In het verleden mocht er af en toe nog wel eens kritische noot klinken over het nut van herdenken en vooral van het op een sokkel plaatsen van bepaalde figuren die niet altijd in een even gunstig daglicht plachten te staan. Neem nu bv. een figuur als de ooit zo bewierrookte veldmaarschalk Douglas Haig (1861-1928), die van 1915 tot 1918 de Britse opperbevelhebber aan het Westelijke front was. De laatste decennia vormt hij in Groot-Brittannië het middelpunt van een controverse want voor de ene historicus was hij 'The Master of the Field' terwijl een ander hem het liefst in de geschiedenisboeken ziet verdwijnen als 'Butcher Haig'. Ook in ons land gingen er af toe wel kritische stemmen op of een man van het kaliber van Haig bv. wel een straatnaam verdient, maar de laatste jaren lijkt de kritiek weer wat verstomd te zijn. Het lijkt er warempel zelfs op of bij alle 'feestvreugde' rond 100 jaar Grote Oorlog er geen dissonanten meer mogen klinken. Daarom vandaag een fragment uit Dick Dreux magistrale boek 'De Grote Leugen' over Douglas Haig. Deze Nederlandse schrijver en historicus schilderde in 1966 een portret van Haig dat op de dag van vandaag beklijft. We schrijven 1917, ten tijde van het rampzalige Franse Nivelle-offensief:
'Maar Fransen, zoals we al zeiden, zijn zuinig, als het moet zelfs met soldatenbloed, en dus kreeg Nivelle zijn soldaatjes niet en werd hij opgevolgd door maarschalk Pétain. Een kalme man, die geen aasje respect had voor glorie en de oorlog als een rekensom trachtte op te lossen omdat hij al lang had begrepen dat er met militaire voorschriften alléén geen eer meer te behalen was. Volgde de beurt van sir Douglas Haig. Zijn legers zaten lekker vol met gezonde, nog vrij normaal denkende en iedere generaal vertrouwende soldaten. Hij bezat een overvloed aan kanonnen, meer granaten dan hij tellen kon en bovendien had hij op een spiritistische seance duidelijk uit de mond van het medium gehoord dat de geest van Napoleon I altijd in zijn nabijheid was. Wat doet een generaal onder die omstandigheden ? Zo'n generaal kijkt geniaal en ontwerpt een plan. In dit geval een doorbraakplan, want verder reikte geen enkel generaalsbrein. Dwars door de modderige trechtervelden, tegen wolken gifgas en stromen vloeiend vuur van vlammenwerpers in, onder spervuur, storingsvuur, trommelvuur.
Maar misschien door de onzichtbare aanwezigheid van Napoleon bedacht sir Douglas er toch een variant bij. Zijn infanterie en artillerie zouden niet meer doen dan een gat maken en door dat gat... o, geniale gedachte ! daar zou cavalerie doorheen rennen ! Ruiterbenden ! Met opgeheven zwaard, met gevelde lans, met schallende trompetten ! En de Duitsers zouden moeten wijken en de Britten zouden oprukken en de wereld zou ademloos van bewondering staan voor het genie van generaal sir Douglas Haig met zijn onzichtbare raadgever. Uit dit seniele dagdromen kwam het later zo genoemde Passendale-offensief, waarbij driehonderdduizend jonge mannen onder gedurig stromende regen in de modder neervielen, hun leven uitkrijsten, wegzakten. In de stad Ieper is er een poort, de Menenpoort. Daar staan vijfentachtigduizend namen van nimmer teruggevonden soldaatjes. Vijfentachtigduizend maal hoop op de toekomst, liefde, levenskracht, vertrouwen op generaal sir Douglas Haig. Hij heeft dat monument zelf nog helpen onthullen en is er niet gek bij geworden....'
|