Leerkrachten lager onderwijs willen klassieke leerplannen en methodes
behouden, en niet elke dag schoolwerkplannen/puzzelen zoals ZILL-kopstukken propageren
(Bijdrage uit Onderwijskrant nr. 176, 2016)
1 ZILL: Geen gesneden
brood meer, enkel nog puzzelstukken, geen klassieke leerplannen en klassieke methodes meer!
De leerkrachten lager
onderwijs die het werken met vakdisciplinaire leerplannen uiterst belangrijk vinden, begrijpen niet
dat de koepelverantwoordelijken zowel
de klassieke leerplannen als de klassieke
methodes willen opdoeken. Er komen volgens ZILL een soort raamleerplannen met
puzzelstukken: Wij geloven sterk in het idee dat het leerplan de puzzelstukken
levert waarmee scholen en leerkrachten schooleigen puzzels kunnen leggen. De
leerkrachten moeten telkens de leerinhouden bepalen die inspelen op de
specifieke ontwikkeling van elke leerling. Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet ge)ven. Daarvoor is de
schoolpopulatie ook te divers geworden.
*ZILL stuurt aan op sterke individualisering van het
leergebeuren: b.v. de tafels van x voor de sterke leerlingen al in het eerste
leerjaar, voor de middenmoters in het tweede leerjaar en voor de zwakke
leerlingen in het derde leerjaar. Vanuit die optiek is het opstellen van
klassieke methodes voor wiskunde e.d. niet meer mogelijk. En als straks ook
nog de leerplannen van de verschillende onderwijsnetten meer verschillen, wordt
het opstellen van (rendabele) methodes ook nog moeilijker.
*ZILL stuurt daarenboven ook aan op totaliteitonderwijs, en dat is eveneens in strijd met het werken met klassieke methodes voor wiskunde e.d.
De kwaliteit van het Vlaams onderwijs van de voorbije eeuw
is voor een aanzienlijk deel te wijten aan het gebruik van degelijke
leerplannen en methodes/leerboeken. Leerkrachten lager onderwijs moeten ook veel
vakken geven en aangezien veel
leerkrachten niet fulltime werken zijn er vaak ook 2 leerkrachten betrokken bij
het geven van b.v. wiskunde in een bepaalde leerjaar. Zonder het gebruik van
een klassieke methode worden afspraken heel moeilijk en vergroot de planlast
aanzienlijk. De lagere kwaliteit van het
onderwijs in b.v. Franstalig België wordt door velen in verband gebracht met de
overschakeling destijds op vage competentie-leerplannen, en met het feit dat er
veel minder gewerkt wordt met methodes, mede door gebrek aan centen. Het is
enkel jammer dat de recentste methodes
soms te veel franjes bevatten die het werken ermee bemoeilijken. We zouden
opnieuw moeten streven naar meer sobere methodes.
De bezorgdheid om het opdoeken van de klassieke leerplannen
en methodes bleek ook uit kritische vragen van vertegenwoordigers van
directeurs op de DCBAO-vergadering van 17 juni 2015. Een directeur stelde de vraag: Is er dan vanuit het leerplan-concept geen ruimte meer voor methodes? Daarmee
werken de leerkrachten toch wel heel vlot. Een andere: Uitgeverijen spelen
toch ook wel een belangrijke rol bij de vormgeving en de praktische toepassing
van de leerplannen.
Leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer repliceerde aldus op de kritiek van de
directies: Gesneden brood kan en zal het nieuwe leerplan echt niet geven. Daarvoor is de
schoolpopulatie te divers geworden. We moeten ook verder evolueren van leermethodes naar databanken met inspiratiebronnen. Wat wij van de uitgeverijen verwachten is
anders dan in het verleden. Wij verwachten van de uitgevers dat zij enkel
inspiratiemateriaal aanmaken dat gekoppeld wordt aan de persoonsgebonden en aan
de cultuurgebonden ontwikkelvelden. Wij verwachten dus dat de uitgeverijen een
toegankelijke tool ontwikkelen die kan aangesloten worden op de centrale rooter
die ontwikkeld wordt door de koepel en
die gratis ter beschikking wordt gesteld aan al onze scholen. Hun deel kan
betalend zijn. Maar onze scholen moeten steeds de vrije keuze hebben en er kan
geen sprake zijn van koppelverkoop. Op dit moment is het antwoord van de
uitgeverijen nog niet voldoende wat het VVKBaO betreft. Op dit moment is
het zeer stil!
Het is o.i. duidelijk
dat de uitgevers en ook de koepelmensen niet weten wat het uitgeven van
inspiratiemateriaal concreet zou
betekenen. Dit zou voor die uitgevers ook financieel niet haalbaar zijn.
Leerkrachten en lerarenteams beschikken overigens niet over
de tijd en de deskundigheid om uit te zoeken welke leerinhouden voor al die
vakken belangrijk zijn, in welke volgorde
en voor welk leerjaar.
Leerkrachten en scholen moeten zich vooral ook kunnen beroepen op het gezag van
de vakdisciplines en de erbij aansluitende leerplannen. Leerkrachten kunnen moeilijk onderwijzen en gezag
verwerven zonder de verantwoording vanuit
de referentieleerplannen en de erbij horende vakdisciplines als
cultuurproducten (zie ook pagina 43 e.v.)
20 jaar geleden
beweerden DVO-directeur Roger Standaert en Co
dat de leerkrachten en de scholen voldoende houvast hadden aan de
eindtermen. Leerplannen en methodes waren overbodig en
zelfs nefast. Jan Saveyn, pedagogisch coördinator katholiek onderwijs,
repliceerde toen terecht dat de
leerkrachten aan eindtermen al te weinig steun hadden om uit te maken
welke leerinhouden in elk leerjaar aangeboden moesten worden. Als mede-ontwerper van het leerplan wiskunde
lager onderwijs deden we twintig jaar geleden nog ons uiterste best om per
graad/leerjaar de leerinhoud heel precies en extensief te omschrijven. We bestudeerden
hierbij de vakdiscipline wiskunde zoals ze gestalte kreeg in de leerplannen, in
de praktijk & methodes van de 20ste eeuw.
De huidige opvolgers van Saveyn vinden de klassieke leerplannen echter
niet langer waardevol en willen ze zelfs opdoeken.
De optie voor raamleerplannen i.p.v. klassieke leergebieden, heeft
vérstrekkende gevolgen. Het betekent ook dat resoluut afgestapt wordt van
de klassieke en afgebakende
leerplannen en methodes/leerboeken en vaak ook van klassieke leerinhouden. Het betekent ook eke dag schoolwerkplannen voor de leerkrachten ( zie 4.2).
2 Elke dag
schoolwerkplannen - als gevolg afschaffing klassieke leerplannen & methodes.
Utopisch en enorme belasting
Het werken met
beperkte raamleerplannen en het
doorbreken van de koppeling aan de vakdisciplines en methodes, hebben als gevolg dat de school en de
leerkrachten dan veel meer zelf de
leerinhouden en lesuitwerking moeten zoeken en ook onderling veel moeten
afspreken en invullen. De scholen en leerkrachten moeten volgens de koepel met
de aangeboden puzzelstukken schooleigen puzzels leggen. De koepel kiest voor
open raamleerplannen, maar die keuze
gaat wel gepaard met het promoten van het werken met een uitgebreid schoolwerkplan, van elke
dag schoolwerkplannen.
De titel van de recente bijdrage Elke dag schoolwerkplannen liegt er niet om. In school+ visie van
december j.l. pleiten leerplanverantwoordelijke Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx ervoor dat
elke school een specifiek en uitgebreid schoolwerkplan zou opstellen: We willen
schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de schoolontwikkeling en
onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs (1997) stelt dat elk
schoolbestuur voor elk van zijn scholen een schoolwerkplan moet opmaken. Dat
betekent meteen dat geen twee scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen
voorleggen.
Alleen al het wegvallen van de klassieke leerplannen en
methodes zou inderdaad voor de
leerkrachten betekenen: Elke dag schoolwerkplannenen daar veel tijd
en energie aan besteden. Een te sterke toename dus van de werk- en
planlast. En daarnaast verwacht de
koepel nog veel ander schoolwerkplan-werk.
Vanuit de praktijk van het doordeweekse onderwijs en vanuit slechte ervaringen met zon
ambitieuze en onrealistische projecten binnen het Vernieuwd lager onderwijs
van weleer en in Nederland, weten we dat dergelijke
schoolwerkplan-verwachtingen totaal utopisch zijn en al te veel taak- en
planlast opleveren. De auteurs zouden moeten beseffen dat de scholen die
decreet-opdracht steeds minimalistisch hebben ingevuld omdat die ambities niet
realistisch waren. De auteurs beseffen
wel dat de huidige schoolwerkplannen niet uitgebreid zijn en veelal pas
bij een nakende doorlichting gereanimeerd worden, maar trekken daar de
verkeerde conclusie uit.
|