De Grote Oorlog leeft op zeer uiteenlopende manieren
voort in ons collectieve geheugen. De verhouding tussen geschiedenis en
herinnering is in deze verre van vanzelfsprekend. Meer zelfs, deze verhouding
wordt, zeker in ons land, gekenmerkt door een aantal spanningsvelden. Het
Vlaams-nationalisme bijvoorbeeld bouwde erg snel na het einde van de Eerste
Wereldoorlog een eigen, aan de Grote Oorlog gerelateerde herinneringscultuur
uit. Deze herinneringscultuur die
pacifistische, identitaire én emancipatorische elementen met elkaar verweefde,
speelde een belangrijke rol in zowel de Vlaamse ontvoogdingsstrijd als in de
vorming van een Vlaams natiebesef. Zo kwam deze Vlaamse herinneringscultuur
meer dan eens op gespannen voet te staan met de dominante Belgicistische
herinneringscultuur die haar symbolen van collectieve herinnering na de oorlog
aanwendde om de Belgische nationale identiteit te (her)definiëren en te
representeren. Het resultaat was een tweespalt, die tot op de dag van vandaag
nawerkt. Denken we bv. maar aan de spanningen die in de aanloop naar 2014
ontstonden tussen het Vlaams gewest enerzijds en de federale en Waalse
gewestregering anderzijds over hoe de herdenking van 14-18 concreet diende
ingevuld te worden
Ik geef grif toe dat ik niet altijd even enthousiast
ben bij de programmatie van vele 14-18-herdenkingsinitiatieven. Vaak is het
moeilijk bij de stortvloed aan initiatieven nog de bomen in het bos te onderscheiden
en lijkt kwantiteit belangrijker dan kwaliteit. Zeker wanneer men bijvoorbeeld commercieel-toeristische
doelstellingen laat prevaleren op het eigenlijke herdenken, doet dit bij mij de
wenkbrauwen fronsen en begrijp ik dat er kritiek komt maar sommigen maken het
toch wel érg bont. Zo stelde een paar
dagen geleden nog prof. Herman Van Goethem, heraut van het politiek correcte
denken en rector van de UA, naar aanleiding van de herdenking van de Mijnenslag
in De Standaard de polemische vraag wat er te herdenken valt op 11 november
?
Niet alleen poneerde deze academicus, niet
gehinderd door enige feitenkennis én
compleet foutief, dat de Mijnenslag vanuit militair oogpunt zero
resultaat had gehad maar hij brak ook nog eens lans voor het vervangen van WO I
-herdenkingen door WO II-herdenkingen. In
zijn ogen was WO II veel meer dan WO I een
titanenstrijd tussen democratie en dictatuur en bijgevolg véél meer het herdenken
waard. Dat uitgerekend een historicus honderd jaar na dato met dergelijke
prietpraat komt aandraven is op zich al zorgwekkend maar dat hij daarbij ook
nog eens met begrippen als verstand op
nul en opgepept landennationalisme een bedenkelijke terminologie hanteert, stuit
me helemaal tegen de borst. Helaas is
dergelijke houding legio bij een bepaald gedeelte van onze intelligentsia. Kijk
maar naar de bejubelde historica Sophie De Schaepdrijver die voor haar
historische maatwerk à la tëte du client,
lees het Belgische regime, onlangs beloond werd met een verheffing in de
adelstand
|