In het voorjaar van 1915 werden tal van maatregelen getroffen die het grensverkeer tussen België en het neutrale Nederland bemoeilijkten. Voor 1 categorie van Belgische burgers werd het quasi onmogelijk om nog de grens over te gaan, nl. de weerbare mannen, zijnde al de mannelijke Belgen tussen de 16 en 45 jaar. In december '14 waren er naar schatting een kleine 5000 jongemannen via Nederland in geslaagd om het Belgisch leger te vervoegen. In januari '15 hadden er 6400 de biezen richting Noorden genomen.... De hoogste Duitse bezettingsautoriteiten konden dit natuurlijk niet tolereren en op 26 januari '15 vaardigde generaloberst Freiherr von Bissing volgende proclamatie uit:
In den laatsten tijd hebben dikwijls weerbare
personen getracht heimelijk de Hollandsche grens te overschrijden, om zich bij
het vijandelijke leger te vervoegen. Ik verorden daarom het volgende:
Alle gunsten, die in het verkeer op de grens naar
Holland toegestaan zijn, worden voor weerbare Belgen geschorst.
De Belgen, die tegen het verbod trachten de grens van
Holland te overschrijden, stellen zich bloot aan het gevaar door de grensposten
doodgeschoten te worden. Zij worden, indien zij gegrepen worden, gestraft en
als krijgsgevangenen naar Duitschalnd gevoerd.
Wie de verboden overschrijding der grens naar Holland
eens weerbaren Belgen vordert of begunstigt, wordt volgens de oorlogswetten
behandeld. Dit geldt ook voor de familieleden van den weerbaren Belg, die deze
niet hinderen tot zulke grensoverschrijding.
In den zin dezer verordening gelden als weerbare mannen
alle mannelijke Belgen in den ouderdom van het verloopen 16e tot 45e
levensjaar.
Eind januari, begin februari '15 werden de grenstroepen in de Noorderkempen nog gevoelig versterkt met bereden en gemotoriseerde eenheden. De cavaleristen - meestal van bereden Landwehr-eenheden - doorkruisten het Grenzgebiet, terwijl de fiets- en autopatrouilles de hoofdwegen in het grensgebied controleerden. In de Noorderkempen ging het concreet om de verbindingen tussen Hoogstraten en Loenhout, Rijkevorsel en Merksplas. Minstens vijfmaal per dag, werd er op onregelmatige tijdstippen patrouille gereden op deze wegen. Een bijkomende moeilijkheid om vanuit het binnenland naar het kanton Hoogstraten te trekken, was het virtueel afsperren van de bruggen over het kanaal Dessel - Schoten. Dit kanaal vormde een fysieke grens tussen de gemeenten van de Noorderkempen en de rest van het land. Een speciale Kanaalwacht werd in het begin van de maand maart '15 in Rijkevorsel geïnstalleerd om het verkeer op en aan het kanaal te controleren. Op de bijgaande foto (KLIK VOOR EEN VERGROTING), die in april '15 werd gemaakt ziet u dit commando, inclusief uit de kluiten gewassen politiehond, poseren voor het Hof Ter Looi in St. Jozef-Rijkevorsel, waar de staf van deze eenheid was ondergebracht.
Het kanaal in kwestie zou trouwens ook tijdens de Tweede Wereldoorlog opnieuw als buffer fungeren. Toen in het begin van september '44 zowat heel het land bevrijd werd, verschanste het Duitse leger zich achter het kanaal en duurde het bijna 2 maanden, vooraleer na zware gevechten, wekenlange beschietingen, de gemeenten van het kanton Hoogstraten als laatsten in het land konden ingenomen worden door de geallieerde troepen...
In het raam van de herdenking van de 100e verjaardag van het begin van de Tweede Slag om Ieper houdt op 1 april om 20.00 u. de lokale historicus Robert Missinne een lezing over de eerste grootschalige gifgasaanval aan het Westelijke front. Deze aanval vond op 22 april 1915 plaats op de lijn Steenstrate - Bikschote - Langemark - St. Juliaan. Het massaal inzetten van chloorgas als wapen was een nieuwe, duistere mijlpaal in de ontwikkeling van de moderne oorlogvoering en de zoveelste escalatie in de geweldspiraal van de Eerste Wereldoorlog.
De lezing vindt plaats in de raadzaal van het gemeentehuis van Langemark-Poelkapelle en is GRATIS. Het is evenwel aangeraden om op voorhand in te schrijven op het volgende E-postadres:
Eind maart 1915 waren de Duitse troepen in het kanton Hoogstraten zo goed als klaar met het afsluiten van de rijksgrens met neutraal Nederland. Al in de kerstweek, in december '14 waren de eerste maatregelen genomen om het grensverkeer met onze noorderburen beter te kunnen controleren. Hiervoor werd in eerste instantie, op bevel van generaal von Weller, de militaire gouverneur van Antwerpen, een groot aantal doorgangswegen met Nederland afgesloten. Bij het beperkte aantal grensdoorgangen dat open bleef werd een grenspassage bemoeilijkt door de nog voor het jaareinde aangebrachte slagbomen en/of Friese ruiters en de permanente bewaking door controleposten. Het Gouvernement - Generaal besliste in diezelfde periode een 'Grenzgebiet' in te stellen. Dit was een ongeveer drie kilometer brede zone langs de Belgisch - Nederlandse grens waarbinnen strengere controles schering en inslag waren en de burgers zich niet vrij konden verplaatsen. Op de meeste plaatsen langs de grens, bv. in de Noorderkempen, werd in het Grenzgebiet, vlak voor de eigenlijke grens nog een duidelijk zichtbare Grenstreiffe ingesteld, die tot een halve kilometer breed kon zijn. De toegang tot deze strook werd verboden voor alle burgers, met uitzondering van de landbouwers die hier grond hadden liggen of de weinige bewoners die toelating hadden gekregen om in deze zone te blijven wonen. De grens zelf werd in het kanton Hoogstraten tussen januari en maart '15 afgespannen met een bijna 3 meter hoge prikkeldraadversperring die u op de bijgaande foto die in '15 in Meerle aan de grens werd genomen duidelijk achter de voor inspectie opgestelde Duitsers ziet. De rollen prikkeldraad waren door Duitse pioniers in de tweede week van januari in het station van Turnhout opgehaald en verdeeld over de verschillende grenslocaties. Het benodigde hout werd, wat het kanton Hoogstraten betreft, vooral gekapt op de Aard in Minderhout, Heerle en de bossen van het Zwart Goor in Merksplas. Langsheen de versperring werd dag en nacht gepatrouilleerd en werden gewapende schildwachten uitgezet die het consigne hadden gekregen om na een onbeantwoorde sommatie, meteen het vuur te openen. Alsof dit niet volstond werden hier en daar ook mijnen gelegd... Drastische maatregelen die echter maar het voorspel waren voor het meest ingrijpende wapen dat de Duitsers vanaf de zomer van '15 zouden inzetten, nl. de infame Dodendraad, de dodelijke, onder hoogspanning staande grensafsluiting.
Snuisterend in mijn archieven vond ik vanmorgen nog dit merkwaardige document dat betrekking heeft op de gedode brievensmokkelaar Jan Van Hemeldonck (zie mijn blog van 22 maart jongstleden). Het is een aangifte die het gemeentebestuur van Rijkevorsel in het voorjaar van 1919 deed bij de Antwerpse provinciegriffier met betrekking tot door de Duitsers terechtgestelde inwoners. Voor alle duidelijkheid nog dit: op het ogenblik dat Jan Van Hemeldonck op die bewuste 22e maart '15 achter de watermolen werd neergeschoten was hij niet bezig met het smokkelen van brieven. Die bewuste dag had hij net twee Franse oorlogsvrijwilligers de rijksgrens overgebracht. Mogelijk waren het ontsnapte Franse krijgsgevangenen die via het neutrale Nederland terug het leger wilden vervoegen. Van Hemeldonck werd hierbij betrapt en zette het op een lopen. Achternagezeten door een Duitse grensbewaker weigerde hij halt te houden, waarop deze het vuur opende met dodelijke gevolgen...
KIJKTIP - YR YSGWRN VEILIGGESTELD VOOR DE TOEKOMST
Op 31 juli 1917, kort voor 4 uur in de ochtend trok Private Ellis Humphrey Evans, samen met zijn kameraden van het 15e Bataljon Royal Welch Fusiliers (RWF) in de stromende regen op naar de hoogte van Pilkem. Hoogte, die ze ondanks het zware Duitse mitrailleur- en artillerievuur, zonder noemenswaardige problemen wisten te veroveren. De Welshmen rukten vervolgens op naar het strategisch belangrijke kruispunt bij Hagebos, maar hier eindigde de opmars voor Private Evans. Omstreeks 11.00 u. werd hij zwaargewond door granaatscherven in de buikstreek en rug. Hij werd nog in een ruïne van een woning bij Hagebos - waar een verbandpost was - binnengedragen, maar bezweek kort nadien aan zijn verwondingen. Hij was één van de 14 mannen van het 15e RWF die op die dag het leven lieten bij Pilkem. Uit de officiële verliescijfers blijkt dat de Welshe 38th Division (waar het 15e BN RWF toe behoorde) en de samen met hen opererende Welsh Guards op 31 juli '17 niet minder dan 327 gesneuvelden en meer dan 1000 gewonden telde. Dat uitgerekend hier bij Hagebos vorig jaar een nationaal gedenkteken met een dreigende 'Y Ddrag Goch'- Rode Draak voor de Welshe slachtoffers van de Grote Oorlog werd opgericht is dan ook geen toeval. Maar het heeft natuurlijk ook veel te maken met die ene Private Ellis Evans, want in Wales is hij niet minder dan een stuk van het nationale culturele erfgoed. Ellis Evans, wiens 'nom de plume' Hedd Wyn was, is wellicht de bekendste dichter van het land. Als posthume winnaar van de nationale bardenwedstrijd Eisteddfod kreeg hij een quasi legendarische faam, die tot op de dag van vandaag voortleeft en weinig Welshmen die Ieper bezoeken, zullen nalaten om zijn graf op het nabijgelegen Artillery Wood Cemetery te bezoeken...
Een paar maanden geleden raakte bekend dat er tussen Gerald Evans, de hoogbejaarde laatste bewoner van Hedd Wyn's woonhuis 'Yr Ysgwrn' en de Heritage Lottery Fund een overeenkomst werd gesloten om de hele historische site in het Noord-Welshe Trawsfynydd over te dragen aan dit fonds. Evans, die als zoon van Hedd Wyn's zuster Ann een volbloed neef van de dichter is, deed dit natuurlijk niet voor niets. Op haar beurt zal dit erfgoedfonds aanzienlijke bedragen spenderen aan het restaureren, conserveren en ontsluiten van deze historische site die in de loop der jaren is uitgegroeid tot een soort van Welsh nationaal bedevaartsoord. In het bijgevoegde filmpje over de 'redding' van deze site kan u trouwens ook een glimp opvangen van de schitterende zetel die Hedd Wyn had toegekomen als winnaar van de nationale Eisteddfod. Weinigen weten dat deze 'Zwarte zetel' gemaakt werd door een Vlaming. hij is van de hand van de Mechelse meubelmaker Eugeen Vanfleteren (1880-1950) die in 1914 de Dijlestad ontvlucht was en zich in Birkenhead gevestigd had. De prachtig uitgesneden zetel werd na de Eisteddfod overgebracht naar Trawsfynydd. Op een met zwart rouwvelours overdekte kar, getrokken door zes paarden, kwam de zetel in Ys Ysgwrn aan, waar hij tot op de dag vandaag tentoongesteld wordt.
Een ontroerend eerbetoon door Alan Brydon aan de 'Pipers of the Great War' - de doedelzakspelers die in de regen van staal en staal en vuur, het moraal van de Schotse troepen in de modderige hel van 'Flanders Fields' opkrikten...
Aan de Zonnebeekseweg in Ieper ligt de Franse militaire begraafplaats van St. Charles de Potyze als een tastbare herinnering aan de naar schatting 50.000 Franse militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven lieten in Vlaanderens velden. Deze begraafplaats ontstond in de late herfst van 1914, toen Franse troepen het nabijgelegen - en nu verdwenen - schooltje dat verbonden was aan het Ieperse St. Jozefsinstituut als medische hulppost begonnen te gebruiken. Deze symmetrisch aangelegde site wordt achteraan gedomineerd door een op een verhoog gemonteerde obelisk die een aantal Franse eenheden herdenkt die tijdens 'la Grande Guerre' in Vlaanderen werden ingezet. Naast dit monument bevindt zich een massagraf. Op deze plek achteraan de begraafplaats worden overigens tot op de dag van vandaag nog de stoffelijke resten van Franse militairen bijgezet die bv. bij graafwerken of archeologische prospectie in de regio worden gevonden. Volgens de meest recente gegevens zouden hier op dit ogenblik 4209 gesneuvelde Fransen begraven liggen, waarvan er 762 als onbekenden werden begraven. In het massagraf zouden momenteel 616 niet geïdentificeerde Franse gesneuvelden begraven liggen, of 7 meer dan vermeldt worden op de gedenkplaten... De aanwezigheid van zoveel onbekenden heeft veel te maken met het feit dat deze begraafplaats, die vrijwel heel de oorlog in gebruik is geweest, herhaaldelijk het doelwit was van artilleriebeschietingen, waardoor veel graven beschadigd werden of verdwenen zijn. Vanaf 1919 fungeerde deze site ook als verzamelbegraafplaats als gevolg van de ruimingen van kleinere sites en van veldgraven. Links van de toegang tot deze begraafplaats bevindt zich een opvallende 'calvaire' die veel gelijkenissen vertoont met de klassieke Bretoense calvariebergen. Dit is geen toeval want dit gedenkkruis is van de hand van de bekende Bretoense beeldhouwer Jean Fréour (1919-2010), één van de prominentste leden van de Keltisch geïnspireerde Bretoense multidisciplinaire kunstbeweging 'Seiz Breur'. Deze artistieke beweging heeft een belangrijke rol gespeeld in het Bretoense identitaire reveil tijdens het interbellum.
Vandaag, dag op dag precies 100 jaar geleden werd achter de watermolen van Hoogstraten, de 31-jarige brievensmokkelaar Jan Jozef Van Hemeldonck doodgeschoten door een alerte Duitse soldaat van de grensbewakingstroepen. Fel bloedend werd 'Jan Stoffels' zoals hij in de volksmond genoemd werd, met een opgevorderde kruiwagen naar het Gasthuis van Hoogstraten gevoerd, waar de inderhaast toegesnelde Dr. Stryckers enkel nog zijn overlijden kon vaststellen. Jan Van Hemeldonck was een zoon van Christophorus Van Hemeldonck en Adriana Mertens en was op 27 oktober 1883 in Wortel geboren. Op het ogenblik van zijn overlijden woonde hij in Rijkevorsel, waar hij later ook werd herbegraven. In 1919 werd hem bij K.B. postuum het Kruis van Ridder in de Orde van Leopold I mét gouden streep toegekend als ' erkenning van de diensten tijdens de bezetting aan 't land bewezen, alsmede de toewijding waarvan hij tijdens de oorlog blijk gaf. Hij is ten gevolge van aan de grens opgelopen verwondingen gestorven'. Zo specifieerde het Staatsblad op 18.07.1919. Jan Van Hemeldonck was één van de minstens 29 dodelijke slachtoffers die tijdens de Eerste Wereldoorlog vielen aan de grens van Hoogstraten met Nederland. Of hoe de oorlog op bijna 200 km. van het front ook bloederig kon zijn... Een té lang vergeten donkere bladzijde uit het Boek van de Grote Oorlog....
In 2012 verscheen het boek 'Heldengräber - Aus meinem Soldaten- und Kriegsleben im 1 Weltkrieg', een bewerkte uitgave van de oorlogsdagboeken van Gottfried Rinker (1891-1974). Rinker werd op 3 augustus '14 gemobiliseerd en trok met het Infanterieregiment nr. 120 Noord Frankrijk binnen. Hij werd vrij vlug bevorderd tot luitenant en onderscheidde zich in de Argonnen en bij Ieper, waar hij in 1916 streed bij de 'Doppelhöhe 60'. Eind oktober '16 vertrok hij als compagniecommandant met het IR nr. 122 naar het Oostfront waar hij de rest van de oorlog doorbracht. Rinker hield niet alleen een behoorlijk interessant dagboek bij; maar schreef ook af en toe gedichten. Vandaag wil ik u zeker het slot niet onthouden van zijn satirische 'DieOrdensverteilung' waarin hij als ervaren frontofficier de draak stak met de 'Etappeschweinen', officieren die nooit in de eerste lijn te zien waren, maar die wél vooraan stonden bij het uitdelen van de medailles...
Wenn ich mal später so Einen sehe, mit leerem Knopfloch in meiner Nähe, dann ist die Wahrscheinlichkeit sicher vorhanden, der hat immer nahe am Feinde gestanden. Doch wenn mir mal dann einer käme, bei dem es die halbe Brust einnähme, dann denk ich: der hat es gut gekonnt, der war doch sicher hinter der Front. Treff ich aber einen, der hat wie toll, die ganze Brust und den Bauch noch voll, dann ist es mir ganz sonnenklar, dass er im Kriege weit hinten war.
Moral: Vorne kommt der Kugelregen, hinten aber der Ordenssegen!
Zijn achterkleinzoon heeft een erg lezenwaardige webstek over zijn overgrootvader in elkaar gestoken, waar u ook alle info m.b.t. de uitgave van zijn oorlogsdagboeken terug kan vinden:
In 2008 was het schilderachtige polderdorpje Stuivekenskerke één van de drie Westvlaamse finalisten voor de wedstrijd 'Het mooiste dorp van Vlaanderen'. Een eeuw geleden was deze plaats héél wat minder pittoresk. Deze twee Duitse foto's werden wellicht 100 jaar geleden, in het kille voorjaar van 1915 gemaakt. Stuivekenskerke was toen al enkele maanden in Duitse handen want op 23 oktober 1914 hadden de Belgische troepen, na enkele dagen van zware afweergevechten, het dorp ontruimd. Door het onder water zetten van de IJzervlakte kwam het als het ware in het niemandsland te liggen en werd het ook gescheiden van Oud-Stuivekenskerke, dat door de Belgische troepen zou uitgebouwd worden tot de defensieve observatiestelling 'Grande Garde Sud'. De Duitsers bouwden op hun beurt de dorpskern van Stuivekenskerke uit tot een al even geducht bolwerk met loopgrachten en vuurstellingen, ondersteund door voorposten die geïnstalleerd werden in de kloosterhoeve 'Viconia' en een paar hogergelegen boerderijen die als kleine eilandjes in het wassende water lagen en die heel wat verliezen aan Belgische zijde zouden maken. Bijna vier jaar lang zou hier een dodelijk kat- en muisspel worden gespeeld, want de laatste Duitse troepen verlieten pas op 16 oktober '18 het totaal aan gort geschoten dorp....
Jozef Casimir Leysen (° 28.12.1893 Meerhout) was tot midden 1912, samen met zijn vader molenaar in zijn geboortedorp. In augustus '12 tekende hij een contract als beroepsvrijwilliger in het leger, waar hij in de rangen van het 8e Linieregiment belandde. Het was met dit regiment dat hij in 1914 als korporaal deelnam aan de verdediging van Namen en de IJzerslag. Eind december '16 werd hij - bij de hervorming van het veldleger - met zijn bataljon overgeheveld naar het 18e Linieregiment. Op 20 oktober '18 werd hij tijdens de laatste fase van het Eindoffensief zwaar gewond door granaatscherven en meteen naar het militair hospitaal 'l Océan in De Panne geëvacueerd waar zijn geïnfecteerde linkerbeen tot op de dij werd geamputeerd. Hij bezweek de volgende dag om 04.00 u. aan koudvuur. Eerste sergeant-majoor Jozef Leysen werd begraven op de BMB Duinenhoek in De Panne in graf A- 218. Kort na de oorlog werd op zijn graf een heldenhuldezerk geplaatst, waarvoor het geld was ingezameld onder de mannen van zijn compagnie. Wellicht hebben ook een aantal van zijn dorpsgenoten meebetaald, want in februari '19 werd het ingezamelde geld door zijn dorpsgenoot, oud-brancardier pater van Clé, overhandigd aan Dr. J. Verduyn van Heldenhulde. De heldenhuldezerk van deze Kempische onderofficier werd in 1925 in De Panne verwijderd door de Dienst der Militaire Grafsteden en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk. Bij K.B. van 18 augustus '18 was aan Jozef Leysen het Oorlogskruis verleend omwille van zijn lange verblijf aan het front en zijn getoonde moed op het slagveld.
Het laatste deel van deze interessante Oostenrijkse documentaire over een van de meest controversiële maar ook belangrijkste schrijvers uit de Grote Oorlog.
Vanaf vandaag start ik op deze blog een rubriekje 'Jüngeriana' waarin u geregeld materiaal zal kunnen terugvinden m.b.t. Ernst Jünger (1895-1998) en zijn broer Friedrich Georg (1898-1977) oftewel Fritz tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ik begin met het eerste deel van de reportage 'Neunzig Verweht', een documentaire die in 1985 werd gedraaid voor het tweede kanaal van de Oostenrijkse publieke omroep ÖRF ter gelegenheid van Jüngers 90e verjaardag. Hierin staat hij onder meer stil bij zijn dagboeken 'als vijfde wiel aan de wagen' en bij het belang van literatuur in zijn frontervaringen. Interessant is ook zijn getuigenis over zijn kortstondig engagement in het Franse Vreemdelingenlegioen in 1913. Ik wens u veel kijkplezier met deze unieke getuigenis van de laatste overlevende drager van de hoogste Pruisische dapperheidsonderscheiding 'Pour le Mérite'...
Vandaag graag even uw aandacht voor opnieuw een Duitse fotokaart uit mijn verzameling. Ditmaal van de Tuyttens Molen die op Terrest - beneden in Zarren stond. Deze stenen stellingmolen werd in 1842 gebouwd aan de voet van de Terrestheuvel en was zowel een korenmolen als olieslagmolen. Vanaf 1906 tot aan de eerste gevechten in 1914 werd deze molen uitgebaat door de weduwe van Edmond Tuyten en haar kinderen. Bij de felle strijd rond Zarren op 16 en 17 oktober '14 kreeg de molen verschillende artillerievoltreffers te incasseren en brandde de bijbehorende schuur tot op de grond af. De molenaarsfamilie vluchtte naar Frankrijk en de site werd in beslag genomen door de Duitsers die er troepen inkwartierden. Op deze foto, die wellicht uit het najaar van 1915 dateert is duidelijk de door de granaten veroorzaakte schade te zien Tijdens de voorbereidende beschietingen voor de Derde Slag bij Ieper werden de molentromp en het molenaarshuis opnieuw verschillende keren geraakt door de Britse artillerie en brandde de molen volledig uit. Als gevolg van de beschietingen tijdens het geallieerde eindoffensief takelde hij nog verder af tot een 'schilderachtige' molenruïne, die zo fotogeniek was dat koningin Elisabeth op 8 oktober '18 er een kiekje van kwam maken.... In 1922 werd wat er restte van dit gebouw op vraag van de familie met de grond gelijk gemaakt...
Een eeuw geleden in maart 1915 verscheen in het bannelingenblad 'De Vlaamsche Stem' onderstaand gedicht van de in Java geboren, kleurrijke dichter August Heyting (1879-1949). Hij was voor het uitbreken van de Grote Oorlog student aan de Koninklijke Militaire Academie van Breda geweest, maar had omwille van gezondheidsproblemen de militaire dienst verlaten. Hij had zich dan maar, met wisselend succes, op de journalistiek en de literatuur gestort. Alhoewel de gezaghebbende essayist Wim Zaal hem ooit omschreef als '....begiftigd met meer zelfoverschatting dan talent', kan ik zijn 'Dood van Yperen' best smaken:
'De dood van Yperen danst / een harlekienade. / Wat begeleidt zijn klapperbeen ? / De kanonnade.
'De dood van Yperen fluit / valsch om te sterven. / Wie pijpen mee ? Wie gillen schril ? / Kogels en scherven.
De dood van Yperen zuipt / naar dolle wenschen / morsend z'n wijn. Wat is z'n dronk ? / Bloed, bloed van menschen.
De dood van Yperen springt, / met zotte schreeuwen / door gruis en puin. Wat is z'n buit ? / Het schoon van eeuwen !'
Bij sommige van onze meer bijgelovige medeburgers staat vrijdag de dertiende bekend als een ongeluksdag. Of dit ook inderdaad zo is, laat ik in het midden, maar ik kan het toch niet nalaten om precies vandaag op deze blog een verhaal te brengen over een vrijdag de dertiende die alle schijn had van een rampzalige dag. Vrijdag 13 december 1916 staat in Zuid-Tirol bekend als 'Witte Vrijdag'. Wat velen in Vlaanderen niet weten, is dat ver van de IJzervlakte of de heuvelruggetjes rond Ieper, in de Alpen op duizenden meters hoogte een even ongenadige strijd werd uitgevochten in de sneeuw en het eeuwige ijs. Al maandenlang waren er de Italiaanse Alpinieri en de Oostenrijkse Kaiserjäger en Kaiserschützen verwikkeld in moordende gevechten om het bezit van de strategische bergpassen. Toen het op 8 november 1916 verschrikkelijk zwaar begon te sneeuwen, duurde het niet lang voor deze gevechten stagneerden. De extreme weersomstandigheden maakten een - voorlopig - einde aan de strijd. Dit betekende echter niet alle levensgevaar geweken was, want de winter voegde een nieuwe dodelijke factor toe aan het keiharde bestaan op het Alpenfront: de 'Witte Dood' of het lawinegevaar. Vanaf de eerste sneeuwstorm tot 11 november verloor de Oostenrijke Heeresgruppe Erzherzog Eugen 123 doden, 51 vermisten en 194 gewonden door lawines. De Italiaanse verliezen in die periode waren wellicht evenredig. Tussen 17 en 22 november '16 werden aan het Alpenfront nog eens 84 doden en 186 gewonden geregistreerd, terwijl 7 militairen gedood en 8 gewond werden door blikseminslagen.. Maar dit was slechts het begin van de ellende. Tussen 5 en 14 december telden de Oostenrijkse bergtroepen niet minder dan 795 doden, 505 vermisten en 625 gewonden als gevolg van al dan niet uitgelokte lawines... De zwartste dag was zonder enige twijfel vrijdag 13 december toen een gigantische lawine de barakken van reservekamp Gran Poz, ten westen van de Fedaiapas, op de flanken van de Marmolata-hoogte wegvaagde. De gevolgen waren desastreus: 87 dode Kaiserschützen, 140 vermisten - die later, in zover ze konden geborgen worden, allemaal bleken omgekomen te zijn - en 160 gewonden. Slechts een kleine 200 van hun kameraden - die u op de foto bezig ziet bij bergingswerken - overleefden zonder kleurscheuren deze ramp die de hoogste dodentol ooit van een enkele lawine in de Alpen veroorzaakte. Sommige historici gaan ervan uit dat er in de barre en ijzige oorlogswinter van 1916-1917 ongeveer 10.000 militairen zouden zijn omgekomen door 'De Witte Dood'. Een bijna vergeten zwarte bladzijde uit het bloedige boek van de Grote Oorlog....
Deze foto werd in de zomer van afgelopen jaar - mogelijk op zijn sterfdag 100 jaar geleden - bij het graf gezet van Franz Brinkmayer, dragonder in 4e eskadron van het het 2e Grossherzoglich Mecklenburgische Dragoner Regiment nr. 18. Momenteel ligt hij begraven op de enorme Duitse militaire begraafplaats in Lommel in blok 31, graf nr. 382, maar deze cavalerist sneuvelde op 12 augustus 1914 bij de stormloop van zijn eenheid op de Belgische lijnen bij Halen. De 26-jarige Brinkmeyer was op 2 augustus '14 gemobiliseerd en had meteen zijn garnizoen in de kazerne van Parchim in Mecklenburg-Vorpommern vervoegd. Zijn regiment, onder aanvoering van oberst von der Schulenburg, werd organiek ingedeeld in de Meckelburgse 17e Kavallerie-Brigade, die op zijn beurt deel uitmaakte van 4e Kavallerie-Division. Het eskadron van Brinkmayer, was op die bewuste 12e augustus een onderdeel van de voorhoede van de 4e Kavallerie-Division en was kort na 04.00 u. opgebroken en in de richting van Stevoort gegaloppeerd, waar ze kort na 07.00 u. waren aangekomen. Nog geen uur later braken de eerste gevechten uit rond Halen. Omstreeks 10.30 u. trokken de Belgische verdedigers zich systematisch vechtend terug uit Halen in de richting van het plateau van de Yzerbeek op de voet nagezeten door de Dragoner-regimenten nr. 17 en 18. Deze cavaleristen werden echter afgeremd door het behoorlijk accurate Belgische artillerievuur. Kort voor de middag galoppeerden de dragonders van de regimenten nr 17 en 18 in de richting van de Yzerbeek-hoogte, maar ze werden in hun charge afgestopt door de als infanteristen ingezette Belgische lansiers. De charge werd met succes gebroken en het 18e dragonder verloor op die warme zomerdag in de Limburgse korenvelden 6 officieren, 138 ruiters en 163 paarden. Onder de gesneuvelden ook Franz Brinkmeyer... Hij was een van de slachtoffers van de slag die - ondanks de beperkte omvang - in de meeste geschiedenisboeken te boek staat als de 'laatste grote cavaleriecharge met de blanke sabel in West-Europa'...
Ner zoals dit voor de Vlaamse Beweging het geval was, vormde de Eerste Wereldoorlog kende ook voor de Bretoense Beweging een breuk met het verleden. Waar beide bewegingen voor de Grote Oorlog vooral gericht waren op de ontwikkeling en bescherming van hun culturele identiteit, vooral dan van hun taal, zouden ze zich na de oorlog ontwikkelen tot autonomistische bewegingen op zoek naar een breed politiek draagvlak. Een interessant filmpje op YouTube vat dit Bretoense verhaal mooi samen: