Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.
FLAUW EN PUBERAAL, MAAR GOED BEDOELD: dit soort verhaaltjes vindt u bij de vleet ('n 200-tal) op www.bloggen.be/kris .......... PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
19-11-2023
Lieve Astrid
Lieve Astrid,
Reeds vele tientallen jaren ben ik verslaafd aan „2 voor 12“, de onovertroffen quiz op de Nederlandse TV. Ook een beetje verslaafd aan de even onovertroffen presentatrice: jij dus... Noem het gerust „verliefdheid“: je lieve glimlach, je aanlokkelijke stem, je stielkennis. En toch ben ik bang dat er na al die jaren een beetje sleet begint te komen op mijn verliefdheid. Sta mij toe dat ik het uitleg...
In den beginne vond ik geen graten in het feit dat jij „srijven“ zei omdat je de „schr“ niet kon of niet wilde uitspreken. Integendeel. Ik vergaf je veel, zoals dat gaat onder jonge verliefden, die elkaars fouten met de mantel der liefde bedekken, ja, er zelfs door opgewonden raken. Er was overigens een goede verklaring voor dat „spraakgebrek“ van jou: niemand zal immers ontkennen dat „srijven“ gemakkelijker uit te spreken is dan „schrijven“. Een ander spraakgebrek waar ik opgewonden door raakte was de manier waarop jij „vier“ uitsprak: „fieë“! Al zie ikzelf „fieë“ moeilijker uitspreekbaar dan „vier“. Tot hier niets aan de hand dus. Edoch...
Laten we even teruggaan in de tijd, toen de Nederlander Joop Zoetemelk één van de beste wielrenners ter wereld was. De Nederlanders spraken zijn naam uit als „Soetemelk“ en daar kon ik nog wel enig begrip voor opbrengen. Als naam en voornaam in één adem uitgesproken worden, is „Joop Soetemelk“ de enige correcte uitspraak en zelfs de enige „technisch mogelijke“ uitspraak, d.i. zonder gevaar de tong te breken. Of je zou er „Joob Zoetemelk“ moeten van maken, maar dat is taalkundig niet toegelaten. Toch is dàt hetgeen een vrijgevochten sportjournalist er jaren geleden van maakte: enkel „Zoetemelk“ met „z“ als er „Joob“ vóór kwam, in alle andere gevallen was het „Soetemelk“. Ik wond er mij mateloos over op. Onlangs hoorde ik jou „lieve Astrid“ tijdens een „2 voor 12“ iets vertellen over een „grood zwaard“. Vroeger zou ik het je niet kwalijk genomen hebben. Maar onze liefde begint te tanen, vrees ik..
Al vijfenzeventig jaar, dat is vanaf mijn prille kinderjaren, ben ik een liefhebber van de wielersport. Als kleine jongen had ik ook wel interesse voor de voetbalsport, maar die interesse is
er nu niet meer en dat geldt voor alle ploegsporten. Ik herinner mij nog dat de voetbalploeg van Beveren-Waas - ´t is enkele tientallen jaren geleden - een belangrijke wedstrijd speelde. Hoeveel van de elf spelers van
de ploeg waren Bevernaren, denkt ge? Niet één! Hoeveel Vlamingen, denkt ge? Niet één! Hoeveel Europeanen, denkt ge? Precies, niet één. Ik kon mij daar moeilijk mee verzoenen en sedert
die dag gaat mijn interesse nog vrijwel uitsluitend uit naar individuele sporten, in ´t bijzonder de atletieksport en de wielersport.
De koers! Hoe zeer hebben ze mijn dagen opgevrolijkt: de Ronde van Frankrijk en de grote ééndagskoersen op de weg. En toch is er iets wat mij niet bevalt aan de wielersport. De
ploegen! Wielrennen is toch een individuele sport! Waarom dan ploegen? Die mooie sport wordt er toch door geschaad. Zo ken ik een renner uit een naburig dorp, Kluisbergen - Devenijns is zijn naam -, die een uitstekend renner
is geweest en rond deze tijd afscheid heeft genomen van de sport. Hij heeft als sportman goed zijn brood verdiend want hij was van grote waarde voor zijn ploeg, als helper van een kopman die hij tijdens de koers uit de wind
diende te zetten of met wie hij van fiets diende te wisselen als die banden- of andere pech had. En als die kopman dan de koers won tegen een tegenstrever die zich geen knecht als Devenijns kon permitteren, is dat eerlijk,
is dat geen koersvervalsing? En is het eerlijk dat Devenijns, door zichzelf altijd voor anderen te moeten opofferen, zo goed als nooit zelf een koers gewonnen heeft? Vraag mij enkele wielerploegen op te noemen en ik moet mij
beperken tot Jumbo-Visma - waarvan ik enkel weet dat de eerste een winkelketen is - en Quickstep, die staat voor vloerbekleding. Die ploegen zijn er nodig zegt men want zij zijn het die de sport met hun sponsoring, in ruil
voor reklame, leefbaar houden. Zou die reklame, zo vraag ik mij af, niet kunnen gevoerd worden zonder dat gedoe met ploegen? En zou er één klant zijn die bij Jumbo koopt of zijn vloer door Quick-step laat bekleden
omdat een renner van de ploeg een koers (het weze nog de Tour de France) gewonnen heeft? Eerder denk ik dat het te maken heeft met fiscaliteit, optimalisatie... Omdat de namen van de wielerploegen, voor zover mij bekend, niets
te maken hebben met fietsmerken spreekt men van extra-sportieve merken, in tegenstelling tot de autosport waar de ploegen namen dragen als Ferrari, Renault, Mercedes, enz. Vóór de tweede wereldoorlog droegen
de wielerploegen vrijwel uitsluitend de naam van een fietsmerk (Mercier, Alcyon, Groene Leeuw) en pas daarna zijn de extra-sportieven op het toneel verschenen. Het was de tijd van de wielergoden Vansteenbergen, Van Looy, Merckx,
Kübler, Koblet, Bobet, Anquetil, Coppi, Bartali... Hun prestaties staan in mijn geheugen gegrift, ik zou hun erelijsten zó kunnen opdreunen. Vraag mij nochtans niet voor welke merkenploegen ze gereden hebben. Ik
herinner mij amper twee namen van merkenploegen uit die na-oorlogse tijd: Faema en Molteni. Faema was een merk van commerciële koffiezetapparaten - daar ben ik pas laat achter gekomen - en waarvoor Molteni stond heb ik
nooit geweten...
Enkele dagen geleden heb ik de voet gezet in een Jumbo-warenhuis. Jumbo gaat ongetwijfeld prat op de wielerploeg die hun naam draagt en ongetwijfeld uitstekende renners - vraag mij niet wie
- in de rangen telt. De eer moeten ze nochtans delen met de medesponsor die Visma heet en een viswinkelketen zou kunnen zijn - maar van dat laatste ben ik allesbehalve zeker. Ik kan u alvast mededelen dat de kennismaking met
Jumbo uitermate is meegevallen en dat om drie redenen. Er is ten eerste een toilet dat voor ieder toegankelijk is. Op de deur staat de klassieke afbeelding van een mannetje en een vrouwtje, maar daarnaast ook nog van een gender-neutraaltje
(halfman-halfvrouw), van een baby´tje en een figuurtje dat het midden houdt tussen een kwajongen met stekelhaar en een mindervalide. Allernuttigst voor iemand van drieëntachtig die al eens vaker moet plassen dan
iemand van driemaalzeven. Ten tweede is er de gratis koffiebar-met-koekje. Welke klant gaat niet door de knieën voor zon fijne attentie? En toch was er, desalniettemin, maar weinig volk aan de kassa, maar ´t
was nog vroeg na de middag - helemaal geen spitsuur dus en dat verklaart veel - en er zat een uitermate lieve en charmante jongedame die belust was op een babbeltje:
- Slecht weer vandaag, zei ze.
- Dat mag je wel zeggen, zei ik, en in ´t weekend belooft het niet beter te worden.
- Wat doe je in ´t weekend? vroeg ze.
Daar schrok ik een beetje van.
- We gaan met de familie samen uit eten.
- Hier in de stad?
- Neen in Kluisbergen: The golden Wing.
- Goed restaurant, zei ze.
Ik betaalde met de Visa-kaart. Ik voelde mij licht en vrolijk. En toch... Had ik niet moeten vragen wat háár plannen waren voor het weekend? Ik neem mij voor die fout goed te
maken bij mijn eerstkomend bezoek aan Jumbo, in de hoop dat zíj weer aan de kassa zit. Hoe zeer ik ook dweep met de huidige wielergoden - Evenepoel, Van Aert, Kopecki, Vandepoel, Alaphilippe, Pidcock, Pogacar, Roglic,
Vingegaard... - van geen van allen wens ik te weten of zij misschien lid zijn van de Jumbo-ploeg. En als ik vanaf heden zweer bij de Jumbo-winkel dan heeft dat niets te maken met de wielersport, maar alles met het WC-tje,
de koffie-bar en bovenal met dat schatje aan de kassa.
Jacques Uyttebrouck en ik zijn goede kennissen, ofschoon we elkaar vrijwel uitsluitend ontmoeten in het ziekenhuis, gezegend als wij beiden zijn met allerlei kwaaltjes die eigen zijn
aan de ouderdom. Ik ben geboren tijdens de Blitzkrieg van 1940 en Jacques is nog een jaartje ouder. Tijdens onze kinderjaren woonden we in hetzelfde dorp en we gingen naar dezelfde school, de kloosterschool bij de nonnetjes.
We zaten in de wachtkamer van dokter Onckels, uroloog, Jacques en ik -´t moet een week geleden zijn - allebei met een gelijkaardig probleem: moéten plassen, niet kunnen
plassen en tóch plassen.
- Ik heb mij gisteren laten ontdopen, zei Jacques.
Ik schrok daar even van. De Uyttebroucks waren zo katholiek als de pest. Jaak heeft nooit andere dan katholieke scholen bezocht, tot aan de universiteit toe. De Rijksuniversiteit Gent
(RUG) was vlakbij, maar Jaak moest van zijn ouders naar de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en ik meen mij te herinneren dat studeren aan de univ van Gent toenmaals rook naar zonde, ja doodzonde.
- Ik heb ál te veel naar de pijpen van die zwartrokken moeten dansen tijdens mijn collegejaren, zei Jacques, en na wat ik de laatste tijd in de media verneem over hun grensoverschrijdend
gedrag, kon ik het niet met mijn geweten overeenstemmen om nog bij die club te horen.
- De club van de gelovigen?
- Precies. Tot die club heb jij nooit behoord, veronderstel ik. Want toen wij nog samen naar de nonnenschool liepen ging jij al niet meer iedere zondag naar de mis en later ben jij naar
het gemeenschapsonderwijs getrokken, een school zonder God. Toen al geloofde jij niet in God.
- Ik ben gedoopt - zo heeft men mij toch verteld - en ik heb altijd in God geloofd. Nu nóg.
- Wat vertel je mij nu? Geloof jij dat God bestaat?
- Ja zeker, God bestaat. Maar niet écht hé.
- Waar heb je die onzin opgeraapt?
- Geleerd van mijn kleindochter. Ze moet een jaar of zeven geweest zijn. Ik vroeg haar of ze dacht dat Sinterklaas bestaat. Hij bestaat, zei ze. Maar niet écht, hé, voegde
ze er aan toe. Toen ze precies eender bleek te denken over God stond ik paf. Ze ging toch naar een katholieke school? Het heeft haar niet belet ieder jaar een brief te schrijven naar Sinterklaas tot ze een jaar of vijftien
was, en regelmatig naar de mis te gaan. Ook ík durf mij nog af en toe in de mis vertonen, zelfs na al die heisa rondom het kindermisbruik door priesters. En ik denk er niet aan mij te laten ontdopen. Waarom zou ik?
Zou ik geen vlees meer eten omdat ik weet heb van een pedofiele beenhouwer? Met zoete nostalgische gevoelens denk ik vaak terug aan mijn kinderjaren, toen God nog bestond - niet écht natuurlijk! - en iedereen ter kerke
ging. Neen, ik laat mij niet ontdopen, ik blijf lid van de club. Erelid...
Nostalgie is "het idealiserend terugverlangen naar wat geweest is", zo leert ons de dikke Van Dale. Ik zou het niet beter kunnen verwoorden....
In 1948, driekwart eeuw geleden, hadden de Olympische Spelen - de eerste na-oorlogse - plaats in Londen. Ik was acht jaar oud en ik verslond de sportpagina's van de krant. De heldin van die Spelen was een dertigjarige Hollandse huisvrouw, moeder van twee kinderen. Ze veroverde op die Spelen vier gouden medailles in de atletieksport en, afhankelijk van het uurrooster van de verschillende atletiekdisciplines hadden her er nog meer kunnen zijn. Ik heb haar nooit kunnen vergeten en als ik terugverlang naar véél vroeger, dan is het naar de jaren van Fanny Blankers-Koen, de vliegende Hollandse huismoeder. Nostalgie! Geen sportvrouw heeft in de laatste vijfenzeventig jaar haar tegenstandsters in die mate overklast als Fanny Blankers-Koen tijdens de Spelen van 1948, in de sprintnummers, het hordenlopen en het vèrspringen. En daar duikt er eentje op, een lief pretentieloos drieëntwintigjarig meisje, dat Fanny wel eens naar de kroon zou kunnen steken. Haar naam is Femke Bol, haar beste nummer is de 400 meter horden en daarin is het meesterschap over haar concurrenten zo mogelijk nóg groter dan dat van Fanny Blankers-Koen. Toevallig weer een Hollandse en met dezelfde initialen als haar voorgangster: F.B. Ze heeft een Belgische "vriend", Ben Broeders, onze beste polsstokspringer, B.B. dus. In mijn studententijd heeft verscheidene jaren lang een foto van B.B. - maar nu heb ik het wel over Brigitte Bardot - boven mijn bureau gehangen. Het was een foto uit de toentertijd zeer succesrijke film "et dieu créa la femme". Met haar lieve glimlach heeft Gods mooiste creatuur mij in moeilijke momenten er vaak bovenop geholpen. Nostalgie...
En nu ik het toch over mijn studententijd heb... In mijn faculteit had ik een vijftal zeer goede vrienden. Vier van hen zijn reeds overleden. Met mijn echtgenote en met Rita, de weduwe van Coen, heb ik een paar weken geleden een bezoek gebracht aan Jo, de weduwe van Raymond. Vijfenzestig jaar geleden zaten Raymond, Coen en ik kaart te spelen in den Amber, Gents populairste café-dancing. Lieve meisjes hadden vijf francs in de joke-box gestoken en kwamen ons ten dans vragen, maar wij bleven kaarten. Geen van ons drieën had toen al een relatie. Stel dat Raymond en Coen dat toen zouden geweten hebben dat ik vijfenzestig jaar later, met hun echtgenoten een aangename dag zou doorbrengen... Het stemt mij droef te moede. Nostalgie van de bittere soort...
Vragen die heel het land in de ban houden... Heeft de heer Kwikkelbornee, minister van justitie in de nachtelijke uren en op de openbare weg 1° de manneke-pis houding aangenomen en al of niet gedreigd tot de daad over te gaan? 2° of was het enkel maar luchtgitaar spelen? 3° of heeft hij daadwerkelijk tegen de politiecombi geplast?
- Ik sta recht in mijn schoenen, zegt de heer Kwikkelbornee.
- U ontwijkt de vraag, Excellentie. Nogmaals: hebt u geplast, of deed u maar alsof, of was het luchtgitaar.
- En nogmaals zeg ik u dat ik recht in mijn schoenen sta.
Het is duidelijk dat minister Kwikkelbornee weigert te antwoorden op een vraag die nochtans van het allerhoogste staatsbelang is. Kwikkie, zoals de minister in de volksmond genoemd wordt, is van liberalen huize, en ik laat dan ook niet na mijn ouwe schoolmakker Jef, die zelf een donkerblauwe liberaal is - vrijheid blijheid! - met het geval te confronteren, al was het maar om Jef een beetje te jennen.
- Gij hebt recht van spreken! zegt Jef. Gij hebt indertijd toch in de brievenbus van de eerste minister geplast!
De goeie Brave Jef, hij leest al jaren trouw mijn blogs, en van dat ene verhaal (www.bloggen.be/kris) van 14/5/2006 over mijn bezoek aan de Savaanstraat moet hij ongetwijfeld bijzonder hard genoten hebben. Voor de paar lezers die het verhaal toentertijd misschien niet gelezen hebben, laat ik hier een uittreksel volgen...
Tegenover een van de eerste huizen aan mijn rechterkant blijf ik staan: het nummer 37. Is dit het huis waar de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre gewoond heeft? In de brievenbus van de eerste minister plassen (via een gleuf in de voordeur!) gold toen als een daad van opperste studentikoziteit, een ware uitdaging voor al wie zich na het middernachtelijk uur, na een bezoek aan den Amber, de Casbah, den Tivoli of de Kuiperskaai, met een stuk in zijn kraag doorheen de Savaanstraat kotwaarts begaf. Grote risicos waren er overigens niet aan verbonden. Het is mij althans niet bekend dat ooit één student voor deze wandaad door de flikken betrapt is geworden. Ik vraag me overigens af of Theo er wel écht woonde. En toch is het Freddy Velghe een keer slecht bekomen. Freddy was nogal groot geschapen en het kostte hem moeite om zijn lid door de gleuf te krijgen. Terugtrekken ging helemáál moeilijk. Er werd gezegd dat Freddy die nacht op zijn kot drie uur met zijn piemel in ijskoud water heeft gezeten
Het huis nummer 37 heeft een façade van witte rechthoekige steenblokken. Het is mij vroeger nooit opgevallen. Er komt toevallig een man uit het huis. Hij gaat iets halen uit een auto die aan de overzijde van de straat geparkeerd staat. Deze kans mag ik niet laten voorbijgaan.
- Pardon, mijnheer, mag ik u misschien vragen of u in dít huis woont?
- Jazeker, in dít huis, nummer 37.
Een minzame nette man van in de zestig met een mooie zilvergrijze haardos.
- Weet u of hier in de buurt Theo Lefèvre gewoond heeft. Hij is eerste minister geweest.
- Zeker, zegt de man. Hij woonde in dit huis, in het huis waar ík nu woon.
Deze man is vriendelijk doch niet overdreven mededeelzaam. Voortgaand op zijn chic uiterlijk zou hij een professor kunnen zijn, of de zoon van de gewezen eerste minister, of beide? Ik durf dat allemaal niet te vragen. Ik vraag hem wel of er na Theo Lefèvre nog andere mensen in het huis gewoond hebben. Neen, niemand. Of de façade misschien veranderd is? Neen, enkel gezandstraald. Het is een mooi huis. Vroeger is dat mij nooit zo opgevallen. Bovenaan de voorgevel: vier stenen met een uitgebeiteld reliëf. Van hier beneden kan ik niet zeer goed zien wat het allemaal voorstelt. De brievenbus zit nu ook niet meer in de deur, maar náást de deur, in de muur. Van dat plassen in de brievenbus zwijg ik wijselijk. Ik zeg enkel nog: dank u wel mijnheer en ach, waar is de tijd.
Ik probeer Jef aan 't verstand te brengen dat hij de beide niet met elkander moet vergelijken. Ik was geen minister van justitie, ik was achttien of negentien en Kwikkie is vijftig, ik heb mijn daden nooit ontkend of er over gelogen en zoals hierna zal blijken heeft mijn slachtoffer zelf, in casu de eerste minister, die een uiterst minzaam man was, de misdaad wellicht met de mantel der liefde toegedekt. Waarom ik dit laatste durf beweren? Op 15 augustus 2006, een paar maanden na het verschijnen van mijn verhaal over de Savaanstraat, kreeg ik deze reactie:
Dag Meneer. Ik heb uw artikel gelezen en, in het bijzonder, wat u schrijft over het huis gelegen Savaanstraat 37 in Gent. Ik ben niet de man waarmee u gesproken hebt. Ik ben een stuk jonger, maar wel de enige overlevende zoon van Theo Lefèvre. Ik ben een "laatkomer" en in Gent geboren in 1959. Mijn vader heeft daadwerkelijk in het huis in de Savaanstraat gewoond, alsook de hele familie. Wel is het zo dat toen hij Eerste Minister werd, in 1961, de hele familie in Brussel is gaan wonen, met behoud van ons huis in Gent, waar mijn vader heel regelmatig verbleef en aanwezig was. Het huis in de Savaanstraat is na de dood van mijn vader in 1973 verkocht. Het is raar, want toen ik vorig jaar het huis in de Savaanstraat aan mijn vrouw en mijn twee kinderen liet zien, vond ik het plotseling mooi en zo'n herinnering had ik niet. Uiteindelijk, wat het plassen in de brievenbus betreft was mijn vader uiteraard op de hoogte, maar hij had een ontzettend groot gevoel voor humor. Ter informatie : aangezien ik sinds kort ook in de actieve Brusselse politiek zit, zal ik u niet mijn privé-adres geven om eventuele gelijkaardige studentgrapjes te vermijden. De gleuf van de brievenbus is sowieso te hoog ;o) Allerbeste groeten. Pascal Lefèvre
En als mijnheer Kwikkelbornee nu eens eerlijk zou durven bekennen wat er precies gebeurd is. Het zal hem wellicht zijn ministerpost kosten maar het land zal gered zijn en een nieuwe mooie en lukratieve job staat hem dan ongetwijfeld nog te wachten, buiten het licht van de schijnwerpers, als CEO of PDG of "iets in Europa". Of als luchtgitarist. Mij doen ze alvast niks meer... Mijn zaak is nu na vijfenzestig jaar welzeker verjaard en ontslagen ben ik ook al, als ziekenhuisarts, achttien jaar geleden, omdat ik de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, en dat op het ogenblik dat ik mij op het hoogtepunt van mijn medisch kunnen waande. Maar nu moet ik dit betoog stoppen, want ik moet nu dringend luchtgitaar spelen. Dat overkomt mij de laatste tijd wel eens meer. De pensioengerechtigde leeftijd zeker?
Er gaat haast geen week voorbij of er wordt een BV beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. En laatst was er nog de voorzitter van de Spaanse voetbalbond die een van de speelsters van de nationale vrouwenploeg gefeliciteerd had met een kus, vol op de mond. Allesbehalve fake news want de kus is niet ontsnapt aan de cameras en werd op de tv vertoond. Een weliswaar vluchtige kus die niet langer dan één seconde heeft geduurd, maar niettemin grensoverschrijdend, want zonder voorafgaande toestemming van het slachtoffer, zijnde de vrouw in kwestie. Hoe zwaar het lijden van zon slachtoffer van zelfoverschrijdend gedrag is, kan men zich wellicht niet voorstellen als men zelf niet in de schoenen van het slachtoffer gestaan heeft. Omdat ik het meermaals zelf aan den lijve heb ondervonden, meen ik recht van spreken te hebben. De pleger van de grensoverschrijdende handeling was tante Febronie. Ze was een tante van mijn moeder, ze woonde in Dottenijs, ze sprak Vlaams met een lelijk Frans accent en twee keer in t jaar kwam ze bij ons op bezoek, in de nieuwjaarsmaand en in de zomer. Ze kuste iedereen bij de binnenkomst, een gewoonte die ze wellicht in Wallonië had opgenomen. Mij moet ze een aardig jongetje gevonden hebben want voor mij had ze telkens een extra uitgebreide en onkuise kusbeurt in petto. Ik liet mij allerminst gewillig slachtofferen want van zodra ik zag dat het mijn beurt was om bewerkt" te worden - nogal wat anders dan een vluchtig kusje van één seconde op de mond en met gesloten lippen! - zette dit knaapje het op een lopen, rond de grote keukentafel, met het geile op kussen beluste monster met de walgelijk stinkende adem achter mij aan. Als ik een halve tafel voorsprong had, draaide zij zich bliksemsnel om en snelde mij in de omgekeerde richting tegemoet. Ik zat gevangen: afgelebberd, verkracht, ik was er dagen niet goed van. In die tijd stonden de termen pedofilie en "grensoverschrijdend gedrag" wellicht nog niet in het strafwetboek. Wat kon ik als kind van vijf, zes, zeven jaar anders doen dan klagen bij moeder over die ongewenste vochtige welkomstkus van tante Febronie. Het enige resultaat was dat moeder mij aanraadde in t vervolg wat liever te zijn voor tante. Gelukkig heb ik er geen levenslang trauma aan overgehouden. Maar wat tante Febronie mij heeft aangedaan zal ik nooit vergeten! En vergeven? Ook niet... Ik troost mij met de gedachte dat ze nu eeuwig brandt in de hel voor haar zondig gedrag, want bij mijn weten was de hel te dien tijde - in de jaren 40 - nog niet afgeschaft.
In mijn verder leven ben ik maar een paar keer ongewenst vol op de mond gekust en telkens door oudere dames. Ik heb er geen plezier aan beleefd en niettemin geen rechtszaak van gemaakt. Het besef dat ze mij aardig zullen gevonden hebben heeft mij per slot van rekening een zekere voldoening geschonken...
Karel, een vriend van mij - één van mijn beste - gaat er prat op dat hij geabonneerd is op een kwaliteitskrant. Toegegeven, in zijn krant staan vaak artikelen die in
mijn krant niet te vinden zijn. Mijn krant is dan ook geen kwaliteitskrant en is ook minder duur. Een paar weken geleden had Karel in zijn krant een verhaal gelezen dat ik tevergeefs in de mijne heb gezocht. Een Vlaamse BV,
die in Karels kwaliteitskrant met naam werd vermeld maar wat ik hier toch even niet doe, vertelt hoe hij bij een apotheker in de rij stond. Toen hij aan de beurt kwam bestelde hij een doos pijnstillers want er stonden
nog drie klanten achter hem en luidop bestellen waarvoor hij écht kwam durfde hij niet: een doosje met vier pillen Viagra van 25 miligram. De krant gaat niet dieper op dit onderwerp in, maar mist hier mijns inziens
een gelegenheid om haar reputatie van kwaliteitskrant hard te maken.
Wat nu volgt beste lezer, wordt u op deze blog, belangeloos aangeboden. De getallen zijn afkomstig uit het Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium 2021:
Viagra is een merknaam van het medicijn sildenafil dat een paar decennia geleden door de farmaceutische firma Pfizer op de markt werd gebracht. Ondertussen is het medicijn door een
tiental andere firmas eveneens op de markt gebracht. Het product is overal hetzelfde - identiek! daar staat de farmaceutische industrie borg voor - maar de prijzen verschillen: 4 pilletjes Viagra van 25 mg. kosten 38,30
euro, 4 pilletjes Sildenafil van de firma Mylan kosten amper 7,00 euro, en voor de grotere gebruikers heeft de firma EG ook pilletjes van 50 (!) mg in verpakking van 12 stuks tegen amper 14,99 euro. Reken uit
uw winst!
Kwaliteitskrant? Ik was nog niet honderd procent overtuigd, maar wat mijn vriend Karel een paar dagen geleden in zijn kwaliteitskrant heeft gelezen heeft mij helemaal van mijn stokken
geblazen.
Stel u voor... Een jonge Belg en een iets minder jonge Duitser hebben onafhankelijk van elkaar en nagenoeg op hetzelfde moment het negende getal van Dedekind gevonden, een getal waar
32 jaar naar gezocht werd! Voor die enkelen die iets minder bekend zijn met het getal van Dedekind heb ik - weer volkomen belangeloos - enige duiding gehaald van het internet:
In de wiskunde is het n-de dedekind-getal M (n) het aantal monotone boleaanse functies met n variabelen. De dedekind-getallen vormen een snel stijgende rij en zijn genoemd naar
de Duitse wiskundige Richard Dedekind, die ze in 1897 definieerde. Een equivalente definitie is het aantal antiketens van deelverzamelingen van een verzameling met n elementen in een vrije distributieve tralie met n generatoren.
Exacte waarden voor M (n) zijn tot 2023 slechts bekend voor n < 10. Nauwkeurige asymptotische schattingen voor M (n) en een exacte uitdrukking als een sommatie, zijn wel bekend.
Het probleem van Dedekind om de waarden van M (n) te berekenen blijft daarentegen moeilijk: er is geen uitdrukking bekend voor M (n) die het mogelijk maakt deze getallen te berekenen met een eindig aantal bewerkingen.
De complexiteit van het algoritme neemt dubbelexponentieel toe. Computertechnologie groeit slechts exponentieel... Het heeft 32 jaar geduurd om M (9) - een getal van slechts (
! ) 32 cijfers exact te berekenen: het vergt niet alleen een supercomputer maar een steeds complexer algoritme. Vermoedelijk zou M (10) pas worden gevonden tegen 2044.
De exacte waarden van de dedekind-getallen voor 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 zijn:
Ik wil hier toch gaarne aan toevoegen, voor wie nu al met een popelende hartje uitkijkt naar het jaar 2044, dat sommige geleerden - en niet van de minsten - ervan overtuigd zijn dat
het tiende dedekindgetal nóóit zal gevonden worden. Maar dat ik mij zal abonneren op de kwaliteitskrant van mijn vriend Karel staat nu reeds als een paal boven water. Het mag dan wat meer kosten dan een gewone
niet-kwaliteitskrant, we sparen dat wel weer uit op andere minder belangrijke zaken..
Sedert een dag of acht heb ik er een vriend bij: Armand! Een geitenbok, statig, bruin met witte vlekken, een grote grijze sik en een prachtig gewei, zijnde twee krachtige naar achter
gekromde hoorns. Plots stond hij daar op het grasperk van buurman Firmin. Hij kwam naar mij toe en knikte vriendelijk. We stonden aan weerszijden van de afsluiting die onze beide percelen van elkaar scheidt, we keken elkaar
diep in de ogen en we waren meteen vrienden: vriendschap op het eerste gezicht! Ik streelde zijn stoere kop en dat scheen hem te bevallen. Ik noemde hem Armand en hij knikte. En waar vandaan Armand zo plots was komen opduiken,
ben ik pas eergisteren te weten gekomen. Firmin kwam het mij vertellen. Een op zijn minst merkwaardig verhaal...
Vorige week was Firmin te gast bij Willy Wally, een van de rijkste mensen van het land, voor wie hij zijn leven lang gewerkt heeft. Willy Wally is een selfmade man van in de tachtig,
die amper tot zijn veertien jaar naar school is geweest, en niettemin... Zijn fortuin wordt geschat op méér dan een miljard euro. Alles eerlijk verdiend met de handel in pepermolens. Klein begonnen doch dank
zij hard werken - zeer hard werken! - goed van de grond gekomen. Wereldwijd. Geen mens in, pak weg Zuid-Amerika, die de Wally-pepermolens niet kent. U dient ook nog te weten dat Willy een gulhartig en vrijgevig mens is. Niet
voor niets is zijn slogan: als ík het goed heb mag iedereen het goed hebben. Daarom heeft hij dus Firmin, ter gelegenheid van zijn op-pensioen-stelling na meer dan veertig jaar trouwe dienst, uitgenodigd
bij hem thuis op een heerlijke maaltijd - beenhesp à volonté! - met daarbovenop een cadeau dat Firmin levenslang zou heugen. En om dát cadeau is het hem te doen...
U hoort ook nog te weten, beste lezer, dat Willy Wally zijn leven lang een gokker is geweest. Wellicht heeft zijn gokzucht hem ook geholpen bij het verwerven van zijn immens fortuin.
Firmin zou zijn afscheidscadeau niet zomaar op een schenkblad aangeboden krijgen: er zou moeten... gegokt worden. Na de beenhesp à volonté nam Willy Firmin mee tot achter in zijn tuin, waar drie
garageboxen naast elkaar stonden. Gij kiest één van de drie boxen zei Willy en wat daar in steekt is uw cadeau. In één van de drie staat een splinternieuwe RollsRoyce, in de
beide andere staat een geitenbok... Gij hebt dus om te beginnen één kans op drie om de Rolls binnen te halen, maar ge kunt uw kans vergroten. Luister nu goed. Van zodra gij uw keuze op één van de
drie boxen hebt laten vallen, zal ik de deur van een box openen. Het zal niet de box zijn waarin de Rolls zit en ook niet de box van uw keuze. In die geopende box zal onvermijdelijk een geitenbok staan. Hierna blijven dus
twee boxen ongeopend over en geef ik u de kans uw keuze te wijzigen: of ge blijft bij uw keuze of ge kiest voor de andere ongeopende box.
Ik had goed geluisterd.
Wat hebt ge gedaan? vroeg ik.
Ik heb mijn keuze niet gewijzigd. Waarom zou ik: ik had nu hoe dan ook één kans op twee zei Firmin.
Ik schudde het hoofd.
Ge hadt uw keuze moeten veranderen. Door bij uw eerste keuze te blijven bleef uw kans één op drie. Bij verandering van keuze waren uw kansen verdubbeld, zijnde
twee op drie.
Ik begrijp het niet, zei Firmin.
Ik heb geprobeerd het uit te leggen...Stel dat we onze keuze hebben laten vallen op box 1. Voor de RR (de RollsRoyce) hebben we dus één kans op drie, en er zijn twee kansen op drie dat de RR zich in
box twee of drie bevindt. Eén van die twee boxen wordt nu geopend, één waar de RR niet in zit, bvb. box twee. Dat betekent dat de kans dat de RR zich in box drie bevindt nu twee op drie bedraagt. En aangezien
we met box één maar één kans op drie hebben, is de keuze gauw gemaakt als de mogelijkheid ons geboden wordt om te switchen van één naar drie...
En de conclusie luidt: door gebruik te maken van zijn kans om van keuzebox te veranderen had Firmin zijn kans op het verkrijgen van een RollsRoyce verdubbeld...
Ik begrijp het nog steeds niet zei Firmin.
Ik denk dat hij het niet wilde begrijpen. Iemand als Firmin die economische en financiële studies gedaan heeft zou toch beslagen moeten zijn op het gebied van de kansberekening.
Het is ongetwijfeld die bok die hem dwars zit.
Ik heb hem amper een paar dagen en hij heeft al twee fruitboompjes bijna geheel kaal gevreten. En hij heeft mij met zijn achterpoten al een flinke stamp in de maag gegeven.
Een vergiftigd geschenk is het. Die bok haat mij, denk ik.
Van mij schijnt hij anders wel te houden.
In dat geval moogt ge hem hebben. Een mooi geval van LGBTQ+AI. De A staat voor allerlei filieën, zoals pedofilie, senofilie, necrofilie... en in uw geval
dus zoöfilie.
Ik heb ook een aantal laagstammige fruitboompjes in mijn tuin en daarom heb ik bedankt voor het aanbod, maar ik hoop dat Firmin de geitenbok niet wegdoet, zodat Armand en ik elkaar
kunnen blijven zien. Ik zal hem iedere dag wat lekkers toestoppen alover de omheining. Dat heb ik Firmin beloofd. Mijn talrijke trouwe bloglezers neem ik hier tot getuige.
Dat ge die dame van Bachten de Kupe niet kent is, beweert ge, te wijten aan een culturele achterstand uwerzijds. Dat meent ge natuurlijk niet en het is dus ongetwijfeld ironisch bedoeld.
In werkelijkheid zult ge het wijten aan een culturele voorsprong. Daar hoeft ge u helemaal niet voor te verontschuldigen, hoor. Dat de dame uit de Vuile Seule in Watou tot mijn interessewereld behoort, heeft
te maken met mijn geboortejaar, dat al zo lang in het verleden ligt. Ik heb een leeftijd bereikt waarop de fysieke vermogens fel achteruitgegaan zijn: van maratonloper tot mankepoot. Niet anders is het vergaan met de cognitieve
vermogens: ik, die vroeger op vijf minuten tijd een gedicht van twaalf verzen kon van buiten leren, ben nu al blij dat ik de voornamen van mijn beide kleinkinderen kan onthouden... Die aftakelingen heeft een mens niet in de
hand, ze zijn gebonden aan een natuurwet. Enigszins anders gaat het vaak met de culturele vermogens. Sommige stervelingen blijven op dat gebied een hoog niveau behouden tot aan hun dood op hoge leeftijd. Ik
heb er een paar gekend: dat lijkt soms potsierlijk. Daarom kies ik voor de harmonieuze aftakeling...
Als ge nu maar niet gaat denken dat ik mijn hele leven lang een cultuurbarbaar geweest ben. Ik heb een twintigtal literaire werken op mijn naam staan: verhalenbundels, cursiefjes,
(auto)biografieën, poëzie, toneelstukken. Twintig keer heb ik een reis ondernomen naar Griekenland om er de Griekse mythologie te bestuderen en dat heeft geresulteerd in een paar boeken, in enkele tientallen voordrachten
voor medische verenigingen en serviceclubs (mijn laatste was op 9 december l.l. in UZ-Gent voor de alumni van de geneeskunde) en in... Grijslokes Olympiade. En dan is er nog de loopkoers Dwars door Grijsloke,
die door mij bedacht werd op ´t eind van de jaren zeventig. Op zichzelf al een cultureel evenement. Waar de cultuur van afdroop. Er waren medailles voor de deelnemers, elk jaar een andere medaille, met Streuveliaanse
themas (Levenslicht, Jeugddromen, Levenslied, Levensleed, Avondschemering) en later afbeeldingen van een Griekse god die symbool stond voor één van de Panhelleense Spelen uit de oudheid. En dat heeft dan
ook nog geresulteerd in een onvergetelijke reis naar Griekenland in het jaar 1994 waarbij door de leden van de club (er waren 38 deelnemers) de Panhelleense Spelen werden nagespeeld in de authentieke stadions, en de oude Griekse
tragedies werden opgevoerd in de even authentieke theaters. Het waren gouden tijden voor Grijsloke. En óf we erkend werden in de media!
En ja, ik heb Käte Kollwitz een beetje laten verdringen uit mijn interessewereld door Irma uit de Vuile Seule - ik heb al uitgelegd waarom. En toch... Käte zat er wel
degelijk in, want op de medaille van Dwars door Grijsloke anno 1987 prijkt haar beeld van de treurende moeder dat zich bevindt op het Duits kerkhof van Vladslo hetwelk we bezocht hebben tijdens
onze trip Bachten de Kupe, op de dag van onze kennismaking met Irma van de Vuile Seule, enkele weken geleden. .
Mijn nieuwste boek (Uit het schuim van de zee, 2011) behandelt de hele Griekse mythologie in 136 verhalen (408 pag.) en 18 originele tekeningen. Het is nu reeds aan zijn derde druk toe. Het boek is te bestellen via mail (kvansteenbrugge@gmail.com). Betaling na ontvangst (18,95 euro). Bij bestellingen vóór 1 mei dienen geen verzendkosten betaald te worden.