Vandaag een gedicht van de hand van Antoon Van Wilderode, pseudoniem van de Wase priester-dichter Cyriel Coupé (1918-1998). Zijn gedicht 'Across the Channel' dat hij voor een van de IJzerbedevaarten schreef verwijst naar Roland Aubrey Leighton (1895-1915) en zijn gedicht 'Violets of Plugstreet Wood'.
'Hij werd niet ouder in het vaderland / dan negentien. Toen stond zijn eigen dood / hem op te wachten in scharlakenrood / across the Channel, aan de overkant
Achter de bomen van een helder bos / dat hij herkende op het eerste zicht / onder hetzelfde oud namiddaglicht / brak het orkest der mitrailleuses los
Alleen zijn dood keel toe. Kwam dichterbij / en sprak zijn naam uit in zijn open oor. / Hij wilde nog een antwoord geven voor / hij neerviel op het mauve gras van mei
Maar ieder woord bleef stokken in zijn mond. / En voor de rest werd het een stille dag / waarbinst hij langzaam kouder wordend lag / across the Channel op een vreemde grond.'
Op de foto (met dank aan IWM) de 25-jarige Charles Stewart Hedderwick, een tweede luitenant in het 2e Bataljon van the Royal Scots (Lothian Regiment). Hedderwick was op 29.11.1889 in Glasgow geboren en was een zoon van de directeur van de krant 'Glasgow Citizen'. Hij had in oktober '14 dienst genomen als een motorestafette bij het XIV Army Corps. Een maand later kreeg hij een aanstelling als infanterie-officier bij het 2e Bataljon Royal Scots. Op 28 februari '15 zou zijn compagnie afgelost worden in de loopgrachten bij Kemmel. Het was een heldere maanverlichte nacht en toen zijn mannen omstreeks 23.15 u. begonnen met de aflossing ging dit niet onopgemerkt voorbij. De Duitsers, die amper honderd meter verder lagen, beschoten intensief de sector waarbij verschillende slachtoffers in de rangen van de Royal Scots vielen. Hedderwick liet zijn mannen evacueren maar bleef zelf ter plaatse om een aantal gewonden in veiligheid te brengen. Dit werd hem fataal. Hij werd de volgende dag begraven op een kleine begraafplaats bij de Godezonne-boerderij in Kemmel, die vooral door zijn eenheid als frontbegraafplaats gebruikt werd. U vindt zijn graf terug met volgende referentie I A 5. De eerste gesneuvelde die hier een laatste rustplaats kreeg was F.S. Peoples, een korporaal in het 1e Bataljon van het Welsh Regiment die op 16 februari '15 in dezelfde sector was gevallen. ( graf II A 13).
Het kleine Godezonne Farm Cemetery bevatte tegen het einde van de oorlog slechts 20 graven. Na de Wapenstilstand werden hier nog 59 gesneuvelden toegevoegd die her en der in de omgeving begraven lagen. Van de 79 gesneuvelden die hier herdacht worden, blijft meer dan de helft, 41 om precies te zijn; ongeïdentificeerd. Voor het ontwerp van deze site tekende William Cowlishaw. Op deze site vindt u ook het graf van een kind-soldaat. A.J. Payne, een gunner bij B Battery van de 177e Brigade Royal Field Artillery was amper 17 jaar oud toen hij op 18 januari '16 sneuvelde. Zijn graf heeft als referentie I B 9.
Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat oorlogsvrijwilliger Renaat De Rudder in nooit echt opgehelderde omstandigheden sneuvelde. Op de vooravond van onze nationale feestdag, op zondag 9 juli om precies te zijn, wordt hij herdacht in De Klaproos in Landegem. Hieronder vindt u het programma van deze warm aanbevolen herdenking:
10.00 u. Ontvangst in de Foyer van De Klaproos
10.30 u. Academische zitting met als gastsprekers Guido Moons (verantwoordelijke Kenniscentrum Vlaamse Volksbeweging) en Bart De Valck (voorzitter VVB)
11.30 u. Optocht naar het monument van Renaat de Rudder gevolgd door een aantal toespraken en bloemenhulde.
Organisatie: het Renaat De Ruddercomité, de Vrienden van Renaat De Rudder, VLAG (Vlaams genootschap Nevele) en V.O.S.
Misschien nog een ideetje voor diegenen die 'Iepereat' toch zo'n originele, leuke en goedbekkende naam vinden (zie mijn vorige blog)/ Breng eens een bezoekje aan de CWGC-site 'Ramscapelle Road Military Cemetery' aan de Brugse Steenweg in Sint Joris aan de IJzer. Hier worden 843 doden uit het Britse Gemenebest herdacht. Minstens 136 van hen sneuvelen tijdens de bloederige julimaand van 1917. Minstens 44 van hen op die beruchte 10e juli toen de Duitsers voor het eerst mosterdgas of Ypriet op hun stellingen afvuurden. Probeer u maar eens in te beelden hoe ze naar adem snakkend, gek van de pijn, met handen waarop enorme blaren openbarsten, naar hun keel grepen. Half verblind, hun longen ophoestend voor hun leven vochten.... Nog benieuwd of 'Iepereat' na zo'n bezoek nog als een briljant idee zal worden beschouwd.... Maar ja, intussen hebben de naamgevers van deze Ieperse eettent nog voor de opening al heel véél gratis media-aandacht gekregen of was dat de bedoeling misschien..?
Die goeie ouwe William Shakespeare vroeg het zich al af toen hij aan zijn 'Romeo & Julia' aan het werken was en ik vroeg het mij deze ochtend af bij het openslaan van m'n kwaliteitskrant. In het Ieperse is er enige commotie ontstaan over de naamgeving van een eettent in de buurt van het In Flanders Fields Museum. De naam 'Iepereat' is bij sommigen in het verkeerde keelgat geschoten want wel bijzonder sterk gelijkend op 'Yperiet', de koosnaam voor het infame, blatrentrekkende en longoedeem veroorzakende mosterdgas. Gas dat nota bene precies honderd jaar geleden voor het eerst haar dodelijke intrede op het slagveld deed. Niet, zoals de meeste journalisten vandaag melden, in Ieper maar in Nieuwpoort waar de Duitsers op 10 juli '17 in het raam van operatie 'Strandfest' voor het eerst met mosterdgas gevulde granaten afvuurden... Het 1e Bataljon Northhamptonshires en het 2e Bataljon King's Royal Rifles werden in de duinen op de rechteroever van de IJzer, mede door het ingezette gifgas gedecimeerd. Ze verloren in een paar uur tijd 50 officieren en 1.253 manschappen. Slecht 4 officieren en 64 manschappen bereikten leven de overkant van de IJzer. De volgende weken en maande kostte het inzetten van Yperiet het leven aan duizenden. Een veelvoud van hen overleefde het maar werd voor de rest van hun leven getekend 'gepakt door de gas' door longziekten en/of blindheid..... Uit alles blijkt dat achter de naamgeving van dit nieuwe Ieperse eethuis een uitgekiende campagne zit, inclusief de 'smaakbommetjes' in het logo. Wellicht zal een of andere trendy designer of copy-writer in een hip marketingbureau dit een erg geslaagde en wellicht zelfs grappige 'gimmick' vinden, maar ik heb toch wel mijn bedenkingen bij dit concept. Ik wil niet echt de 'dramaqueen' uithangen maar er zijn grenzen aan de goede smaak (zeker voor een eettent ...) en dit is er, naar mijn aanvoelen, nét ietsje over en ik denk dat ik niet alleen sta met deze mening...
Voor diegenen die mij kennen verklap ik geen geheim wanneer ik stel dat ik een boontje heb voor Azië. Mijn eega is van Zuid-Oost Aziatische origine en binnenkort verhuizen we definitief naar het Verre Oosten. Tijdens heel wat van m'n reizen heb ik kennis kunnen maken met de fascinerende Aziatische culturen, zeden en gewoonten. Het doet me dan ook veel plezier dat er vanaf vandaag in Poperinge aandacht wordt besteedt aan een, in mijn ogen, al te lang verwaarloosde pagina uit de geschiedenis van de Grote Oorlog. Vanaf de zomer van 1917 arriveerden de eerste Chinese 'vrijwillige' frontarbeiders in Vlaanderen. Al in augustus 1916 waren er een kleine 40.000 in Frankrijk aangekomen om als arbeider in het Franse leger te dienen maar het had nog heel wat voeten in aarde voor ook de eerste contingenten in ons land aankwamen. Een kleine 100.000 Chinezen gingen in Vlaanderen en Noord-Frankrijk aan de slag in het door de Britten met harde hand geleide 'Chinese Labour Corps'. Ze werden ingezet voor de meest diverse taken gaande van het laden en lossen in de havendokken in Engeland en Frankrijk over wegenwerken achter en aan het front tot het verstouwen van munitievoorraden. Het was hard en ondankbaar werk en bovendien niet ongevaarlijk. Want alhoewel de Britten zich geëngageerd hadden dat ze niet bij de gevechtshandelingen zouden betrokken worden, gebeurde het maar al te vaak dat Chinese werkploegen onder vuur kwamen te liggen... De historicus Xu Guoqi becijferde dat een kleine 3.000 leden van het 'Chinese Labour Corps' tijdens de Grote Oorlog het leven lieten, hetzij op weg naar Europa, hetzij door ziekte of door het niemand ontziende oorlogsgeweld. In ons land kregen 85 Chinezen een laatste rustplaats, 1.864 in Frankrijk en 20 in het Verenigd Koninkrijk. Na de oorlog bleven ze nog geruime tijd hier en werden ze ingezet bij het munitie - en lijkenvrij maken van de voormalige slagvelden. Tegen 1921 waren de meesten terug naar huis gekeerd. Een kleine 3.000 van hen bleven echter in Frankrijk en zij zouden de 'Founding Fathers' worden van Chinatown in Parijs. U kan heel de zomer, tot 17 september hun fascinerende verhaal ontdekken in de Gasthuiskapel (vlakbij de Grote Markt) in Poperinge. De thematentoonstelling wordt gecombineerd met het werk van de fotografen Stephan Vanfleteren en Sanne de Wilde die in het huidige China op zoek gingen naar de wortels van de arbeiders die een eeuw geleden in de Westhoek waren beland. Warm aanbevolen !
Binnen één maand, op 31 juli om precies te zijn, barstte de Derde Slag bij Ieper in alle hevigheid los. De volgende dagen, weken en maanden zal ik geregeld in mijn blogberichten op deze enorme slachtpartij terugkomen. Vandaag een "teaser ' om te beginnen . Ik vestig graag even uw aandacht op deze érg interessante Canadese film uit de 'For King & Empire'-reeks. Ik vertel geen geheim wanneer ik stel dat de Canadese troepen een extreem belangrijke rol speelden in de eindfase van de meedogenloze gevechten rond Passendale, waar ze in oktober - november '17 ruim 16.000 man verloren... Leer meer in deze beklijvende en goed onderbouwde 'History Televesion'-productie. https://youtu.be/hsKY-ouVmb8
Deze maand was het precies 50 jaar geleden dat het baanbrekende Beatles-album 'Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band' uitkwam. Een paar jaar geleden raakte bekend dat het graf van Beatle George Harrison's grootvader Henry was gelokaliseerd op 'St.Mary's Advanced Dressing Station Cemetery' in het Frans-Vlaamse Haisnes, langs de weg van Vermelles naar Hulluch. Ik stootte eerder toevallig op zijn graf toen ik vorig najaar in en rond Hulluch opzoekingen deed voor mijn boek rond de 16e (Ierse) Divisie die hier in het voorjaar van 1916 haar vuurdoop beleefde.
Henry Harrison was op 21 januari 1882 als jongste in een gezin van vier kinderen geboren in West Derby. Hij huwde met Jane Tompson en woonde bij het uitbreken van de oorlog met zijn vrouw en zeven kinderen in Abyssinia Street 24 in Wavertree aan de Mersyside in Liverpool. Deze bouwvakker meldde zich in november 1914 als oorlogsvrijwilliger en belandde in het voorjaar van 1915 na een summiere opleiding, als soldaat in het 1e Bataljon van het Loyal North Lancashire Regiment aan het front. Private Henry Harrison sneuvelde op 25 september 1915, de eerste dag van de beruchte Slag bij Loos. Hij ligt samen met 1.809 lotgenoten begraven op 'St. Mary's ADS Cemetery'. U kan zijn laatste rustplaats terugvinden met volgende referentie: Plot 5, Row F, grave 10.
Een citaat uit Winston Groom's meeslepende 'Storm over Vlaanderen - Triomf en tragedie aan het Westelijk front 1914-1918' (uitgave 2002 Balans / Van Halewyck) over juni 1917: 'Het is een mysterie - en dat zal het ook wel altijd blijven - waarom generaal Haig zijn offensief na de overwinning bij Mesen niet doorzette, of het gevechtsterrein althans niet verder in de richting van West-Vlaanderen verplaatste. Zijn weigering lijkt te zijn voortgekomen uit verwarring, misverstanden, besluitloosheid of een combinatie daarvan...'
Vandaag nog eens een Duitse frontdichter. Karl
Bröger (1886-1944) behoorde tot de zgn. Arbeitdichter.
In 1910 publiceerde hij zijn eerste gedichten in de Suddeutschen Monatshefte. Twee jaar later verscheen zijn eerste
gedichtenbundel Gedichte. Bröger
werd in 1914 gemobiliseerd maar raakte al in oktober zo zwaar gewond dat hij in
december 14 als ongeschikt uit de militaire dienst werd ontslagen. De oorlog
en de hiermee gepaard gaande gruwel hebben zijn werk getekend en hij zou met
zijn humanistisch-expressionistisch werk één van de belangrijkste pacifistische
dichters van zijn generatie worden. Het onderstaande gedicht komt uit zijn
bundel Flamme Gedichte und dramatische
Szenen die in 1920 van de persen rolde.
Phönix
Durch die
Leichengebirge der Zeit
keucht der letzte tote Soldat zum Gipfel der Ewigkeit.
Vom Schädelberg, höher als alle Berge der Welt,
späht er, die Hand vor den Augen, und seine Stimme gellt.
»Hier auf höchstem
Gipfel des Grausens will ich stehn,
einen Menschen nur, einen einzigen Menschen zu sehn.
Doch nur tote Soldaten erspäh ich fern und nah.
Ist denn kein Mensch, kein lebendiger Mensch mehr da?..
Künde dich, Bruder, ob weiß oder schwarz von Haut,
daß mein Blick ein belebtes Antlitz schaut! ...«
Durch die Klüfte
des Himmels brechen sich Flammen den Lauf,
aus den Schluchten von Leichen züngeln Feuer herauf,
und der Rufer, von Sehnsucht nach seinem Menschen erfüllt,
steht ganz in Brand und heilige Lohe gehüllt.
Seine Uniform mit
allem bunten Ballast
wird von den Flammen ergriffen, wird von der Glut erfaßt.
Als sie knisternd verkohlt von seinem Leibe sinkt,
sieht er in Asche den toten Soldaten, der Abschied winkt.
Auf dem
Schädelberge, in lauterer Feuer Schein,
steht ein nackter Mensch, schuldlos und sündenrein,
ohne Geschütz und Granaten, ohne Dolch und Gewehr ...
Wie am Schöpfungstage blickt er um sich her.
Faßt mit sinnender Liebe im großen Kinderblick
die zerstörte Welt und ihr blutiges Geschick
und durch Tod und Grauen, durch Trümmer und schwelenden Brand
schreitet er federnden Fußes in neues Menschenland.
Vorig jaar heb ik, in het raam van mijn opzoekingen voor mijn net verschenen boek 'Verdrongen Verleden' behoorlijk wat tijd doorgebracht in Heuvelland. Op een erg mooie nazomeravond belandde ik op 'Somer Farm Military Cemetery' aan de Hollebekestraat in Wijtschate. Op deze, niet erg vaak bezochte, kleine CWGC-site worden 91 gesneuvelden uit het Britse Gemenebest herdacht. Deze begraafplaats ontstond kort na de herovering van Wijtschate op 7 juni 1917 en werd vernoemd naar een nabijgelegen hoeve die als 'Somer Farm' op de Britse stafkaarten stond vermeld. De eerste militair die hier een laatste rustplaats kreeg was de 19-jarige Robert McKeown, een soldaat in het 9e Bataljon Royal Inniskilling Fusiliers uit Garvaghey in County Tyrone. Hij sneuvelde op 25 jun 1917. Oorspronkelijk droeg deze site de benaming 'Somer Farm Nr. 1' omdat naast deze begraafplaats nog een tweede werd aangelegd die, logischerwijze 'Somer Farm nr. 2' werd gedoopt. 'Somer Farm nr. 2' werd echter kort na de oorlog geruimd en de stoffelijke resten werden van deze site overgebracht naar 'Wijtschate Military Cemetery'.
De laatste foto werd genomen in de Saint Peter and Saint Paul Church in North Curry in Somerset. Het is een herdenkingsplaket voor kapitein Hugh Ronals Selfe die begraven werd in graf C 20 op 'Somer Farm Cemetery'. Selfe was op 2 juni 1880 geboren in Brixton en had als jonge knaap gevochten in de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika (1899-1902). In 1903 was hij naar Canada geëmigreerd en er aan de slag gegaan als een klerk. Hij meldde zich op 28 september 1914 als oorlogsvrijwilliger in Valcartier in Québec. Hij vertrok als luitenant in de HQ company van het 6e Canadese Infanterie Bataljon naar het Verenigd Koninkrijk waar hij kort nadien een aanstelling kreeg in het 8e Bataljon van het North Staffordshire Regiment. Kapitein Selfe sneuvelde op 9 juli '17 in Wijtschate maar de herdenkingsplaat vermeld vreemd genoeg dat hij op die dag 'zijn leven gaf voor zijn land op Vimy Ridge' bij het Frans-Vlaamse Loos....
En eindelijk daar is ie dan.... Het heeft nét iets langer geduurd dan oorspronkelijk gepland maar morgen verschijnt dan toch m'n nieuwste. 'Verdrongen Verleden - De 16e (Ierse) Divisie in Vlaanderen 1917' is een uitgave van Polemos. Dit boek telt 256 pagina's en net geen 100 foto's waarvan een substantieel deel nooit eerder werden gepubliceerd. 'Verdrongen verleden' verschijnt enkel in een harde kaft-versie en blijft desondanks met een verkoopprijs van 24,95 euro een érg betaalbaar boek... Nog op zoek naar vakantielectuur ? Bestellen kan rechtstreeks via de uitgeverij op http://polemos.be of info@polemos.be
In drie maanden tijd vielen er
bij grensincidenten in het kanton Hoogstraten minstens zeven dodelijke slachtoffers
te betreuren.. In de nacht van 10 op 11 april 17 kwam het tot een schietpartij
ter hoogte van het Meyenbos in Merksplas. Een groep vluchtelingen die op weg
was naar de grens werd er ontdekt door een Duitse patrouille. Bij het meteen
losbarstende vuurgevecht werd de 46-jarige Joannes Van De Sande, een ervaren
grensgids uit Beerse doodgeschoten. Jan Vleugels, een andere erg ervaren gids
uit Beerse, werd ernstig gewond gevangen genomen. Op 1 mei verongelukte in Zondereigen Bernhard
Synalewski, een grenswachter uit Silezië. Synalewski was musketier in de 9e
Compagnie van de Infanterie Ersatz Truppe Beverloo. Deze eenheid was verbonden aan het
immens grote infanterie-opleidingscentrum in Beverlo/Leopoldsburg en de mannen
van de Infanterie Ersatz Truppe werden vaker voor bewakingsopdrachten naar de
grens gestuurd.
Op 3 mei kwam de 29-jarige Duitse
grenswachter Karl Scholz om het leven. Hij werd in Merksplas begraven. Mogelijk
werd hij het slachtoffer van een wraakactie door grenspasseurs voor de
gevangenneming van Jan Vleugels. In het sterk autobiografische boek De Rakkers der Grenzen verhaalde
Vleugels na de oorlog hoe ze in het gehucht Ghil in Baarle-Nassau, vlak bij de
grens met Zondereigen brand hadden gesticht en daarna het vuur hadden geopend
op de toegesnelde Duitsers . Vier dagen later
bezweek op de grens van Hoogstraten en Wortel de Duitse infanterist Wilhelm Dehmel. Hij was
een Hilfsdienpflichtiger die bij
het Zielbaukommando van de Truppenübnungsplatz Beverlo was
ingedeeld. Het is best mogelijk dat Dehmel een deserteur was die aan de grens
werd neergeschoten. In deze periode ontdekte men immers in de bossen van de
Hees twee onderaardse holen, waarin - naar verluidt- een Duitse deserteur een
tijdlang had ondergedoken gezeten. Het is evenwel ook goed mogelijk dat ook hij het
slachtoffer werd van een wraakactie.
Op 30 mei was het de beurt aan Karl Köllner. Deze musketier uit de 10e compagnie
van de Infanterie Ersatz Truppe
Beverloo ,werd in Minderhout per ongeluk geëlektrocuteerd toen hij met eten
op weg was naar zijn post. Hij werd op het kerkhof te Hoogstraten door de
wachtcompagnie met militaire eer begraven. Op woensdag 6 juni werd in de
vooravond de 62-jarige Frans Kamiel Loosveldt aan de draad achter het
Hoogstraatse Gelmelslot geëlektrocuteerd. Deze Waregemnaar was al enkele
jaren voor de oorlog geïnterneerd in het gesticht van Doornik. Deze instelling
werd eind september 14 geëvacueerd en de inwoners werden ondergebracht op het
Gelmelslot. In een naoorlogs rapport van het gemeentebestuur werd zijn dood als
volgt geduid: Was niet wel in het hoofd
en zal zeer waarschijnlijk van schrik den draad geraakt hebben. De Duitsers
lieten, om onduidelijke redenen, zijn zwaar verminkte lichaam urenlang tussen
de draadversperring liggen. In de vroege ochtend van 7 juni verongelukte Landstürmmann Otto Nilsen uit Gross Ballerstedt /
Osterburg aan de Dodendraad. Mogelijk
gebeurde dit toen men het lijk van
Kamiel Loosveldt wilde verwijderen. Nilsen diende in het Ersatz-kompagnie Törgau van het Mobiles Infanterie
Landsturmbataillon Halberstadt. Hij
werd in Hoogstraten begraven maar na de oorlog werden zijn stoffelijke resten
overgebracht naar de Duitse militaire begraafplaats in Leopoldsburg.
Op woensdag 13 juni kwam opnieuw
een Duitse militair om in de Noorderkempen. Aan de grens werd de 35-jarige Landsturmrekrut
Franz Brandt uit Köningsberg geëlektrocuteerd. Net zoals Otto Nilsen diende
deze grenswachter in de Ersatzcompagnie Törgau
van het Mobiles Landsturm Infanterie-Bataillon Halberstadt. Op het ogenblik van zijn overlijden maakte hij deel
uit van de Wachtstelle Withof. Hzet
Withof was de oude pastorij van Minderhout en eigenom van het Klein-Seminarie
in Hoogstraten. Het gebouw was in het voorjaar van 15 in beslag genomen door
de bezetter die het als een kantonnement voor de grensbewaking hadden ingericht.
Het is niet geheel duidelijk hoe deze onfortuinlijke Duitser aan zijn einde is gekomen. Het kan zijn dat hij werd geëlektrocuteerd maar ook een vuurgevecht mag niet worden uitgesloten. Franz Brandt werd twee dagen later in Hoogstraten begraven. Ook zijn
stoffelijke resten werden na de oorlog ontgraven en bijgezet op de Duitse
militaire begraafplaats van Leopoldsburg.
Het is alweer een tijdje geleden dat ik in deze rubriek nog een gedicht van Wilfred Owen (1893-1918) bracht. Owen, die een van de beste dichters van zijn generatie werd is een blijft één van mijn grootste favoriete War Poets. En wanneer één van zijn beste werken dan ook nog eens gedragen wordt vertolkt door één van mijn favoriete auteurs, namelijk Stephen Fry, dan kan mijn zondag écht niet meer kapot.. Veel luisterplezier: https://youtu.be/ou-VQq6yuhM
Ontevreden
Vlaamsgezinden organiseerden vanaf eind mei, begin juni 17 de eerste vliegtochten aan het IJzerfront. Kleine
groepjes militairentrokken, er s
nachts op uit om met verf- en /of plakborstel en met zelfgemaakte affiches en
strooibriefjes de Vlaamse eisen en klachten kenbaar te maken. De artillerist
Jozef Simons noteerde in Beveren-aan-de-IJzer opschriften als Vlamingen staat op! Uw bloed roept om
wraak! en zelfs een Nietzsche-citaat Opstand
is de adel der slaven. Gehoorzaamheid die van een vrij man.
Uit
de aantekeningen van eind mei in het oorlogsdagboek van korporaal/oorlogsvrijwilliger
Jeroom Leuridan bleek de revolutionaire geest die onder een deel van de Vlaamsgezinden
opgang begon te maken: k Wilde het
gegrift zien op alle hoeken en vlakken van het hele land hier, overal waar het
zou kunnen geschreven worden: 80 % als een raadsel, een machtspreuk, een
sfinxvraag, tot het een obsessie, een onontkoombare visie worde. t Is het
verpletterende machtsgetal 80 %. Vlaamse soldaten in t leger; 80 op 100 die
Vlaams spreken, in t Vlaams vloeken en in t Vlaams denken over hun
beestenbestaan, waarin ze zoveel grondeloze, wrange hopeloosheid smaken. En,
wat nergens bestond, wat nergens bestaat: de 80 % bukken laag en kruipen voor
de 20 %, en ze voelen t buigen van hun nek en t krommen van hun rug niet
meer !( ) De tijd is rijp, overal, voor de revolutie, ook bij de Vlamingen,
indien de genster erbij kwam! Geen vragen meer! Geen bedelen, maar eisen,
driest eisen! Wellicht als reactie op de toenemende
Vlaamsgezinde agitatie kwamen er begin juni 17 steeds meer klachten over
Vlaamsonvriendelijke uitlatingen van officieren. Een kapitein-commandant beweerde quil faut tout de même avouer que les Wallons sont plus intelligents
que les flamands. Een sergeant dreigde: Je les ferai crever tous, ces sales flamins. Aan een generaal - vermoedelijk
luitenant - generaal Bernheim - werd volgende krasse uitspraak toegeschreven: Je collerai une soixante de
brancardiers-prêtres et une centaine dofficiers-prêtres contre le mur et ce
sera fini
Op 8
juni 17 melddeOns Vaderland, voor het eerst in de Belgische
oorlogspers, een geval van een Vlaamsgezinde die een tuchtstraf had gekregen
omwille van zijn overtuiging. Een niet nader genoemde brancardier die zich
tijdens het appel in het Nederlands had gemeld kreeg van zijn
compagniecommandant zes dagen kamerarrest wegens ordeverstoring. Twee dagen
later nummerden de Vlaamse manschappen van een compagnie in het 3e
Linieregiment zich tijdens het ochtendappel in het Nederlands. Wanneer de
bevelvoerende luitenant aan korporaal De Coster vroeg waarom deze niet tussen
was gekomen om dit te verhinderen, antwoordde hij dat hij het niet kon afkeuren
dat Vlamingen hun taal wilden spreken. De Coster werd wegens insubordinatie
naar een tuchtcompagnie verbannen. Hier werd hij dag en nacht getreiterd en
geobserveerd wat aanleiding gaf tot het stellen van een parlementaire vraag
door A. Van de Perre aan minister van Oorlog De Ceuninck. Een paar weken later
werd De Coster zonder gevolg uit de tuchtcompagnie ontslagen. Op 12 juni werd
koning Albert I bij een bezoek aan Woesten in hoogsteigen persoon geconfronteerd
met door de flaminganten overschilderde Frans- en Engelstalige opschriften. Op
een officierenbarak was zelfs met metershoge letters de eis Vlaamse officieren ! geschilderd.
Inde sector van Boezinge waren tal van
plaatsaanduidingen en wegwijzers overschilderd. Een gepikeerde koning bekloeg
zich bij de hem begeleidende generaal Michel. Deze laatste gaf zijn
genietroepen de opdracht om deze borden te vertalen. Het resultaat was dat er
ronduit belachelijke adviezen als Buikt
U ! en Verboden zich stil te houden
in deze omgevendheid aan het front verschenen
Opnieuw aandacht
voor een veel te jong gesneuvelde soldaat van de Grote Oorlog. Oliver Henry
Badman, een soldaat in het 1e Bataljon van het Gloucestershire
Regiment was amper 17 jaar jong toen hij op 27 april 1915 sneuvelde bij
Ploegsteert. Deze knaap uit Bristol vertrok na zijn basisopleiding in Danbury bij
Chelmsford op 30 maart 15 vanuit Southampton met de A-compagnie in een troepenschip naar Le Havre.
Na een rit van 20 uur kwamen ze op 31 maart in de late namiddag aan het station van Kassel
terecht vanwaar ze de volgende naar hun kantonnement in Winnezeele marcheerden.
De eerste dagen moest A-compagnie in de omgeving van Armentières wennen aan het
bestaan in de loopgraven en vooral veel trainen. Op 17 april loste Badmans
eenheid het 2e Bataljon van het Royal Irish Regiment af bij La
Gheer, een gehucht in de schaduw van het stilaan berucht wordende Bos van Ploegsteert..
Badman en zijn kameraden werden meteen geconfronteerd met de gevaren van het
frontleven. De volgende dag verloor het bataljon al meteen drie man door Saksische
sluipschutters . Het slechte weer en de overvloedige regen maakten het leven in
de eerste lijn er zeker niet beter op. Op 27 april, omstreeks 17.30
explodeerden twee Duitse geweergranaten in een stuk loopgracht dat werd bezet
door de A-compagnie. Zes Gloucesters, waaronder Oliver Henry Badman werden
gewond. Badman bezweek kort daarna aan de opgelopen verwondingen.
Private Badman
kreeg een laatste rustplaats in Lancashire Cottage Cemetery, aan de zuidrand
van het Ploegsteertbos in graf I F 9.
Hij ligt begraven naast A.C. Voisy die dezelfde werd doodgeschoten door een
sluipschutter.
De Grote Oorlog leeft op zeer uiteenlopende manieren
voort in ons collectieve geheugen. De verhouding tussen geschiedenis en
herinnering is in deze verre van vanzelfsprekend. Meer zelfs, deze verhouding
wordt, zeker in ons land, gekenmerkt door een aantal spanningsvelden. Het
Vlaams-nationalisme bijvoorbeeld bouwde erg snel na het einde van de Eerste
Wereldoorlog een eigen, aan de Grote Oorlog gerelateerde herinneringscultuur
uit. Deze herinneringscultuur die
pacifistische, identitaire én emancipatorische elementen met elkaar verweefde,
speelde een belangrijke rol in zowel de Vlaamse ontvoogdingsstrijd als in de
vorming van een Vlaams natiebesef. Zo kwam deze Vlaamse herinneringscultuur
meer dan eens op gespannen voet te staan met de dominante Belgicistische
herinneringscultuur die haar symbolen van collectieve herinnering na de oorlog
aanwendde om de Belgische nationale identiteit te (her)definiëren en te
representeren. Het resultaat was een tweespalt, die tot op de dag van vandaag
nawerkt. Denken we bv. maar aan de spanningen die in de aanloop naar 2014
ontstonden tussen het Vlaams gewest enerzijds en de federale en Waalse
gewestregering anderzijds over hoe de herdenking van 14-18 concreet diende
ingevuld te worden
Ik geef grif toe dat ik niet altijd even enthousiast
ben bij de programmatie van vele 14-18-herdenkingsinitiatieven. Vaak is het
moeilijk bij de stortvloed aan initiatieven nog de bomen in het bos te onderscheiden
en lijkt kwantiteit belangrijker dan kwaliteit. Zeker wanneer men bijvoorbeeld commercieel-toeristische
doelstellingen laat prevaleren op het eigenlijke herdenken, doet dit bij mij de
wenkbrauwen fronsen en begrijp ik dat er kritiek komt maar sommigen maken het
toch wel érg bont.Zo stelde een paar
dagen geleden nog prof. Herman Van Goethem, heraut van het politiek correcte
denken en rector van de UA, naar aanleiding van de herdenking van de Mijnenslag
in De Standaardde polemische vraag wat er te herdenken valt op 11 november ?
Niet alleen poneerde deze academicus, niet
gehinderd door enige feitenkennis éncompleet foutief, dat de Mijnenslag vanuit militair oogpunt zero
resultaat had gehad maar hij brak ook nog eens lans voor het vervangen van WO I
-herdenkingen door WO II-herdenkingen.In
zijn ogen was WO II veel meer dan WO I een
titanenstrijd tussen democratie en dictatuur en bijgevolg véél meer het herdenken
waard. Dat uitgerekend een historicus honderd jaar na dato met dergelijke
prietpraat komt aandraven is op zich al zorgwekkend maar dat hij daarbij ook
nog eens met begrippen als verstand op
nul en opgepept landennationalismeeen bedenkelijke terminologie hanteert, stuit
me helemaal tegen de borst. Helaas is
dergelijke houding legio bij een bepaald gedeelte van onze intelligentsia. Kijk
maar naar de bejubelde historica Sophie De Schaepdrijver die voor haar
historische maatwerk à la tëte du client,
lees het Belgische regime, onlangs beloond werd met een verheffing in de
adelstand
Zoals eerder aangekondigd besteed ik vanaf 7 juni - de 100e verjaardag van de Mijnenslag - met grote regelmaat aandacht aan wat in de geschiedenisboeken bekend staat als de 'Derde Slag om Ieper'. Vandaag sta ik heel even stil bij één van de vele militaire begraafplaatsen op het grondgebied van Wijtschate, nu een deelgemeente van Heuvelland. 'Cabin Hill' werd amper een week na de herovering van Wijtschate in een plooi in het glooiende landschap aangelegd door eenheden van de Britse 11e Divisie. De eerste gesneuvelde die hier een laatste rustplaats kreeg was W. Preston, een soldaat in het 9e Bataljon West Yorkshire Regiment (The Prince of Wales' Own) die op 12 juni '17 was gesneuveld. Hij rust nu in graf nr. A 16. In totaal werden op deze typische frontbegraafplaats 67 geallieerde gesneuvelden begraven: 42 Britten en 25 Australiërs. Ze konden allemaal worden geïdentificeerd wat deze site eerder uitzonderlijk maakt. Onder diegenen die hier een laatste rustplaats kregen was ook de 25-jarige Frederick Leach, een korporaal in het 59e Bataljon Australian Infantry. Hij werd niet minder dan tweemaal onderscheidden met de Military Medal wegens zijn voorbeeldig en moedig gedrag op het slagveld. U vindt zijn graf in blok C, graf 13. De meeste begravingen op deze site vonden plaats in de zomer en herfst van 1917. De laatste in maart 1918.
Vandaag het gedicht 'Ruins (Ypres 1917) van George Herbert Clarke (1873-1953).
RUINS of trees whose woeful arms Vainly invoke the sombre sky, Stripped, twisted boughs and tortured boles, Like lost souls, How green they grew on the little farms!
Ruins of stricken wall and spire, Stretched mile on desolate mile along, Ghosts of a life of sweet intent, Riven and rent By frantic shell and searching fire.
Ruins of soldiers torn and slain, English bodies broken for you: Burned in their hearts the battle-cry! . . . Forspent they lie, Clay crumbling slow to clay again.
Vandaag ruim vier uur lang de blakende zon getrotseerd om bij de reconstructie van het Duitse Schalthaus in Zondereigen (Baarle-Hertog) een Britse televisieploeg te woord te staan die werkt aan een documentaire reeks over de met de Britten samenwerkende inlichtingenagenten in bezet België tijdens de Grote Oorlog. Veel van deze agenten dienden geregeld hun verzamelde inlichtingen over de grens te brengen en moesten daarbij de levensgevaarlijke want elektrisch geladen 'Dodendraad' te trotseren. Het was een warme maar vooral hartverwarmende ervaring want interviewer van dienst was niemand minder dan de sympathieke sir David Jason, éminence grise van de Britse acteurs die in onze contreien vooral bekend werd als de minzame politie-inspecteur Jack Frost. In mijn herinnering blijft hij echter vooral verbonden met zijn schitterende vertolking als kapitein Frank Beck, van de Sandringham Company in de Gallippoli-film 'All the King's Men'. En gelukkig kon ik hierover met hem tussen de opnames een interessant boompje opzetten....Kortom een erg fijne ervaring...