Dirk Callewaert, “Die Evangelien vanden Spinrocke metter glosen bescreven ter eeren vanden vrouwen”, in: Volkskunde, jg. 91, nr. 4 (oktober-december 1990), pp. 261-274.

    - M.A. Schenkeveld-Van der Dussen (red.), Nederlandse Literatuur, een geschiedenis. Martinus Nijhoff, Groningen, 1993, p. 117 [tekst van Herman Pleij].

    - Jozef Janssens, De middeleeuwen zijn anders. Davidsfonds, Leuven, 1993, pp. 131-137.

    - R. Van Daele, Ruimte en naamgeving in Van den Vos Reynaerde. Secretariaat van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent, 1994, p. 345 (noot 452).

    - Orlanda S.H. Lie, “Hoerenwijsheid: de Middelnederlandse Evangelien vanden spinrocke”, in: Madoc, jg. 21, nr. 3 (najaar 2007), pp. 169-179.

    - Herman Pleij, Het gevleugelde woord. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1400-1560. Bert Bakker, Amsterdam, 2007, pp. 618-620.

    Recensies van de editie-1992

    - Jozef D. Janssens, “Laatmiddeleeuwse zelfhulpgroep. Verhalen van winterse spinavonden, in: Standaard der Letteren, nr. 2103 (29 augustus 1992).

    - Paul Verhuyck, in: Boekengids, jg. 71, nr. 1 (januari 1993), p. 56.

    - H.P., in: Bijdragen en Mededelingen tot de Geschiedenis der Nederlanden, deel 109 (1994), afl. 2, pp. 337-338.

    [explicit 30 augustus 2007]

    23-09-2011 om 23:34 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Boerenpsalm (Roland Verhavert) (België, 1989)

    BOERENPSALM (Roland Verhavert) (België, 1989)

    (100’)

    Eerder dit jaar Boerenpsalm van Felix Timmermans eindelijk gelezen, en dan moesten we natuurlijk ook eens de verfilming van Roland Verhavert bekijken, ofschoon we daar niet veel van verwachtten. En inderdaad: het boek was al verre van een meesterwerk, en deze verfilming weet nog veel minder te overtuigen. De twee huwelijken van boer Wortel en het op het laatste nippertje afspringen van zijn derde huwelijk: dat passeert allemaal de revue in een rotvaart, Ronny Waterschoot (die de hoofdrol voor zijn rekening neemt) praat dan ook nog eens aan een tempo of hij de trein van vijf voor zeven moet halen en bezondigt zich pijnlijk aan overacting, de andere personages zijn stuk voor stuk van bordkarton, het Schoon Vlaams dat in deze film gesproken wordt is ronduit genant en de onhandige montage is op sommige momenten werkelijk hilarisch. Men bekijke slechts de beginsequensen waarin Wortel en zijn broers gaan vechten tegen de broers van Fien om deze laatste te kunnen ‘schaken’. De scènes waarin Fien en Frisine sterven, zijn trouwens ook kostelijk!

    Kortom: niks beklijft, niks overtuigt, daarvoor is het allemaal veel te oppervlakkig en compleet talentloos verfilmd (en geacteerd). Wie ons niet wil geloven, moet het zelf maar eens bekijken, maar we raden het toch af.

    Quotering: **

    (9 september 2011) (dvd – bib Brecht)

    11-09-2011 om 21:55 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: The Isle (Kim Ki-Duk) (Zuid-Korea, 2000)

    THE ISLE (Kim Ki-Duk) (Zuid-Korea, 2000)

    (90’)

    Hee-Jin, een mooie jonge vrouw, verhuurt vishutjes (kleine vlotten met daarop een nog kleiner houten huisje) op een meer (blijkbaar iets typisch Koreaans). Overdag verkoopt ze aan de hoofdzakelijk mannelijke ‘toeristen’ koffie en aas, ’s nachts haar lichaam. In het begin van de film arriveert een jongeman, Hyun-Shik, die gekweld wordt door een onduidelijk verleden (iets met seks, moorden en veel bloed). Hij wil zelfmoord plegen, maar dat wordt door Hee-Jin verhinderd. Tussen Hee-Jin en Hyun-Shik ontstaat zeer moeizaam een soort liefdesrelatie, zodanig zelfs dat door toedoen van Hee-Jin een hoertje dat Hyun-Shik bezocht, verdrinkt. Het lijk wordt, vastgebonden aan de moped van het hoertje, in het meer gedumpt, wat later gevolgd door het lijk van haar pooier. Doordat het dure horloge van één van de andere vissers in het water valt, komen er duikers en wordt het lijk van het hoertje ontdekt. Hee-Jin laat zich samen met Hyun-Shik op diens vlot wegdrijven. Laatste beelden: Hyun-Shik duikt op uit het water en kruipt in een rietkraag. De camera zoemt uit en die rietkraag blijkt dan het schaamhaar te zijn van Hee-Jin, die naakt in een onder water gelopen bootje ligt.

    The Isle is de film waarmee Kim Ki-Duk (zie ook Spring, Summer, Fall, Winter and… Spring en Bin-Jip) internationaal doorbrak. Niet zonder de nodige controverse want de film bevat een aantal sensatiegerichte elementen. Zo wordt er regelmatig verschrikkelijk sadistisch omgesprongen met dieren: een hond wordt afgeranseld, wormen worden op vishaken gespietst, de huid van een kikker wordt afgestroopt, een vogeltje wordt verdronken, een vis wordt verminkt en dan weer levend losgelaten, andere vissen worden in stukken gehakt of met elektroden bewerkt. En Ki-Duk komt dan in interviews ook nog eens rondbazuinen dat het allemaal echt is. Tsja. Dat alles lijkt echter een peulschil vergeleken met wat de hoofdrolspelers zichzelf aandoen: de jongen slikt vishaken in en trekt vervolgens zijn keel kapot, het meisje propt vishaken in haar vagina en trekt die vervolgens kapot. Allemaal met veel bloed, maar blijkbaar zonder veel erg, want het verwijderen van de vishaken en het wat toewaaien van koelte met een waaier blijken voldoende om de zaak te genezen. Tsja.

    Waarschijnlijk zal het allemaal poëtisch-symbolisch bedoeld zijn, zoals ook al bleek uit de samenvatting van de inhoud hierboven en zoals ook wel blijkt uit de wazige, warrige sfeer die over heel de film hangt. Er gebeurt namelijk nog meer dan wij in onze samenvatting vermeldden. Er gebeurt eigenlijk vanalles, maar het wordt allemaal zo oppervlakkig getoond en hakketakkerig gemonteerd, terwijl er tegelijk zeer weinig gesproken wordt, dat je nauwelijks weet wat er nu eigenlijk gaande is. Hee-Jin spreekt bijvoorbeeld in heel de film geen woord. Merkwaardig, want stom is ze niet (als ze aan die vishaakjes in haar vagina trekt, brult ze namelijk heel het meer bijeen). Om maar te zeggen dat het scenario van deze film vol gaten zit en daardoor na een tijdje niet echt meer boeit. Toegegeven: er hangt wel een soort mysterieus-meditatief atmosfeertje over deze prent, we zien enkele mooie beelden (die hutjes op het meer in de mist bijvoorbeeld) en opvallend is dat we regelmatig shots krijgen vanonder de waterspiegel (Hee-Jin zwemt ook regelmatig onder water in het meer). Maar uiteindelijk slaat het allemaal als een tang op een varken. Neem nu bijvoorbeeld die shots onder water: je zou denken dat we dan telkens door de ogen van Hee-Jin zien, maar nee, soms bevindt Hee-Jin zich boven water bij zo’n shot en de keren dat we een kakkend achterwerk vanuit dat ‘onderwaterperspectief’ te zien krijgen, zal Hee-Jin zich daar toch niet onder bevinden? Wie kijkt er dan op die momenten? De vissen van het meer die zien hoe de mensen zich misdragen? Joost mag het weten.

    Zoals gezegd, het blijft allemaal wazig en warrig, dat sollen met dieren komt bijzonder onsympathiek over, de scènes met de vishaken ruiken naar épateerzucht, de sporadische mooie beelden (zie bijvoorbeeld het einde) compenseren het gebrek aan narratieve spankracht niet en de eindconclusie moet dan ook luiden dat dit geen goede film is. Te veel vorm, te weinig vent.

    Quotering: **

    (2de visie: 10 september 2011) (dvd – bib Brecht)

    11-09-2011 om 21:54 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    04-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Komt een vrouw bij de dokter (Reinout Oerlemans) (NL, 2009)

    KOMT EEN VROUW BIJ DE DOKTER (Reinout Oerlemans) (Nederland, 2009)

    (110’)

    Verfilming van de gedeeltelijk autobiografische (debuut)roman van de Nederlandse schrijver Kluun die in 2003 slecht ontvangen werd door de kritiek en goed door het publiek. Stijn is een yup die samen met een vriend een reclamebureau leidt (met succes), rokkenjagen als hobby heeft en na zijn huwelijk met het ‘moordwijf’ Carmen en de geboorte van dochtertje Luna die hobby verder blijft beoefenen. Dan krijgt Carmen borstkanker en begint een lijdensweg. Stijn zoekt troost bij ene Roos, een schilderesje, tot Carmen erachter komt en Stijn Roos moet opgeven. Dat lukt maar half, en ondertussen gaat het met Carmen verder bergaf tot zij uiteindelijk overlijdt (via euthanasie).

    Dat allemaal verfilmd in een hyperkinetisch, zogenaamd cool stijltje waarbij wij verondersteld worden regelmatig ontroerd te zijn en onder de indruk van de gedurfde thematiek (borstkanker, euthanasie). In werkelijkheid gaat het hier om een ongelooflijk oppervlakkig, plat en schaamteloos maar heel voorspelbaar op de emoties inspelend filmpje dat dan ook nog eens gedragen moet worden door een bijzonder onsympathiek hoofdpersonage. Verder geloof ik niet dat er één dialoog in de prent voorkomt die uit meer dan vier zinnen bestaat. Het is een beetje zoals bij Herman Brusselmans die ook maar raak lult, en omdat hij dan af en toe eens over zijn dode moeder spreekt of over zijn moeilijke relatie, moeten wij dat knappe literatuur vinden. Nee, zo werkt dat dus niet. Een interessante inhoud dient nog altijd gedragen te worden door een boeiende vorm, en daar heb je talent voor nodig.

    Quotering: **

    (30 augustus 2011) (dvd – bib Brecht)

    04-09-2011 om 00:46 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.FILM: Melancholia (Lars von Trier) (DK, 2011)

    MELANCHOLIA (Lars von Trier) (Denemarken, 2011)

    (130’)

    Om meteen met de deur in huis te vallen: de nieuwe film van enfant terrible Lars von Trier bevestigt wat we al langer wisten: deze Deen kan opvallend mooie beelden epibreren, maar narratologisch gezien is het een nul. Het scenario komt namelijk deze keer ook weer uit zijn eigen koker en bestaat uit twee delen. In het eerste deel maken we het bruiloftsfeest mee van ene Justine (Kirsten Dunst) en dat verloopt zeker niet zonder horten en stoten. Het bruidspaar arriveert te laat, er wordt ruzie gemaakt tussen Justines (gescheiden) ouders, en Justine zelf loopt om de haverklap weg, lacht soms en huilt dan weer, niemand weet wat er aan dat mens scheelt en uiteindelijk bolt de kersverse bruidegom het dan maar af (Jezus!). Ondertussen waren wij al zenuwachtig aan het denken: en moet er nu nog een tweede deel komen? Ja hoor. In dat tweede deel blijkt dat er een planeet op de aarde afstevent en Justine die bij haar zus Claire (Charlotte Gainsbourg), diens man en diens zoontje verblijft, kan niet anders doen dan samen met ons wachten op wat er gaat gebeuren. Vooral die man van Claire blijkt erg gefascineerd door de naderende planeet (hij heeft een dure sterrenkijker), maar uiteindelijk, als blijkt dat de aarde en de planeet gaan botsen, pleegt hij zelfmoord. Justine, Claire en het zoontje zitten op het einde in een veld de botsing af te wachten, en die komt er ook: een grote vuurzee rolt over het scherm en de film is gedaan.

    Waar gaat dit allemaal over? Waar wil Von Trier naartoe? Wij weten het in ieder geval niet, en in feite interesseert het ons ook nauwelijks. Waarom zou je moeite doen een scenario te begrijpen dat verhaaltechnisch staat als een tang op een varken? Dat van die mooie beelden blijft ongetwijfeld waar (de beginsequens met vertraagde beelden, Justine en Claire die paardrijden in de mist en vanuit vogelperspectief gefilmd worden, Justine in haar blootje liggend langs een beekje), maar dat is dan ook de enige troef die deze film heeft. Eén keer menen we warhoofd Von Trier zelfs te kunnen volgen op één van zijn troebele denkpistes. Claire (of was het haar man?) heeft namelijk pilletjes in een lade verstopt voor de worst case scenario en vlak boven die lade hangt een detail uit een schilderij van Jeroen Bosch, dat dus enkele malen opvallend in beeld wordt gebracht. Von Trier, die met deze film schaamteloos inspeelt op de berichten over een naderend einde van de wereld in 2012, zal gedacht hebben: hà, Jeroen Bosch, dat was ook een doemdenker en iemand die met het einde van de wereld bezig was, met al die Laatste Oordelen en die hellen. Maar wat is dat detail nu dat Von Trier laat zien? Een stukje van het middenpaneel van de Tuin der Lusten, dat eigenlijk net niet zoveel te maken heeft met dat doemdenken van Bosch, althans niet direct. Quod erat demonstrandum: wat een schamel denkhoofd is die Lars von Trier. Waarom overigens die Kirsten Dunst in Cannes de prijs voor de beste vrouwelijke rol moest krijgen, begrijpen wij dan weer niet zo goed.

    Quotering: **

    (29 augustus 2011) (Metropolis – Antwerpen)

    04-09-2011 om 00:45 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Rumours (Fleetwood Mac) 1977

    Fleetwood Mac: Rumours (1977)

    Tweede album van Fleetwood Mac III, dat is de Fleetwood Mac mét Stevie Nicks (zang) en Lindsay Buckingham (zang, gitaar) [naast John McVie (bas), Christine McVie (zang, toetsen) en Mick Fleetwood (drums)]. Een lp gevuld met pretentieloze easy listening-pop, toegankelijk voor jong en oud. Het is dan ook niet alleen de meest verkochte plaat van 1977 geworden maar meteen één van de meest verkochte platen aller tijden. Ondanks het succes (ook de vorige, Fleetwood Mac, haalde de vier miljoen) deden tijdens en na de opnamen van dit album (ze duurden bijna één jaar) geruchten de ronde dat omwille van persoonlijke problemen binnen de groep, Fleetwood Mac geen lang leven meer beschoren was. Vandaar de titel dus … Inderdaad, Buckingham en Nicks verbraken hun relatie, de McVies scheidden en ook Mick Fleetwood verliet zijn vrouw om haar even later weer te vervoegen. De nummers van dit album behandelen deze huiselijke problemen en dat is mee de oorzaak van de lange opnameduur. Christine McVie (meisjesnaam: Perfect): Alle nummers die we hadden geschreven gingen over de moeilijkheden tussen de groepsleden, over de ruzies, de scheidingen etc. Het valt niet mee om zo’n nummer in de studio te zingen terwijl degene over wie het gaat naast je zit. Soms was het te pijnlijk en moesten we stoppen. Maar de lp kwam er en het enorme succes deed alle verwikkelingen spoedig verdwijnen. Fleetwood Mac was terug van weggeweest en de groepsleden zelf hadden er alle belang bij dat dit zo bleef …

    Second hand news [A1] is de door Buckingham geschreven vlotritmische opener waarover eigenlijk weinig meer te vertellen valt dan dat het een typisch nummer van deze lp is: gezellig-commercieel, vlot in het gehoor liggend en herinnerend aan de zon en het water van California en Florida waar de muziek werd opgenomen, overigens met een opvallend fraaie, messcherpe geluidskwaliteit. Dreams [A2] is een bijzonder mooi mediumtemponummer van mooi meisje Nicks, gezongen met die aaiende stem van haar. Rustig en zeer geschikt voor de laatavondluisteraar. Never going back again [A3] is een kort maar prima folknummertje van Buckingham op akoestische gitaar, dat gevolgd wordt door Don’t stop [A4] van Christine McVie, één van de singles uit dit album. En weer: vlot, zonnig, gezelliggezellig. Dit keer met een tekst die eens niet handelt over liefdessmarten, maar luchtig en optimistisch de toekomst bekijkt. Ook de andere teksten van mevrouw McVie bekijken de liefde opvallend van de goede kant. Zijzelf hierover: Ik schrijf gewoon liefdesliedjes, meer niet. Inderdaad, meer niet. In de jaren negentig werd dit nummer door Bill Clinton tijdens zijn verkiezingscampagne gebruikt als muzikaal leitmotief (don’t stop thinking about tomorrow – don’t stop, it’ll soon be here – better than before). Go your own way [A5] van Buckingham is een andere single. Op deze geluiden mogen zelfs de beentjes een wijle gestrekt worden. Nee, ernstig: werkelijk een meer dan redelijke hit. Beter dingen zoals dit in de hitparade dan die verrotte discosoultoestanden, dachten wij in 1978. De A-kant sluit af met Songbird [A6] van Christine McVie, weer zo’n rustig liefdesliedje van haar, met veel piano ditmaal. Zijzelf zingt. Aardig.

    The Chain [B1] is een groepscompositie en het enige nummer waaraan de twee originele Mac-leden (Mick Fleetwood en John McVie) meeschreven. Het eerste deel bevat een zeer sterk refrein. Na de break, die gevormd wordt door een drietal baslijnen, laat Buckinghams gitaar het nummer uitswingen. Goede track. You make loving fun [B2] is de derde single en geschreven door Christine McVie, dus een lovesong. Gedreven door een aanstekelijk ritme, de synthesizer van Christine en de loopjes van Buckinghams gitaar. Primacosta. Dit nummer brengt ons overigens telkens weer terug naar het Militair Hospitaal in Soest anno 1978, waar wij als barman van de Kantien Troep deze single wekenlang meedogenloos plugden. I don’t want to know [B3] van Stevie Nicks is gewoon alweer een vlot nummer, meer niet. Oh daddy [B4] heeft weer alle kenmerken van de Christine McVie-composities: een rustig liefdesliedje met veel piano en akoestische gitaar. Toch iets minder sterk dan haar andere nummertjes. De uitsmijter Gold dust woman [B5] ten slotte is een uitstekend nummer van Stevie Nicks en wordt ook door haar gezongen. Jammer dat zij op dit album slechts op twee tracks de leadzang voor haar rekening neemt. Roberto Palombit in Oor over haar stemgeluid: Van de drie vokalisten heeft Stevie Nicks ongetwijfeld het meest karakteristieke stemgeluid. Van country-zangeressen, wier stem overslaat, word ik altijd lichtelijk onwel. Ze doen me te veel denken aan het jodelen van Tiroler Mädel und Buben. De grootvader en vader van Stevie Nicks waren country-artiesten en zij is dan ook danig door hen beïnvloed. De stem van Stevie slaat echter nooit over, maar lijkt steeds vlak ervoor te blijven steken. Hierdoor roept haar stem een tergende spanning op. Goed gezegd.

    Het werd reeds overduidelijk uit de analyse: Fleetwood Mac had dé succesformule gevonden en verwacht mocht worden dat deze niet zo gauw zou opgegeven worden. McVie, Nicks en Buckingham waren drie waardevolle songleveranciers met bovendien ieder een eigen karakter, wat zorgde voor de nodige variatie in het gebrachte materiaal. Fleetwood Mac stond anno 1977 garant voor ongecompliceerd luistergenot, zonnige easy listening-muziek en zijzelf en hun publiek vaarden daar blijkbaar wel bij. Samen met Abba waren zij de meest aanvaardbare vertegenwoordigers van wat de commerciële popmuziek in de tweede helft van de jaren zeventig te bieden had. Niet meer, maar zeker ook niet minder. (Voetnoot: in de Humo van 10 maart 1977 werd Stevie Nicks de best uitziende vokaliste op de scène genoemd … Dàt was ondertussen toch Debbie Harry van Blondie geworden.)

    Quotering: **** (1978, met latere aanvullingen)

    Klassiekers: Dreams, Never going back again, Don’t stop, Go your own way, You make loving fun, Gold dust woman.

    28-08-2011 om 22:53 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Kiln House (Fleetwood Mac) 1970

    Fleetwood Mac: Kiln House (1970)

    In mei 1970 verliet Peter Green Fleetwood Mac om een religieuze sekte te vervoegen. Kort daarna bracht de groep nog zijn compositie The Green Manalishi uit op single: het werd, zeer terecht, een hit. De overblijvende leden, Mick Fleetwood (drums), John McVie (bas), Danny Kirwan (gitaar, zang) en Jeremy Spencer (gitaar, piano, zang) produceerden datzelfde jaar het vierde Fleetwood Mac-studioalbum, Kiln House. Met Peter Green zijn blijkbaar de sterke bluesinvloeden ook vertrokken, maar wat overblijft, is een niet al te indrukwekkend allegaartje van stijlen. Het begint met This is the rock [A1], een rock’n’roll-nummer dat even matig is als de andere gelijkaardige songs op deze lp: Hi ho silver [A4], het Buddy Holly-tribuut Buddy’s song [B1] en . Station Man is het enige bluesy nummer, en in feite is dit de beste track, zonder dat er overigens sprake moet zijn van een overdonderend meesterwerkje. Verre van. Blood on the floor [A3] is dan plots een (overbodige) C&W-song en Jewel Eyed Judy [A5] is een middelmatig popnummer.

    Met Earl Gray [B2] schreef Danny Kirwan een niet onaardige instrumental maar One together [B3] is wéér zo’n middelmatig popnummer en in Tell me all the things you do [B4] klinkt Fleetwood Mac zowaar als een mengeling van de Hollies in de tijd van Long cool woman en de Pebbles! En het eindigt met de slijmerige ballad Mission bell [B5]. Het was en is duidelijk: in 1970 bevond Fleetwood Mac zich in een identiteitscrisis!

    Quotering: **½ (28 augustus 2011)

    28-08-2011 om 22:52 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Obscured by clouds (Pink Floyd) 1972

    Pink Floyd: Obscured by clouds (1972)

    Nummer 7 van Pink Floyd is, net als More uit 1969, een filmsoundtrack (bij de film La Vallée van Barbet Schroeder, nooit gezien overigens: wij veronderstellen dat het géén groot succes was). Het openingsnummer, tevens titelnummer, Obscured by clouds [A1] is een niet onaardige instrumental, maar na Echoes ligt de norm natuurlijk een stukje hoger en dit nummer bereikt die norm duidelijk niet. When you’re in [A2], ook een instrumental, is gebaseerd op een (alweer) niet onaardige gitaarriff, maar het is voorbij voordat je het weet. Burning bridges [A3] is slechts een flauw opvullertje maar The gold it’s in the… [A4] is zowaar een stevig rockend geval, dat echter totaal on-Pink Floyd klinkt. Het akoestische Wot’s… uh the deal [A5] is een oppervlakkig gevalletje, zoals er op de ‘andere’ kanten van Atom Heart Mother en Meddle ook (te veel) staan.

    De B-kant begint, net als de A-kant, weer wat hoopvoller met de instrumental Mudmen [B1] (sfeervolle gitaarsolo van Gilmour) en het lekker mediumtempo-swingende Childhood’s end [B2] (geschreven door Gilmour). Waters’ olijke Free Four [B3], met veel synthesizer en een vinnige gitaar, had in 1972 zelfs rustig op single kunnen verschijnen: het was zeker in de hitparade beland, die toen vol stond met dit soort nummertjes. Stay [B4], een bluesy slow, is plots iets totaal anders en de afsluiter Absolutely curtains [B5] is dan ineens weer de kosmische Pink Floyd die ook het experiment niet schuwt (hier die minutenlange chant van, wat zijn het, aboriginals of hare krishna-adepten?).

    Toegegeven: er staan enkele ‘niet onaardige’ (dàt is hier inderdaad het gepaste epitheton) tracks op dit album maar na Meddle was Obscured by clouds manifest een flinke stap achteruit, zonder veel lijn of structuur. Het was echter een stap achteruit om vervolgens twee flink stappen vóóruit te zetten. Pink Floyd’s absolute meesterwerk zat eraan te komen en daarop zou definitief blijken hoe het wél moet.

    Quotering: *** (27 augustus 2011)

    28-08-2011 om 00:48 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Meddle (Pink Floyd) 1971
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pink Floyd: Meddle (1971)

    In november 1971 verschijnt Pink Floyds zesde, voorzien van een hoes die waarschijnlijk de lelijkste is uit de geschiedenis van de groep (met een wazige foto van de binnenkant van een oor waar wat psychedelisch mee geknoeid is). Maar schijn bedriegt. Op de A-kant, die vijf nummers bevat, wordt dat nog niet direct helemaal duidelijk. Het instrumentale One of these days [A1] is een forse binnenkomer, helemaal in de kosmische Pink Floyd-stijl, en het akoestische Fearless [A3] valt op doordat het in voetbalstadia vaak te horen Rodgers & Hammerstein-nummer You’ll never walk alone erin verwerkt is, samen met vervormd supportersgejoel (als we goed horen, gaat het om supporters van Liverpool). Twee meer dan degelijke nummers, maar niks om van achterover te vallen. Voor de rest heeft de A-kant niet veel te bieden: A pillow of winds [A2] is wat flauwtjes, Waters gezapige San Tropez [A4] is een compleet vreemde eend in de bijt en het bluesnummertje Seamus [A5] is niet meer dan een grappig experimentje met die meehuilende hond.

    Maar dan is er gelukkig nog de B-kant die volledig gevuld wordt door de groepscompositie Echoes [B1], net als Atom Heart Mother Suite weer zo’n lang, experimenteel-progressief nummer, maar beter gestructureerd en hoger van kwaliteit. Het begint met de bekende ‘ping … ping …’ (sonargeluiden in een duikboot) en vervolgens laten de mannen van Pink Floyd horen wat ze in al die jaren geleerd hebben: een eigen, zeer herkenbare ijle sound creëren die het best kan omschreven worden als ‘kosmisch’. Dit soort muziek moet je beluisteren met een hoofdtelefoon op je oren en gesloten ogen, en dan maar zweven tussen sterren en planeten en genieten (waarschijnlijk is de luisterervaring nog intenser als je tegelijk een stickie rookt, maar daar kunnen wij dus niet over meespreken). De tekst van de eerste twee strofen en het refrein (ongetwijfeld van Waters) blijft nogal vaag, maar roept beelden op van de oertijd en/of van een droomwereld.

    In het boek van Chris Welch [Welch 1994: 85] zegt Ron Geesin iets heel corrects: ‘What Floyd’s music does is it allows you space to think within it. Most compositions, and that includes all the romantic greats from Rachmaninoff to Dvorak and Tchaikovsky, tended to put a full message across. There was no space. You couldn’t put an extra note in. But with most of Floyd’s work, you can actually put your own notes in your head in an abstract way. They needn’t be in the form of sound or even imagined as sound. They can be imagined as pictures or moving shapes or landscapes. That’s one of the reasons people like it’. Wij begrijpen heel goed wat Geesin hier bedoelt, want wij ervaren het zelf iedere keer als in Echoes het tweede deeltje begint (de onderdeeltjes hebben dit keer helaas geen titels): een herneming van Funky dung uit Atom Heart Mother, maar dit keer met een ontdubbelde (en twee keer zo funky klinkende) ritmesectie en opnieuw met een fraaie gitaarsolo van Gilmour. Dit stuk loopt dan behoedzaam over in het derde deel, dat bestaat het ijl geluid van winden en het gekrijs van prehistorische vogels, waarbij onze space gegarandeerd iedere keer gevuld wordt met beelden van de jaren zestig-film One million years B.C., waarin Raquel Welch in een sexy bikinipelsje (zie foto) over een oerstrand loopt met in de lucht aanvallende pterodactyli. (Die film zouden we overigens dolgraag nog eens bekijken, maar we vinden hem nergens.) Na deze excursie in de prehistorie keren dan die sonargeluiden en het ijle motief uit het begin terug, en krijgen we de laatste strofe en het refrein, die blijkbaar een ode aan de ochtend en aan de zon zijn (zeer functioneel toen we dit nummer in de jaren zeventig vaak in het midden van de nacht beluisterden). Het nummer eindigt ten slotte met zo mogelijk nog ijler en langgerekt aaaaaah-gezang.

    Zonder gekheid: Echoes is Pink Floyd op zijn best en was in 1971 het neusje van de zalm in de rockwereld. En klinkt het na al die jaren gedateerd? Nee hoor. Zoek de lp of de cd en luister. En herbeluister. Alleen jammer van die toch weer nogal middelmatige A-kant, maar de B-kant maakt véél goed.

    Quotering: **** (27 augustus 2011)

    Klassiekers: Echoes.

    28-08-2011 om 00:47 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Relics (Pink Floyd) 1971

    Pink Floyd: Relics (1971)

    In mei 1971 verscheen van Pink Floyd als tussendoortje dit compilatie-album, dat een beetje een rommelige indruk maakt. Eerst krijgen we de oude Syd Barrett-singletjes Arnold Layne [A1] en See Emily Play [A3] (nooit van onder de indruk geweest) en daartussen het lange, maar toch wel boeiende Interstellar overdrive [A3] uit het eerste album. Daarna volgen het onbenullige Remember a day [A4] uit het tweede album en drie b-kantjes van singles, waarvan vooral Careful with that axe, Eugene [B2] (de b-kant van Point me at the sky) interessant is, als document dan (de live-versie op Ummagumma is immers veel beter). Paintbox [A5], b-kantje van Apples and oranges, en Julia dream [B1], b-kantje van It would be so nice uit 1968, zijn niet meer dan vervelende prulletjes.

    Cirrus minor [B3] en The Nile song [B4] zijn twee nummers uit het filmsoundtrackalbum More. Het eerste kan met wat goede wil beschouwd worden als een vingeroefening voor Grantchester Meadows, het tweede is schreeuwerige hardrock. Biding my time [B5] is een Waters-nummer dat hier voor het eerst verschijnt. Het is een atypisch, gezapig dingetje dat San Tropez op de volgende lp al een beetje aankondigt. Het album sluit af met Bike [B6], het grappige Syd Barrett-niemendalletje waarmee ook The piper at the gates of dawn eindigde. Het is hier waarschijnlijk opgenomen om Barrett een beetje financieel te steunen. In zijn geheel maakt deze compilatie niet alleen een rommelige, maar ook een bijzonder zwakke indruk. In feite een overbodig album.

    Quotering: ** (27 augustus 2011)

    28-08-2011 om 00:46 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIDDELNEDERLANDS: Sinnepoppen (Roemer Visscher) 1614
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sinnepoppen (Roemer Visscher) 1614

    [Teksteditie: L. Brummel (ed.), Sinnepoppen van Roemer Visscher. Naar de uitgave van 1614 bij Willem Iansz. te Amsterdam, met 184 illustraties naar de oorspronkelijke gravures en van een inleiding en verklarende noten voorzien. Martinus Nijhoff, ’s-Gravenhage, 1949 = Sinnepoppen ed. 1949]

    Genre

    Een emblematabundel. ‘Met embleem bedoelt men meestal de drieledige eenheid van opschrift (motto), beeld (Lat. pictura) en onderschrift (Lat. subscriptio) die aan het genre omstreeks het midden van de 16de eeuw zijn vast uitzicht heeft verleend ( … ). Deze drieledigheid beantwoordt aan een dubbele functie: afbeelden en uitleggen; het voorgestelde wordt naar zijn diepere zin (meestal een stuk levenswijsheid) onthuld. Hoewel deze beide functies het duidelijkst over de pictura en de subscriptio (gaande van een epigram tot een lange prozacommentaar) verdeeld liggen, kan elk van de drie embleemdelen zowel aan het afbeelden als het uitleggen deelnemen’, aldus H. van Gorp e.a., Lexicon van Literaire Termen, Leuven, 1991, p. 115. In Sinnepoppen bestaan de onderschriften uit prozateksten.

    In zijn voorrede verklaart Visscher dat een poppe een beeld, een afbeelding dus, is. ‘Sinnepop is dan een korte scherpe reden, die van Jan alleman, soo met het eerste aensien niet verstaen kan worden: maer even wel niet soo duyster datmer nae raden, jae of nae slaen moet: dan [= maar] eyscht eenighe na bedencken ende overlegginge, om alsoo de soetheydt van de kerle of pit te smaecken’ [ed. 1949: IV-V]. Sinnepoppen zijn met andere woorden zinnebeelden, zinnebeeldige voorstellingen die de lezer/kijker aan het denken zetten en zo attent maken op een of andere wijsheid.

    Auteur

    De Amsterdamse koopman en dichter Roemer Visscher (1547-1620).

    Situering / datering

    De Sinnepoppen verschenen in 1614 te Amsterdam bij Willem Jansz. Blaeu in oblong kwarto formaat, met etsen van de tekenaar Claes Jansz. Visscher (1578-ca. 1660). Een tweede editie verscheen bij dezelfde uitgever, wellicht nog tijdens Roemers leven.

    Bij Blaeu verscheen na 1620 eveneens een ongedateerde bewerking van de Sinnepoppen door Roemers dochter Anna Roemers Visscher. Hiervan zijn nog twee herdrukken bekend, uit 1669 en 1678. [ed. 1949: XVII-XVIII]

    Inhoud

    De Sinnepoppen zijn verdeeld in drie ‘schocken’ of zestigtallen. Het werkje bevat in totaal 183 sinnepoppen (60 + 60 + 60 + telkens 1 toegift).

    Thematiek

    Eenvoudige moraliserend-didactische wijsheden. Brummel noteert [ed. 1949: XX]: ‘Hij (Visscher) is veel meer moralistisch dan religieus, veel meer rationalist en stoicijn dan mysticus’. Hans Luijten zegt: ‘In die emblemen ligt de nadruk op didactiek en ethiek, en verder valt op dat de voorstellingen, met hun aandacht voor het detail, voor een belangrijk deel zijn ontleend aan het alledaagse leven. Mensen, dieren en herkenbare voorwerpen figureren erin en dienen om aan te geven hoezeer alles doordrongen is van een verborgen betekenis, omdat, volgens het motto boven het openingsembleem, nu eenmaal alles vervuld is van God (‘Iovis omnia plena’). Daarom kunnen uit de wereld die ons omringt talloze lessen afgeleid worden die de mens behulpzaam zijn bij zijn dagelijks streven naar moreel juist gedrag’ [in: M.A. Schenkeveld-Van der Dussen e.a. (red.), Nederlandse Literatuur, een geschiedenis, Groningen, 1993, p. 190].

    Receptie

    Stadsliteratuur. Verband met Amsterdam.

    Profaan / religieus?

    Overwegend profaan, met lichte religieuze inslag.

    Persoonlijke aantekeningen

    Pas dit jaar (2011) hebben wij deze Sinnepoppen volledig van kaft tot kaft gelezen. We hadden er altijd al veel van verwacht, maar we kunnen niet ontkennen dat het een teleurstelling is geworden. Freddy De Schutter schreef nochtans [in Het verhaal van de Nederlandse literatuur. Band 1: Middeleeuwen – Renaissance – Barok, Kapellen-Amsterdam, 1992, p. 199]: ‘De Sinnepoppen van Roemer Visscher bevatten niettemin menige genietbare bladzijde. De zedeles wordt niet al te nadrukkelijk opgediend en Roemer Visscher is een geestig heerschap. Gevoel voor humor is een van zijn beminnelijkste eigenschappen’. Niet al te nadrukkelijk? Gevoel voor humor? Wij hebben waarschijnlijk een ander boek gelezen, of misschien was het een andere bril waarmee wij lazen. Wij zijn het in elk geval veel meer eens met Gerard Knuvelder die noteerde [in Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse Letterkunde. Deel II, ’s-Hertogenbosch, 1971 (5), p. 198]: ‘Deze Sinnepoppen zijn als zedenspiegel van het leven, denken en voelen van onze ‘Hollandse’ voorouders ongetwijfeld van meer belang dan als literaire produkten. Als dichter was Roemer Visscher van weinig betekenis’.

    Inderdaad, met de beste wil van de wereld: veel meer dan Hollandse kneuterigheid en kleinburgerlijke betweterijtjes kunnen wij in de Sinnepoppen echt niet ontdekken. Nemen we bijvoorbeeld sinnepop I.22 … De afbeelding toont een bijl in een blok hout met als motto Rust ick zoo roest ick. De proza-uitleg verklaart dat een bijl die niet gebruikt wordt, roest en dat kloeke verstanden die zich overgeven aan ledigheid, alle vernuft verliezen. Nou. Of nog sinnepop III.4 … Op de afbeelding: twee armen die een been een kous aantrekken, met als motto Al safjens soetjens. Moraal: men bereikt vaak meer met geduld dan met geweld. Ach. Of nog sinnepop III.6 … Op de afbeelding een schaatser, met als motto Gheoeffent derf. Moraal: als men iets goed wil kunnen of doen, moet men eerst leren en oefenen. Ja hoor, ‘hier is een degelijke Hollandse koopman uit de 17de eeuw aan het woord’ [aldus M.C.A. van der Heijden in Profijtelijk vermaak. Moraliteit en satire uit de 16de en 17de eeuw, Spectrum van de Nederlandse Letterkunde – deel 10, Utrecht-Antwerpen, 1968, p. 83].

    En nog een teleurstelling: lezend over die ‘verborgen betekenissen’ in emblemata, hadden wij verwacht heel wat cultuurhistorisch vergelijkingsmateriaal te kunnen vinden in verband met het Bosch-oeuvre. Nu, dat was een nuloperatie. Niet zozeer omdat het werk van Bosch een eeuw ouder is (elders in de 17de eeuw vallen wél dingen te rapen die verwant zijn met Bosch), maar veeleer omdat de universa van Bosch en Visscher miles apart uit elkaar liggen. Visscher, dat is kleinburgerlijke pseudowijsheid, en nu is Bosch’ stichtelijke boodschap (zondig niet, dan loopt het allemaal goed af) uiteindelijk ook niet zo wereldschokkend, maar – zoals Paul Vandenbroeck ooit slim opmerkte – de manier waarop Bosch zijn weinig revolutionaire boodschap vormgeeft is indrukwekkend en vergeleken daarmee zijn de etsjes in Visschers Sinnepoppen degelijk maar veel te braaf maakwerk.

    Om Bosch’ beeldenwereld beter te begrijpen zijn deze Sinnepoppen met andere woorden van weinig of zelfs geen nut. Dat blijkt op pijnlijke wijze nu nog meer, want naar aanleiding van het gesloten hek op Bosch’ Rotterdamse Marskramer-tondo noteerden wij in ons proefschrift: ‘Brand Philip ( … ) vestigde de aandacht op een gravure in de emblematabundel Sinnepoppen van Pieter Roemer Visscher, die een hek voorstelt van hetzelfde type als dat in MR. Boven het hek bevindt zich het opschrift Duycken en ghenoeghen en eronder het vierregelige versje: Houdt u reyn / Acht u kleyn: / Vreest voor den dagh, / Die niemandt verby en magh. Hoewel Bax om onduidelijke redenen het tegendeel beweerde, blijkt uit dit onderschrift dat het gesloten hek bij Visscher een symbool is van de sterfdag, die geen enkele mens kan ontwijken’ [De Bruyn 2001a: 356].

    Het gaat hier om sinnepop II.6 [ed. 1949: 67] waarvan wij eertijds het onderschrift niet (volledig) gelezen hadden, omdat wij toen nog niet beschikten over de editie-1949. In 1962 schreef Dirk Bax over deze sinnepop: ‘De les in het stukje proza en poëzie dat bij de afbeelding hoort, is dat men moet leren “Duycken en ghenoeghen”, d.i. zich niet verheffen, en tevreden zijn. Over een hek leest men niets. Wel zinspeelt het rijmpje op het sterven van de mens, maar dit is niet de kernidee van het embleem. (…) Kan met het hek op de gravure niet bedoeld zijn: Wat achter het hek is, daar kun je niet komen; wees tevreden met waar je wel komen kunt?’ [Bax 1962: 10]. Wij moeten nu toegeven dat Bax gelijk had, en kunnen zijn gelijk zelfs verder adstrueren. In Visschers tekst staat immers: ‘want ghenoegh maeckt zijn bruycker gherust en lustigh, bysonder die daer in dan duycken kan, en houden hem in zijn kleyne vryheydt’ [onderlijning van ons].

    In 1996 publiceerde G.L.M. Daniëls een interessant artikeltje: “Een hek als toegang tot bevrijd gebied. De symbolische betekenis van een door het landrecht bepaalde vorm” [in: Antiek, jg. 31, nr. 1 (juni 1996), pp. 12-22]. Daarin de volgende, op het oude landrecht gebaseerde passage: ‘Het horizontale lattenhek met een daarachter bevestigde schragende dwarslat, die boven de hoogste plank uitsteekt en die verbonden is met de langste verticale drager van de constructie, is een hek in eigendom. De voorkant van dit lattenhek geeft precies de grens aan van het land van de eigenaar. De achterkant waar de dwarslat is aangebracht, is rechtshistorisch de zijde waar dat land is gelegen dat door onbevoegden niet mag worden betreden’. Dat land in privébezit werd (zie ook de titel van Daniëls artikel) ‘bevrijd land’ genoemd, en dat is natuurlijk ook wat Visscher met ‘kleyne vryheydt’ bedoelde.

    Met andere woorden: het hek in Visschers sinnepop heeft inderdaad (zoals Bax reeds stelde) niets te maken met de dood, maar verwijst naar de grens van een klein landeigendom. De boodschap is dat men zich met het weinige dat men heeft (de dwarsbalk bevindt zich aan de kant van de kijker, dus aan die kant ligt de ‘kleyne vryheydt’), tevreden moet stellen. Dat een hek naar de overgang tussen leven en dood kan verwijzen, is misschien aannemelijk te maken vanuit andere bronnen, maar Visschers sinnepop kan in deze context niet gebruikt worden als argument. In feite vormt dit alles materiaal voor een nieuwe sinnepop waarvan de moraal zou kunnen luiden: vertrouw nooit blindelings op secundaire literatuur, maar raadpleeg altijd zelf de primaire bronnen!

    [explicit 27 augustus 2011]

    [met dank aan Deslegte – Antwerpen, waar we in juli de Sinnepoppen in perfecte staat konden aanschaffen voor 20 euro. In Catalogus 225 van het Amsterdamse antiquariaat Schuhmacher, daterend van circa 1991, kostte het boekje nog 150 gulden = 75 euro.]

    27-08-2011 om 21:40 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Then play on (Fleetwood Mac) 1969

    Fleetwood Mac: Then play on (1969)

    In september 1969 verschijnt het derde studioalbum van Fleetwood Mac, Then play on, het eerste met Danny Kirwan (op gitaar) en het laatste met Peter Green. De plaat laat een voorzichtige overgang horen van bluessongs naar meer popgetinte nummers, een overgang die eerder in 1969 al was aangekondigd door Greens magistrale, op single verschenen instrumental Albatross, hét ultieme zomernummer dankzij het trage, lome ritme en de zeegeluiden. Then play on bevat nóg zo’n kanjer van een klassieker van Green, namelijk Oh well [A6]. Eerst een vinnig gedeelte met een onvergetelijke gitaarlick en een venijnige tekst, en dan een lang, zeer rustig akoestisch stuk. Het hele nummer duurt bijna negen minuten en werd voor de singleversie in tweeën gekapt (Part 1 & Part 2). Greens Rattlesnake shake [B2], de andere single uit dit album, springt er ook uit, maar is toch net een graadje minder goed dan A6.

    De rest van het album is degelijk, en niet meer dan dat. Nieuwkomer Danny Kirwan leverde vijf nummers van de dertien: de binnenkomer Coming your way [A1], de instrumental My dream [A4], het wat slijmerige Although the sun is shining [B1], het flauwe When you say [B5] en het korte Like crying [B6]. Searching for Madge [B3] en Fighting for Madge [B4] zijn twee op elkaar aansluitende stevige bluesinstrumentals van John McVie en Mick Fleetwood die echter een wat rommelige indruk maken (vooral B3 dat voortdurend onderbroken wordt). De overige vier nummers zijn weinig opvallende Peter Green-composities. Het akoestische Show-biz blues [A3] is nog het aantrekkelijkst, maar Closing my eyes [A2], de instrumental Underway [A5] en Before the beginning [B7] zijn erg doorsnee. In zijn geheel een braaf album, dat weinig potten breekt, behalve dan met A6. (Het aantal nummers en hun volgorde op de cd-versie komt overigens niet helemaal overeen met de originele Britse en Amerikaanse lp-versies.)

    Quotering: *** (23 augustus 2011)

    Klassiekers: Oh well, Rattlesnake shake.

    23-08-2011 om 21:08 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Verzoekingen van de H. Antonius (Jan Mandijn?) Valenciennes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jan Mandijn (?)
    “De Verzoekingen van de H. Antonius”
    Paneel, ca. 1550?, Valenciennes, Musée des Beaux-Arts, inv. P.65.3.2

    Literatuur

    Frédérick Tristan, Les Tentations de Jérôme Bosch à Salvador Dali. Balland/Massin, s.l., 1981 (kleurenafbeelding op p. 119, afb. 117).

    Persoonlijke aantekeningen

    Over dit paneeltje uit de zestiende-eeuwse Bosch-navolging, dat toegeschreven wordt aan Jan Mandijn, is bijzonder weinig te vinden. In Unverfehrt 1980 wordt het niet eens vermeld. Het is een schilderij van zeer middelmatige kwaliteit dat duidelijk in de trant van Bosch is geconcipieerd, maar nergens iets van de creativiteit van de meester vertoont. Op vrijdag 19 augustus 2011 bestudeerden wij het paneel ter plaatse in het museum van Valenciennes.

    Links onderaan wordt de H. Antonius benaderd door een troep duivels die hem een schotel met eieren (bedoeld als afrodisiaca?) en een soort kroon (moeilijk te zien) aanbieden. De heilige keert zich naar hen om en maakt met de rechterhand een zegenend, afwerend gebaar. Van rechts nadert een duivel op een varken: op zijn uitgestrekte rechterarm zitten een ijsvogel en een uil en op de takachtige verlenging van zijn helm zitten een groene specht en nog een andere, ondefinieerbare vogel. De duivel houdt in zijn rechterhand een bel vast (afkomstig van het varken, een antoniusvarken?). Achter Antonius bevindt zich een dorre, holle boom met een soort afdakje dat half uit een groot doek bestaat. Onder het afdakje staan een in het geel geklede vrouw (een hoer?) en een oude vrouw met hoornachtige hoofdtooi (een koppelares?). De oude vrouw, die met de jonge vrouw communiceert, lijkt met de rechterhand een soort vaginagebaar te maken. Op het doek ligt een document met zegels en een half-leesbare tekst. Te onderscheiden zijn COMT – VR en op de tweede regel DER. Aan één van de takken van de boom hangt een bel (vlak daarboven een bijenkorf waaruit rook komt) die blijkbaar geluid wordt door een figuurtje dat lager zit. Bij dat figuurtje een tak waaraan een hemd hangt (te drogen?) en nog enkele ondefinieerbare voorwerpen. Het figuurtje houdt een vaandel vast met daarop vaag een rode schorpioen of insekt.

    Helemaal rechts staat het klooster van Antonius in brand. Links daarvan, in een apart gebouwtje, een duivenkot. Onderaan rechts een water waarop een soort spook drijft met een eend (?) ernaast. Meer naar voor een dode boomstronk met links daarvan een soort otter en rechts een paar eenden.

    Het geheel maakt een rommelige en weinig doordachte indruk.

    [explicit 21 augustus 2011]

    21-08-2011 om 22:59 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Leda en de zwaan (Vincent Sellaer) XVI
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vincent Sellaer (ca. 1500-1589)
    “Leda en de zwaan”
    Doek, 16de eeuw, Valenciennes, Muséé des Beaux-Arts, inv. 432

    Literatuur

    Andrée de Bosque, Mythologie en Maniërisme in de Nederlanden 1570-1630. Schilderijen – Tekeningen. Mercatorfonds, Antwerpen, 1985, p. 60 (met kleurenafbeelding).

    Persoonlijke aantekeningen

    Volgens Van Mander (Schilder-boeck, 1604) was Sellaer afkomstig uit Gelderland, maar hij werkte en woonde in Mechelen. Op dit (overigens niet écht indrukwekkende) erotische paneel interesseert ons vooral het gebaar van de linkerhand van de cupido bovenaan rechts: hij maakt het V-gebaar (zoals we onderhand weten: een variant van het vaginagebaar) en wijst daarbij tegelijk in de richting van Leda’s schoot. Zijn met Leda oogcontact zoekende blik is veelzeggend. Dat Leda niet weigerachtig staat tegenover erotisch vertier met de zwaan, blijkt uit het fallusgebaar van haar rechterhand (gestrekte wijsvinger, andere vingers geplooid).

    De zwaan houdt in haar bek een stuk van Leda’s haarlint vast. En geheel terzijde ook nog dit: zoals wel vaker op oude schilderijen heeft deze naakte vrouw wel tepels, maar geen tepelkringen. Merkwaardig.

    Wij bestudeerden dit schilderij ter plaatse in Valenciennes, op vrijdag 19 augustus 2011.

    [explicit 21 augustus 2011]

    21-08-2011 om 22:56 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Adam en Eva (Lucas Cranach de Oude) 1526
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lucas Cranach de Oude
    “Adam en Eva”
    Paneel, 1526, Londen, Courtauld Institute of Art Gallery, P.1947.LF.77

    Literatuur

    Max J. Friedländer en Jakob Rosenberg, Die Gemälde von Lucas Cranach. Parkland Verlag, Stuttgart, 1989, p. 108, nr. 191 (met zwartwitafbeelding).

    Bodo Brinkmann (red.), Cranach. Tentoonstellingscatalogus, Royal Academy of Arts, Londen, 2007, pp. 366-367, nr. 119 (met kleurenafbeelding op p. 367).

    Persoonlijke aantekeningen

    Eén van de zovele Adam en Eva-voorstellingen uit het Cranach-oeuvre, maar dit is er wel eentje van hoge kwaliteit. Ook de aanwezigheid van talrijke dieren (herten, reeën, patrijzen, een lam, een ooievaar, een reiger, een leeuw, een everzwijn, een paard) valt op. De zondeval en het ermee gepaard gaande schuldbesef blijken uit de bedekte genitalia van Adam en Eva, uit Adam die zijn linkerhand naar het hoofd brengt en uit Eva die met de rechterhand de appel in Adams rechterhand duwt. Aan de voet van de boom der kennis ontspringt een wijnrank, waarvan de bladeren de genitalia van Adam en Eva bedekken. De Londense catalogus stelt: ‘The vine’s eucharistic symbolism refers to Christ, whose role as the Good Shepherd is suggested by the peacefully grazing lamb’. Het onthouden waard: ook op het linkerbinnenluik van de Tuin der Lusten bevinden zich druiventrossen in de onmiddellijke buurt van Adam, Eva én Christus!

    In verband met de iconografie van gebaren en houdingen noteren we dat Eva met de linkerhand een tak vasthoudt van de boom der kennis en dat haar benen gekruist zijn. Merk op hoe het rechterbeen van Eva op totaal onnatuurlijke wijze gedraaid is om tot deze kruising van de benen te komen.

    [explicit 21 augustus 2011]

    21-08-2011 om 18:32 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: De verleiding van een christen (Gebr. Van Limburg) 1405-1408/09
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gebroeders Van Limburg
    “De verleiding van een christen”
    Les Belles Heures de Jean de Berry, fol. 191r, Frankrijk, 1405-1408/09
    New York, Metropolitan Museum of Art, Cloisters Collection, acc. no. 54.I.I

    Literatuur

    Marcel Thomas, Franse miniaturen uit de tijd van Jean de Berry. Het Spectrum, Utrecht-Antwerpen, 1979, pp. 88-89, nr. 25 (met kleurenafbeelding op p. 89).

    Peter van Dael, “De Legenda aurea en de beeldende kunst”, in: Anneke B. Mulder-Bakker en Marijke Carasso-Kok (red.), Gouden legenden. Heiligenlevens en heiligenverering in de Nederlanden. Verloren, Hilversum, 1997, pp. 89-108, meer bepaald 101/108 (met zwartwitafbeelding zonder de marges op p. 101, afb. 69).

    Rob Dückers en Pieter Roelofs (red.), De Gebroeders Van Limburg. Nijmeegse meesters aan het Franse hof 1400-1416. Tentoonstellingscatalogus, Ludion, s.l., 2005, pp. 372-373, nr. 102 (met kleurenafbeelding op p. 373).

    Persoonlijke aantekeningen

    In dit voor de hertog van Berry gemaakte getijdenboek bevindt zich een cyclus van acht miniaturen rond het leven van de kluizenaars Paulus en Antonius. Dit is de openingsminiatuur. Zij geeft een passage weer uit de Legenda aurea, de in de late middeleeuwen zeer invloedrijke verzameling heiligenlevens van Jacobus de Voragine (ca. 1260). Onder de Romeinse keizer Decius (3de eeuw) worden twee jonge christenen gearresteerd. De ene wordt met honing ingesmeerd en in de brandende zon gelegd zodat vliegen, horzels en wespen hem doodsteken. Met de andere gebeurt het volgende [ik vertaal uit het Engels naar Legenda aurea I ed. 1993: 84]: De andere werd op een zacht bed gelegd op een aangename plek, verkoeld door zachte briesjes, gevuld met het geluid van kabbelende beekjes en zingende vogels, opgefrist door de zoete geur van bloemen. Hij was vastgebonden met touwen die vervlochten waren met bloemen, zodat hij handen en voeten niet kon bewegen. Dan werd een zeer mooie maar totaal ontaarde jonge vrouw op de jongeling, die alleen God liefhad, afgestuurd om zijn lichaam te bezoedelen. Zodra hij de onrust van het vlees voelde en omdat hij geen wapen had om zichzelf te verdedigen, beet hij zijn tong af en spuwde deze in het gelaat van de losbandige vrouw. Op die manier weerstond hij de verleiding door de pijn van zijn wonde en won hij de kroon van het martelaarschap. Het was de aanblik van martelingen als deze die de ontstelde Paulus ertoe bracht om veiligheid te zoeken in de woestijn.

    Eén van die tegelijk straffe, pikante en stichtelijke verhalen waar de Legenda aurea vol van staat. De miniatuur geeft heel goed weer wat in de zonet geciteerde tekst beschreven wordt, afgezien van enkele details (het bed, de bloemen en de vogels ontbreken, de beekjes zijn een fontein geworden). Rechts staat de H. Paulus (met aureool) die een afwijzend gebaar maakt. Links spuwt de jonge christen zijn tong en zijn bloed in het gelaat van de hoerige vrouw, die overigens voor een verleidster nogal preuts overkomt (zij is volledig gekleed). Haar linkerhand die onder de tuniek van de jongeman verdwijnt, laat wel niets aan duidelijkheid te wensen over en het is noterenswaard dat we haar hoornachtige hoofdtooi (rond 1400 in de beelding vaak gedragen door adellijke dames) een aantal decennia later bij Bosch terugvinden als typische hoofdbedekking van hoeren.

    Ons interesseren hier in de eerste plaats echter de marges van de miniatuur en het is enigszins verwonderlijk dat deze marges in geen enkele van de hierboven gesignaleerde secundaire bronnen zelfs maar vermeld worden. We zien drie lange stokken die een reeks kannen doorboren. De kannen zijn afwisselend rood en blauw. Men merke op dat de tuniek van de jonge christen ook blauw is, en het kleed van de hoerige vrouw ook rood. Hoogstwaarschijnlijk hebben we hier te maken met het ‘stok in kan/kruik’-motief, dat we ook herhaaldelijk in het Bosch-oeuvre aantreffen. Gezien het thema van de centrale miniatuur lijkt het niet vergezocht de marges erotisch te interpreteren: de kannen zijn dan vrouwelijke symbolen, de stokken mannelijke. Logischerwijze verwijst het motief ‘stok in kan’ dan naar de coïtus, de coïtus die door de hoerige vrouw wordt nagestreefd, maar door de jonge christen op originele, zij het pijnlijke, wijze wordt verhinderd.

    [explicit 18 augustus 2011]

    18-08-2011 om 22:59 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.CD: Atom Heart Mother (Pink Floyd) 1970

    Pink Floyd: Atom Heart Mother (1970)

    Op 10 oktober 1970 verschijnt Pink Floyds vijfde album, weer met zo’n opvallende hoes van Storm Thorgerson (die met de achteromkijkende koe). De titel Atom Heart Mother was ontleend aan de kop van een krantenartikel over een vrouw die een door atoomkracht aangedreven pacemaker had gekregen. De A-kant van het album wordt gevuld door een lang nummer van bijna 24 minuten, Atom Heart Mother Suite [A1], bestaande uit zes in elkaar overlopende deeltjes. De groep zet met deze ambitieuze compositie een grote stap voorwaarts, al is de top zeker nog niet bereikt. In de eerste twee deeltjes, Father’s shout [A1a] en Breast milky [A1b], wordt danig gebruik gemaakt van een blazersorkest, wat een beetje pompeus overkomt, maar toch ook indrukwekkend. In Mother fore [A1c] speelt een koor de hoofdrol, met ijl vrouwengezang en aanvullende mannelijke replieken. Dit deeltje loopt vlekkeloos over in Funky dung [A1d, let ook op de grappige titeltjes], inderdaad een lekker funky mediumtempo-swingend stukje met een echt waar heel mooie gitaarsolo van David Gilmour. In Echoes, het lange nummer op de volgende lp, zal dit stukje hernomen worden, en daar klinkt het nog beter. Ook Mind your throats please [A1e], waarin het koor de dadaïstisch-experimentele toer opgaat, behoort tot het meest geslaagde van deze suite. In het lange slotgedeelte, Remergence [A1f] keert het blazersthema uit het begin een paar keer terug, en daartussen zitten experimentele probeersels, die vooruitwijzen naar The Dark Side of the Moon (en daar veel sterker uitgewerkt worden).

    Ron Geesin, die meewerkte aan het album en het orkest moest leiden, heeft nogal wat kritiek op A1 [in Welch 1994: 82/85]: ‘On Atom Heart Mother the strings, brass and choir are mixed clumsily with the guitars and drums, the tempos don’t match and there are inconsistencies in the production, which compare unfavourably with modern recordings’. Geesin heeft niet helemaal ongelijk (A1 is hier en daar ongetwijfeld vatbaar voor verbeteringen), maar tegelijk overdrijft hij ook een beetje, wat wellicht te maken heeft met het feit dat Geesin als orkestleider tijdens de opnamen moest vervangen worden door John Aldiss, omdat hij het niet meer zag zitten. Bovendien gaat Geesins citaat verder: ‘But the band were at the cutting edge of existing technology, and their experiments helped push popular music in new directions’. Zeker ook waar! Men mag het belang en de invloed van dit zich anno 1970 in de avant-garderegionen van de rock bevindende lange nummer niet onderschatten, zelfs al was de perfectie nog niet bereikt en waren er hier en daar schoonheidsfoutjes te ontwaren.

    Bijzonder jammer is dan wel dat de gehele B-kant van Atom Heart Mother bestaat uit matig, om niet te zeggen minderwaardig, materiaal. Drie slappe, voornamelijk akoestische nummertjes (If [B1], Summer ’68 [B2] en Fat old sun [B3]) waarin de inventiviteit en creativiteit van de A-kant vér te zoeken zijn en Alan’s psychedelic breakfast [B4], een experimenteel onding waarin ontbijtgeluiden en korte stukjes muziek gemengd worden en waarvan Nick Mason later toegaf dat het ‘fun but something of a failure’ was [Welch 1994: 79]. In ieder geval: met de zeer verdienstelijke maar nog wat onzekere A-kant was Pink Floyd op de goede weg en in 1970 wees alles erop dat het mooiste nog moest komen.

    Quotering: *** (18 augustus 2011)

    Klassiekers: Atom Heart Mother Suite.

    18-08-2011 om 20:51 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    17-08-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: David en Batsheba (Lucas Cranach de Oude) 1526
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lucas Cranach de Oude
    “David en Batsheba”
    Paneel, 1526, Berlijn, Staatliche Museen, Gemäldegalerie, 567B

    Literatuur

    Werner Schade, Die Malerfamilie Cranach. Prisma Verlag, Gütersloh, 1983 (met kleurenafbeelding = Tafel 128).

    Max J. Friedländer en Jakob Rosenberg, Die Gemälde von Lucas Cranach. Parkland Verlag, Stuttgart, 1989, p. 111, nr. 210 (met zwartwitafbeelding).

    Bodo Brinkmann (red.), Cranach. Tentoonstellingscatalogus, Royal Academy of Arts, Londen, 2007, pp. 300-301, nr. 88 (met kleurenafbeelding op p. 301).

    Guido Messling (red.), De wereld van Lucas Cranach. Een kunstenaar ten tijde van Dürer, Titiaan en Metsys. Tentoonstellingscatalogus, Lannoo-Bozar Books, Tielt-Brussel, 2010, pp. 62-64 (tekst van Veronique Bücken) (met kleurenafbeelding op p. 63).

    Persoonlijke aantekeningen

    Het David en Batsheba-motief behoort tot de zogenaamde ‘vrouwenlisten’, een populair thema in de late middeleeuwen dat draait rond vrouwen die mannen het hoofd op hol brengen. Het verhaal gaat terug op de bijbel (2 Samuel 11-12). Koning David (herkenbaar aan zijn harp) ziet de mooie, maar gehuwde Batsheba baden en wordt verliefd op haar. Hij zorgt ervoor dat haar man Uriah, één van zijn generaals, sneuvelt zodat hij haar zelf kan huwen. De Londense catalogus signaleert: ‘It should be understood, however, that other contemporary treatments of the subject, in French book illustrations, for example, portray a completely naked Batsheba as a highly provocative seductress’. Daarmee vergeleken maakt Cranachs Batsheba inderdaad een nogal preutse indruk: alleen haar voeten worden gewassen. Het lijkt alsof de schuld hier doorgeschoven wordt naar David die, spelend op zijn harp, het initiatief neemt tot zondige verleiding. Niemand merkt echter op dat Batsheba met haar rechterhand, die zich ter hoogte van haar geslacht bevindt, het vaginagebaar maakt. Het is de variant waarbij de duim en wijsvinger een halve cirkel vormen en de andere vingers niet samengeknepen worden.

    [explicit 17 augustus 2011]

    17-08-2011 om 23:41 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BEELDBRONNEN: Verdrijving van de kooplui uit de tempel (Bosch-navolger) ca. 1570
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onbekende navolger van Jheronimus Bosch
    “Verdrijving van de kooplui uit de tempel”
    Paneel, ca. 1570, Tallinn (Estland), Kadriorg Art Museum

    Literatuur

    Gerd Unverfehrt, Hieronymus Bosch. Die Rezeption seiner Kunst im frühen 16. Jahrhundert. Gebr. Mann Verlag, Berlijn, 1980, p. 285, nr. 142.

    Matthias Depoorter, “De collectie van het Kadriorg Museum. Meesters uit de Nederlanden”, in: Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, jg. 49, nr. 1 (februari-maart 2011), pp. 26-38, meer bepaald pp. 28-29 (met kleurenafbeelding op p. 29).

    Persoonlijke aantekeningen

    Een interessante Bosch-navolging uit de tweede helft van de zestiende eeuw die nog in drie andere versies bewaard is gebleven (Glasgow, Kopenhagen, particulier bezit). In het midden verdrijft Jezus de kooplui uit de tempel. Vooraan een aantal bedelaars. Links een kwakzalverscène en meer naar achter een troep volk die komt kijken naar iemand die aan de kaak gesteld wordt. Rechts een massa wegtrekkend volk (verdreven kooplui?).

    Over dit paneel is weinig met zekerheid geweten en het is in het verleden nauwelijks ernstig bestudeerd. Het tijdschrift Openbaar Kunstbezit Vlaanderen kondigt echter aan dat het paneel gerestaureerd werd en dat het tijdens een tentoonstelling in Tallinn (Tracing Bosch & Bruegel. Four paintings magnified, 22 oktober 2011 – 4 maart 2012) te zien zal zijn, samen met de drie andere versies. ‘Een deugddoende restauratie en het samenbrengen van de 4 werken in een expo in het Kadriorg zal nieuw licht op de zaken werpen’, maakt Matthias Depoorter ons warm. Ik vermoed dat aan de tentoonstelling een technisch (ook een iconografisch?) onderzoek is voorafgegaan, en dat de resultaten daarvan binnenkort zullen gepubliceerd worden. Wedden dat Bernard Vermet er meer van af weet?

    [explicit 17 augustus 2011]

    17-08-2011 om 20:26 geschreven door Eric De Bruyn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/11-29/11 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 28/10-03/11 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 14/08-20/08 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 02/09-08/09 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 19/08-25/08 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs