Foto
Blog als favoriet !

O jerum jerum jerum…

Mijn memoires

(2006, 206 p., 17,95 €)

Te bestellen via mail:

kvansteenbrugge@gmail.com

(geen verzendkosten)

Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden. 
Foto

Voor véél meer interessante verhalen: www.bloggen.be/kris

Voor talloze verhalen uit de Griekse mythologie:
www.bloggen.be/dzeus

Het toneelstuk "DE TWISTAPPEL" is een dolle klucht die gaat over de oorsprong van de Trojaanse oorlog. Voor inlichtingen: www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=855455  of mail kris.vansteenbrugge@skynet.be .

Inhoud blog
  • Onze God.
  • De voorleesclub (zwanenzang)
  • Simonneke lijdt...
  • Defensie
  • R.I.P. DDG
  • Tezepelumab.
  • Nieuwjaar 2025
  • Charlotje
  • Cattelan en zo...
  • Lisa
  • Duizend bommen en granaten
  • Help, er zijn weer verkiezingen.
  • B.B., onsterfelijk?
  • Kristiaan, veertien jaar.
  • Heksensoep
  • pestgedrag en wapengeweld
  • Uitvindingen
  • Help, ik ga te kwiste !
  • De deur dichtdoen
  • Mundus vult decipi
  • Koning voetbal
  • De Pride maand
  • Doemdenken
  • 't Klein Kasteeltje
  • Mooi zijn alle vrouwen
  • Mijmeren over Purmerend
  • Blauwblomme
  • Gelukwensen aan Joe Biden
  • Kom op tegen teelbalkanker
  • Waarde lezer van mijn blog...
  • Speechen en rode wijn
  • Jerco, B.B. en politiek
  • Nieuwjaar 2024
  • Toneel
  • In memoriam: Roger Tack
  • Lieve Astrid
  • Jumbo
  • Ontdopen.
  • Nostalgie
  • Luchtgitaar
  • Jeroentje
  • Grensoverschrijdend.
  • Kwaliteitskrant
  • De geitenbok van Firmin.
  • Culturele normen.
  • LGBTQIA+
  • Nieuwe mensen.
  • Kop op, Herman!
  • Lange wachttijden
  • Vlaanderens mooiste.
  • Hond kijkt koers.
  • Pief-paf-poef in Amerika.
  • Graaicultuur?
  • Pat, godverdomme.
  • Voor het vaderland...
  • Vermenigvuldigen.
  • Nieuwjaarswens
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 1)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel 2)
  • De Griekse goden en de geneeskunde (deel3)
  • Een sesquizygotische tweeling
  • Het jaar van Herakles
  • Daar zijn we weer!
  • Oude liefde roest niet, zegt men...
  • Ode aan Johan
  • Ode aan aan mijn broer
  • Hoera!
  • Met de trein naar Anne en Patershol.
  • Verzuurd
  • Een mnemotechnisch middel.
  • De zaak Sanda
  • Oekraïne, Njora, nostalgie
  • Astrid Joosten
  • Drie procent voor Oekraïne.
  • Een ongeluk komt nooit alleen...
  • Trombose of bloeding?
  • De Anquetil-kamer
  • Quox
  • Delen door zeven voor een bak triple.
  • De vorderingen van de wetenschap.
  • De prijs van het boek
  • Een nieuw boek
  • Een kutjaar.
  • Bij de start van het nieuwe jaar
  • Het plotje
  • De Bobet-kamer
  • Het blauw oog
  • Schaakgrootmeesters
  • Lukske
  • Een somber verhaal.
  • Waarde lezer
  • De Robic-kamer
  • Schaalverstorend
  • Bed en breakfast
  • Middenoorbeluchting.
  • Taalvereenvoudiging
  • Kawakaki en de Overpoort
  • Lezersreacties
  • Acumen
  • Acht frontstrepen.
  • Lodewijk Thuysbaert
  • Actuele kunst en witwas
  • Germaine
  • Fierheid
  • Un raciste qui s'ignore.
  • Discriminerende uitspraak.
  • Een gek idee.
  • Panta rhei
  • Een formidabel tussendoortje
  • Knee Active Plus
  • Songfestival
  • Wij, Heeren van Elsegem...
  • Is er leven na de dood?
  • Taalvernieuwing
  • De oude man.
  • Octavia (2)
  • Octavia (1)
  • Gesprek met P.V. over het geval K.K.
  • Hersenkronkels
  • Goede buren.
  • De Nieuwe Lente
  • Brief aan Firmin over poëzie (3)
  • Brief aan Firmin over poëzie (2)
  • Brief aan Firmin over poëzie (1)
  • Limerick !
  • Ter gelegenheid van de jaarwisseling...
  • Een vloek of een zegen?
  • Rosa Mores overleden.
  • Brief aan Karel over de economie
  • Togenbirger en het virus, P = p.f
  • Vervolg...
  • Hallucinatie.
  • De bezorgdheid van Firmin.
  • Joseph-Louis.
  • Het doemscenario.
  • Rik Vansteenbergen.
  • Eindelijk erkenning voor Kompany
  • Muggenneukerij en mierenzifterij.
  • De doodsmak
  • O tempora!...
  • Waarop kunnen wij hopen?
  • Vaarwel aan de politiek (brief aan Karel)
  • Een medicijn tegen covid-19?
  • Richtlijn
  • Filosofen!...
  • Staat er echt onheil voor de deur?
  • Welbedankt Firmin
  • De wereld in verandering
  • Coronompany.
  • Symphorosa van Puyvelde de Merlevede
  • Doemdenken.
  • De peerdepaternoster
  • Kunst in coronatijd.
  • M. en corona.
  • Anne-Mieke Vandamme.
  • De strijd tegen SARS-CoV-2.
  • Filosofen over corona
  • Creativiteit in coronatijden
  • Coronagesprek met F. Lepoint
  • Het coronavirus.
  • Gelukkig Nieuwjaar!
  • Van oud naar nieuw.
  • Plastische chirurgie.
  • 3 OV's
  • Een groot schrijver is heengegaan.
  • Le coeur a ses raisons...
  • Met een OV op stap (5)
  • Er is geen god...
  • Met een OV op stap (4)
  • Gierigheid bedriegt de wijsheid.
  • Met een OV op stap (3)
  • In de Lunch Garden.
  • Met een OV op stap (2)
  • Professor Paul Vanhoutte
  • Met een OV op stap (1).
  • Onderbroeken.
  • Artikels die beklijven.
  • Pi
  • Addendum
  • Cremco.
  • Het Wiskundeboek
  • Daar is de Tour.
  • Michiel Leenknegt.
  • Na de verkiezingen.
  • Kompany, Day 9 en blauwe maan
  • De verkiezingen van 26 mei.
  • Fiere Margriet
  • De wetenschap staat niet stil
  • Vandaag in 't Nieuwsblad
  • Vondelingen
  • Hashimoto.
  • Staken voor koopkracht.
  • Iljo Keisse.
  • Vermeersch
  • Geen standaardtaal.
  • Q-ratio
  • 2019: wensen en illusies.
  • Politieperikelen.
  • Jozefientje.
  • Over quizzen, mondharpen en trompetviolen.
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    ZEVERARIJ

    FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
    25-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De molens van Zeeuws-Vlaanderen.

    Cadzand is, voor wie het niet weten mocht, de meest westelijke  badplaats van Zeeuws-Vlaanderen, gelegen in het verlengde van onze Vlaamse badsteden, en het is er minder druk en daarom is het er heerlijk toeven. De helft van de bevolking zijn Nederlanders, de andere helft zijn Duitsers. Grosso modo. In de winkels en de eet- en drankhuizen is alles tweetalig en het tijdschrift van de toeristische dienst is er eveneens tweetalig. Doorgaans ben je er beter af met Duits dan met Nederlands. Ik vroeg een keurige heer naar nummer zevenentwintig. Hij keek alsof hij het in Köln hoorde donderen: nicht verstanden… Toen ik “siebenundzwanzig” zei, klaarde zijn gezicht helemaal op. En met siebenundzwanzig  kan men in Cadzand ongetwijfeld wel bij iedere Nederlandstalige terecht. Zou daar Duits gesproken worden in de gemeenteraad? Zouden die Duitse immigranten niet verplicht worden een examen af te leggen betreffende hun kennis van de Nederlandse taal? Vragen waarvan, naar mijn gevoel, in Cadzand niemand wakker ligt.

    In Cadzand-bad is het heerlijk wandelen en fietsen. Iedere dag een uurtje joggen door de duinen, met mijn goede vriend, die ik voor deze gelegenheid Thomas Pips noem: kan men zich een beter preventief middel indenken tegen hart- en vaatziekten? Het was voor Thomas een gelegenheid om zijn laatst verworven technisch snufje uit te proberen: een soort polshorloge, die perfect de afgelegde afstand aanduidt, evenals de gemiddelde snelheid tijdens het afgelegde traject en de snelheid van het ogenblik. En dat allemaal via satellieten die onzichtbaar hoog boven onze hoofden zweven. Waar gaat het toch naartoe met de technologie? En met deze wereld?

    Tevergeefs heb ik getracht om in Cadzand iets te weten te komen over een dijkgraaf die daar ooit moet geleefd hebben. Er moet een verhaal over bestaan, dat ook in boekvorm werd uitgegeven. Mijn schoonvader zaliger heeft mij er vaak genoeg over verteld, maar van het verhaal had hij niet veel onthouden, ofschoon het een “schoon vertelselke” moet geweest zijn. Het boekje, u had het al geraden, is helaas verdwenen.

    In Cadzand-dorp staat een prachtige ronde stenen molen, een korenmolen. De naam van de molen is “Nooitgedacht”. Twee keer in de week is de molen open voor het publiek. Vroeger stond daar een andere molen, die zo’n eeuw geleden is afgebrand. Die molen heette toen “De Kat”. De Katzantenaren zullen zeker nooit gedacht hebben dat hij opnieuw zou opgebouwd worden… De molen van Cadzand is zeker een fotootje waard.




    We maken een fietstochtje naar Groede, via Nieuwvliet. Omdat we maar drie fietsen hebben en Thomas andere katten te geselen heeft, trekken wij er gedrieën op uit: ikzelf en de meisjes, die ik voor de gelegenheid Genoveva en Mylène zal noemen. In Nieuwvliet is er weer een mooie stenen molen. Dat roept een nieuwe ambitie bij mij wakker: ik wil een foto nemen van alle molens van Zeeuws-Vlaanderen. Deze korenmolen zou nog steeds in gebruik zijn. Een naam hebben ze voor de molen blijkbaar niet kunnen bedenken: hij is dus gewoon “de molen van Nieuwvliet”.
     



    De vrouwtjes lusten wel een kop koffie en daarom houden we halt aan het enige café dat het dorp rijk is. Gesloten. Een sportieve en nette bejaarde heer, per fiets en in korte broek – precies het type waar Genoveva en Mylène op verslingerd zijn – vertelt ons dat het café pas na de middag open is. Hij heeft duidelijk zin in een babbel. Hij is gepensioneerd, dat lijdt geen twijfel. Maar wat hij vroeger gedaan heeft, dat zou ik wel eens willen weten. Maar het vragen durf ik natuurlijk niet. Spijtig dat Thomas er niet bij is: die heeft daar een neus voor. Ik heb zo een vermoeden dat hij hem zou taxeren als professor emeritus of als een gepensioneerd keel-neus-oorarts. Misschien is hij wel beide. Hij is van Nijmegen en hij verblijft hier op een camping in de buurt. Als hij hoort dat we op weg zijn naar Groede drukt hij ons op het hart dat we niet mogen vergeten het Vlaamse Erfgoed te bezoeken en het Huistheater “De twee Duiven”. We zullen het niet vergeten.

    Het “Vlaemsche Erfgoed” is een complex van historische winkeltjes en werkplaatsjes, kleine museumpjes waar getoond wordt hoe het er vroeger in dit Vlaanderen aan toeging bij de bakker, de kruidenier, de smid, de kapper, de timmerman, de brouwer… En niet te vergeten “De twee Duiven”, waar Genoveva en Mylène eindelijk hun koffie kunnen drinken en ikzelf een pint zwaar bier. De waard is Arie Oosterling. Een bijzonder aardige en bescheiden man met vele talenten: houder van een universitair diploma in de Germaanse talen, leraar en kleinkunstzanger van formaat. Hij noemt zich de Zeeuwse Willem Vermandere en het lijkt alsof ie zich de mindere voelt van onze Bachten-de-kuupsche bard, maar dat is ie allerminst. Hij nodigt ons uit in de zaal naast het café, waar hij over enkele minuten zal optreden voor een volle bus toeristen. We genieten mee van “Het Dorp” van Wim Sonneveld, eigen interpretatie van Arie Oosterling. Nee, voor Willem Vermandere doet Arie niet onder.




    ’s Anderendaags stonden IJzendijke en Biervliet op het menu. Voor de vrouwtjes een beetje te ver van onze vaste stek in Cadzand om de reis met de fiets te doen, zeker voor Genoveva die met pijnlijke scheuten zat in het been vanwege de tocht van gisteren. Dan maar de luchtbezoedelende vierwieler genomen. Het landschap van IJzendijke wordt beheerst door een pracht van een witte molen. Een ronde stenen molen met een naam om van te dromen: “De witte juffer”. Eénmaal per week is de juffer open voor het publiek.
     



    Folklore hebben ze daar hoog in het vaandel in IJzendijke. Je kan er te allen tijde op een bankje in het dorp uitrusten te midden van Breugeliaanse figuren.



    Biervliet was mij enkel bekend van de vrij talrijke Biervlieten (meestal met “van” ervóór) die vooral de streek van West-Vlaanderen bevolken. Bij onze Noorderburen zijn ze veel minder talrijk en in Zeeuws-Vlaanderen woont er, als mijn internetgegevens juist zijn, zelfs geen enkele. Ergens aan de rand van het dorp staat een soort monument met een koperen plaat, waarop staat dat de Biervlieten hier jaarlijks bijeenkomst houden. De Harmonie is hier niet de naam van de dorpsfanfare, maar van de… stenen molen, in de vorige eeuw een oliemolen die later omgebouwd werd tot korenmolen, die nu niet meer echt in bedrijf is, maar toch nog af en toe draait. Voor de lol.



    Op het plein staat hier het standbeeld van Willem Beukelsz, de man die zijn volk leerde kaken. Maar misschien is het niet Willem Beukelsz zelf die afgebeeld wordt doch gewoon de eerste de beste kaker: er staat immers onder: “voor Willem Beukelsz”. Die man leefde in de 14e eeuw en hij en niemand anders is de uitvinder van het kaken, meer bepaald het haringkaken. Omdat ik u geen foutieve informatie wil geven, vermeld ik hierbij de definitie van “kaken” zoals ik ze gevonden heb in de dikke Van Dale: “door middel van een insnijding onder de linker kieuw ontdoen van een deel van het ingewand”. Als u het beeld goed bekijkt beste lezer, zult u het er met mij over eens zijn dat de kaker hier wel degelijk de linker kant van de vis viseert. À propos, dit doet mij er aan denken: die dikke Van Dale, dat was óók een Vlaamse Zeeuw. We mogen niet vergeten die eerstdaags een bezoek te brengen!


    De volgende dag hebben we weer per auto gereisd: dat been van Genoveva wilde maar niet beteren. Ik had een route uitgestippeld met drie molens: in Schoondijke, Zuidzande en Cadzand-dorp. De meisjes werden afgezet in Oostburg om er te winkelen. Dat winkelen betreft dan meestal kleerwinkels. Aan kleerwinkels heb ik een hekel en daarin blijk ik niet te verschillen van de meeste mannen. Er zijn uitzonderingen natuurlijk, maar dat zijn mietjes, watjes, doetjes… De tijd van het winkelen heb ik dan maar veel nuttiger besteed door een bezoek te brengen aan de molen van Schoondijke: Hulsters molen. De molen is nog steeds maalvaardig en er wordt nog gemalen “op vrijwillige basis”. Op zaterdag is hij open voor het publiek en er wordt zelfs bloem verkocht, ter plaatse geproduceerd.




    Ik ga nog een pint drinken in café Bon Ami in het dorpscentrum. Een echt gezellig dorpscentrum is het niet want het ligt op het kruispunt van twee belangrijke wegen.

    Na Genoveva en Mylène weer opgepikt te hebben keren we terug naar Cadzand, maar eerst is er een belangrijke halte in Zuidzande. In het “Atelier de Test” is mooie kunst te zien: Mylène heeft er tevergeefs haar geluk beproefd...



    ...maar ik heb er wel de vrouw van mijn dromen gevonden.




    De molen van Zuidzande is een bijzonder groot exemplaar. Ook dit is een stenen ronde korenmolen en nog steeds maalvaardig. Hij kan bezocht worden op afspraak en net als die van Nieuwvliet heeft hij geen naam.




    Er blijven nog twee plaatsen die we zonder fout moeten bezoeken, vanwege de molens. Op de voorlaatste dag van onze Zeeuwse vakantie: Retranchement en Sluis. De molen van Retranchement (uit te spreken als rétransjement) is een vierkante houten “koren- en pelmolen”, weer eens zonder naam en nog werkzaam “op vrijwillige basis” en te bezoeken op afspraak.
     



    Maar minstens zo bezienswaardig is de waardin uit het café “De Parlevinker”: welke rechtgeaarde man zou er niet van dromen om met dit prachtexemplaar met de volle rode lippen op de foto te mogen staan. Voor mij is die droom in vervulling gegaan…




    Sluis was jaren geleden een soort mekka voor bejaarde half uitgebluste Vlamingen. Vroeger krioelde het er van de sex-boetieks. Nu is dat verleden tijd. Ons deert het niet: Thomas en ik mogen dan al bejaard zijn, uitgeblust zijn we nog geenszins. De korenwindmolen “De Brak” in Sluis is nog steeds actief. Er is een brasserie met tea-room in gevestigd, evenals een souvenirwinkel.



    Maar even zo lief is ons het borstbeeld van Johan Hendrik van Daele, de maker van het beroemdste Nederlands verklarend woordenboek, door elkeen gekend als “de dikke Van Daele”. De man is geboren in Sluis, is er archivaris en hoofdonderwijzer geweest, heeft er zijn woordenboek samengesteld en is er gestorven op amper vierenveertigjarige leeftijd. Zo te zien was hij een fijnbesnaard man en helemaal niet dik. Hij is samen met de wielerkampioen Theo Middelkamp de enige Nederlander van wie ik wist dat het een Zeeuws-Vlaming was. Sedert de kennismaking met Arie Oosterling en Willem Beukelsz, de haringkaker, is daar dus wel verandering in gekomen.




    En ja, het venijn zit altijd in de staart. Toen ik op de allerlaatste dag van mijn vakantie in Cadzand, nog even was binnengewipt in het warenhuis met enkele lege flessen, teneinde tachtig cent statiegeld te recupereren, zag ik tot mijn ontsteltenis een boete-briefje achter mijn voorruit voor parkeren-zonder-parkeergeld-te-betalen: tweeënvijftig en een halve euro. Voor hetzelfde vergrijp betaal je in mijn stad Kortrijk amper vijftien euro…

    Nu ik er, gezeten achter het klavier van mijn computer, rustig over nadenk: dit mooi stukje Vlaanderen zouden wij moeten heroveren op de Hollanders. Waarop wachten wij nog?



     

    25-09-2010 om 13:27 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (12 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    17-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mierneukerij.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen












    Een van de zeldzame filosofische blogs, van hoogstaand niveau, is die van Omsk Van Togenbirger de Waelekens. Een van zijn laatste filosofische beschouwingen heeft als titel meegekregen: “surrealistische werkelijkheid”. Sta mij toe een klein paragraafje te citeren:

    … Want leven wij heden niet in de toekomst, in 't einde van de tijden, het eschaton, het laatste oordeel tegemoet? Maken televisiebeelden alle goden van vandaag niet alomtegenwoordig? Vermenigvuldigen zich niet de broden eindeloos in ons luilekkerland en ook de vissen? Kunnen wij, almachtig als we zijn, geen paddestoelen bakken die in één klap alles wat beweegt en leeft voorgoed van onze kaarten vegen? En weegt het woord van God nog op tegen wat de grote, geniale geesten uit de wetenschappen leren over het heelal, de zwarte gaten, water, koolstof en nog meer?...

    Wijze woorden ongetwijfeld, waar ikzelf weinig tegen in te brengen heb. Filosofie is geen exacte wetenschap. Niets staat vast, althans niets van wat met het leven te maken heeft. Alleen de dood is iets vaststaands, zo beweert Van Togenbirger zelf. En ook het feit dat “paddestoelen” op ’t ogenblik foute spelling is: er moet wel degelijk een tussen-n staan. Sinds kort, naar ik meen te weten. Was het niet vermetel van mijnentwege om de grote Van Togenbirger op zo’n pietluttigheid te wijzen, was dat geen mierenneukerij (met dubbele n, zie de dikke Van Dale) van de ergste soort? Welnu, beste lezer, u hebt er geen gedacht van hoe zo’n weledelgeleerd man een terechtwijzing als deze opvat. Ziehier wat hij mij heeft geantwoord:

    Hartelijk dank voor uw correctie. Ja, ik zou "padstoel" moeten schrijven en verwijzen naar... is het de inleiding van "O Jerum"? Ik vind uw boek nu niet, het heeft overigens al vele kilometers afgelegd intussen. Maar het is waar, die taalkenners zijn snobs. Hebt ge het trouwens al gehoord dat ze nu weer "misdaden tegen de mensheid" zeggen? Twintig jaar lang hebben ze "menselijkheid" gezegd, ik had er een uitgebreide briefwisseling over met Ruud Hendrickx van de vrt. Het raakt kant noch wal meer. En dat niet alleen inzake het Nederlands. Soms zou ik gaan geloven dat we aan het einde der tijden gekomen zijn. Ik weet nu beter dan vroeger, dénk ik: het einde der tijden is niet zoals het einde van een worst... ik wil zeggen: de tijd is niet iets dat doorgaat en dan ineens ophoudt, zoals dus een worst dat doet. Neen, het einde der tijden is veeleer iets zoals het einde van een droom: het wordt wat chaotischer, dan neemt de chaos nog meer toe en tenslotte is de chaos zo groot dat men wakker wordt. Ja, dat denk ik echt. Zo zal het er uit zien als de wereld vergaat. Het begint trouwens al bijzonder gek te worden, nu al. Denk aan al die uitvindingen die zaken zoals de alomtegenwoordigheid echt doen bestaan: TV, telefoon, computer, genetica, reizen naar de maan, wat zeg ik? Naar Mars! Voorwaarts, marsch!

    Van Togenbirger heeft mijn memoires gelezen! Is dat niet om het uit te jubelen van vreugde? En het lijkt erop dat hij het niet oneens is met de door mij in de inleiding voorgestelde nieuwe spelling. En dat is weer jubelen! En mocht u zich afvragen, lieve lezer, hoe die nieuwe spelling van mij er uitziet, ga dan vooral niet naar de boekenwinkel om mijn boek te kopen. Ten eerste hebt u er dan mijn hele levensgeschiedenis bij en ik kan u verzekeren dat die allesbehalve interessant is. Ten tweede: u kan het boek lenen in verscheidene openbare bibliotheken. En ten derde, krijgt u hier die fameuze taalkundige inleiding op een blaadje gepresenteerd:
     

              De spelling waarin ik dit boek had willen schrijven, is een poging tot vereenvoudiging van de Nederlandse taal. Een experiment. Niets meer. Eén regel ligt eraan ten grondslag: IN SAMENSTELLINGEN BLIJVEN ALLE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN ONVERANDERD (nl. in de nominatief enkelvoud, of meervoud indien er geen enkelvoudsvorm bestaat). Op die regel bestaat er geen enkele uitzondering.

             Volgens die "nieuwe spelling" moeten we dus aarderijkkunde*zeggen en schrijven in plaats van aardrijkskunde. Aarderijkkunde* is eenvoudiger en logischer, doch het klinkt raar voor wie met de Nederlandse taal en dus met het woord aardrijkskunde vertrouwd is. Wie evenwel, bij wijze van proef, de moeite doet om dagelijks het woord aarderijkkunde* te hanteren, zal er na een paar weken ongetwijfeld geen graten meer in vinden en het woord aardrijkskunde zelfs als archaïsch ervaren. Aarderijkkunde* klinkt alleen maar vreemd omdat we niet gewend zijn het op die wijze te lezen of te schrijven.

             Hetzelfde geldt voor een woord als paardkloot*. Men zal over 't algemeen vinden dat het paardekloot* (recentelijk veranderd in paardenkloot, maar toch nog als paardekloot uit te spreken) moet zijn omdat het laatste veel beter klinkt. Of niet? Laten we dat even nagaan. In vrijwel alle samenstellingen met paard zegt men paarde…, wat men schrijft als paarden…Dus: paardenkloot, uit te spreken als paardekloot. Uitzonderingen hierop zijn paardekastanje, paardebloem en paardedistel, waar men de niet uitgesproken n niet schrijft. Logisch, zo luidt het, want in die gevallen is het tweede deel van de samenstelling een plant of een deel van een plant, terwijl het eerste deel toch een dier is! Dat geldt natuurlijk niet voor paardevijg, waar men paardenvijg moet schrijven, omdat men hier met vijg duidelijk niet de vrucht van de vijgenboom (uit te spreken als vijgeboom!) bedoelt.

             Maar keren we terug tot onze paardkloot*. Waarom zou paardkloot* niet goed klinken als aardkloot (= aardbol) dat wel doet? En als paardekloot dan zoveel beter klinkt, dan moeten aardekloot* en aardebol* toch ook beter zijn. Zou het per slot van rekening niet beter zijn de woorden paard en aarde onveranderd te laten in hun samenstellingen en te spreken van paardkloot*, paardbloem*, paardfokker*, paardkracht*, paardras*, paardstaart*, paardstal*… en van aardekloot*, aardegas*, aardekorst*, aardekunde*, aarderijk*, aarderijkkunde*…?

             Logisch dat men spreekt over een jongensklas en een meisjesklas en niet over een jongenklas* en een meisjeklas*. In zo'n klas zitten toch meerdere jongens en meerdere meisjes. Maar waarom moet het dan kleuterklas zijn en niet kleutersklas? En in een babydagverblijf zit er toch ook meer dan één baby. Waar blijft hier nu de logica? Overigens, in een jongensbroek zit toch ook maar één jongen en dat zou dan best jongenbroek* kunnen zijn, maar dat klinkt al even gek als jongenklas*, vandaar… Realiseren we ons wel dat jongenbroek* en jongenklas* alleen maar gek klinken omdat we met die vormen niet vertrouwd zijn? Laten we rustig wat oefenen met woorden als jongenfiets*, jongenclub*, jongendroom*, meisjekleren*, meisjekoor*, meisjeboek* en ook met meisjeachtig* en jongenachtig*.

             Waar is de logica in gezichtsverlies en gehoorverlies? Waarom bij 't ene woord een tussen-s en bij 't andere niet? Dus: gehoorverlies, reukverlies, smaakverlies, maar ook … gezichtverlies*!

             En waar is de logica bij ruggenwervel, terwijl we toch allerminst spreken over halzenwervel, borstenwervel, lendenenwervel of staartenwervel? Dus: naast halswervel, borstwervel, lendewervel en staartwervel, ook rugwervel*!

             (De woorden die in het boek gemerkt zijn met een * zijn woorden die ik in de "nieuwe spelling" anders had willen schrijven (alle substantieven in de nominatief enkelvoud, weet je wel), doch het niet heb gedaan. Mocht dit boek een tweede druk kennen, dan doe ik het misschien wel…)

    Mocht u twijfelen aan de waarheid van dit wonderlijk verhaal, dan klikt u hier even op www.bloggen.be/omskvtdw/archief.php?ID=888339. Van Togenbirger heeft de correctie aangebracht en onderaan nog een P.S. toegevoegd… In dezer voege:

    [P.S.: "paddenstoelen" - vroeger "paddestoelen" - zou logischerwijze eigenlijk "padstoelen" moeten zijn. Zie daarvoor: K. Vansteenbrugge, "O Jerum", inleiding.]

    17-09-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kim Geybels.



    Lap, daar heb je het weeral! We hadden weer eens een bloedmooie politica in het parlement en daar wordt ze prompt de grond ingeboord. Door mensen van haar eigen partij  nog wel! Ik heb het over Kim Geybels, negenentwintig jaar oud, van beroep arts, gespecialiseerd spoedarts nog wel. Als er één specialiteit is in de geneeskunde waarvoor ik écht bewondering kan opbrengen, dan is het wel die van spoedarts: in géén andere specialiteit worden zoveel levens gered als in die van de spoedartsenijkunde. Géén vak vraagt zóveel van zijn beoefenaars, zowel qua tijd als inzet, als dat van spoedarts. En nu deze knappe jonge dame iets gevonden had om de haar karig toegemeten vrije tijd op een aangename manier door te brengen – als senator, tenzij het “senatrice” moet zijn – wordt haar op een brutale manier de pas afgesneden: haar eigen partij dwingt haar tot aftreden! Het doet mij denken aan Veerle Heeren, het snoezig lachebekje dat het tot minister van ik-weet-niet-meer-wat bracht, maar ook al snel opzij geschoven werd, weeral door de eigen partij, als ik mij tenminste niet vergis. Kijk, da’s nou iets waartegen de hele Vlaamse gemeenschap in opstand  zou moeten komen. Heeft de hard werkende, belasting en RSZ betalende Vlaming dan niet het recht om bestuurd te worden door iemand met een leuke snoet en, zeker in het geval van Kim Geybels, een knap figuur?

    Kim zou dingen gedaan hebben die niet door de beugel kunnen, iets met handel in drugs of zo. Weet u wat ik daarvan denk? Dat daar niets van waar is! En dat, mocht er toch iets van waar zijn, zij onnozelweg in een val gelokt is door een bedrieglijke minnaar, verblind als ze zal zijn geweest door wat men liefde noemt. Meisjes van in-de-twintig zijn vaak gemakkelijke prooien: is ex-miss België Brigitta Callens indertijd ook niet zoiets overkomen? Kunt u zich voorstellen, beste lezer, dat een vrouw als Kim Geybels die dag en nacht in de weer is om mensenlevens te redden, zich gaat inlaten met handel in drugs? Nogmaals, ik denk dat de reden voor haar ontslag een heel andere is, en moet gezocht worden in het feit dat ze bij haar intrede in de senaat verscheen in een kort mini-rokje. En vertrekkend van dit gegeven kan haar gedwongen ontslag op tweeërlei wijze verklaard worden.

    In de eerste plaats moeten wij rekening houden met de mogelijkheid van een jaloerse gade van één van de hooggeplaatste senatoren-partijleden die zou kunnen gedreigd hebben met huisvredebreuk, misschien in dezer voege: zíj d’ruit of gíj d’ruit! Waarop het pantoffelheldhaftige hooggeplaatste partijlid dan maar voor het eerste zal gekozen hebben.

    In de tweede plaats moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat diegene die het in de partij voor het zeggen heeft, de senaat en in de eerste plaats zichzelf heeft willen behoeden voor de zware doodzonde die een overtreding van het negende gebod met zich meebrengt. Ik weet wel, lieve lezers, dat het merendeel onder u niet weet wat dat gebod inhoudt. Welnu, het luidt als volgt: “Wees steeds kuis in uw gemoed”. Een overtreding van dat negende gebod, een onkuise gedachte dus, werd ons – en daar reken ik dus ook diegene die het in de partij voor het zeggen heeft bij – in de lagere school bij de nonnekens en de broeders voorgesteld als een zware doodzonde, op hetzelfde niveau als onkuise handelingen, moord en doodslag. En daar stond in het hiernamaals maar één sanctie op: de eeuwige verdoemenis. Dat negende gebod heb ik evenwel nooit au sérieux genomen en zelfs in mijn prille kinderjaren hebben ze mij nooit zover gekregen dat ik in de biechtstoel ging bekennen dat ik één of meerdere keren onkuise gedachten had gehad. Ik had immers wel iedere dag onkuise gedachten, zeker vanaf mijn elfde of twaalfde jaar, en daarom liet ik die overtreding tegen het negende gebod maar liever onbesproken. Zelfs als de biechtvader vroeg, hetgeen meermaals is gebeurd, of ik niets vergeten was op te biechten, “een onkuise gedachte of zo”, antwoordde ik “neen”, met zoveel overtuiging dat hij mij misschien wel geloofde. Dat ik daarmee ook nog gezondigd had tegen het achtste gebod rekende ik mij niet al te zwaar aan want ik beschouwde dat als een “leugen om bestwil”, want dat hele negende gebod vond ik onzin. Wie geplaagd werd door onkuise gedachten kon daar toch helemaal niets aan doen, vond ik, en als hij daar dan niet aan toegaf door tot daden over te gaan, getuigde dat alleen maar van christelijke moed, van een zekere vorm van martelaarschap. En de martelaars, dat waren toch heiligen? Onze opzichters in mijn kostschool in Oostende, dát waren heiligen. Ik heb er, tijdens de jaren die ik er verbleven heb, nooit een zweem van sexueel misbruik opgemerkt. ’t Was een niet-christelijke school…

    Maar keren we terug tot Kim Geybels. Veel ergernis zou ze niet gegeven hebben in de senaat. Ik kan mij immers moeilijk voorstellen dat ze er vaak aanwezig zou geweest zijn, gezien haar drukke en uiterst delicate artsenpraktijk die ongetwijfeld het uiterste van haar vergt, dag en nacht. En of de senaat dan niet zou lijden onder haar herhaald absentheïsme? Bijlange niet, denk ik zo. Bijna iedereen in ’t land, tot de senatoren zelf toe, zijn het er immers over eens dat de senaat overbodig is en beter kan afgeschaft worden. Zodus…


    (De foto komt uit "Het Laatste Nieuws", de krant met de grootste oplage in Vlaanderen. Tevens de krant waarin Herman Brusselmans, Vlaanderens tweede succesrijkste schrijver, ieder weekend een column schrijft. De foto is overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de krant en dat is strafbaar. Het vermelden van de bron zal de strafmaat hopelijk milderen...)

    15-09-2010 om 22:13 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Twee miljoen lezers.

    Toen iemand vijfentwintig jaar geleden voorspelde dat ik ooit nog eens de meest gelezen auteur van Vlaanderen zou worden, kan hij dat nooit echt gemeend hebben. ’t Was in de kantine van Loopclub Grijsloke en de man had een stuk of zes pinten op. En kijk: zijn we al niet zovér? Kennissen – soms maar heel verre – klampen mij aan met vragen omtrent mijn laatste verhaaltje op de scheurkalender “De Druivelaar”. Mensen die het wel degelijk gelezen hebben, en met meer dan gewone interesse. En de anderen? Hebben het natuurlijk óók gelezen. Wie immers scheurt er nu zo’n kalenderblaadje af zonder te kijken wat er op de achterkant te lezen staat. Hij zou wel gek moeten zijn om het stukje cultuur dat hij in amper één minuutje kan opsteken, niet mee te nemen. Als we er rekening mee houden dat De Druivelaar een oplage heeft van één miljoen en dat ieder blaadje door twee personen gelezen wordt, dan zijn dat dus twee miljoen lezers. Om de twee weken, want zo vaak verschijnt daar één van mijn mini-kunstwerkjes over de Griekse mythologie. Twee miljoen lezers! Om van te duizelen. Daar kan zelfs Herman Brusselmans, onze grootste Vlaamse schrijver na Piet Huysentruyt, niet aan tippen in zijn wekelijkse sportcolumn in Het Laatste Nieuws. Ofschoon het ook hier om hoogstaande en boeiende literatuur gaat. Boeiend vooral. Zo drukt hij bijna iedere week de wens uit een of andere vrouwelijke vedette achteraan in de poes te naaien. Ongelooflijk spannend en… origineel. En het blíjft spannend en origineel. In de laatste weekendkrant heeft Brusselmans verklaard dat hij voortaan zelf niet meer aan sex zal doen en dat in het hele tenniscircuit, Maria Sharapova de enige is die hij in aanmerking zou willen nemen om haar achteraan in de poes te naaien. Gesteld dat hij op zijn besluit om niet meer aan sex te doen nog zou terugkomen. Maar dat doet hij dus niet. En dat kan Het Laatste Nieuws natuurlijk wel een pak lezers kosten, want dat poesnaaien was toch écht wel héél interessant. Maar hoe dan ook, van Herman heb ik niets te vrezen. De twee-miljoen-lezers is immers altijd al te hoog gegrepen geweest voor hem: Het Laatste Nieuws, ofschoon de grootste krant van ’t land, heeft toch amper een oplage van een paar honderd duizend…

    Voor die zeldzame vogel onder de lezers van deze weblog die dit jaar De Druivelaar niet in huis gehaald hebben verwijs ik naar www.bloggen.be/dzeus: daar zijn alle “kalenderverhaaltjes” terug te vinden. Mét “deskundige” randinformatie. En mocht u alleen met vragen zitten omtrent de Danaïden dan hoeft u niet eens naar de genoemde blog te surfen. Lees gewoon wat volgt.

     

    De laatste dagen hebben zeker een dozijn mensen mij aangeklampt met vragen omtrent het verhaal over “Het vat der Danaïden” op het blaadje van “De Druivelaar” van 17 augustus. Sommigen noemden mijn verhaal zeer onvolledig. Ze houden ongetwijfeld geen rekening met de beperktheid van de mij toegemeten ruimte: een half paginaatje van zo’n scheurblaadje…

    De vragen zijn drieërlei: 1° waarom heeft die ene Danaïde haar echtgenoot gespaard? 2° wat is er nadien met haar en haar echtgenoot gebeurd? 3° zijn haar negenenveertig zussen direct na hun misdaad naar de onderwereld verhuisd? Welnu,

    1°/ Die ene Danaïde was Hypermnestra. De haar toegewezen echtgenoot was Lynkeus. Omdat Lynkeus haar tijdens de huwelijksnacht had gerespecteerd en haar haar maagdelijkheid had laten bewaren, waarvoor ze hem zeer erkentelijk was, kon ze het niet over haar hart krijgen hem te doden. Ze hielp hem daarenboven het land uit te vluchten.

    2°/ Danaos, was woedend om het verraad van zijn dochter en wilde haar doden, maar uiteindelijk zag hij daar toch van af. Lynkeus echter keerde enige tijd later terug naar Argos om de moord op zijn broeders te wreken. Hij doodde Danaos, eigende zich het koninschap van Argos toe, en trouwde met Hypermnestra. Het koningspaar had een onovertroffen roemrijk nageslacht. Hun achterkleindochter Danaë werd de moeder van de held Perseus: de vader was niemand minder dan de oppergod Zeus, himself. En nóg roemruchter was een achterkleinzoon van Perseus: Herakles, de grootste held die ooit op aarde heeft geleefd. Overigens waren Lynkeus en Hypermnestra zelf reeds nazaten van Zeus. Zij waren immers allebei kleinkinderen van Belos, die samen met zijn tweelingsbroer Agenor gesproten was uit de vereniging van de god Poseidon met Lybia. Deze was een kleindochter van Zeus en Io, u weet wel, die later door Zeus zelf in een koe werd veranderd.

    3°/ De Danaïden zijn niét direct naar de onderwereld verbannen. In de eerste dagen na de misdaad organiseerde hun vader Danaos een hardloopwedstrijd voor trouwlustige mannen, met als inzet de hand van zijn negenenveertig dochters: de winnaar van de wedstrijd mocht het eerst kiezen, daarna de tweede, en zo verder. Aanvankelijk kwamen maar weinig deelnemers opdagen, bang als zij waren dat ze het lot van hun voorgangers zouden ondergaan. Een paar dagen later organiseerde Danaos een nieuwe loopkoers: nu waren er wel voldoende deelnemers, omdat ondertussen bekend was dat de anderen de huwelijksnacht hadden overleefd. Zo zijn alle Danaïden uiteindelijk nog “aan de man geraakt”. Na hun dood, eenmaal in de onderwereld, was de lol er evenwel volkomen af.

    Onlangs heb ik gelezen dat er heden ten dage in Argos nog jaarlijks een “huwelijkswedloop” gehouden wordt…

     

    Een paar bemerkingen nog bij deze toelichting. Ten eerste, mijn bewondering voor Lynkeus om zijn bruid tijdens de huwelijksnacht zó te respecteren. De meeste van mijn vrouwelijke kennissen – ik geef toe dat er nogal wat senioren bij zijn – klagen evenwel eerder van tevéél respect vanwege hun echtgenoot, dan van te weinig. In bed, wel te verstaan. Ten tweede: zo’n “huwelijksloop”, ware dat niets voor “Dwars door Grijsloke”? En ten slotte: weet u wat uitdrukking “het vat de Danaïden vullen” betekent? Vast wel. Maar voor het geval u het toch niet zoudt weten: “een nutteloos, onbegonnen werk verrichten.”

     

    27-08-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan Jan Bauwens.

    (deze brief aan Jan Bauwens is een reactie op één van zijn verhalen, dat handelt over de wereldoverbevolking)

    Beste Jan,

    Ik ben een boek aan ’t lezen over het leven en werk van André Demedts, één van onze grootste Vlaamse letterkundigen: een lijvige biografie door Rudolf Van de Perre. André Demedts is geboren in 1906 in Sint-Baafs-Vijve, een dorp bij Waregem. De laatste paar tientallen jaren van zijn leven (vóór hij in een rusthuis belandde) heeft hij in Kortrijk gewoond, dat was op amper een paar honderd meter van de plaats waar ik toen woonde (Doorniksewijk, 86, Kortrijk). André Demedts was de oudste van dertien kinderen, waarvan er amper vier in leven gebleven zijn. Eén van de vier “overlevers” was Michel, die zestien jaar jonger was dan André en het tot longarts heeft gebracht. Die dokter Demedts was in mijn jeugdjaren veel bekender in mijn streek – de streek van Oudenaarde en Waregem – dan André. Hij was een dokter die verknocht was aan zijn patiënten. Hij volgde hen op tot aan hun dood. Wie bij hem op raadpleging kwam diende gegarandeerd tot aan einde van zijn dagen om de drie of zes maanden op controle te komen. En wie boven de vijftig was en nooit bij dokter Demedts op raadpleging was geweest durfde daar meestal niet voor uitkomen. Want ook wie denkt dat hij honderd procent gezond is, is immers niet anders dan een zieke die zich daar niet van bewust is, nietwaar? Zo schromelijk je gezondheid verwaarlozen, terwijl dokter Demedts dagelijks voor je klaarstond met alle mogelijke onderzoekmethodes, van röntgen tot cardiografie, en met de nieuwste medicamenten – levenslang in te nemen! En de ziekenkas die zo goed als alles terugbetaalde! Je moest wel gek zijn om daar niet van te profiteren. Ge ziet van hier dat dokter Demedts een reuzenpraktijk had!

    Wat moet er een verdriet geweest zijn ten huize van de ouders van de Demedtsen: negen kinderen jong gestorven! En dan te bedenken dat zoiets in die tijd niet eens zo uitzonderlijk was. Toen zorgde de natuur zelf voor een rem op de bevolkingsaangroei. Iemand heeft mij ooit eens voorgerekend dat, indien de kindersterfte over de hele wereld door de jaren heen niet meer dan 10% had bedragen en indien daarenboven de gemiddelde levensduur dezelfde was geweest als heden ten dage in de “ontwikkelde” landen, wij letterlijk als haringen in een ton opgepakt hadden gezeten, ’t is te zeggen dat de wereldbevolking duizenden keren groter zou geweest zijn. Dat in de “westerse landen” de kindersterfte de laatste honderd jaar enorm is afgenomen – bijna tot nul herleid! – en dat de levensverwachting sterk is toegenomen, mag op rekening geschreven worden van allerlei geneeskundige uitvindingen: antibiotica, vaccins, insuline… Dat desondanks de toename van de wereldbevolking nog enigszins binnen de perken is gebleven  hebben we te danken aan geboortebeperkende maatregelen die vooral in die “ontwikkelde” landen werden genomen.

    Of waren we toch beter af geweest met enkel maar “natuurlijke selectie” ofte “survival of the fittest”? Wie weet? De antibiotica zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van extreem weerstandige, zeg maar “kwaadaardige” bacteriën. De insuline is ervoor verantwoordelijk dat jeugddiabetici de leeftijd bereiken waarop ze zich kunnen voortplanten en de ziekte kunnen doorgeven aan een nageslacht… Zal dat uitmonden in vreselijke pandemieën waar de geneeskunde machteloos tegenover staat of in degeneratie van het mensenras? Wie zal het zeggen? En een pneumonielijder of een diabeticus laten sterven door hem het gepaste medicijn te onthouden, omdat dat beter is voor het mensenras, hoe verkoopt men dat? Maar uit uw verhaal meen ik te begrijpen dat het probleem van de “wereldoverbevolking” te herleiden is tot een “energieprobleem” en dus in feite als dusdanig niet écht bestaat. Ik weet het niet, hoor…

    Met de beste groeten,

    Kris.

    23-08-2010 om 14:28 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    12-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dertig jaar Dwars door Grijsloke.

    Dertig jaar geleden – we schrijven augustus 1980 – kwamen enkele sportievelingen op het idee een loopkoers te organiseren in Grijsloke, dat toentertijd nog Gijzelbrechtegem heette. Véél vroeger heette het Chrysolii locus, hetgeen betekent: de plaats van Chrysolius, d.i. de plaats waar Chrysolius heeft gewoond. Deze laatste was een missiebisschop en martelaar, afkomstig uit Armenië, die in de derde eeuw na Christus naar onze gebieden werd gestuurd om er de christelijke leer te verkondigen. Hij vestigde zich in de bosrijke streek van Grijsloke. Later, omstreeks 1200, werd het dorp Gijzelbrechtegem genoemd, naar ene Gyselbrecht, heer van Oudenaarde. De oude naam, Chrysolii locus, bleef echter voortleven als “Grijzeloke” of “Grijsloke”, de volkse benaming die in de streek de voorkeur kreeg boven het plechtstatige “Gijzelbrechtegem”. In de loop der jaren echter kreeg de naam “Grijsloke” een negatieve bijklank, althans in het “officieel taalgebruik”: het leek wel een soort scheldnaam… Een lovenswaardige poging om de naam “Grijsloke” in ere te herstellen werd in de zestiger jaren ondernomen door de organisatoren van de jaarlijkse “Nachten van Grijsloke”. Maar de Nachten zijn jammer genoeg ter ziele gegaan tegen het eind van de jaren zeventig. Het kleine dappere Grijsloke snakte opnieuw naar iets om mee uit te pakken: de loopkoers!

    Op een zaterdag in augustus van ’t jaar 1980 hing aan de kerkdeur een met de hand geschreven briefje: morgen loopkoers, iedereen mag deelnemen. Er kwamen zeventien deelnemers. Dwars door Grijsloke was geboren. Een succes! Niet wereldschokkend weliswaar, maar toch voor herhaling vatbaar en op een hoger niveau: nationaal, internationaal… De zaak werd professioneel aangepakt en in 1981 kamen er zeshonderd (!) lopers. Dát was de eerste échte Dwars door Grijsloke. In de jaren die volgden zouden veel bekende atleten naar ons dorp komen afgezakt, ook uit de buurlanden. In 1982 reeds had Dwars door Grijsloke immers de zegen gekregen van dokter Ernst van Aaken, de Duitse jogging-paus en daarmee was de koers definitief gelanceerd. In 1990 werd een record van om en bij de tweeduizend deelnemers genoteerd. Iedereen was vol lof over “de mooiste stratenloop van Vlaanderen”. In 1982 werd daarenboven “Loopclub Grijsloke” gesticht: wekelijks werd er looptraining gehouden en Grijsloke zond zijn zonen en dochters uit naar stratenloopwedstrijden in alle werelddelen. En alzo gebeurde het dat het kleine dorp, achtenzeventig hectare groot en amper een paar honderd inwoners, wereldfaam kreeg. “Levensloop” en “Grijslokes Olympiade” waren thema’s die de nationale perspagina’s haalden. De naam “Gijzelbrechtegem” was naar de geschiedenisboeken aan ’t verhuizen.

    Het oorspronkelijk logo, twee jeugdige lopers en de kapel, is gebleven. De kerk en de kapel hebben immers te allen tijde centraal gestaan in Grijsloke. De jaarlijkse bedevaartloop en dito mis (dit jaar op zaterdag 21 augustus om 17 uur) zijn evenzeer tekenen van de godsvrucht van Loopclub Grijsloke. En wat  in de beginjaren wellicht niemand had durven hopen: na dertig jaar is Dwars door Grijsloke nog steeds springlevend. Weer staan ambitieuze mensen met nieuwe frisse ideeën aan het roer. De ouderen, de stichters – enkele pioniers zijn er helaas niet meer – staan nu aan de zijlijn en kijken tevreden toe. En allen zien wij vol verwachting uit naar de dertigste Dwars door Grijsloke op zaterdag 28 augustus a.s.!

    (deze tekst werd geschreven voor "Kerk en Leven", alias 't Parochieblad)

    12-08-2010 om 09:45 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Praag.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    < Emiel Zatopek (de tekening is van Jan Bauwens)
       ** van de zelfde kunstenaar kunt u honderden tekeningen van beroemde personen vinden op  www.bloggen.be/portretten
       






    Had u, beste lezer, mij tien dagen geleden gevraagd om vijf beroemde Tsjechen op te noemen, dan had ik net aan uw wens kunnen voldoen: Emiel Zatopek, Ivan Lendl, Martina Navratilova, Vaclav (met een vogeltje op de “c”) Havel en Jan Palach. Alleszins zijn er ook nog enkelen van wie ik de namen kende, evenwel zonder te weten dat het Tsjechen waren. Vooreerst is er de schrijver Franz Kafka, vooral bekend vanwege de ge-weet-wel toestanden. Dan is er Dvorak, met een vogeltje op de “r”, en waarschijnlijk omwille van dat vogeltje uit te spreken als “vortzak”. Ik had al een heel sterk vermoeden dat hij een musicus was, evenals de vrouwelijk klinkende, maar wel degelijk man zijnde Smetana, al was dat vermoeden bij deze laatste al een stuk kleiner. En tenslotte is er dan nog één, waarmee ik u, lieve lezer, ongetwijfeld de loef zal afsteken: Jan van Nepomuk, of, zoals wij latinisten zeggen, Johannes Nepomucenus! Een heilige die geleefd heeft in de tweede helft van de veertiende eeuw. Voor u een volkomen onbekende sinterklaas. Voor mij echter… Ach, ik ben nu eenmaal minder thuis in de wereld van de muziek dan in die van de heiligen. Ik beloof alvast dat ik een van mijn volgende cursiefjes geheel ga wijden aan die Johannes Nepomucenus.

    En dan zijn er nog een paar namen die in het boek over Praag stonden, dat ik vorige week aandachtig doorbladerd heb, toen ik op weg was naar de Tsjechische hoofdstad, voor ’t eerst in mijn leven. Het boek heeft mij nochtans zéér ontgoocheld, om de eenvoudige reden dat de naam van Emiel Zatopek, de meest legendarische hardloper uit de geschiedenis, er te enen male in ontbrak. In 1948 - ik was acht jaar -  leerde ik Zatopek kennen, via de sportpagina’s van de kranten en zo’n twintig jaar geleden heb ik hem persoonlijk ontmoet. Emiel Zatopek, de grootste Tsjech aller tijden!

    Het hotel waar ik in Praag gelogeerd heb ligt in een rustige wijk. Ik heb er iedere morgen zonder probleem mijn rondjes kunnen joggen, tien rondjes van vijfhonderd meter. Tijdens dat halfuurtje kruisen niet meer dan een twintigtal mensen het pad en vreemd genoeg zijn het enkel de leuke jonge dametjes die vriendelijk groeten. De anderen kijken nors voor zich uit. Of verbeeld ik mij dat enkel maar? Is het toeval dat er op dat korte traject twee ondergoedwinkels liggen, elk met vier à vijf  vitrines, waarop in grote letters staat “Damske a Panske” en volgens mijn Google-vertaler betekent dat “Dames en Heren” en dat was nu net wat ik verwacht had, ofschoon er heel veel “damske” stond uitgestald en maar weinig “panske”. Merkwaardig ook dat als je de woorden “damske” en “panske” afzonderlijk opzoekt, zij respectievelijk “kip” en “heerlijk” betekenen… Raak daar nog wijs uit. Overigens heb ik weinig van de Tsjechische taal opgestoken. Enkel nog “dobre”, wat “goed” betekent, en “pozor”. Dat laatste woord betekent “opgelet” en het is te vinden bij iedere roltrap die naar de metro leidt, niet ten onrechte: nooit snellere roltrappen gezien dan in Praag! Zelf hebben de Tsjechen ook geen kaas gegeten van vreemde talen. In geen van beide krantenwinkels, nóch achter het loket “inlichtingen” blijken ze ook maar één woord van om ’t even welke “westerse” taal te begrijpen. In de winkels tot daar nog aan toe, maar aan het inlichtingenloket! Wat een verschil met Athene, bijvoorbeeld.

    De metro, daar valt niets op aan te merken. Zestig- tot zeventigjarigen reizen tegen halve prijs. De meer-dan-zeventigjarigen reizen zelfs helemaal gratis. Ik val dus net binnen de prijzen. En toch heb ik het gevoel dat ik daar niet blij mee ben. Ik vind dat ze beter wat seniorenkorting konden geven in de toiletten: tegen zeventig eurocent per plasbeurt plast een bejaarde prostaatlijder zich toch arm, of niet soms? Als mijn ogen die van een jonge dame kruisen en deze mij prompt haar zitplaats afstaat ben ik daar nog minder blij om. Dát is mij nog nooit overkomen en in een reflex wil ik het aanbod weigeren, maar zoiets kan je niet doen natuurlijk en met een glimlach, die ik zo dankbaar mogelijk laat overkomen, neem ik plaats. In feite sta ik liever recht in tram of metro, alleszins liever dan te moeten zitten tegengesteld aan de rijrichting. Ik neem mij voor geen jonge mensen meer aan te kijken in de metro, opdat zoiets niet meer zou voorvallen…

    Ik had verwacht in een overweldigende stad terecht te komen en het is niet anders. Massa’s volk, en dit is niet eens het hhoogseizoen. Ze komen uit alle landen van de wereld naar Praag, en gelijk hebben ze: Praag is een stad die een mens moet gezien hebben. Praag barst van cultuur, niet in het minst op het gebied van de monumentale beeldende kunst en de architectuur. En de muziek… Wat men er al niet heeft aan operagebouwen, concertzalen, muziektempels! En dagelijks worden er de mooiste concerten gespeeld. Wie zo goed als immuun is voor klassieke muziek en desalniettemin toch één keer in zijn leven een klassiek concert live wil bijwonen, moet het hier doen, in Praag. Of in Wenen. En ik héb het gedaan, in de befaamde Smetana Hall van het Municipal House, alwaar het Praags Koninklijk Orkest het beste ten gehore bracht van twee van de grootste componisten: Strauss en een waarvan ik de naam nu al vergeten ben. Ze hebben onder andere “De blauwe Donau” gespeeld en de “Radetsky mars”. Ja, die muziek kan ik toch wel appreciëren, althans méér dan vroeger. Zo’n dikhuid ben ik dan blijkbaar toch ook weer niet. Of “niet meer”. Da’s immers waar: met het ouder worden wordt de huid dunner. Maar wat ik helemaal gemist heb is de sfeer van een nokvolle concertzaal. De zaal bleek maar voor hooguit een derde gevuld. En ze hadden mij nochtans verteld dat het moeilijk zou zijn om in Praag een ticket te bemachtigen als men dat niet een week van te voren kan doen. Zou de crisis er voor iets tussen zitten? De slechte tijd? Honderd Tsjechische kronen is duur voor één uurtje muziek. Ik vind dat een mens daar even goed kan van genieten op een zondagmiddag, uitgestrekt liggend op de sofa, luisterend naar een CD. Ík  hoef ze niet te zién spelen. En zo redeneren blijkbaar vele anderen, te merken aan de bezettingsgraad die dag. En, als ik nog eens venijnig uit de hoek mag komen, twee weken geleden ben ik naar de Gentse feesten geweest. Koen Crucke trad er iedere dag op in het operagebouw, begeleid op de piano door Willy Claes, de gewezen grote staatsman. Niet één dag is er een plaats onbezet gebleven. Naast klassieke aria’s bracht Koentje ook talrijke populaire liedjes ten beste. Toen hij zong van “mijn katten es vermuurd” daverde de concertzaal van het enthousiasme en ook mij kon die vermuurde katte nog meer bekoren dan de blauwe Donau of de Radetsky mars…

    Er was een folkloristische optocht door de stad met groepen uit alle landen van Europa. Ook óns land was van de partij. Ze brachten een uniek spektakel van muziek, zang en dans. Estland spande hierbij de kroon. Tussen twee groepen door kon je een van de beroemdste Pragenaars zien opduiken: Markske. Zo te zien amper een jaar of twintig, maar reeds opgeklommen tot de hoogste trappen van het clochardisme. Wie Praag bezoekt kan het graatmager Markske bewonderen in de buurt van het Wenceslasplein, voortstrompelend met knikkende knieën,  gekleed in een kort jasje en een broek die geleidelijk aan naar beneden zakt, tot zijn billen en zijn piemeltje helemaal bloot zijn. En telkens weer trekt hij dan met beide handen de broek hoog op, waarna ze weer stilletjesaan gaat zakken. Een ongelooflijk boeiend spektakel voor de toeristen.  Het spreekt vanzelf dat de alomtegenwoordige politie een gedoogbeleid voert ten aanzien van deze publiekstrekker. Markske is overigens niet de enige clochard in Praag: het krioelt ervan. Op de banken en rond de vuilnisbakken. Rond een eettent kan je er een zien die, vaak tevergeefs, probeert een pak gekregen – of gestolen – kousen of een fles parfum te ruilen voor een worst. Terwijl in de restaurants  dagelijks honderden kilo’s voedsel worden weggegooid. Praag is wel degelijk een grootstad!

    03-08-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Potjeslatijn.

     

    Val nu dood met je beste kleren aan! Amper drie dagen geleden lanceer ik in alle nederigheid een oneliner in verband met de edele haiku-dichtkunst, of daar verschijnt reeds een vertaling van mijn oneliner in ’t latijn. “De mooiste haiku’s zijn die welke nooit geschreven zijn” wordt dan “Bellissimi haecus nunca scripti sunt”. Heb ik daar niet onmiddellijk de pen ter hand genomen – bij wijze van spreken, pardon, bij wijze van mailen – om de vertaler te laten weten dat we dat “nunca” beter zouden vervangen door “numquam”! Had ik dat maar niet gedaan! Mijn vertaler lijkt er behoorlijk door in zijn wiek geschoten. Zijn Latijn is namelijk niet het ouderwetse in al zijn voegen krakende  Latijn van de oude Romeinen, maar het frisse sprankelende Potjeslatijn. Nu dient u te weten, beste lezer dat het Potjeslatijn, samen met de gebarentaal voor doofstommen, de enige taal ter wereld is waarvan het produceren gemakkelijker is dan het begrijpen. Met Potjeslatijn gaat het zelfs zover dat er geen regels zijn en fouten dus onmogelijk te maken zijn. “Nunca” is Spaans, het is afgeleid van “nunquam” en het klinkt ook bijna als “numquam”. Dan kan het toch niet fout zijn. Zeker als men bedenkt dat het in die andere Romaanse talen klinkt als “jamais” en “mai”… Tot zover kan ik mijn vertaler volgen, maar niet waar hij voorstelt om “numquam”, wat “nooit” betekent te vervangen door “nondum”, wat “nog niet” betekent. Met “nondum” immers staat de haiku een mooie toekomst te wachten, met “nondum” moet het beste nog komen, terwijl de bedoeling van de oorspronkelijke oneliner is – laat ik dat nu maar onomwonden zeggen –  dat niets, nihil, nul-komma-nul, nog altijd beter is dan de beste haiku. Sorry, mijn beste Floyd Smith, maar we leven in een land waar vrije meninguiting toch het hoogste goed is. En, mijn beste Floyd Smith, ik zou het u ook niet kwalijk nemen als u op een goede dag mijn cursiefjes als baarlijke nonsens zoudt bestempelen. Liever dát dan altijd maar doodgezwegen te worden. En zeg eens eerlijk mijn beste Floyd, ben ikzelf niet zowat de enige van wie gij een beetje aandacht krijgt?

    Mijn vertaler, een halve Spanjaard, hetgeen ik hier aan mijn geachte lezer wel meen te mogen verklappen, lijkt niet afkerig te zijn van haiku’s, althans niet van die van Gilbert Terras. Daarenboven lijkt hij een moeilijk te onderdrukken neiging te hebben er een Latijnse vertaling van te maken. Hier volgt er één, een schitterende vertaling weliswaar, die ik op zijn minst al twee dozijn keer luidop heb voorgelezen:

     

    Tempus muscat ante apis

    Ovist haltare salinit

    Commensare ocalnit

     

    Een vrije vertaling in (Pis)potjeslatijn? Ongetwijfeld, maar dan van een duizelingwekkend hoog niveau. Overigens een zéér diepzinnige haiku, waar de genialiteit zó vanaf straalt. Vind ik. Wist u, dierbare lezer, dat diepzinnigheid en genialiteit grenzen aan idiotie? Iedere zondagmorgen, na de wekelijkse looptraining, en onder het nuttigen van menige Rodenbach, komt in Grijsloke die geniale idiotie bovendrijven bij de ouderen van de club. En wee diegene die met ons, veteranen, in discussie komt. Hij wordt glad onder de tafel gepraat. Het procédé is simpel: we verlagen het gespreksniveau tot ons eigen niveau – dat doen álle idioten – en… op dát niveau zijn wij het meest ervaren!

    Potjeslatijn? Een goed idee. Het opent alvast nieuwe perspectieven. Zeker nu het Latijn aan populariteit aan ’t winnen is en mijn jongste kleindochter, die evenmin van humor gespeend is, met glans haar eerste jaar Latijn heeft doorsparteld. Alleszins stof voor nog eens een cursiefje.

    Christophorus te salutat.

    26-07-2010 om 23:07 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onzin over beroemde en minder beroemde citaten.

     

    Mijn trouwe lezers zullen zich misschien nog herinneren uit mijn vorig verhaal dat trouwe lezer Marc voorstelde de haiku’s van Floyd Smith te bundelen onder de titel “Back to the future”. In al mijn naïviteit dacht ik hieruit te mogen besluiten dat hij die haiku’s ook wenste uitgegeven te zien. Maar Marc zelve heeft mij dienaangaande gerustgesteld: hij had er enkel de aandacht willen op vestigen dat de haiku’s geschreven waren op en na 23 december… 2010! Ze zouden, tenzij ik mij van jaartal vergist heb, niet eens kunnen geschreven zijn. Heb ik mij dan niet van jaartal vergist? Natuurlijk wel, zou iedere weldenkende burger geneigd zijn te denken, tenzij…

    U moet weten, beste lezer, dat ik al enige tijd rondloop met het snode plan om een beklijvend gezegde de wereld in te sturen omtrent haiku’s. Ik zeg het maar meteen: “De mooiste haiku’s zijn die welke nooit geschreven zijn”. Heb ik misschien onbewust een beschermende hand boven het hoofd van haikudichter Floyd Smith willen houden door het te laten voorkomen alsof zijn haiku’s niet – of nóg niet – geschreven zijn? Onzin natuurlijk om op die manier de geschiedenis te willen ingaan, als de bedenker van een gevleugeld citaat. Hopeloos ook, als men bedenkt dat mijn lezerspubliek, zoals ik reeds meerdere malen heb voorgehouden, bestaat uit amper zeven man – daar hoort ú bij – en een paardenkop. Maar zijn talloze andere uitspraken, die het wel gehaald hebben, niet even grote onzin?

    Enkele voorbeelden? “Te veel is trop, trop is te veel” van  Vanden Boeynants. “’t Kan verkeren” van Bredero. “Ik denk, dus ik ben” van Descartes. En dan de hoofdvogel, van Jezus Christus himself: “Ik ben die ben”. Allemaal zaken die het kleinste kind had kunnen zeggen. Bijna had ik geschreven: de grootste idioot...  Maar ik leg mij er al bij neer: míjn citaat zal het dus wéér niet halen. In feite nog goed ook, want helemaal origineel is het niet. Ik denk dat ik mij heb laten inspireren door een gezegde van mijn moeder zaliger. In mijn boek “O jerum” schrijf ik, vertellend over mijn moeder: “Over geluk had ze haar eigen mening. De gelukkigste mensen zijn diegenen die er nooit geweest zijn, placht ze te zeggen”. U zou kunnen wedervaren dat de oude Grieken, die er vaak nogal een sombere levensvisie op nahielden, ook al dit soort uitspraken hebben gedaan, een paar duizend jaar geleden. Nu is het wel zó, dat mijn moeder niet ongeletterd was, hetgeen betekent dat ze kon lezen en schrijven, zij het niet zonder fouten, maar ik zweer het u: van “Oude Grieken” had ze nooit gehoord. Au grand jamais! Doch laten wij wél wezen: nóch háár citaat over het geluk, nóch het mijne over de haiku, zijn een roemrijke toekomst beschoren. En terecht. Want eerlijk gezegd: ’t is onzin, nietwaar.

    23-07-2010 om 02:36 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (2)
    07-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marc en de schapen van Herakles.

    Vandaag was ik al om 9 uur op – een stuk vroeger dan gewoonlijk – en al de hele dag bekruipt mij de behoefte om iets te schrijven voor mijn lieve lezers en in ’t bijzonder voor Marc, die één van mijn allertrouwste lezers is. Marc is overigens niet te beroerd om af en toe eens te reageren op één van mijn verhaaltjes. Op het verhaal “Over haiku’s en Gilbert Terras” van eergisteren reageert hij met het voorstel om de veertig haikoetjes van Floyd Smith te bundelen onder de titel “Back to the future”. Zou dat betekenen dat hij de haiku’s van Floyd Smith waardeert? Of is het zijn bedoeling die jongen – maar ’t zou ook een oude baas kunnen zijn – een hart onder de riem te steken? Alleen maar “bundelen” of ook “uitgeven”? Misschien nog niet zo’n slecht idee. Maar dan in een luxe uitgave, groot formaat, zware kaft, dik glanzend papier, één haiku per blad en de linker pagina onbedrukt, zodat het toch een lijvig boek wordt dat goed oogt in om ’t even welke boekenkast.

    Over de haiku’s van Gilbert Terras spreekt Marc zich in ’t geheel niet uit, maar uit zijn reactie blijkt op zijn minst dat hij ze aandachtig gelezen heeft. En hier volgt dan die reactie – ze was in de vorm van… een haiku:

     

    dat van de kip

    wist ik nog niet

    maar dat van die griet…

     

    Om nog eens terug te keren tot het verhaal van Tsjoep en Lala. Vindt u ook, beste lezer, net als boer Touternitou, dat ik er behoorlijk lang over gedaan heb om de dieren te vangen? Ikzelf vind dat ik het er nog behoorlijk afgebracht heb, als ik de vergelijking maak met Herakles, die toch de grootste held is die de wereld ooit gekend heeft: die had meer dan een jaar nodig om één enkele hinde (de hinde van Keryneia) levend te vangen. Dat was één van zijn fameuze “twaalf werken”. Maar: eind goed, al goed. De Kameroentjes dartelen nu rustig rond in het natuurpark, de Brielmeersen, in Deinze. En wat nog beter is: ik heb twee niéuwe schaapjes!... ’t Zijn schaapjes die afkomstig zijn van het eiland Ouessant, dat gelegen is vóór de kust van Bretanje. Daarom worden ze Quessant-schaapjes genoemd (dat schapestaartje aan de O maakt de uitspraak veel eenvoudiger). Het is het allerkleinste schapenras ter wereld en… ze zijn zó lief, mijnheer! Ze komen eten uit mijn hand, ze geven likjes en pootjes en ze doen neuze-neuze. Het kleinste is een bruintje en het heet Brownie, een naam die mijn petekind Amy haar (’t is een ooitje) gegeven heeft. Het andere (een beige) heb ik Blanche genoemd: dat is de wereldse voornaam van mijn nichtje, zuster Beatrijs, die mijn voorspreekster is bij de Allerhoogste. Blanche en Brownie dus, mijn schapen, de schapen van Herakles!

     

    En voor wie meer wenst te weten over Herakles en de hinde van Keryneia, verwijs ik naar mijn blog www.bloggen.be/dzeus (d.d. 26.10.2007). Voor wie  het in één muisklik wil doen: klik hier gerust op www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=51. En voor wie zelfs dát nog te veel gevraagd is: gewoon dóórlezen…

     

    Taygete was één van de zeven dochters van Atlas en de nimf Pleione. Ze liet zich verleiden door de oppergod Zeus. Dat geschiedde in het gebergte in het Zuiden van de Peloponnesos, dat Taygetes-gebergte genoemd wordt. Ze baarde een zoon, Lakedaimon. Deze gaf zijn naam aan de provincie waarin Sparta gelegen is: Lakedaimonië of Lakonië. Als straf omdat ze zich had laten verleiden veranderde Artemis haar in een hinde. Maar ook in die gedaante liet ze zich nog door de oppergod benaderen. Uit erkentelijkheid schonk Zeus haar een  stel schitterende koperen poten en een prachtig gouden gewei.

    Dit verhaal kent talrijke verschillende versies. Niettemin zijn alle mythologische schrijvers het erover eens dat er, in de tijd van Herakles, in de streek van Keryneia in Arkadië – een noordelijke provincie van de Peloponnesos – een hinde met koperen hoeven en een gouden gewei, onophoudelijk door de bebouwde akkers draafde en er ontzettend veel schade aanrichtte door de vruchten des velds te vernietigen. Deze hinde onschadelijk maken was een ideale klus voor Herakles. Het was zijn derde opdracht. En misschien zou die opdracht niet eens zo moeilijk geweest zijn, ware het niet dat de hinde, met haar koperen hoeven, buitengewoon hard kon rennen en dat Herakles – zo had Eurystheus bevolen – het dier levend diende te vangen, zonder het te verwonden, en het daarna ongedeerd naar Mykene diende te brengen.

    Herakles begaf zich naar Keryneia en kwam er oog in oog te staan met de goddelijke hinde. Deze zette het terstond op een lopen. Herakles achtervolgde het dier. Het bleek onbegonnen werk, de hinde was hem telkens te vlug af en haar neerschieten was te enen male verboden… Zo doorkruiste ze, achtervolgd door Herakles, de hele Peloponnesos en, via de Isthmos van Korinthe, het hele Griekse vasteland en ook de streek van Istrië in het uiterste Noorden, waar de Hyperboreeërs leven en waar Boreas, de Noordenwind, nooit waait. Het is overigens bij deze gelegenheid dat Herakles’ oog viel op een daar groeiende boom, de olijfboom, die toen nog niet goed bekend was in Griekenland. Herakles nam de boom mee om hem te planten in Olympia ter ere van zijn vader Zeus.

    De achtervolging duurde een vol jaar en nog was de hinde niet gevangen. Ondertussen had het stel rechtsomkeer gemaakt en bevonden ze zich weer in Arkadië. Gekomen aan de oevers van de brede Ladon-rivier zag de hinde zich in het nauw gedreven en genoodzaakt de rivier over te zwemmen. Herakles zag zijn kans schoon. Hij dook in het water, de hinde achterna, en nog voordat zij de overkant had bereikt slaagde hij erin het dier vast te grijpen. Hij bond haar poten aan elkaar en met zijn levende buit over de schouders geslagen, trok hij nu op naar Mykene, naar het paleis van zijn opdrachtgever. Tijdens deze tocht doorheen het beboste en bergachtige Arkadië kruiste Artemis zijn pad. Ze beschuldigde hem ervan de heilige, door Zeus geliefde hinde gedood te hebben. Maar toen Herakles had aangetoond dat de hinde leefde en zelfs niet eens gewond was, kon de godin zich met de toestand verzoenen. Ze eiste wel dat Herakles de hinde, nadat hij ze aan Eurystheus voorgelegd had, aan haar zou afstaan. En alzo geschiedde…

    07-07-2010 om 18:05 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    05-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over haiku's en Gilbert Terras.

     

    De minst succesrijke haiku-schrijver aller tijden is misschien wel Floyd Smith – ’t zal wel een pseudoniem zijn. Op 23.12.2010 publiceerde hij een eerste haiku op een blog: www.bloggen.be/haikoe. ’s Anderendaags wéér een en de dag daarna wéér. Dat heeft hij veertig dagen lang volgehouden: iedere dag een haiku. De eenenveertigste dag is hij er – gelukkigerwijs – mee opgehouden, met een eenenveertigste haiku, waarin hij uitlegt waarom het de laatste is: gebrek aan lezers. En nog geen klein beetje! De blog bestaat – ongelukkigerwijs – op de dag van heden nog steeds. In al die tijd werd hij precies 217 keer bekeken, amper méér dan één keer per dag, en dan nog hoofdzakelijk door de schrijver zelf, naar ik vermoed. “Ligt het aan mij?” vraagt hij zich af in zijn laatste ‘gedicht’, “of ligt het aan de koe (de haikoe)?” Tja, Floyd Smith is Herman Van Rompuy niet. Onze Europese president, dát is een haikuschrijver van formaat. Toen Ronde-van-Frankrijk-reporter Karl Vannieuwkerke hem gisteren als dusdanig bestempelde, deed de president zelfs geen moeite om dat te ontkennen. Ook niet dat hij een “haiku-kenner” is. Dat Herman Van Rompuy daarenboven een integer man is en zich geen stroop aan de baard laat smeren, bleek toen hij duidelijk liet blijken dat hij een door zijn interviewer geschreven haiku niet echt kon appreciëren: hij vond het hooguit “een goede poging”.

    Maar wie de haiku’s van Gilbert Terras, de legendarische trainer van Loopclub Grijsloke  niet kan appreciëren, welnu die kent er, naar mijn bescheiden mening, niets van. Ik laat u even meegenieten, beste lezer:

     

    In de volgende vier behandelt Gilbert de schepping, de godsdienst, de ruimte, de materie, de tijd…

     

    God schiep de ruimte

    de materie en het leven

    maar wie schiep de tijd

     

    wie schiep de aarde

    de sterren het heelal

    alles was er toch al

     

    de tijd vliegt voorbij

    ooit stoppen zal hij niet

    hij begon ook niet

     

    van Allah tot Zeus

    aan goden ruime keus

    maar ’t kan ook zonder

     

    Maar opa Gilbert kan ook frivool uit de hoek komen, zonder al te veel diepzinnigheid…

     

    de kip of het ei

    de haan kan ’t weten

    hij was er bij

     

    man staat te plassen

    reigers vliegen voorbij

    poes ligt op de loer

     

    mollige grieten

    mooie ronde tieten

    mannen genieten

     

    Als Gilbert op de ingeslagen weg doorgaat wordt hij mogelijkerwijze nog een grote! Figuurlijk dan…

    05-07-2010 om 15:05 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (3)
    29-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tsjoep en Lala.

    Tsjoep en Lala waren ontsnapt. Mijn nieuwe buurman, de operazanger, kwam het mij vertellen. Hij had ze zien lopen op de straat en nu liepen ze op de immense weide van boer Touternitou, aan de overkant van de straat. Tsjoep en Lala zijn Kameroenschapen, dwergschapen van een tamelijk zeldzame soort, die hooguit een halve meter groot worden. Het zijn “haar-schapen”, hetgeen betekent dat ze geen wol produceren, maar behaard zijn zoals een geit. Overigens zien ze er uit als geiten. En ze gedragen zich ook als geiten: niet makkelijk in de omgang, schuw als een hinde en even snelle lopers en springers. Waarom het dan tóch schapen zijn? Welnu, de horens van een mannetjesschaap zijn sterk naar achter gekromd en die van een geitenbok niet, en daarenboven horen alle geiten een sik te hebben. U begrijpt het al, beste lezer, Kameroenschapen zijn sikloos en de rammen hebben sterk naar achter gekromde horens. Van dat alles had ik geen weet toen mijn neef Tsjoep en Lala bij mij afleverde, in de meimaand. Hij wist dat ik uitkeek naar twee dwergschaapjes om mijn boomgaard af te grazen. Voor twee grote schapen is de beweidbare oppervlakte te klein. En één enkel schaap? ’t Zou omkomen van eenzaamheid: schapen zijn kuddedieren.

    Eigenlijk had ik geopteerd voor twee ooitjes, meisjes-schapen dus. Dat het er twee van verschillend geslacht waren – het rammetje had duidelijk naar achter gekromde horens – vond ik minder vervelend dan hun “geitachtig” voorkomen. Ach, schapen zijn nu eenmaal populairder, sympathieker, geliefder dan geiten. En dat het wel degelijk zo is moge blijken uit het feit dat vrijwel niemand er aan denkt om geitjes te tellen als hij de slaap niet kan vatten. Schaapjes daarentegen… Geen mens zal in zijn hoofd halen om een arm sympathiek vrouwtje te betitelen met “die brave geit” of “die arme geit” of gewoon “die geit”. “Dat schaap” daarentegen, of het nu braaf is of arm of gewoon maar een schaap, straalt genegenheid en medeleven uit. Maar Tsjoep en Lala wáren schapen, al riepen al de buren nóg zo hard dat het geiten waren. Want bij geen van beide een spoor van een sik! En dan die kromme horens van Tsjoep!

    Tsjoep en Lala waren uitermate schichtig. Ik kocht voor hen de heerlijkste schapenkorrels en die deed ik in een leuk aarden kommetje. Hoezeer ze de korrels ook lustten, ze kwamen pas smullen als ik op minstens drie meter afstand van het kommetje ging staan. “Geitenmanieren” zeiden de buren. En wat dan nog? Er zijn genoeg mensen met “vossenstreken” of “die zich als varkens gedragen”…

    We hadden Tsjoep en Lala pas twee dagen, toen een oude verweerde man mijn nachtelijke slaap kwam verstoren. Hij was op zoek naar zijn geit die naar een bosrijk gebied op een heuvel was gevlucht. Het kan monsieur Seguin geweest zijn. Die bond zijn geiten vast aan een touw om ze te laten grazen, maar - schrijft Alphonse Daudet in zijn «Lettres de mon Moulin » - il les perdait toutes de la même façon: un beau matin, elles cassaient leur corde, s’en allaient dans la montagne, et là-haut le loup les mangeait. Ni les caresses de leur maître, ni la peur du loup, rien ne les retenait. C’était, paraît-il, des chèvres indépendantes, voulant à tout prix le grand air et la liberté.

    ‘s Anderendaags heb ik zorgvuldig mijn omheining nagekeken op eventuele uitbraakmogelijkheden. Het leek mij alles vrij stevig. Nu is vijfhonderd vierkante meter niet echt wat je een grote vlakte kan noemen, maar toch groot genoeg, docht mij, voor twee kleine schaapjes om vrij – en ongebonden – rond te dartelen. Het gras was mals, in de schuur stonden twee zakken schapenkorrels – van de lekkerste! – klaar, er was een hok om te schuilen bij regen en ontij. En ik was bereid er borg voor te staan dat, zolang ík er zou zijn, er geen haar op hun hoofd zou gekrenkt worden. Ze zouden dus wel gek moeten zijn om te willen uitbreken, zo dacht ik. En toch!...

    Geen week later liepen ze tussen de vijf runderen, vier koeien en een stier, op de grote weide van boer Touternitou. Om ze terug te laten keren moesten ze eerst gevangen worden, en op díe grote vlakte tussen de "koeibeesten"  bleek dat onbegonnen werk. Twee schapenboeren hebben zich aangeboden met vangnetten en ander materiaal, aan twee apothekers en vijf veeartsen heb ik raad gevraagd. Tevergeefs. Eén gaf mij de raad de dieren te verdoven met valium, tussen hun korrels te mengen, maar een tien keer hogere dosis dan die waarvan een mens in een coma kan geraken had niet de minste uitwerking. Logisch, wist iedereen mij achteraf te vertellen, want in de pens van een herkauwer wordt het slaapmiddel afgebroken…

    De ontsnapte “schaapgeiten” werden een leuk gespreksonderwerp. Boer Touternitou echter vond het na een week of drie niet meer om te lachen:

    Die boer die zwoer hem blou

    Hij zou die skaap doodskiet…

    Ik vroeg hem nog wat geduld te hebben en ik verzekerde hem dat ik hem zou vergoeden voor de geleden schade. Hij gaf mij nog drie dagen. Daarna zou hij zelf wel zorgen dat ik de schapen terug zou hebben. Over drie dagen zou ik ze in mijn boomgaard zien… liggen.

    Ik had de boodschap wel begrepen, daar hoefde geen tekeningetje bij. Alle hens aan dek dan maar weer. Ik liet een vierkoppige “vangploeg” komen van de Brielmeersen van Deinze. Het zou een fluitje van een cent worden, een kolfje naar hun hand: hadden zij immers, onlangs nog, niet een ontsnapte ooievaar gevangen? Maar ’t werd weer eens een maat voor niets! Toen kwam mijn reddende engel, als een deus ex machina, onder de vorm van een allerliefst vrouwtje, een veearts uit Oudenaarde. Ze kwam met drie Border Collies. Twee bleven aan de kant staan, als reserve. De derde, de oudste, maar tevens de slimste, heeft uiteindelijk al het werk gedaan. Border Collies zijn herdershonden, vooral bekend als schapendrijvers. Het zijn ongetwijfeld de intelligentste onder onze trouwe viervoeters. Dank zij een wonderbaar samenspel met zijn bazin, slaagde de hond er na een klein half uurtje in  de moe gerende schapen in mijn armen te drijven, zodat ik ze maar voor ’t grijpen had. En zonder de koeien en de stier die door ’t hele gedoe in paniek geraakt waren, zou ’t allemaal nog wel sneller gegaan zijn…

    We hebben Tsjoep en Lala naar de Brielmeersen gedaan, het natuurpark in Deinze. Ze zullen daar ongetwijfeld beter hun draai vinden dan bij mij. En ze zullen er ongetwijfeld vriendjes maken. Sorry, Tsjoep en Lala voor de stress die ik jullie bezorgd heb, maar ik heb het gedaan voor jullie welzijn. En ik kom jullie zeker een dezer dagen een bezoek brengen in de Brielmeersen. Met de hele familie, want het park loont zeker de moeite. Weten jullie overigens hoe het met Blanquette, het lieve geitje van monsieur Seguin, afgelopen is? Als je ooit eens naar de Provence gaat, zo eindigt Alphonse Daudet zijn verhaal, zal men u daar vertellen over de “cabro de moussu Seguin, que se battégue touto la neui emé lou loup, e piei lou matin lou loup la mangé”. En omdat uw kennis van het Provençaals ongetwijfeld te wensen overlaat, vertaal ik dit maar direct naar het Nederlands: “De geit van mijnheer Seguin, die zich de hele nacht verweerde tegen de wolf, en uiteindelijk, in de morgen door de wolf werd opgegeten”.

    En zodoende kent dit verhaal nog een gelukkig einde. We hadden het, ei zo na, moeten afsluiten met: “E piei lou matin moussu Touternitou la tué”. En, tja, hoe zal ik de boer nu vergoeden voor de geleden schade? Zijn vrouwtje is hoogzwanger. ’t Zal voor héél binnenkort zijn. Ik heb mij voorgenomen voor een mooi cadeautje te zorgen voor de kleine. Als ik een geboortekaartje krijg…

    Hieronder, om het verhaal iets aanschouwelijker te maken, een foto van de weide  waar het zich allemaal heeft afgespeeld. De foto is deze winter genomen, toen de schapen er nog niet waren. U herkent wél drie van de vijf “koeibeesten”. In de verte: de kerk van Grijsloke, op een heuvelrug. Betweters beweren dat de Kameroenschaapjes, wier roots in bergachtig land gelegen zijn, door de aantrekkingskracht van die heuvelrug naar deze weide zijn gevlucht.

    29-06-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (8 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Irmaatje.

    Er is heel wat mooie literatuur te vinden op ’t internet. Neem nu het verhaal “De Gasknop” dat Jan Bauwens op 19 juni l.l. heeft neergepoot op zijn weblog  www.bloggen.be/omskvtdw . Het gaat over een dementerend vrouwtje dat telkens weer vergeten is of zij haar deur wel op slot gedaan heeft en of zij de gaskraan heeft dichtgedraaid. En er gebeurt nog meer in dit verhaal, dat uiteindelijk afloopt met een fatale knal.

    Dit verhaal heeft mij des te meer getroffen omdat het dementerend vrouwtje Irmaatje heet. Ik heb zelf namelijk zo’n dementerende tante Irma gehad. Meer dan eens heb ik ze ten tonele gevoerd in mijn “memoires”: O jerum jerum jerum…, 2006. Ook zij keerde, als ze pas haar huis verlaten had, steeds weer op haar stappen terug, om te zien of ze haar deur wel goed op slot had gedaan en of ze de gaskraan had dichtgedraaid. Toen haar wandklok eens was stilgevallen, omdat ze vergeten was ze op te winden, is ze acht maal na elkaar bij de buren gaan vragen hoe laat het was. 

    Toen ze mij op een kwade dag vroeg bij de boer een zak aardappelen te halen, omdat ze er geen meer had, zei ik dat ik de dag tevoren pas een zak aardappelen voor haar was gaan halen bij die boer. Dat laatste ontkende ze ten stelligste. ’t Werd van “welles-nietes”, net zo lang tot ik haar dwong in de kelder te gaan zien: daar lág de zak! Omdat ze haar ongelijk nu wel moest toegeven, werd ze razend kwaad, ze joeg mij haar huis uit en gooide mij haar koffiekan achterna. ’t Was schoorvoetend dat ik een paar dagen later weer bij haar binnenkwam, op mijn hoede voor ’t geval ze weer naar de koffiekan zou grijpen. Maar ik had mij nodeloos zorgen gemaakt: ze was poeslief en blij mij te zien. Ze bleek het “voorval” helemaal vergeten te zijn. In haar koffiekan was een flinke deuk. Ik vroeg hoe die erin gekomen was. O, die moest er al lang in geweest zijn, misschien was die er altijd al wel in geweest…

    Op den duur vond tante Irma haar huis niet meer terug en raakte ze op den dool. We moesten haar naar een verzorgingstehuis doen. Daar was ze niet graag en als ik haar daar ging bezoeken smeekte ze mij haar mee te nemen, terug naar haar huisje. En omdat ik op haar verzoek niet kon ingaan maakte ze telkens een scène toen ik wegging. Soms schreeuwde ze zo hard dat heel het tehuis in rep en roer stond. Het duurde verscheidene maanden vooraleer ik een oplossing gevonden had voor dat probleem. Bij toeval. Ik was weer eens bij haar op bezoek. Ik verliet de kamer om een kop koffie te halen in de cafetaria. Toen ik met de koffie terugkeerde, verwelkomde ze mij alsof ze mij in geen weken had gezien. Hetzelfde gebeurde enkele dagen later, nadat ik even haar kamer had verlaten voor een toiletbezoek op de gang. Voortaan zou ik nooit meer afscheid nemen: alleen nog even naar het toilet gaan op de gang. Dat ik daar niet eerder opgekomen was!

    Dit verhaal eindigt niet met een knal zoals dat van Jan Bauwens. De schrijver van “De gasknop” heeft overigens verklaard dat het Irmaatje uit zijn verhaal een fictief personage is, één die nooit bestaan heeft, verzonnen… Een schitterend verhaal met een verscheurend slot, maar niet écht gebeurd…

    En hoe is het met mijn tante Irma afgelopen. Bijna met een “anti-climax”. Op zondag 28 oktober 1990 is ze niet meer wakker geworden uit haar middagdutje. Ze was zesentachtig. Weinig mensen zijn mij dierbaarder geweest dan tante Irma.

    27-06-2010 om 22:57 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het mooiste gedicht: drie genomineerden.

    Het mooiste Nederlandstalig gedicht aller tijden?

    Ik weet het wel, over smaken en kleuren valt niet te redetwisten. Tot en met de dag van gisteren twijfelde ik tussen twee gedichten. Beide zijn – toeval of niet? – één en al nostalgie naar het geboortedorp des dichters.

     

    Het eerste is een gedicht van René Declercq. Ziehier de twee middenste van de vier strofen van elk vier verzen:

     

    Ik heb u nooit verloren

    uit d’oogen van mijn ziel,

    mijn dorpken en mijn toren

    en vaders zingend wiel.

     

    Dat zingend wiel van vader,

    het bracht met staag geruisch

    den rijken avond nader

    en ’t bruine brood in huis.

     

    Het tweede is in feite geen echt gedicht, maar een lied van de ongeëvenaarde cabaretier Wim Sonneveld. Hier volgen de eerste zestien van de achtenveertig verzen:

     

    Thuis heb ik nog een ansichtkaart

    Waarop een kerk een kar met paard

    Een slagerij J. van der Ven

    Een kroeg, een juffrouw op de fiets

    Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets

    Maar het is waar ik geboren ben

    Dit dorp, ik weet nog hoe het was

    De boerenkind'ren in de klas

    Een kar die ratelt op de keien

    Het raadhuis met een pomp ervoor

    Een zandweg tussen koren door

    Het vee, de boerderijen

    En langs het tuinpad van m'n vader

    Zag ik de hoge bomen staan

    Ik was een kind en wist niet beter

    Dan dat het nooit voorbij zou gaan

     

    En deze morgen is daar een einde aan gekomen. Of ik dan definitief mijn keuze heb gemaakt? Bijlange niet! Ik vond in mijn brievenbus een gedicht van Jan Bauwens, Vlaanderens meest getalenteerde, zij het nog onvoldoende gewaardeerde, all-round kunstenaar. In feite gaat het ook hier niet om een écht gedicht, althans niet naar de vorm, want Bauwens schrijft nooit in verzen. Een klein stukje van “Zomer” heb ik dan maar zelf “vertaald”, evenwel zonder ook maar één letter aan de tekst te wijzigen. Nog geen komma…

     

    …

    een seizoen dat op de zomer volgt

    en dat een veelvoud daarvan is:

    een veelvoud van de zon, het licht,

    de warmte en het water.

    Een veelvoud ook van bloemen en fonteinen,

    dorst en laven langs de standbeelden in de stegen,

    en dan regen zonder remmen,

    plassen met bolle bellen, koelte, rust

    en in de verte saters die, goed hoorbaar nog,

    door zeer ondiepe grachten waden,

    die in witte nachten baden, …

    hitte blussen,

    bellen blazen,

    boeken lazen,

    sinterklazen,

    brilleglazen.

     

    De hele tekst kunt u lezen op www.bloggen.be/omskvtdw. En laat mij toe, mijn beste lezers – met zeven man zijt gij, en een paardenkop –  dat ik Jan Bauwens bij deze uitroep tot de vaandeldrager van het poëtisch proza in Vlaanderen, aan het begin van de eenentwintigste eeuw.

     

    12-06-2010 om 06:15 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adieu Pierre.
    (Op 12 mei, de dag vóór Onze Lieve Heer Hemelvaart, is dokter Pierre Devos overleden. Hij was één van de meest studentikoze figuren die Laetitia, de hoogstudentenclub van de Vlaamse Ardennen (Oudenaarde-Ronse) heeft gekend. Op 22 mei, de dag vóór Pinksteren hebben een enorme massa mensen hem naar zijn laatste rustplaats begeleid.


    Pierre,

    Precies zes maanden geleden nam ik je mee naar de Gravensteenfeesten in Gent. Daar heb jij in de troonzaal van het Gravensteen een schitterende speech gehouden voor een massa studenten. Je hebt hen verteld hoe jijzelf met nog twee andere Laetitianen aan de basis hebt gelegen van de grootste studentengrap aller tijden, de bezetting van het Gravensteen in 1949. Het daverend applaus dat je daar te beurt viel, maakte je gelukkig en we besloten in ’t vervolg samen ieder jaar die Gravensteenfeesten bij te wonen. Nog vele jaren, hadden we gehoopt…

    We waren toen al bezig met de voorbereiding van de viering van het 80-jarig bestaan van onze studentenclub. Jij was de drijvende kracht van ons feestcomité. Wat hebben wij genoten van de vele vergaderingen die wij belegd hebben! Je had zelfs al plannen voor een volgende lustrumviering. Het einde was nog lang niet in zicht…

    Enkele dagen na onze voorlaatste vergadering vernam ik dat ze bij jou een fatale ziekte hadden vastgesteld. Je zou de lustrumviering niet meer kunnen bijwonen. Je was inderdaad niet lijfelijk aanwezig op de receptie en de tentoonstelling in Ronse, het galadiner, de ontvangst op het stadhuis in Oudenaarde en de modelcantus. Hoe vaak hebben we dan niet gezegd: “Wat jammer dat Pierre er niet bij is!” Maar je wás er bij Pierre. Je was aanwezig in de harten en de geesten van allen en je naam lag op ieders lippen. En als het waar is dat een mens niet dood is zolang hij leeft in het hart en de geest , van wie hem gekend, gewaardeerd en bemind hebben, dan is jou nog een lang leven beschoren!

    Dank je, Pierre, dank je voor zóveel!

    Het ga je goed.

    26-05-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    21-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een klein pietje.

    Toen ikzelf mijn opleiding tot keel-neus-oorarts had voltooid, na vier jaar in het academisch ziekenhuis in Rotterdam, dacht ik dat ik reeds een hele piet was. Van de collega wiens praktijk ik overnam werd immers gezegd dat hij de stiel had geleerd in amper zes maanden – sommigen hadden het over slechts zes weken! In werkelijkheid was ik maar een klein pietje, als u mijn opleiding vergelijkt met die van de laatste nieuwe keel-neus-oorarts in het AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV:

    1/ Een vijfjarige opleiding in de neus-, oor- en keelziekten, gelaat- en halschirurgie, aan het AZ Sint-Jan te Brugge, het CHU van Lausanne en het UZ Leuven.

    2/ Vervolgens een verdere bekwaming gedurende zes maanden in de rhinologie en de esthetische en functionele aangezichtschirurgie aan het AMC te Amsterdam.

    3/ Nadien een verdere bekwaming gedurende een jaar in de otologie en de neurotologie in Los Angeles, Marseille, Antwerpen, Nijmegen en Luzern.

    4/ Op ’t ogenblik volgt hij nog een Europees curriculum in de neurotologie te Marseille.

    Wie zou zijn keel, zijn neus en zijn oren niet blindelings toevertrouwen aan zo'n dokter?
    Ik was warempel maar een héél klein pietje...

    21-05-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijnheer Dupont.

    Het was stil op twaalf zuid van het academisch ziekenhuis toen dokter Spincemaille, hoofd van de chirurgische afdeling, uit de lift stapte. De dokter voelde een razende hoofdpijn zoals dat de laatste weken, vooral op maandagmorgen, wel meer was voorgekomen. Maar de pijn was vandaag heviger dan ooit tevoren. Bij ’t wakker worden had hij de pijn al meteen gevoeld. Een fel drukkende pijn in ’t achterhoofd, die zijn hersenpan naar alle kanten onder spanning zette en zijn trommelvliezen en ogen deed uitpuilen. Net of hij had de avond tevoren een zware dreun op het hoofd gekregen. Niet alleen was de pijn vandaag heviger dan anders, ze straalde op een vreemde manier uit in de rechter halsstreek, langs de halsslagader in de richting van het borstbeen…

    Dokter Spincemaille deed zoals steeds zijn best om niets te laten merken tegenover het verplegend personeel. Een dokter moest eigenlijk zelf nooit ziek zijn: dat is slecht voor zijn prestige en voor het vertrouwen van de patiënten. Met dát voor ogen stapte hij de kamer van juffrouw Rammant binnen. De juffrouw was al meer dan twintig jaar hoofdverpleegster op de afdeling “chirurgie” en vooral voor háár deed de dokter steeds zijn best om zijn aanvallen van hoofdpijn te verbergen.

    - Nog iets voorgevallen op de afdeling vannacht? vroeg Spincemaille.

    - Na dát met Dupont is er niets meer geweest, dokter.

    - Dupont?

    Hij herinnerde zich geen Dupont. De naam zei hem hoegenaamd niets. Hij herinnerde zich niet ooit iemand met die naam onder zijn cliënteel gehad te hebben. Hij die er nochtans om bekend stond goed namen te kunnen onthouden, beter dan wie ook van zijn collega’s in het hele ziekenhuis. Kon het zijn dat zijn hoofdpijn hem zodanig parten speelde dat één naam hem te enen male ontsnapt was? Ene Dupont? En er was wat geweest met die Dupont, vannacht. Juffrouw Rammant vergiste zich anders nooit. Kon het die verdomde hoofdpijn zijn? Spincemaille hervatte zich snel:

    - Jaja, Dupont natuurlijk, mompelde hij.

    Kon het mogelijk zijn dat de altijd ernstige juffrouw Rammant hem uitgerekend nú een poets wilde bakken? Kon het mogelijk zijn dat er deze nacht iets was voorgevallen waar hij bij was geweest en waar hij desondanks geen weet meer van had? Laat staan dat er een mijnheer Dupont op zijn afdeling lag zonder dat hij dat wist? Hij zuchtte zwaar, zei verder niets en begaf zich naar zijn eigen bureau. Het jongste zustertje Frère, knap en rad van tong, stond vertrekkensklaar aangekleed bij de lift. Ze had kennelijk haar nachtdienst achter de rug. Spincemaille groette haar.

    - Ook een goede dag, dokter. Hé, wat jammer toch van mijnheer Dupont.

    Het bonsde in zijn hoofd toen hij de deur van zijn kamer achter zich dichtgooide. Een allerpijnlijkst gebons dat schrijnend uitstraalde aan de rechterkant in zijn hals, tot achter zijn borstbeen. Hij trok zijn fichenbak open en zocht de naam Dupont op. Er was geen Dupont. Natuurlijk was er geen Dupont! Hij zou het zelf toch wel geweten hebben, zeker? Anderzijds leek het hem evenzeer onmogelijk dat zijn verplegend personeel hem zo grof in de maling zou nemen, met een ingebeelde Dupont. Ze wilden hem toch niet voor gek doen doorgaan? Als Dupont vannacht opgenomen was, moest er minstens een spoedopnamedossier bestaan… Hij nam de telefoon op en draaide het nummer 212, secretariaat spoedopname. Of daar een dossier lag van een zekere Dupont? Géén Dupont!...

    Er werd op de deur geklopt. Er striemde iets als een elektrische schok van in zijn achterhoofd tot achter zijn borstbeen. Waarom werd er ook zo hárd geklopt? Of leek het alleen maar dat er zo hard geklopt werd? Was hij misschien overgevoelig geworden aan geluid vanwege zijn hoofdpijn?

    - Ja, zei Spincemaille.

    Juffrouw Rammant stak haar hoofd naar binnen.

    - Lopen we even de bedden langs, dokter?

    Hij toonde zich vertoornd. Een “tour de salle” zinde hem nu allerminst.

    - Spreek niet zo luid, wil je, zei hij bitsig. Waar is Dupont? En waar is het dossier van Dupont?

    Als ze hem in de maling namen, zou hij het spel meespelen…

    - Er zal enkel maar een spoedopnamefiche zijn en Dupont zelf zal nu wel in het lijkenhuisje liggen…

    Ze zei dat laatste enigszins spottend. Spincemaille voelde het althans zo.

    - De fiche is niet op de spoedopname.

    - Bloquiaux zal ze waarschijnlijk meegenomen hebben. Hij komt vandaag wat later.

    Bloquiaux was de assistent chirurg in opleiding.

    - Kom over een uur terug, zei Spincemaille nu wat milder, dan gaan we “toeren”.

    Het lijkenhuisje was helemaal aan de andere kant van het ziekenhuiscomplex. Het kostte Spincemaille heel wat moeite om het te bereiken. Bij iedere stap leek het wel of iemand een lans in zijn achterhoofd plantte. Zuster Monique was zoals steeds op post: een vriendelijke, reeds wat bejaarde maar nog knappe geestelijke, die haar doden nooit alleen liet en zich haar taak van lijkenzuster nauwgezet ter harte nam.

    - Waar is Dupont? vroeg Spincemaille kortaf, nog steeds beducht voor een of andere valstrik.

    - Die van vannacht? Ja, Dupont is zijn naam, Willy Dupont. Hierlangs, dokter.

    Spincemaille trok het laken van over het lijk. Hij taxeerde het als dat van een man van middelbare leeftijd, atletisch gebouwd, gebronzeerde huid. Hij herinnerde zich deze man niet. Een lange operatiewonde liep in de hals van achter het rechter oor tot waar het rechter sleutelbeen articuleert met het borstbeen. Hij inspecteerde de wondhechtingen: ze waren van hemzelf, van Spincemaille! Niemand in het hele ziekenhuis legde zijn hechtingen als Spincemaille…

    Hij gruwelde bij de aanblik van deze dode. De confrontatie met de dood maakte hem telkens weer misselijk. Spincemaille had de meest ingrijpende operaties verricht, open hartoperaties inbegrepen, hij had buiken opengesneden van onder tot boven, was met de afschuwelijkste verminkingen geconfronteerd geweest… Het deed hem allemaal niets, tenminste zolang de patiënt in leven was. De dood echter verdroeg hij niet, en zeker in dit kille lijkenhuis niet…

    - Ik ga naar huis, een uurtje rusten, zei Spincemaille tot zichzelf.

    Hij voelde zich niet alleen misselijk, maar ook moe, vreselijk moe.

    - Deze middag loop ik wel even de bedden langs, nadat ik eerst met Bloquiaux gepraat heb.

    De pijn was verminderd. Het klopte nog wat in zijn achterhoofd maar in de rechter halsstreek voelde hij enkel nog een zwaarte. Het huis van Spincemaille bevond zich op amper een boogscheut van het ziekenhuis. Hij kwam steeds te voet of per fiets. Vandaag was hij te voet gekomen.

    - Marc, wat zie je er slecht uit zei zijn vrouw. Dupont is gestorven, neem ik aan?

    Spincemaille zei niets, knikte alleen maar en spoedde zich naar zijn werkkamer. Hij vleide zijn zwaar hoofd neer op het eikenhouten bureel en dommelde even in: een korte onrustige slaap…

    Het was half drie toen dokter Spincemaille de kamer van zijn assistent binnenstapte. Het slaapje had hem verkwikt. De hoofdpijn was nu geheel verdwenen. Bloquiaux was bezig een dossier in orde te brengen.

    - Dupont? vroeg Spincemaille.

    - Ja, zei Bloquiaux, ik had per ongeluk de spoedopnamefiche meegenomen naar huis.

    - Geeft niks, zei Spincemaille.

    Hij had zijn bril afgezet en streek voorzichtig met duim en wijsvinger langs weerszijden van zijn neus.

    - Vertel me over Dupont. Je zal het niet geloven, maar ik herinner me niets meer over het hele geval.

    - U herinnert zich niets meer? zei Bloquiaux met een ongelovige glimlach, niet wetend of Spincemaille in ernst sprak of een grap maakte.

    - In alle ernst, Willy, ik herinner mij niets meer. Die hele Dupont was mij onbekend toen ik vanmorgen het ziekenhuis binnenkwam.

    - Ze hebben Dupont vannacht binnengebracht om kwart over twee, zei Bloquiaux aarzelend en nog wat op zijn hoede. Dupont klaagde over hevige pijn in het achterhoofd, die uitstraalde in de rechter halsstreek, in de richting van het borstbeen. Hij had die pijn al meermaals gevoeld, maar nooit zó hevig. We vroegen hem wat hij gisterenavond verricht had, gegeten of gedronken had of wat voor medicijnen hij had ingenomen. Daar kon hij echter geen antwoord op geven. Die hoofdpijn, gelokaliseerd in het achterhoofd, met die specifieke uitstraling en een plots optredend geheugenverlies dat een periode van één tot enkele uren bestrijkt, is – dat zei u toch – typisch, u noemde het zelfs “patognomonisch” , voor een zeldzaam syndroom – u noemde de naam van het syndroom, maar die ben ik vergeten – dat gekenmerkt is door een zich snel uitbreidende trombose van zowel de halsader als de gemeenschappelijke halsslagader. Het geheugenverlies is daarbij een zeer veeg teken en noopt tot een onmiddellijke ingreep, zonder dewelke de patiënt ten dode is opgeschreven. Als we niet zeer snel optreden heeft de patiënt beslist geen week meer te leven, zei u nog. U zei ook dat de man al bij al nog van geluk mocht spreken dat hij bij u terecht was gekomen omdat u verder niemand in staat achtte een dergelijke operatie tot een goed einde te brengen. U was buitengewoon tevreden over het verloop van de operatie, tot helemaal op ’t einde het hart van Dupont het begaf. Hartstilstand, zei u, tengevolge van een uitgebreide embolie ter hoogte van de hersenstam, een complicatie die bij dit soort operatie niet te voorzien is…

    Spincemaille knikte.

    - Ik geloof dat ik maar eens een week vakantie neem, zei hij.

    Hij voelde de pijn weer opkomen.

     

    Een fictief verhaal, beste lezer. Het is dus niet écht gebeurd. Fictie. En u weet vermoedelijk wel dat fictie niet aan mij besteed is. En toch moet dat ooit anders geweest zijn. Dit verhaal is namelijk bijna een kwart eeuw oud. Ik vond het deze week tussen oude documenten, vergezeld van een leesrapport van ene Chris Vermuyten van een uitgeverij Pandora. Ik moet dat verhaaltje, om welke reden dan ook, naar die uitgeverij gestuurd hebben. Had ik toenmaals ambitie om auteur te worden? Het rapport was anders niet mis: “afgerond geheel, goede spanning, geslaagde vingeroefening”. Toch is het niets geworden tussen Pandora en mij en misschien is dat maar goed ook: de doos van Pandora, weet u wel, daar is toch immers ook niet veel goeds uit voortgekomen… Niettemin ben ik de beoordelaar – of beoordelaarster, want met “Chris” weet men nooit – dankbaar, want zonder dat mooi rapport had ik dit fictief verhaal niet aan deze blog durven toevertrouwen. Maar is dit verhaal wel helemaal fictief, onécht dus? Een niet onwijs mens moet ooit eens verklaard hebben dat geen enkel verhaal voor honderd procent wáár is, zoals er ook géén verhaal is dat voor de volle honderd procent ónwaar is. Dat zou dus ook moeten gelden voor dít verhaal, waarin dokter Spincemaille de hoofdrol speelt.

    Wanneer ik er goed over nadenk zitten er aan dit verhaal veel waarachtigheden vast. Er is vooreerst het “feit” dat het een kwarteeuw in mijn kast heeft gelegen. En er zijn de namen van de “helden” uit mijn verhaal. De naam Dupont was in mijn studententijd de held die een gelijkaardig lot beschoren was in een obsceen verhaal dat toen de ronde deed om professor Thomas belachelijk te maken(*). Juffrouw Rammant werkte op de facturatiedienst van het ziekenhuis, waar ik vijf jaar geleden, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, ontslagen werd. Haar voornaam was Emilienne, als ik mij niet vergis. Een verpleegster Frère was daar ook, op de kinderafdeling. Mia Frère. Dat ik haar “zustertje” noem betekent niet dat ze een non was, maar ik was toen nog onder de invloed van mijn vierjarige opleiding in een groot Nederlands ziekenhuis: bij onze Noorderburen worden verpleegsters “zusters” genoemd. Willy Bloquiaux was de naam van het echte diensthoofd chirurgie in het ziekenhuis, maar ik vond het blijkbaar een leuk idee om hem voor de gelegenheid te degraderen tot de gedienstige assistent van een dokter Spincemaille. Deze laatste draagt in zich onmiskenbaar kenmerken van verscheidene professoren waar ik in mijn loopbaan te maken heb gehad. En ergens heb ik zélf iets van Spincemaille… De naam is óók niet helemaal verzonnen. Ik denk dat ik die naam voor ’t eerst gehoord heb, kort vóór ik het verhaal heb geschreven. Eén van mijn patiënten. Ik vond de naam zo merkwaardig en zo uniek dat ik hem dan maar meteen gebruikt heb. En niet eerder dan vandaag heb ik de moeite gedaan de naam op te zoeken in “Het Woordenboek van de Familienamen in België en Noord-Frankrijk” van Frans Debrabandere (1993). Tot mijn verrassing is de naam niet zo extreem zeldzaam als ik dacht. Oorspronkelijk zou het Pincemaille zijn en de naam zou afgeleid zijn van de Franse woorden “pincer” (knijpen) en maille (muntstuk). Voor iemand dus die het geld tussen de vingers knelt of het in tweeën zou knijpen, een vrek dus. Daarenboven zou de naam onder niet minder dan elf verschillende vormen voorkomen: Pincemaille, Pinsmaille, Pincemail, Pinchemail, Pinsmaye, Painsmaille, Piansmay, Piansmaye, Spincemaille, Spinsemaille en Spencemaelle. Uit gegevens gebaseerd op het rijksregister van 1998 blijkt daarenboven dat er in België slechts één inwoner is met de oorspronkelijke naam Pincemaille, tegenover achtendertig Pinsmailles, zes Pincemails, zevenentwintig Pinchemails, veertig Pinsmayes, zevenenzestig Spincemailles en één Spinsemaille. Echter geen enkele Painsmaille, Piansmay, Piansmaye noch Piancemaelle. Vermoedelijk moeten we die laatste vier gaan zoeken in Noord-Frankrijk en als er al waren in België op ’t ogenblik dat Debrabandere zijn boek schreef, dan moeten ze tussen 1993 en 1998 uitgestorven zijn…

    Ik heb het in het stukje over “twaalf zuid”. Ook dát is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Dat was de plaats waar ik vier jaar lang wekelijks één keer de nacht heb doorbracht, op de twaalfde verdieping van het Universitair ziekenhuis Dijkzigt in Rotterdam. Ik had er de titel van – schrik niet – “wetenschappelijk hoofdassistent”.

    Maar de enige echt honderd procent authentieke figuur in het verhaal is zuster Monique. Zuster in de betekenis van “non”, kloosterzuster dus. Ze had een dubbele functie: de zorg voor de tuin van het klooster en de zorg voor de doden. De meest opgewekte en aangename non die ik ooit heb gekend. Ze was toen al bejaard en bij mijn weten is ze nog steeds in leven en in goede gezondheid. Ze moet nu al de honderd bereikt hebben of tenminste al zeer diep in de negentig zijn.

    ’t Is nu al ruim over middernacht, ’t is al 15 mei, en vóór mij ligt het leesrapport van Pandora: afgerond geheel, goede spanning, geslaagde vingeroefening…

    (*) zie mijn memoires “O jerum, jerum, jerum…” (2006), pagina 166.

     

    15-05-2010 om 13:14 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (4 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    01-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eén mei.

     

    Wie kent er niet het meigedicht van één van de grootste Nederlandstalige dichters, Herman Gorter? Of laten we zeggen: wie kent er niet het eerste vers van het gedicht? “Een nieuwe lente en een nieuw geluid”. Met dat eerste vers houdt de kennis dan meestal wel op, al is er geen hond die eraan twijfelt dat het gedicht langer is dan die ene regel, want zelfs voor een haiku zou die ene regel nog maar net kunnen, denk ik.

    Waarom weet ik niet precies, maar ik voel op deze eerste dag van mei een soort innerlijke drang om eer te bewijzen aan Herman Gorter. Ik doe het met een foto en met de eerste acht verzen van het gedicht “Mei”.

    Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik wild word van Gorters dichtkunst: ik zou niet durven… Iedere weldenkende liefhebber van de hedendaagse poëzie merkt immers al direct dat het rijm er teveel aan is, bijvoorbeeld. En in vergelijking met een knap en degelijk haiku-gedicht - om maar iéts te noemen - is het ook véél te lang. En wat u ongetwijfeld niet eens weet, is dat dit pas de eerste acht regels zijn van de in totaal vierduizenddriehonderdachtenzeventig verzen  die het gedicht lang is. U leest het goed, lieve lezer, het gedicht “Mei” van Herman Gorter bevat  tweeëndertigduizendtweehonderdentien woorden en is honderdvijfenzestig bladzijden lang…

     

    Herman Gorter 
°Wormerveer 1864, †Brussel 1924  
Foto van Willem Witsen
(ca.1892)

    Een nieuwe lente en een nieuw geluid:
    Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit,
    Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht,
    In een oud stadje, langs de watergracht --
    In huis was 't donker, maar de stille straat
    Vergaarde schemer, aan de lucht blonk laat
    Nog licht, er viel een gouden blanke schijn
    Over de gevels van mijn raamkozijn
    .

    Ja, vroeger was poëzie zwoegen. Nu is poëzie kunst!

    01-05-2010 om 17:27 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het hart van een paard.

    [Dit verhaal heb ik heel in ’t bijzonder geschreven voor: 1/ zuster Beatrijs, die elke dag bidt voor mij (of ’t zal toch niet veel schelen), 2/ Jan Bauwens, de filosoof die mij al zo vaak gesteund heeft in goede en kwade dagen en die daarenboven dit verhaal van de nodige commentaar zal voorzien, 3/ Raymond Creus, zonder wie dit hele verhaal niet tot stand zou zijn gekomen, 4/ Roger Loof, met wie ik reeds lief en leed deelde toen de tweede wereldoorlog nog niet ten einde was, 5/ Dick Wulfse, mijn enige Nederlandse vriend, van wie ik zeker weet dat hij écht om mijn welzijn bekommerd is,  6/ Willy Debyser, die geen dag laat voorbijgaan zonder naar mijn gezondheid te vragen, via een mail, en 7/ last but zeker niet least, die goeie sloeber uit het verre Kempenland, Jack Vanlichtervelde.  Of dit verhaal dan niet gericht is tot Jo, Gaby, Alwine, Lieve en Bea? Ge ziet dát van hier: het zijn toch “wederhelften”!]

    Als kind al had ik af een toe een onregelmatige hartslag, een extrasystole zoals ze dat in het medisch jargon noemen. Ik maakte mij daar zeer ongerust over, maar door het lezen van boeken en vooral nadat ik zelf geneeskunde was gaan studeren raakte ik ervan overtuigd dat extrasystolen in feite  niet veel voorstelden. Tenzij ze opkwamen bij inspanningen, maar dat deden ze bij mij nooit. Ik heb er mij dus verder niet om bekommerd, ook al werd het met de jaren wel erger. Niet in die mate nochtans dat het er mij van weerhield om rond mijn veertigste deel  te nemen aan loopwedstrijden over lange afstanden.  Een dozijn marathons staan op mijn palmares! Het leek er niet op dat mijn loopwoede invloed had op mijn extrasystolen. Eind vorig jaar – ik liep toen wel nog kwart-marathons, maar al sedert twaalf jaar geen héle meer – begon het slechter te gaan met mijn hart. Niet dat ik ook pijn had, zelfs niet bij de hevigste inspanningen, of dat ik ooit last had van plotse ademnood, maar het aantal “overslagen” kon soms tot tien per minuut gaan, en dat kon dan wel eens dágen  aan  één stuk duren. Zou er dan tóch iets ernstigs aan de hand zijn?

    Ik had mij voorgenomen mijn leven te beëindigen zonder ooit beroep te moeten doen op de geneeskunde. Tot mijn vijfenzestigste was dat prima gelukt, maar toen kwam die afschuwelijke niersteen en daar lag mijn verhoopt record toch al mooi aan diggelen. Daar kwam bij dat mijn goede vriend en collega Raymond Creus mij een cardiologisch onderzoek aanraadde – al is aanraden hier alleszins nog te zwak uitgedrukt. Hij dacht immers aan de mogelijkheid van een voorkamerfibrillatie, een aandoening waarbij de voorkamers van het hart niet goed meer samentrekken, zodat het bloed daar een beetje stagneert en stolsels vormt, waarvan deeltjes kunnen loskomen, die dan een reisje maken naar de hersenen alwaar ze een vaatje kunnen verstoppen en  een beroertetje kunnen veroorzaken…

    Dan maar het hartspecialistenteam van mijn stad geraadpleegd. Dat zou u toch ook doen, beste lezer? Eerst kwam de fietsproef: ik mocht stoppen op een moment dat ik nog een hele tijd had kunnen doorgaan. Hadden ze iets bijzonders opgemerkt op het electrocardiogram, of had mijn polsfrequentie het toegelaten maximum overschreden? Het verdict luidde: atrio-ventriculair blok graad twee, plus een rechter bundeltakblok. Voor een oningewijde misschien niet direct duidelijk, maar het komt hierop neer dat wanneer graad twee naar graad drie evolueert –  wat doorgaans te verwachten is – de hartfrequentie plots op de helft valt, hetgeen dan meestal resulteert in een bewusteloosheid en een enkele keer in een plotse dood. De oorzaak van zo’n atrioventrikulair blok kan al of niet een slechte doorbloeding van de hartspier zijn. In ’t eerste geval kan een stent worden geplaatst (een buisje dat op de plaats van de kroonslagadervernauwing wordt ingebracht en zodoende het bloedvat openhoudt), in het tweede geval kan alleen een pace-maker de oplossing bieden. En het rechter bundeltakblok? Niet echt iets om zich zorgen over te maken. Van voorkamerfibrillatie geen sprake. Het verdict na dit eerste hartonderzoek luidde dus: stent óf pacemaker.

    Een tweede onderzoek drong zich nu op: een coronarografie, waarmee de doorgankelijkheid van de kransslagaders onderzocht wordt. Bij dat soort onderzoek wordt een contraststof in de kroonslagaders van het hart gespoten via een catheter die in de liesstreek in de grote lichaamsslagader  (aorta) wordt ingebracht en opgeschoven wordt naar het hart. Door een andere onderzoeker uit het team, wel te verstaan… Er bleek een niet onbelangrijke vernauwing (62%) op één van de voornaamste kroonslagaders (de LAD, d.i. linker arteria descendens) te bestaan, zij het niet de hoofdkroonslagader. Conclusie: er is dus wel degelijk een doorbloedingsstoornis door een bloedvatvernauwing, maar die vernauwing bevindt zich op een zodanige plaats dat zij niet de oorzaak kan zijn van het atrioventriculair blok. Het verdict  luidt dus nu: stent én pacemaker. Alhoewel…

    Tegenwoordig is de medische wetenschap zover gevorderd dat in een groot percentage van de gevallen een atrioventriculair blok kan “genezen” worden door ablatie (d.i. vernietiging door bevriezing of verbranding)  van bepaalde stukjes hartweefsel, op voorwaarde dat het letsel gelokaliseerd is rond de atrioventriculaire knoop van Aschof-Tawara of althans niet lager dan de bundel van His. Wordt het een beetje te technisch,  beste lezer? Geen nood: bij mij ligt het letsel te laag en van een definitieve behandeling door ablatie kan dus geen sprake zijn. Dat hebben ze vastgesteld door een electrofysiologisch onderzoek  (het zogenaamf EFO-onderzoek), waarbij electroden, weer eens via de lies, tot in het rechter hart worden ingebracht. Weer door een andere  cardioloog, een zogenaamde ritmoloog. Want men kan niet ontkennen dat de geneeskunde de laatste tientallen jaren een enorme evolutie heeft ondergaan. Toen ikzelf ruim een halve eeuw geleden mijn geneeskundige studies aanvatte, was een “internist” een specialist voor alle “inwendige ziekten”. Later werd de koek verdeeld onder gastro-enterologen (maag-darmspecialisten), cardiologen (hartspecialisten), pneumologen (een woord dat ze in Nederland nooit gebruiken, maar dat longarts betekent), nefrologen (specialist in nierziekten), endocrinologen (specialisten in endocriene klierziekten), hematologen (specialisten in bloedziekten), rheumatologen, allergologen en dies meer. En tegenwoordig zijn al die stukjes koek in nog veel kleinere stukjes verdeeld. In mijn geval dus – ik bedoel “mijn cardiologisch team” – tien stukjes. Met zijn tienen hebben ze zich over mijn geval gebogen. Het verdict bleek uiteindelijk nóg zwaarder uit te vallen. Die pace-maker, daar kon ik niet onderuit, en  een stent zou waarschijnlijk niet voldoende zijn, omdat het obstruerend letsel over een te grote oppervlakte was uitgebreid. Een pace-maker dus, plús een by-pass operatie, u weet wel, hetgeen in de volksmond een overbrugging heet en waarbij het borstbeen van onder tot boven doormidden dient gekliefd te worden… Ga daar mee te biechten! En zeggen dat ik mij kiplekker voelde, geen ziertje pijn, geen kortademigheid, geen lichamelijke zwakte, enkel en alleen die steeds maar frequenter optredende hartkloppingen, die ik nog het best kon onderdrukken door een gezapig duurloopje of door een constante druk uit te oefenen op mijn halsslagaders, wat er in de praktijk op neerkomt een sjaal stevig om de hals te binden.

    Ha, dat moet ik er nog aan toevoegen…  De operatie kan mij  behoeden voor een hartinfarct, de pace-maker voor een mogelijke hartstilstand, maar geen van beide zal iets veranderen aan hetgeen in feite de reden van mijn raadpleging was: mijn extrasystolen, mijn hartkloppingen dus. Voor dat soort extrasystolen helpen namelijk alleen de zogenaamde beta-blokkers en die zijn absoluut tegenaangewezen bij atrioventriculaire bloks van het type twee. Maar na het inplanten van een pace-maker, ja, dán zouden beta-blokkers mogen toegediend worden, zij het in voorzichtige dosis….

    Zou  u, beste lezer, in mijn geval, nog een “second opinion” gevraagd hebben? In dit geval dus een “eleventh opinion”? Misschien zou u het inderdaad niet gedaan hebben, omdat u geen oude schoolmakker hebt, waar u zeven jaar lang lief en leed mee hebt gedeeld, die later professor in de cardiologie is geworden en bij wie zowat de helft van het cardiologisch tiental, dat mij onderzocht had, zijn opleiding heeft genoten. Die vriend van mij is nu weliswaar professor emeritus (met pensioen dus), maar hij heeft nog steeds een eigen praktijk en hij is, voor zover mij bekend, “mee met zijn tijd”. En daar heb ik een heel genuanceerd verhaal gehoord… Heb ik u overigens al verteld dat ik de dagen vóór mijn bezoek aan mijn vriend professor een proef had gedaan om mijn extrasystolen te onderdrukken: twee maal daags 5 milligram diazepam. Met perfect resultaat! Dat de cardiologen dáár nooit opgekomen zijn!

    De professor  legde mij uit dat de LAD (de linker arteria descendens, zoals ik  eerder al heb uitgelegd) niet de hoofdslagader van het hart is, dat een vernauwing van 62% niet eens zo verschrikkelijk is en dat zelfs, als die helemaal zou dichtslibben, de kans op een fataal hartinfarct gering is. Met twee pilletjes per dag, één mini-aspirientje ’s morgens en een statine-pilletje ’s avonds, is die kans op dichtslibben zelfs zo goed als onbestaande. En dan nog eens de bloedwaarden laten controleren over drie maanden en een nieuwe fietsproef over een half jaar. Of ik verder mocht hardlopen? Of course! Maar de hartfrequentie in de gaten houden! Niet boven de honderdtwintig per minuut alstublieft. En geen competitie meer: vanzelfsprekend! En na het lopen nog slechts twee pintjes bier, of een pintje plus een porto, al naar gelang het uitkomt. Voor ’t overige water drinken, vooral véél water, de Oude Grieken indachtig: hudor mèn ariston (water is het allerbeste). Voor de zuivere sportieve kant van de zaak zal ik mij evenwel bij de moderne Olympische sporters moeten aansluiten: niet winnen, maar deelnemen is het belangrijkste. En deelnemen kán ik nog, want na mijn bezoek aan de professor ben ik dus weer een gezond man. En dan te bedenken dat er in ons land waarschijnlijk vele duizenden rondlopen met een LAD die voor 62%, of zelfs méér, vernauwd is, zonder dat ze er zelfs maar een flauw vermoeden van hebben en zonder dat ze weten dat ze er beter aan zouden doen te gaan joggen. Zolang ze maar de honderdtwintig slagen per minuut en de twee pinten niet overschrijden…

    O, ik vergat nog iets te zeggen over wat de professor zei over het atrioventriculair blok. ’t Is nog maar een tweede graad en een pace-maker is pas echt nodig bij een derde graad. Al moeten we er natuurlijk nogmaals aan toevoegen dat zo’n tweede graadsblok vroeg of laat naar een derde graadsblok evolueert. En dan heeft men meestal nog ál de tijd. Ik zeg wel “meestal”, want een enkele keer loopt het slecht af, zoals bij de Russische roulette. Maar dat houdt het spannend natuurlijk. En laten we vooral optimistisch blijven, beste lezer, zoals iemand die mij onlangs zei: ach, jij hebt nog steeds het hart van een paard, zij het dan van… een ziek paard.

    27-04-2010 om 23:18 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefdesgodinnen.

    Een maand of wat geleden vroeg mijn kleindochter Amy of ik voor haar een verhaal wou schrijven over Eros en Psyche. Zij zit in 't eerste latijn en ze hadden erover geleerd op school. Laat het toeval zijn, maar bij ons op de vensterbank ligt al geruime tijd een boek met op de cover een mooie afbeelding van de twee geliefden. De titel van het boek luidt "Liedesgodinnen", met als ondertitel "Welke godin ben jij en welke god past bij jou?". eerder een boek voor vrouwen, zou men dus geneigd zijn te denken. Het boek is geschreven door ene Agapi Stassinopoulos in 2004  en vertaald door ene Mieke Tennant in 2005. Ik vermoed dat ik het gekregen heb als nieuwjaarscadeau, maar vraag mij niet meer van wie...
    Stof voor mijn verhaal dus? Vergeet het maar: in het hele boek wordt met geen woord gerept over Eros, noch over Psyche. Niettemin een leuk en interessant boek, daar niet van. Maar de voornaamste reden dat ik met dit boek op de proppen kom, is precies de afbeelding op de cover, van de twee geliefden, die elkander niet mochten beminnen, omdat de ene van goddelijken bloede was en de andere slechts een sterfelijk mensenkind. Een dramatisch verhaal weliswaar, maar dat gelukkiglijk nog goed afloopt. Ik vertel het dan maar met mijn eigen woorden. Maar eerst de cover van Agapi - betekent "agapi" niet "lieveling"?..



    Het wonderlijk verhaal van Eros en Psyche.

    Er was eens een koning die drie mooie dochters had. De oudste twee waren gewoon mooi. Maar de jongste, Psyche, was nog véél mooier. Woorden schieten tekort om haar schoonheid te beschrijven. De mensen noemden haar schoonheid “goddelijk” en van heinde en verre kwamen zij de jonge prinses bewonderen. Die bewondering was als een soort verering, die doorgaans alleen goden te beurt valt. En al durfde niemand het openlijk zeggen, men vond dat zij Aphrodite, de godin van de liefde, in schoonheid overtrof. En dat wekte in niet geringe mate de afgunst op van de godin. Ze besloot zich te wreken…

    Aphrodite riep haar zoon Eros bij zich en gaf hem de opdracht de prinses zodanig te bewerken met zijn liefdespijlen dat zij verliefd werd op een lelijk monster. Eros, die zijn moeder zeer gehoorzaam was, begaf zich naar het paleis van Psyche’s vader, doch toen hij daar het mooie meisje zag, werd hij dermate ontroerd door haar verblindende schoonheid, dat hij begon te beven over al zijn leden en zich hierbij verwondde aan zijn eigen pijlen. Eros stond weldra in lichterlaaie voor de prinses en hetgeen zijn moeder hem had opgedragen kon hij nu niet meer gedaan krijgen. Hij besefte dat een romance met een sterfelijk wezen voor hem niet weggelegd was – Aphrodite zou dat nooit goedkeuren! – en tegelijkertijd kon hij zich niet verzoenen met de gedachte dat een ander dit wondermooi wezentje de zijne zou mogen noemen. Daarom bewerkstelligde hij dat nooit een man haar ten huwelijk zou vragen.Toen nu de beide zusters van Psyche reeds lang de prins hunner dromen gevonden hadden, was nog niemand de hand van onze mooie prinses komen vragen. Alle jonge koningszoons bewonderden haar wel, maar niemand kwam haar ten huwelijk vragen. Durfden ze niet? Het verdroot haar ouders zeer en daarom besloten ze het orakel van Apollo in Delfi te raadplegen. Maar Eros was hen vóór: hij had een plan! Hij kocht de hogepriesters van Delfi om, opdat ze zouden verklaren dat het de wil van de god was om Psyche te brengen naar de top van een hoge rots aan de rand van de zee en haar daar alleen achter te laten. Alleen door zo te handelen zou zij een geschikte echtgenoot vinden. En alles geschiedde zoals Eros het had gepland. Zeer tegen hun zin, maar om aan de wens van de god te voldoen, brachten Psyche’s ouders hun dochter naar de top van de rots. Gedwee bleef ze daar alleen achter, omdat ze ervan overtuigd was dat de goden het beste met haar voorhadden…

    En toen kwam Zephyros, de Westenwind. Hij nam Psyche mee naar een veraf gelegen kasteel, dat zich in het midden van een groot bos bevond. In het kasteel was alles van een ongekende pracht en praal: goud en marmer en de kostelijkste houtsoorten. In de kamer waar Zephyros haar had gebracht straalde het daglicht ongehinderd naar binnen en er speelde een hemelse muziek. Er stond een tafel, die gedekt was met de heerlijkste spijzen, en een uitnodigend zacht bed. Haar hongerige maag knaagde en vol vertrouwen in de afloop van dit avontuur ging ze aan tafel en toen ze helemaal verzadigd was, ging ze liggen op het donzig bed, in de hoop dat er nu weldra een knappe jonge man zou komen om haar het hof te maken. En dat zou gebeuren…

    (Nu bent u, lieve lezer, ontzettend benieuwd naar het vervolg van dit verhaal. Doe dan een kleine moeite - dat is toch niet te veel gevraagd? - en surf naar www.bloggen.be/dzeus d.d.  14.4.2010. Die hele blog is trouwens uw interesse overwaard)







     

    15-04-2010 om 00:00 geschreven door kris vansteenbrugge  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Blog als favoriet !

    Foto

    O jerum jerum jerum…

    Mijn memoires

    (2006, 206 p., 17,95 €)

    Te bestellen via mail:

    kvansteenbrugge@gmail.com

    (geen verzendkosten)



    Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.

    Foto

    Archief per week
  • 19/05-25/05 2025
  • 14/04-20/04 2025
  • 10/03-16/03 2025
  • 03/03-09/03 2025
  • 17/02-23/02 2025
  • 06/01-12/01 2025
  • 30/12-05/01 2025
  • 16/12-22/12 2024
  • 25/11-01/12 2024
  • 18/11-24/11 2024
  • 21/10-27/10 2024
  • 07/10-13/10 2024
  • 23/09-29/09 2024
  • 16/09-22/09 2024
  • 09/09-15/09 2024
  • 22/07-28/07 2024
  • 15/07-21/07 2024
  • 01/07-07/07 2024
  • 24/06-30/06 2024
  • 17/06-23/06 2024
  • 27/05-02/06 2024
  • 29/04-05/05 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 07/11-13/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 15/08-21/08 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 13/12-19/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 14/12-20/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 03/08-09/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 26/12-01/01 2017
  • 28/11-04/12 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 30/12-05/01 2014
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 26/08-01/09 2013
  • 12/08-18/08 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 12/12-18/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 06/12-12/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 29/11-05/12 -0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs