Een eeuw geleden in maart 1915 verscheen in het bannelingenblad 'De Vlaamsche Stem' onderstaand gedicht van de in Java geboren, kleurrijke dichter August Heyting (1879-1949). Hij was voor het uitbreken van de Grote Oorlog student aan de Koninklijke Militaire Academie van Breda geweest, maar had omwille van gezondheidsproblemen de militaire dienst verlaten. Hij had zich dan maar, met wisselend succes, op de journalistiek en de literatuur gestort. Alhoewel de gezaghebbende essayist Wim Zaal hem ooit omschreef als '....begiftigd met meer zelfoverschatting dan talent', kan ik zijn 'Dood van Yperen' best smaken:
'De dood van Yperen danst / een harlekienade. / Wat begeleidt zijn klapperbeen ? / De kanonnade.
'De dood van Yperen fluit / valsch om te sterven. / Wie pijpen mee ? Wie gillen schril ? / Kogels en scherven.
De dood van Yperen zuipt / naar dolle wenschen / morsend z'n wijn. Wat is z'n dronk ? / Bloed, bloed van menschen.
De dood van Yperen springt, / met zotte schreeuwen / door gruis en puin. Wat is z'n buit ? / Het schoon van eeuwen !'
|