Om af te sluiten een paar fotografische impressies van Het Hooge honderd jaar later.... Ergens op een zonnige maar éééérg frisse zondagochtend in februari 2015....
Zoals gisteren beloofd nog een aantal foto's uit mijn archief van het domein Het Hooge in het voorjaar van 1915. De eerste twee werden genomen aan het park van heet kasteeldomein. De derde werd gemaakt aan de Meenseweg en de bomen op de achtegrond geven mooi de hoogtelijn weer waarop vandaag de dag de Canadalaan ligt. De laatste foto werd aan de achterzijde van Hooge genomen, mogelijk tussen Bellewaarde en Railway Wood en toont het verhoogde talud van de spoorweg waarbij men vaag rechts boven de bomen nog een torentje van Het Hooge ziet uitsteken....
Aan de zgn. 'Tweede Slag om Ieper' kwam officieel een einde op 25 mei '15. Voor het eerst was tijdens deze ongemeen harde en brutale gevechten chloorgas ingezet als tactisch wapen en dit had geresulteerd in een niet onaardige terreinwinst voor de Duitse troepen. De laatste dagen van deze Slag werden gedomineerd door de Duitse aanvallen op de Frezenberg en de hoogte van Bellewaarde. Hierdoor kwam het kasteel Hooge, de riante verblijfplaats van baron de Vinck opnieuw in het brandpunt van de strijd te liggen. De Britse verdedigers - die vooral tot als infanteristen vechtende cavalerie-eenheden behoorden - zaten er in een uiterst precaire situatie, in een vooruitgeschoven salient, die van drie zijden door de Duitsers onder vuur kon worden genomen. Op 2 juni '15 gebeurde het onvermijdelijke: Na een zware artilleriebeschieting vielen het kasteel en bijhorende domein grotendeels in Duitse handen. De volgende dag lanceerden de Britten een slecht voorbereide tegenaanval waarbij enkel de stallen konden worden heroverd. De volgende dagen werden gekenmerkt door verbitterde gevechten, vaak man tegen man om elke vierkante meter in dit ooit sprookjesachtige domein. Vandaag en in mijn volgende blog breng ik u een aantal exclusieve foto's uit mijn archief die in het voorjaar van '15 werden gemaakt door Duitse militairen bij het Hooge.
In juni '18 verscheen in het door Floris Prims vanuit Londen geredigeerde bannelingenblad 'De Stem uit België' volgend gedicht, van de hand van een dichter die onder de schuilnaam Leva Wynn opereerde. Heeft er iemand van mijn lezers enig idee wie deze nogal merkwaardige 'nom de plume' - die mogelijk verwees naar een zekere affectie voor de gesneuvelde Welshe dichter Hed Wynn - gebruikte ?
'OP EEN DOODSBEELDEKEN'
Al wie zijn jeugd en levenskracht / Aan Vlaanderland ten offer bracht / En dood bleef in ons' rangen / Hij dient door d' eeuwen heen herdacht / En door 't dankbaar nageslacht / Vereeuwigd in zijn zangen
De schoonheid die zijn dood omkranst / Mag door geen weegeklaag verflanst /Wij moeten voor hem bidden / En ligt zijn lijk nu in het graf /Het voorbeeld dat hij allen gaf / Moet leven in ons midden. '
Bezoekers van het immer schilderachtige Meer-Markt kunnen morgen in primeur mijn nieuwste brochure in de reeks 'Hoogstraatse Histories' aanschaffen. Gisteren rolde immers nr. 5 van de persen. Na de slachtoffers van de dodendraad in Hoogstraten en de gesneuvelden van Meerle, Meer en Minderhout is het nu de beurt aan de gesneuvelden van Hoogstraten zelf. In 32 pagina's kan u de beknopte biografische gegevens terugvinden van alle Hoogstraatse militaire slachtoffers van de Grote Oorlog. Deze gegevens werden verzameld op basis van het archiefmateriaal in het stadsarchief en de militaire stamboekregisters. Deze publicatie kost net als de vorige 4,99 euro en kan natuurlijk bij mij besteld worden. Volgende maand verschijnt het deeltje over de gesneuvelden van Wortel. Omdat de reeks 'Hoogstraatse Histories' verhalen brengt uit heel het kanton Hoogstraten komen er wellicht ook nog boekjes over de gesneuvelden van Rijkevorsel, Merksplas en Baarle-Hertog...
Nu het zonnetje weer van de partij is een absolute aanrader voor wie de beentjes even wil strekken: De grensoverschrijdende Heemkring Amalia van Solms (Baarle-Hertog & Baarle-Nassau) organiseert een fotozoektocht langs de 'Dodendraadroute'. Deze route is een interactieve en recreatieve fietsroute van 38 km. Ze voert de fietser langs fietsknooppunten naar opmerkelijke plaatsen die een rechtstreekse link vormen met de beruchte 'Dodendraad'. Vijftien permanente thematische infoborden en vier reconstructies langsheen deze route vertellen in woord en beeld het bij tijd en wijle tragische verhaal van de hoogspanning aan de rijksgrens. Hierbij doorkruist de fietser het natuurschoon van de grensstreek in een geanimeerde route die hem/haar door de beide Baarles, Ravels, Merksplas en Hoogstraten leidt.
Deze interessante wedstrijd - een aanrader voor al wie iets meer wil weten over dit bijna vergeten aspect van de Grote Oorlog - loopt van 26 april tot en met 15 oktober 2015. De gratis deelnemingsformulieren kun je bekomen tijdens de openingsuren van de VVV-kantoren van Baarle-Hertog/-Nassau, Hoogstraten, Merksplas en Ravels en in een aantal horecazaken in de grensstreek. Alle info kan je op volgende link vinden: www.dodendraad.org
MAG ER OOK AF EN TOE EEN KRITISCHE NOOT ZIJN A.U.B. ?....
In het verleden mocht er af en toe nog wel eens kritische noot klinken over het nut van herdenken en vooral van het op een sokkel plaatsen van bepaalde figuren die niet altijd in een even gunstig daglicht plachten te staan. Neem nu bv. een figuur als de ooit zo bewierrookte veldmaarschalk Douglas Haig (1861-1928), die van 1915 tot 1918 de Britse opperbevelhebber aan het Westelijke front was. De laatste decennia vormt hij in Groot-Brittannië het middelpunt van een controverse want voor de ene historicus was hij 'The Master of the Field' terwijl een ander hem het liefst in de geschiedenisboeken ziet verdwijnen als 'Butcher Haig'. Ook in ons land gingen er af toe wel kritische stemmen op of een man van het kaliber van Haig bv. wel een straatnaam verdient, maar de laatste jaren lijkt de kritiek weer wat verstomd te zijn. Het lijkt er warempel zelfs op of bij alle 'feestvreugde' rond 100 jaar Grote Oorlog er geen dissonanten meer mogen klinken. Daarom vandaag een fragment uit Dick Dreux magistrale boek 'De Grote Leugen' over Douglas Haig. Deze Nederlandse schrijver en historicus schilderde in 1966 een portret van Haig dat op de dag van vandaag beklijft. We schrijven 1917, ten tijde van het rampzalige Franse Nivelle-offensief:
'Maar Fransen, zoals we al zeiden, zijn zuinig, als het moet zelfs met soldatenbloed, en dus kreeg Nivelle zijn soldaatjes niet en werd hij opgevolgd door maarschalk Pétain. Een kalme man, die geen aasje respect had voor glorie en de oorlog als een rekensom trachtte op te lossen omdat hij al lang had begrepen dat er met militaire voorschriften alléén geen eer meer te behalen was. Volgde de beurt van sir Douglas Haig. Zijn legers zaten lekker vol met gezonde, nog vrij normaal denkende en iedere generaal vertrouwende soldaten. Hij bezat een overvloed aan kanonnen, meer granaten dan hij tellen kon en bovendien had hij op een spiritistische seance duidelijk uit de mond van het medium gehoord dat de geest van Napoleon I altijd in zijn nabijheid was. Wat doet een generaal onder die omstandigheden ? Zo'n generaal kijkt geniaal en ontwerpt een plan. In dit geval een doorbraakplan, want verder reikte geen enkel generaalsbrein. Dwars door de modderige trechtervelden, tegen wolken gifgas en stromen vloeiend vuur van vlammenwerpers in, onder spervuur, storingsvuur, trommelvuur.
Maar misschien door de onzichtbare aanwezigheid van Napoleon bedacht sir Douglas er toch een variant bij. Zijn infanterie en artillerie zouden niet meer doen dan een gat maken en door dat gat... o, geniale gedachte ! daar zou cavalerie doorheen rennen ! Ruiterbenden ! Met opgeheven zwaard, met gevelde lans, met schallende trompetten ! En de Duitsers zouden moeten wijken en de Britten zouden oprukken en de wereld zou ademloos van bewondering staan voor het genie van generaal sir Douglas Haig met zijn onzichtbare raadgever. Uit dit seniele dagdromen kwam het later zo genoemde Passendale-offensief, waarbij driehonderdduizend jonge mannen onder gedurig stromende regen in de modder neervielen, hun leven uitkrijsten, wegzakten. In de stad Ieper is er een poort, de Menenpoort. Daar staan vijfentachtigduizend namen van nimmer teruggevonden soldaatjes. Vijfentachtigduizend maal hoop op de toekomst, liefde, levenskracht, vertrouwen op generaal sir Douglas Haig. Hij heeft dat monument zelf nog helpen onthullen en is er niet gek bij geworden....'
Siegfried Sassoon was een van de eersten die moedig genoeg was om de poëzie te gebruiken om de oorlog te omschrijven zoals hij écht was: brutaal, meedogenloos en een verschrikkelijke verspilling van levens... Nochtans vormden zijn eerste oorlogsgedichten geen uitzondering op de algemeen in zwang zijnde Britse oorlogspoëzie die werd gekleurd door patriottisch heroïsme en glorie. Dit veranderde echter snel toen hij als Second Lieutenant met de Royal Welch Fusiliers aan het front belandde. zijn memoires tonen duidelijk aan wat een beproeving het moet zijn geweest voor deze gepatenteerde dagdromer om in de hel van de loopgrachtenoorlog te overleven tussen het lawaai, de stank en de allomtegenwoordige dood. Het leed van de soldaten stompte snel alle grote idealen en dichterlijke verbloeming uit zijn poëzie. De realiteit overtrof alles en het duurde dan ook niet lang voor dit besef zich in alle rauwheid manifesteerde in zijn werk. Sterker nog, de tweemaal gewond geraakte officier, die wegens zijn dapperheid op het slagveld onderscheidden werd met het Military Cross, werd een angry young man, die met zijn pen de oorlog de oorlog verklaarde. Niet alleen uit mededogen met zijn kameraden die dagdagelijks in de modder en bloed probeerden te overleven maar ook uit woede over de generaals die, ver van het gevaar, over hun stafkaarten gebogen, speelden met de levens van honderdduizenden én zeker ook verontwaardiging over de politici die dit alles mogelijk maakten. Sassoon was er langzaam maar zeker van overtuigd geraakt dat zijn bezigheden alleen tot 'waanzin' leidden en dat de soldaat van een nobele krijger was gedegradeerd tot een 'kronkelend insect te midden van de afgrijselijke waanzin van desctructie'. Op 15 juni '17 stuurde hij een open brief waarin hij publiek verklaarde niet langer bereid te zijn om te vechten naar een aantal politici, schrijvers ambtenaren, pacifisten én het hoofd van het Britse ministerie voor Propaganda. Eén van de geadresseerde parlementsleden, hiertoe aangemoedigd door Bertrand Russel, las op 30 juli '17 in het Lagerhuis de brief voor.
Ik breng graag een fragment uit deze historische brief: 'Ik heb het lijden van de troepen gezien en dit ook zelf ondergaan. Ik kan het niet aanzien dat dit lijden nog langer duurt. Een lijden voor doelen, die volgens mij kwaadaardig en onrechtvaardig zijn. Ik protesteer niet tegen de manier waarop de oorlog militair wordt gevoerd, maar wel tegen de politieke spelletjes waaraan de soldaten worden opgeofferd. Namens hen die lijden wil ik protesteren tegen dit bedrog. Ook wil ik protesteren tegen de ongevoeligheid en zelfgenoegzaamheid waarmee de meerderheid van het thuisfront omgaat met het lijden van de troepen. Een lijden waar zij geen deel aan hebben en waar ze zich helemaal niets bij kunnen voorstellen.'
De volgende dag stond de brief in 'The Times' en werd de auteur op slag beroemd en berucht. Sassoon besefte wellicht zelf niet hoe groot de ophef was die deze brief van een zowel fysisch als psychisch geschokte frontofficier maakte. Hij verwachtte voor de krijgsraad te moeten verschijnen, maar de in verlegenheid gebrachte Britse autoriteiten hadden absoluut geen zin om nog meer ophef te veroorzaken. En bijgevolg werd Sassoon na een medische keuring ongeschikt verklaard voor frontdienst en naar Craiglockhart, een gespecialiseerde instelling, gestuurd waar hij de aan Shellshock lijdende dichter-officier Wilfred Owen ontmoette, maar dat is weer een ander verhaal...
Ter afsluiting breng ik u Sassoon's gedicht 'SUICIDE IN THE TRENCHES'
I knew a simple soldier boy. / Who grinned at life in empty joy, / slept soundly through the lonesome dark, / and whistled early with the lark.
In winter trenches, cowed and glum./ With crumps and lice and lack of rum, / Het put a bullet through his brain. / No one spoke of him again.
You smug-faced crowds with kindling eye. / Who cheer when soldier lads march by, / sneak home and pray you'll never know. / The hell where youth and laughter go.'
Ik wil deze reeks herdenkingsartikels over de bloederige meimaand 1915 afsluiten met een bijdrage over John Condon. Zijn graf op de CWGC- site Poelcapelle British Cemetery is wellicht het meest bezochte en bekendste graf in de Ieperboog. Dat heeft alles te maken met de op de grafsteen vermelde leeftijd van 14 jaar, wat van Condon de jongste gesneuvelde in Flanders Fields maakt. Deze jonge Ier was overigens lang niet de enige die op erg jonge leeftijd de hoogste prijs betaalden bij Ieper. Denken we maar aan de 15 - jarige Rifleman Valentine Joe Strudwick die op Essex Farm werd begraven of de eveneens 15-jarige Rifleman Reuben Barnett die een laatste rustplaats in Rifle House Cemetery kreeg. Naar schatting dienden 400.000 Ieren tijdens de Grote Oorlog in het Britse leger. Een kleine 4.800 van hen kwamen uit Waterford City en County. 700 Van hen verloren het leven tijdens de wereldbrand. Een van hen was Private John Condon die, volgens de rond hem gecreëerde 'legende' in juni 1901 in Thomas Avenue - dat ook bekend stond als Wheelbarrow Lane - in Waterford werd geboren. Condon, die een stevige knaap was, had over zijn ware leeftijd gelogen, toen hij op 24 oktober 1913 vrijwillig dienst had genomen in het 3e Bataljon Royal Irish Regiment. Op 16 december '14 werd hij voor actieve dienst overgeplaatst naar het 2e bataljon dat R.I.R. dat op dat ogenblik bij Ieper aan de strijd deelnam. Op 24 mei '15, in de laatste stuiptrekkingen van wat later bekend zou worden als de Tweede Slag bij Ieper, lag het 2e Bn. R.I.R. iets ten noorden van het hoevecomplex dat bij de troepen bekend zou worden als Shell Trap of Mousetrap Farm, en kreeg het een zware, door chloorgas ondersteunde Duitse aanval te verduren. Een fragment uit het War Diary van het 2e Bn. R.I.R.: '2:20 am Trenches: The enemy, preceded by gas, attacked. A mild wind blowing from the north-east brought the full volume of the gas on that part of the line occupied bij the battalion. Altough every step regarding the use of respirators and sprayers was taken, many of all ranks were overcome by gas. Shell Trap Farm, which had been held bij 2 platoons of the 2nd Battalion Royal Dublin Fusiliers, was taken by the enemy, thus enabling them to enfilade our position of the line, which they worked down bombing us with hand grenades. The enemy took our trenchches down as far as the right of the 'King's Own', only a few men of our battalion now being left. Here the attack was checked. The enemy holding the ground he had taken, two platoons of A company, under the command of Liet. McKay, 4th Connaught Rangers, who were in support at point A on the map, held on until the following morning. Our casualties were 17 officers and 378 other ranks...' Eén van de gesneuvelden was John Condon die naar alle waarschijnlijkheid bij St. Juliaan werd begraven. In 1923 werd bijna 3 km. verder bij de site die op de frontkaarten bekend stond als Railway Wood een massagraf ontdekt. Eén van de opgegraven militairen werd op basis van een stamnummer in zijn laars geïdentificeerd als... John Condon. Het waren de stoffelijke resten van deze soldaat die op Poelcapelle Cemetery werden bijgezet. Uit later onderzoek - voornamelijk de verdienste van de in WOI-fanaten bekende Aurel Sercu - blijkt dat er mogelijk een fout is gemaakt bij de identificatie en dat niet John Condon, maar Rifleman Patrick Fitzsimmons, 2nd Bn. Royal Irish Rifles - die bij de felle gevechten rond Bellewaerde Ridge sneuvelde - in dit graf is terechtgekomen... Meer details over de fascinerende speurtocht naar de identiteit van John Condon vindt u op onderstaande site:
In mijn blog van 23 mei beloofde ik nog even stil te staan bij het sneuvelen van Guy Louis Busson de Maurier (1865-1915), de oom van George Davies. Als zoon van Punch-cartoonist en schrijver George du Maurier groeide Guy op in een artistiek gezin waar bohemiens als Gabriël Dante Rosetti en zijn Pre-Rafaëlitische vrienden maar ook schrijvers als Henry James kind aan huis waren. In tegenstelling tot zijn broer Gerald, die voor een carrière als acteur koos, voelde Guy zich aangetrokken tot het leger. Na een opleiding aan het prestigieuze Royal Military College in Sandhurst, kreeg hij in 1885 een aanstelling als tweede luitenant in de Royal Fusiliers en werd hij vrijwel meteen overzee gestuurd naar Birma. De daaropvolgende jaren werd hij onder meer in India en op Kreta gestationeerd. Tijdens de Tweede Boerenoorlog in Zuid-Afrika voerde hij met verve het bevel over een bataljon bereden infanterie. Een commando dat hem in 1902 het lintje van de Distinguished Service Order (DSO) opleverde. Na zijn terugkeer in Engeland trad hij in de literaire sporen van de familie want in 1909 werd voor een eerste keer zijn toneelstuk 'An Englishman's Home' opgevoerd. Dit controversiële stuk ging niet onopgemerkt voorbij want Guy du Maurier had dit verhaal over een niet nader genoemde natie die Engeland binnenviel, gebruikt om te waarschuwen tegen het gevaar dat het alsmaar sterker wordende Duitse keizerrijk, kort na de eeuwwisseling, vormde in de nieuwe Europese geo-politieke context.
In 1914 werd de inmiddels tot luitenant-kolonel bevorderde Guy du Maurier bevelhebber van het 3e Bataljon Royal Fusiliers. In de nacht van 9 maart '15 werd het hoofdkwartier van het 3e Bn. RF in de loopgrachten ten oosten van Kemmel, beschoten door de Duitse artillerie. De commandostelling kreeg een aantal voltreffers te incasseren. De meeste stafdocumenten, een machinegeweer, een paar kisten geweren en 80 uitrustingsets gingen in de vlammen op. Het belangrijkste slachtoffer was echter luitenant-kolonel du Maurier. Lance Corporal Fovargue getuigde later dat iedereen sliep toen de eerste granaten insloegen en een deel van het dak wegrukten. Du Maurier sprong meteen op en haastte zich naar de deuropening toen een granaat vlakbij insloeg en de bevelhebber op slag doodde. De 49-jarige Guy du Maurier DSO werd begraven op Kemmel Chateau Military Cemetery waar hij tot op de dag vandaag rust in graf L 4.
Guy Louis Busson du Maurier was niet alleen de oom en peetvader van George Davies maar ook een oom van de schrijfsters Daphne en Angela du Maurier en van de artieste Angela du Maurier. De ontroerende brieven die Guy du Maurier vanuit de loopgrachten naar zijn vrouw Gwen had gestuurd, werden later door huisvriend Heny James uitgegeven.
Siegfried Sassoon (1889-1967) was wellicht één van de belangrijkste dichters die de 'Grote Oorlog' overleefden. Hij was een Britse gentleman die op het ogenblik van de hoogste nood van zijn land vrijwillig de wapenrok had aangetrokken. Zijn geschriften en vooral zijn poëzie, met de verscheurende beschrijvingen van het leven in de loopgrachten - waarvan sommigen nog tijdens de oorlog verschenen - getuigen tot op de dag van vandaag van de hel die de Eerste Wereldoorlog was. De omwille van zijn moedig gedrag met het Military Cross onderscheiden Sassoon kreeg, naarmate de oorlog meer en meer aansleepte, een grondige afkeer van zij die verantwoordelijk waren voor het nutteloze bloedvergieten en de verschrikkelijke levensomstandigheden aan het front. Gruwelijke ervaringen als de Slag om Passendale tekenden de driemaal gewonde Sassoon voor het leven. Eén van zijn sterkste getuigenissen is zonder twijfel het aangrijpende 'Aftermath', hier voorgedragen door Tom O'Bedlam:
THIS WAR IS A DREADFUL SHOW - PETER PAN VIEL IN FLANDERS FIELDS
In Voormezele Enclosure nr. 3 ligt in blok II, rij E in het graf nr. 2 de 21-jarige George Llewelyn Davies begraven. Hij vormde samen met zijn broers 'The Lost Boys' een grote bron van inspiratie voor hun peetvader, de Schotse auteur Jim Barrie bij het schrijven van 'Peter Pan'. Barrie had de Davies-jongens voor het eerst ontmoet in Kensington Gardens waar ze geregeld gingen spelen en raakte al snel bevriend met hen. In 1901 publiceerde hij zijn door hen geïnspireerde avonturenboek 'The Boy Castaways of Black Lake Island', een jaar later gevolgd door de novelle 'The Little White Bird' waarin voor het eerst Peter Pan ten tonele verscheen, een bijzonder avontuurlijke knaap die door de kracht van de verbeelding wegvloog van zijn ouders om een magisch bestaan met de elfjes te gaan leven...De novelle sloeg meteen aan en de lezers smeekten Barrie om een vervolg. Toen hij in 1903 begon aan het schrijven van zijn toneelstuk 'Peter Pan' gaf hij Peter dezelfde leeftijd (10 jaar) als George op dat ogenblik had.
George Davies diende als een Second Lieutenant in het 4th. Bn. van het King's Royal Rifle Corps. Op 15 maart nam hij in de voorste lijnen bij St. Elooi deel aan een briefing toen hij in het hoofd werd geschoten door een Duitse sluipschutter. Davies was op slag dood. 'The boy who would not grow old ' kreeg een laatste rustplaats in Vlaanderens velden... Een paar dagen eerder was zijn oom, de schrijver Guy Du Maurier - die samen met George dienst had genomen - gesneuveld in Kemmel. In mijn volgende blog sta ik even stil bij zijn dood, maar nu geef ik u de laatste brief die George Davies op 14 maart '15, een paar uur voor hij sneuvelde, naar Jim Barrie schreef. Barrie had hem kort daarvoor per brief op de hoogte gebracht dat Guy du Maurier was gevallen en zijn dood had een grote impact op George Davies: 'Dear Uncle Jim, I have just got yout letter about Uncle Guy. You say it hasn't made you think any more about the danger I am in. But I know it has. Do try not to let it. I take every care of myself that can decently be taken. And if I am going to stop a bullet, why should it with a vital place ? But arguments aren't any good. Keep your head up Uncle Jim, and remember how good an experience like this is for a chap who's been very idle before. Lord, I shall be proud when I am home again, & talking to you about all this. That old dinner at the Savoy will be pretty grand. It is verry bad about Uncle Guy. I wonder how he was killed. As he was a colonel, I imagine his battalion was doing an attack. Poor Aunt Gwen. This war is dreadful show.
The ground is drying up now, & the weather far better. Soon the Spring will be on us, & the birds nesting right up in the firing line. Cats are the only other things left here. I wonder what Spring will bring to us in this part of the line. Something a little different from the forty-eights hours' routine in the trenches, I daresay.There have allready been doings in various parts of the line. I would rather be George Davies than Sir John French (de Britse bevelhebber n.v.d.a.) just now. He must have got some hard decisions in front of him. Well let's hope for a good change in the next month. Meanwhile, dear Uncle Jim, you must carry on with yout job of keeping up your courage. I will write every time I come out of action. We go up to the trenches in a few days...'
Vandaag kan ik met enige tevredenheid aankondigen dat de kaap van de 50.000 'Hits' - amper een half jaar na het opstarten van deze blog - is overschreden. Een resultaat waar ik best wel een beetje fier op ben... Dit feit, in combinatie met intussen meer dan 6.000 individuele bezoekers die mijn blog frequenteren, vormt naar mijn bescheiden mening een mooie aanduiding dat deze blog de goede weg opgaat. Redenen genoeg om dit dus te vieren en daarom staat vandaag het 'Gulaschkanon' opgesteld voor onze feestelijk versierde redactielokalen....
Bezoekers van de gewezen slagvelden rond Ieper zal het de laatste tijd wel opgevallen zijn dat het monument voor de Patricia's (zie mijn vorige blog) er wat onderkomen bij lag. De vredesboom die hier ooit stond was al geruime tijd verdwenen en in het natte seizoen kon men het monumentje niet bereiken zonder enkeldiep in de modder weg te zakken... Gelukkig werd naar aanleiding van de 100-jarige herdenking van de Slag om de Frezenberg het initiatief genomen om dit monument dat uit 1964 dateert, terug in alle glorie te herstellen met schutmuurtjes en een nieuwe fraai aangelegde omgeving. Op 9 mei jongstleden werd het geheel in aanwezigheid van een ruime Canadese delegatie die werd aangevoerd door mevr. Adrienne Clarkson, gewezen gouvereur-Generaal van Canada en huidige Colonel-in- Chief van Princess Patricia Canadian Light Infantry, ingehuldigd. Een initiatief waar we alleen maar dankbaar om kunnen zijn...
Op de grens tussen Ieper en Zonnebeke, bij de Frezenberg staat ietwat vergeten in het veld op een platform een onopvallend hardstenen monument. Dit gedenkteken herinnert ons aan de mannen van Princess Patricia's Canadian Light Infantry Regiment (PPCLI) die hier in mei '15 op een bijzonder hardnekkige manier weerstand hadden geboden aan de oprukkende Duitsers. Het PPCLI was sowieso al een bijzondere eenheid. Dit regiment - toen niet meer dan een bataljon sterk - werd al in het begin van augustus '14 opgericht en grotendeels gefinancierd door de welgestelde Canadese zakenman Andrew Hamilton Gault, die op deze manier zijn steentje wou bijdragen voor de geallieerde zaak in het algemeen en het Britse Gemenebest in het bijzonder. In tegenstelling tot veel latere vrijwilligers-eenheden had zowat iedere man die zich in de rangen van het PPCLI engageerde, al eerder militaire ervaring opgedaan en vaak al eerder de Britse wapenrok gedragen. De eenheid telde dan ook een ongewoon hoog aantal in de strijd geharde veteranen van eerdere campagnes. Het duurde dan ook niet lang voor deze eenheid als één van de eerste Canadese eenheden op het Europese slagveld belandde. Op 9 april '15 hadden de Patricia's stelling genomen in Sanctuary Wood, maar dit was slechts een tijdelijk onderkomen. In de nasleep van de Duitse gifgasaanvallen eind april '15 bij Ieper, hadden de Britten zich in deze regio teruggetrokken op een verdedigingslijn die ruwweg geschetst van Wieltje over Frezenberg tot Bellewaarde liep. De Patricia's kregen de opdracht een nieuwe verdedigingslijn in te richten bij de Frezenberg. Van 8 tot 13 mei '15 probeerden de Duitsers in deze sector een doorbraak te forceren, maar mede door de inzet van de mannen van het PPCLI, kon deze offensieve actie afgestopt worden. Toch was het kantje boordje geweest. In de vroege ochtenduren van 8 mei opende de Duitse artillerie een ongenadig trommelvuur op de - grotendeels geïmproviseerde- Britse frontlijn, gevolgd door de in golven oprukkende Duitse infanterie. In de sector van de 83e Brigade - waartoe het PPCLI behoorde- wisten de Duitsers een bres te slaan. Het PPCLI, dat aanvankelijk met een kleine 600 manschappen aan de verdediging van de Frezenberg was begonnen, wist met een uiterste krachtsinspanning aan de Duitse aanvalsgolven te weerstaan, maar de prijs die hiervoor betaald moest worden was uitzonderlijk hoog. De Canadezen werden van drie zijden aangevallen en bestookt met chloorgas. Kort na 07.00 u. had Gault al het bevel gegeven om alle beschikbare mannen, inclusief de koks en pennelikkers naar de eerste lijn te sturen. Alle officieren, met uitzondering van luitenant Hugh Niven werden uitgeschakeld en het waren onderofficieren zoals - de later met het Military Cross onderscheiden - Lance Corporal A.G. Pearson die het bevel noodgedwongen overnamen... Ondanks het feit dat de Patricia's in de loop van de dag versterking kregen van een compagnie van de Rifle's Brigade, wisten de Duitse aanvalstroepen verder op te rukken en bedreigden ze rechtstreeks de linkerflank van de Patricia's. Als bij wonder wisten ze stand te houden tot ze 's nachts werden afgelost door het 3e Bataljon Kings Royal Rifles. De officiële regimentsgeschiedenis van de Patricia's geeft de verliezen van deze dag als 8 officieren en 392 onderofficieren en manschappen waarvan 4 officieren en 108 andere rangen als gesneuveld werden genoteerd... Recent onderzoek heeft deze cijfers nog dramatischer gemaakt : Uit een nauwgezette analyse van de verlieslijsten blijkt dat de Patricia's in de vroege meidagen van 1915 niet minder dan 481 manschappen bij Ieper zijn verloren, waarvan 219 gesneuvelden... Niet voor niets neemt het afweergevecht bij Frezenberg een bijzondere plaats in de regimentstradities in...
Onder het motto 'Herover de forten' nodigt het Antwerpse provinciebestuur vandaag iedereen uit om waardevol cultureel en militair erfgoed te ontdekken. Er wordt gefocust op de forten van de Antwerpse binnengordel van Merksem over Wommelgem, Borsbeek, Edegem, Wilrijk tot Hoboken. Voor de gelegenheid gaat Fort 7 in Wilrijk bij het Schoonselhof vandaag uitzonderlijk open en zijn er gratis rondleidingen van een half uur. Normaal ligt dit fort in een natuurgebied en is het ontoegankelijk. Een uitgelezen kans dus voor liefhebbers van militair erfgoed, vestingbouwkunde of van de Eerste Wereldoorlog waar deze forten een belangrijke - maar niet vervulde - rol toebedeeld kregen bij de verdediging van het 'Nationale Bolwerk' Antwerpen... Buiten de forten uit de zgn. binnengordel doen vandaag ook die van Bornem, Breendonk, Duffel, Kapellen, Kessel, Liefkenshoek, Lier, Liezele, Oelegem, St. Katelijne - Waver, Stabroek en Steendorp hun deuren open... Nu het zonetje van de partij is, zou ik zeggen: Waar wacht u nog op ...?
Vandaag sta ik nog even stil bij Moina Michaels 'The Poppy Lady', dichteres van 'Keeping the faith'. In deze korte film wordt niet alleen stilgestaan bij haar leven en werk maar wordt ook de draad van het her-denken van gewapende conflicten doorgetrokken tot op de dag van vandaag.
Op 8 mei 1915 sneuvelde de 21-jarige Minderhoutenaar Leopoldus 'Pol' Tackx in Sint-Jacobs-Kapelle. Pol Tackx behoorde tot de militieklas van 1914 en was op 21 september 1914 opgeroepen voor actieve dienst bij de infanterie, in het 7e Linieregiment om precies te zijn. Na een korte basisopleiding was hij medio januari '15 aan het IJzerfront beland. Op 8 mei '15 werd hij dodelijk getroffen in een schuttersput aan de IJzerdijk in Sint-Jacobs-Kapelle. Samen met hem sneuvelde ook François Van De Wouwer uit Wilmarsdonk, die in dezelfde compagnie als Pol Tackx diende. Beide gesneuvelden werden nog diezelfde dag door brancardiers van de divisie begraven op de linkervleugel van het kerkhof van Sint-Jacobs. Tackx werd op 4 augustus '24 herbegraven op de BMB Duinenhoek in De Panne in blok P in graf nr. 80.
Pol Tackx was een zoon van Joanne Jacobus Tackx en Maria Theresa Floren. Hij was bij het uitbreken van de oorlog ongehuwd en woonde te Heerle vlakbij de steenfabriek war hij steenbakkersgast en pannenmaker was.
In mij vorige blog schreef ik even stil te zullen staan bij Moina Belle Michael (1869-1944). Deze Amerikaanse lerares heeft door haar werk ervoor gezorgd dat de klaproos een internationaal symbool van herdenking en herinnering aan de Grote Oorlog is geworden. Haar verhaal begon twee dagen voor het einde van de Eerste Wereldoorlog, op 9 november '18, toen ze in Columbia University in New York deelnam aan de 25e Young Men's Christan Association-conferentie. Per toeval las ze in een op haar bureau achtergelaten nummer van 'The Ladies Home Journal' het gedicht 'We Shall Not Sleep' van John MacCrae, dat later wereldberoemd werd als 'In Flanders Fields'. Niet alleen het gedicht, maar ook de illustratie met de klaprozen (zie foto) maakten een erg grote indruk op haar. In haar autobiografie 'The Miracle Flower - The Story of the Flanders Fields Memorial Poppy' (1944) omschreef ze het zelfs als een 'spirituele ervaring'. Ze besefte dat er uit de simpele klaproos een bijzonder krachtig symbool kon groeien en besloot nog diezelfde dag in een aantal zaken waar men kunstbloemen verkocht op zoek te gaan naar klaprozen. Na veel zoeken vond ze er uiteindelijk 25 in een filiaal van de warenhuisketen Wanamakers op de hoek van Fourth Avenue en Ninth Street. Ze deelde de bloempjes uit aan de deelnemers van de conferentie en besloot zelf de klaproos voor de rest van haar leven te dragen. Blijkbaar was ze niet de enige die getroffen werd door dit symbool want in een mum van tijd werd de klaproos door Noord- Amerikaanse veteranen geadopteerd. Op 29 september 1920 nam the National American Legion de klaproos als symbool voor het herdenken van de tijdens 'The Great War' gevallen militairen. Op 3 juli 1921 werden ze hierin gevolgd door the Great War Veteran's Association of Canada. Het is wellicht via deze Canadese link dat ook de gewezen en niet geheel onomstreden Britse veldmaarschalk Douglas Haig in contact kwam met de klaproos en in de herfst van '21 besloot om de klaproos te gebruiken als embleem voor het Relief Fund van het British Legion, de organisatie die verminkte veteranen, oorlogsweduwen en -wezen zou gaan ondersteunen. Hij richtte een bedrijf op waar oorlogsinvaliden konden werken en waar kunststoffen klaproosjes werden gemaakt die men in de aanloop van 11 november - Wapenstilstandsdag - verkocht.
De simpele bloem uit Vlaanderens velden werd - dankzij Moina Belle Michael - een internationaal vredessymbool. Alhoewel dient dat laatste wel enigszins gerelativeerd te worden want initieel werd de Flanders Fields Memorial Poppy gedragen door hen die, loyaal aan de poëtische regels van McCrae 'het geloof van hen die in Flanders Fields rustten', bewaarden In deze context schreef Moina Michael trouwens ook haar gedicht 'Keeping the Faith''.... Tot op de dag van vandaag wordt - onder meer door onze vrienden van het IFFMuseum in Ieper - de mythe in stand gehouden dat het gedicht van McCrae immers symbool staat voor vredeswil, terwijl het in realiteit een niet mis te verstane oproep was tot het verder zetten van de strijd... Dit is overigens de reden waarom pacifisten, in plaats van een rode papaverbloem, in de periode rond 11 november, een witte papaver dragen. Of waarom bv. mijn Ierse republikeinse vrienden, tot op de dag vandaag érg kritisch staan ten opzichte van het dragen van de Flanders¨Poppy.
Vier jaar na haar overlijden liet de Amerikaanse Post een herdenkingspostzegel voor deze merkwaardige en fascinerende vrouw verschijnen.
John McCrae was niet de enige militair die zich door de weelderig in het kapotgeschoten frontlandschap bloeiende klaprozen liet inspireren. De Duitse auteur Erich Maria Remarque - die in Vlaanderen gewond raakte - beschreef na de oorlog in zijn bekende anti-oorlogsroman 'Im Westen nichts Neues' het bloed dat op de slagvelden was vergoten als ' Rot wie die Klatschmohne in Flandern'. En in de Belgische 'Legerbode' verscheen op 9 september '15 - dus nog voor McCrae's 'In Flanders Fields' op 8 december '15 in 'Punch' werd gepubliceerd - het gedicht 'Die kollen...' van Fritz Franken. 'Kollen' is de oude West-Vlaamse benaming voor klaprozen:
'Zoo vleezig en rood als een open wond / aan 't ronnen, ter borst van den moedergrond / staan hier die levende kollen / staan hier die levende kollen in 't rond ; / bloed in hun vezels te stollen !
Ze staan er, die kollen, zoo vloekend rood, / op de akkers waarover de vijand vlood / dol en bedacht om de slagen, / ze staan er, die kollen, naast berm en sloot / ten pronk sinds dagen en dagen...
En waar er niets meer dan wat onkruid groeit, / bij nacht en bij dag, slechts de weergalm loeit / der vlammende batterijen, / daar staan ze, bedonderd, verlept, verschroeid; / vereenzaamd te spelemeien !'
McCrae's gedicht werd in korte tijd bijzonder populair. In de jaren na de publicatie van 'In Flanders Fields' verscheen een hele resem aan zgn. 'reply-poems', waarin vooral Noord-Amerikaanse dichters antwoordden op McCrae. Ik geef een paar van de bekendste:
Wonderful poppies of Flanders door William Kelly:
Theres a land across the ocean / where the scarlet poppies grow / and the birds sweet song is saddened, / as if they really know. / Theres a place where countless heroes / for their country nobly died / though Im sad and lonely now / I often think with pride :
Wonderful poppies of Flanders / Flowers of brilliant hue. / Flowers that the angels / have washed with their tears./ They bring me comfort, / through long, lonely years.
Ive read a story of love divine / in your petals of brilliant red./ God, in his goodness, has sent you to mark / the graves of our glorious dead.
Wonderful poppies of Flanders / Flowers of brilliant hue. / Flowers that the angels / have washed with their tears./ They bring me comfort, / through long, lonely years.
There is love, devotion, honour / in each little scarlet flower. / Id kiss each one so fondly / If I had but the power./ May the angels always tend you / is my constant hope and prayer./ For I know that God remembers / all the heroes sleeping there.'
In Flanders Now door Edna Jaques (1919)
We have kept faith, ye Flanders dead, / Sleep well beneath those poppies red, / That mark your place. / The torch your dying hands did throw, / Weve held it high before the foe, / And answered bitter blow for blow,/ In Flanders fields.
And where your heroes blood was spilled,/ The guns are now forever stilled,/ And silent grown./ There is no moaning of the slain, / There is no cry of tortured pain, / And blood will never flow again / In Flanders fields.
Forever holy in our sight, / Shall be those crosses gleaming white, / That guard your sleep./ Rest you in peace, the task is done, / The fight you left us we have won./ And Peace on Earth has just begun, / In Flanders now.
In Flanders Fields door C. B. Gambreath
In Flanders Fields the cannon boom,/ And fitful flashes light the gloom,/ While up above; like eagles, fly / The fierce destroyers in the sky;/ With stains, the earth wherein you lie,/ Is redder than the poppy bloom,/ In Flanders Fields.
Sleep on, ye brave, the shrieking shell,/ The quaking trench, the startled yell,/ The fury of the battle hell,/ Shall wake you not, for all is well./ Sleep peacefully, for all is well.
Your flaming torch aloft we bear,/ With burning heart, an oath we swear/ To keep the faith, to fight it through,/ To crush the foe, or sleep with you, / In Flanders Fields.
America's Answer door R. W. Lillard
Rest ye in peace, ye Flanders dead / The fight that you so bravely led / Weve taken up. And we will keep / True faith with you who lie asleep, / With each a cross to mark his bed, / And poppies blowing overhead, When once his own life-blood ran red / So let your rest be sweet and deep / In Flanders Fields.
Fear not that ye have died for naught;/ The torch ye threw to us we caught,/ Ten million hands will hold it high,/ And freedoms light shall never die! Weve learned the lesson that ye taught / In Flanders fields.
Als laatste gedicht breng ik 'We shall Keep the Faith 'van Moina Michael uit november '18. In mijn volgende blog ga ik verder in op deze Amerikaanse en haar werk:
Oh! you who sleep in Flanders Fields,/Sleep sweet to rise anew!/We caught the torch you threw/ And holding high, we keep the Faith/ With All who died.
We cherish, too, the poppy red / That grows on fields where valor led;/ It seems to signal to the skies/ That blood of heroes never dies,/But lends a lustre to the red/ Of the flower that blooms above the dead/ In Flanders Fields.
And now the Torch and Poppy Red / We wear in honor of our dead./ Fear not that ye have died for naught;/ Well teach the lesson that ye wrought / In Flanders Fields./ In Flanders Fields we fought