Beste Jan,
Dat ik nu pas
reageer op uw mail van 24 maart heeft te maken met mijn muisarm. De mail
heeft mij alleszins aangenaam verrast, en niet in t minst doordat ge voor t
eerst sedert jaren Omsk van Togenbirger ten tonele voert. De professor blijkt
dus nog in leven te zijn en, naar ik mag verhopen, in goede gezondheid. Of ik
daar aan twijfelde? Een beetje. Enkele jaren geleden heb ik hem, zoals ge
ongetwijfeld weet, een bezoek gebracht. Hij was toen niet in een allerbeste
conditie en ook zijn humeur was navenant. De dag van mijn bezoek ging hij
gebukt onder tandpijn en onder de pijnstillende medicatie. Tandpijn is
weliswaar meestal een onschuldige aandoening en van voorbijgaande aard, maar ik
dacht dat er méér aan de hand was. De geleerde zag er moe uit en oud, ofschoon
naar alle waarschijnlijkheid jonger dan ikzelf. Zijn moeder woonde toen bij hem
in of hij bij haar? en zij was het die mij hartelijk verwelkomde. Een
alleraardigste bejaarde vrouw. Zou zij nog in leven zijn? Dat wil ik gaarne van u
vernemen. Ze zal nu wel haast honderd jaar zijn. Ze zag er niet ouder uit dan
de professor zelf. Vermoedelijk ziet ze er nu, op haar honderdste, nog steeds
goed uit. Al zou ik zoiets nooit durven zeggen tegen iemand van die leeftijd,
want die mensen beseffen wel dat als ze ge-ziet-er-goed-uit te horen krijgen,
er in feite bedoeld wordt ge ziet er nóg goed uit of ge ziet er nog goed uit
voor uw leeftijd. Stijn Streuvels, die decennia lang onze grootste Vlaamse
schrijver was, maar op heden zelfs niet meer tot aan de enkels reikt van Herman
Brusselmans of Dimitri Verhulst, heeft ooit geschreven: als ze zeggen dat ger
goed uitziet, t is teken dat ge oud wordt en te kwiste gaat. Het woordje nog
is in dit verband overigens helemaal uit den boze. Toen ik, zon achtentwintig
jaar geleden, de eer had de beroemde professor P.C. Paardekooper in mijn woning
te mogen ontvangen en hem vroeg is het wáár dat u nog een boek aan t
schrijven bent? reageerde hij verbaasd met een wedervraag: waarom het woordje
nog? P.C. Paardekooper was toen vijfenzestig en vorig jaar is hij overleden
op drieënnegentigjarige leeftijd. Stijn Streuvels is achtennegentig geworden.
Als ik Paardekooper in het hiernamaals tegenkom zal ik mij verontschuldigen
voor dat woordje nog en ik zal hem vertellen dat ikzelf op mijn
vijfenzestigste mijn eerste boek heb geschreven en dat ik mij op mijn vierenzeventigste,
aan de vooravond van mijn twaalfde boek, op het hoogtepunt van mijn literaire
carrière heb gevoeld.
Maar we
dwalen af van het onderwerp: Omsk van Togenbirger. Professor Omsk van
Togenbirger de Waelekens, om precies te zijn. Bij het lezen van uw mail krijg
ik de indruk dat hij nog steeds even scherp van geest is en dat hij zijn ideeën
nog steeds op de beproefde wijze overbrengt op zijn toehoorder. De wijze van
vraag en antwoord, de wijze van Socrates. En is deze laatste niet de grootste
filosoof aller tijden? De gedachte dat een filosoof als professor van Togenbirger
ooit het stadium van dementie zou bereiken, doet mij huiveren. Waarom die
gedachte nu bij mij opkomt kan ik niet verklaren. Stijn Streuvels was beslist
niet dement op t einde van zijn leven en van P.C. Paardekooper weet ik het
niet. Maar mijn gedachten dwalen af naar een van de allergrootste na-oorlogse
politici van ons land. Op hoge leeftijd werd deze politicus opgenomen in een
universitair ziekenhuis. Op een dag werd hij in een rolstoel gezet in een van
de gangen die leidden naar de afdeling radiologie, te wachten op zijn beurt. Om
hem te beschermen tegen de tocht in de koude gang had een jonge verpleegster,
niet wetende wie de beroemde patiënt was, een dikke wollen handdoek over zijn
hoofd en hals en schouders gelegd. De handdoek was daarna allengs naar beneden
gezakt, tot over zijn aangezicht. Op een jammerlijke manier werd de geestelijk
en lichamelijk sterk verzwakte man over t hoofd gezien. Tot iemand tegen het
sluitingsuur de handdoek oplichtte om te zien wat dáár onder zat: de man die
het land geleid had, gedurende vele jaren! De grote man zal zich
mogelijkerwijs van geen kwaad bewust geweest zijn. En dat is maar goed ook.
Vaak zijn de goden barmhartig: wie ze echt beminnen laten ze ofwel vroeg
sterven ofwel afdalen tot een toestand van dementie vooraleer hen tot zich te
nemen. Quem deus perdere vult, prius dementat!
Maar ten
tweede male dwalen we af. Laten we het dus nu maar gauw hebben over de kern van
de zaak: de visie van O. van Togenbirger op de toestand in Oekraïne. Ik kan de
professor goed volgen, waar hij betoogt dat Amerika er belang bij heeft de
nationalisten overal in Europa, en dus ook in Oekraïne, te steunen. En hoe dat
moet leiden tot de ondergang van de euro en de heropleving van de Amerikaanse
dollar. Neen, zo ver had ik niet gedacht
Ik doe alvast
een gebedje tot Onze-Lieve-Heer dat hij professor Omsk van Togenbirger de
Waelekens behoede voor het Alzheimer-spook. En ik zal mijn lezers, die
geïnteresseerd zijn in het betoog van de professor, gaarne verwijzen naar uw
blog: www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=2482815.
Met de beste
groeten,
Kris.
|