Cadzand is, voor wie het niet weten mocht, de meest westelijke badplaats van Zeeuws-Vlaanderen, gelegen in het verlengde van onze Vlaamse badsteden, en het is er minder druk en daarom is het er heerlijk toeven. De helft van de bevolking zijn Nederlanders, de andere helft zijn Duitsers. Grosso modo. In de winkels en de eet- en drankhuizen is alles tweetalig en het tijdschrift van de toeristische dienst is er eveneens tweetalig. Doorgaans ben je er beter af met Duits dan met Nederlands. Ik vroeg een keurige heer naar nummer zevenentwintig. Hij keek alsof hij het in Köln hoorde donderen: nicht verstanden
Toen ik siebenundzwanzig zei, klaarde zijn gezicht helemaal op. En met siebenundzwanzig kan men in Cadzand ongetwijfeld wel bij iedere Nederlandstalige terecht. Zou daar Duits gesproken worden in de gemeenteraad? Zouden die Duitse immigranten niet verplicht worden een examen af te leggen betreffende hun kennis van de Nederlandse taal? Vragen waarvan, naar mijn gevoel, in Cadzand niemand wakker ligt.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In Cadzand-bad is het heerlijk wandelen en fietsen. Iedere dag een uurtje joggen door de duinen, met mijn goede vriend, die ik voor deze gelegenheid Thomas Pips noem: kan men zich een beter preventief middel indenken tegen hart- en vaatziekten? Het was voor Thomas een gelegenheid om zijn laatst verworven technisch snufje uit te proberen: een soort polshorloge, die perfect de afgelegde afstand aanduidt, evenals de gemiddelde snelheid tijdens het afgelegde traject en de snelheid van het ogenblik. En dat allemaal via satellieten die onzichtbaar hoog boven onze hoofden zweven. Waar gaat het toch naartoe met de technologie? En met deze wereld?
Tevergeefs heb ik getracht om in Cadzand iets te weten te komen over een dijkgraaf die daar ooit moet geleefd hebben. Er moet een verhaal over bestaan, dat ook in boekvorm werd uitgegeven. Mijn schoonvader zaliger heeft mij er vaak genoeg over verteld, maar van het verhaal had hij niet veel onthouden, ofschoon het een schoon vertelselke moet geweest zijn. Het boekje, u had het al geraden, is helaas verdwenen.
In Cadzand-dorp staat een prachtige ronde stenen molen, een korenmolen. De naam van de molen is Nooitgedacht. Twee keer in de week is de molen open voor het publiek. Vroeger stond daar een andere molen, die zon eeuw geleden is afgebrand. Die molen heette toen De Kat. De Katzantenaren zullen zeker nooit gedacht hebben dat hij opnieuw zou opgebouwd worden
De molen van Cadzand is zeker een fotootje waard.

We maken een fietstochtje naar Groede, via Nieuwvliet. Omdat we maar drie fietsen hebben en Thomas andere katten te geselen heeft, trekken wij er gedrieën op uit: ikzelf en de meisjes, die ik voor de gelegenheid Genoveva en Mylène zal noemen. In Nieuwvliet is er weer een mooie stenen molen. Dat roept een nieuwe ambitie bij mij wakker: ik wil een foto nemen van alle molens van Zeeuws-Vlaanderen. Deze korenmolen zou nog steeds in gebruik zijn. Een naam hebben ze voor de molen blijkbaar niet kunnen bedenken: hij is dus gewoon de molen van Nieuwvliet.

De vrouwtjes lusten wel een kop koffie en daarom houden we halt aan het enige café dat het dorp rijk is. Gesloten. Een sportieve en nette bejaarde heer, per fiets en in korte broek precies het type waar Genoveva en Mylène op verslingerd zijn vertelt ons dat het café pas na de middag open is. Hij heeft duidelijk zin in een babbel. Hij is gepensioneerd, dat lijdt geen twijfel. Maar wat hij vroeger gedaan heeft, dat zou ik wel eens willen weten. Maar het vragen durf ik natuurlijk niet. Spijtig dat Thomas er niet bij is: die heeft daar een neus voor. Ik heb zo een vermoeden dat hij hem zou taxeren als professor emeritus of als een gepensioneerd keel-neus-oorarts. Misschien is hij wel beide. Hij is van Nijmegen en hij verblijft hier op een camping in de buurt. Als hij hoort dat we op weg zijn naar Groede drukt hij ons op het hart dat we niet mogen vergeten het Vlaamse Erfgoed te bezoeken en het Huistheater De twee Duiven. We zullen het niet vergeten.
Het Vlaemsche Erfgoed is een complex van historische winkeltjes en werkplaatsjes, kleine museumpjes waar getoond wordt hoe het er vroeger in dit Vlaanderen aan toeging bij de bakker, de kruidenier, de smid, de kapper, de timmerman, de brouwer
En niet te vergeten De twee Duiven, waar Genoveva en Mylène eindelijk hun koffie kunnen drinken en ikzelf een pint zwaar bier. De waard is Arie Oosterling. Een bijzonder aardige en bescheiden man met vele talenten: houder van een universitair diploma in de Germaanse talen, leraar en kleinkunstzanger van formaat. Hij noemt zich de Zeeuwse Willem Vermandere en het lijkt alsof ie zich de mindere voelt van onze Bachten-de-kuupsche bard, maar dat is ie allerminst. Hij nodigt ons uit in de zaal naast het café, waar hij over enkele minuten zal optreden voor een volle bus toeristen. We genieten mee van Het Dorp van Wim Sonneveld, eigen interpretatie van Arie Oosterling. Nee, voor Willem Vermandere doet Arie niet onder.

s Anderendaags stonden IJzendijke en Biervliet op het menu. Voor de vrouwtjes een beetje te ver van onze vaste stek in Cadzand om de reis met de fiets te doen, zeker voor Genoveva die met pijnlijke scheuten zat in het been vanwege de tocht van gisteren. Dan maar de luchtbezoedelende vierwieler genomen. Het landschap van IJzendijke wordt beheerst door een pracht van een witte molen. Een ronde stenen molen met een naam om van te dromen: De witte juffer. Eénmaal per week is de juffer open voor het publiek.

Folklore hebben ze daar hoog in het vaandel in IJzendijke. Je kan er te allen tijde op een bankje in het dorp uitrusten te midden van Breugeliaanse figuren.

Biervliet was mij enkel bekend van de vrij talrijke Biervlieten (meestal met van ervóór) die vooral de streek van West-Vlaanderen bevolken. Bij onze Noorderburen zijn ze veel minder talrijk en in Zeeuws-Vlaanderen woont er, als mijn internetgegevens juist zijn, zelfs geen enkele. Ergens aan de rand van het dorp staat een soort monument met een koperen plaat, waarop staat dat de Biervlieten hier jaarlijks bijeenkomst houden. De Harmonie is hier niet de naam van de dorpsfanfare, maar van de
stenen molen, in de vorige eeuw een oliemolen die later omgebouwd werd tot korenmolen, die nu niet meer echt in bedrijf is, maar toch nog af en toe draait. Voor de lol.

Op het plein staat hier het standbeeld van Willem Beukelsz, de man die zijn volk leerde kaken. Maar misschien is het niet Willem Beukelsz zelf die afgebeeld wordt doch gewoon de eerste de beste kaker: er staat immers onder: voor Willem Beukelsz. Die man leefde in de 14e eeuw en hij en niemand anders is de uitvinder van het kaken, meer bepaald het haringkaken. Omdat ik u geen foutieve informatie wil geven, vermeld ik hierbij de definitie van kaken zoals ik ze gevonden heb in de dikke Van Dale: door middel van een insnijding onder de linker kieuw ontdoen van een deel van het ingewand. Als u het beeld goed bekijkt beste lezer, zult u het er met mij over eens zijn dat de kaker hier wel degelijk de linker kant van de vis viseert. À propos, dit doet mij er aan denken: die dikke Van Dale, dat was óók een Vlaamse Zeeuw. We mogen niet vergeten die eerstdaags een bezoek te brengen!

De volgende dag hebben we weer per auto gereisd: dat been van Genoveva wilde maar niet beteren. Ik had een route uitgestippeld met drie molens: in Schoondijke, Zuidzande en Cadzand-dorp. De meisjes werden afgezet in Oostburg om er te winkelen. Dat winkelen betreft dan meestal kleerwinkels. Aan kleerwinkels heb ik een hekel en daarin blijk ik niet te verschillen van de meeste mannen. Er zijn uitzonderingen natuurlijk, maar dat zijn mietjes, watjes, doetjes
De tijd van het winkelen heb ik dan maar veel nuttiger besteed door een bezoek te brengen aan de molen van Schoondijke: Hulsters molen. De molen is nog steeds maalvaardig en er wordt nog gemalen op vrijwillige basis. Op zaterdag is hij open voor het publiek en er wordt zelfs bloem verkocht, ter plaatse geproduceerd.

Ik ga nog een pint drinken in café Bon Ami in het dorpscentrum. Een echt gezellig dorpscentrum is het niet want het ligt op het kruispunt van twee belangrijke wegen.
Na Genoveva en Mylène weer opgepikt te hebben keren we terug naar Cadzand, maar eerst is er een belangrijke halte in Zuidzande. In het Atelier de Test is mooie kunst te zien: Mylène heeft er tevergeefs haar geluk beproefd...

...maar ik heb er wel de vrouw van mijn dromen gevonden.

De molen van Zuidzande is een bijzonder groot exemplaar. Ook dit is een stenen ronde korenmolen en nog steeds maalvaardig. Hij kan bezocht worden op afspraak en net als die van Nieuwvliet heeft hij geen naam.

Er blijven nog twee plaatsen die we zonder fout moeten bezoeken, vanwege de molens. Op de voorlaatste dag van onze Zeeuwse vakantie: Retranchement en Sluis. De molen van Retranchement (uit te spreken als rétransjement) is een vierkante houten koren- en pelmolen, weer eens zonder naam en nog werkzaam op vrijwillige basis en te bezoeken op afspraak.

Maar minstens zo bezienswaardig is de waardin uit het café De Parlevinker: welke rechtgeaarde man zou er niet van dromen om met dit prachtexemplaar met de volle rode lippen op de foto te mogen staan. Voor mij is die droom in vervulling gegaan

Sluis was jaren geleden een soort mekka voor bejaarde half uitgebluste Vlamingen. Vroeger krioelde het er van de sex-boetieks. Nu is dat verleden tijd. Ons deert het niet: Thomas en ik mogen dan al bejaard zijn, uitgeblust zijn we nog geenszins. De korenwindmolen De Brak in Sluis is nog steeds actief. Er is een brasserie met tea-room in gevestigd, evenals een souvenirwinkel.

Maar even zo lief is ons het borstbeeld van Johan Hendrik van Daele, de maker van het beroemdste Nederlands verklarend woordenboek, door elkeen gekend als de dikke Van Daele. De man is geboren in Sluis, is er archivaris en hoofdonderwijzer geweest, heeft er zijn woordenboek samengesteld en is er gestorven op amper vierenveertigjarige leeftijd. Zo te zien was hij een fijnbesnaard man en helemaal niet dik. Hij is samen met de wielerkampioen Theo Middelkamp de enige Nederlander van wie ik wist dat het een Zeeuws-Vlaming was. Sedert de kennismaking met Arie Oosterling en Willem Beukelsz, de haringkaker, is daar dus wel verandering in gekomen.

En ja, het venijn zit altijd in de staart. Toen ik op de allerlaatste dag van mijn vakantie in Cadzand, nog even was binnengewipt in het warenhuis met enkele lege flessen, teneinde tachtig cent statiegeld te recupereren, zag ik tot mijn ontsteltenis een boete-briefje achter mijn voorruit voor parkeren-zonder-parkeergeld-te-betalen: tweeënvijftig en een halve euro. Voor hetzelfde vergrijp betaal je in mijn stad Kortrijk amper vijftien euro
Nu ik er, gezeten achter het klavier van mijn computer, rustig over nadenk: dit mooi stukje Vlaanderen zouden wij moeten heroveren op de Hollanders. Waarop wachten wij nog?
|