Soms is het goed blogger te zijn. Die constatering overviel me meermaals vorige nacht tussen 1 en 3 uur. Ik was weliswaar moe, maar kon alvast vooruitkijken naar een toekomstige tevredenheid die het schrijven van dit stukje met zich mee zou brengen. Het is immers altijd gemakkelijker om over malheur te schrijven, hoe ridiculer van gedaante hoe beter bovendien. In dat opzicht is het bloggerschap een soort van tegenslagenverzekering light. Indien er ongewenste dingen gebeuren, wordt op zijn minst het creatieve proces tot totstandkoming van een blog gesmeerd. Een beetje zoals veel getroebleerde singer-songwriters eigenlijk, wier lyrics pas vloeien wanneer rampspoed hun deel is. In het beste geval verkopen zij daarmee miljoenen platen; waar ikzelf, in mijn droomscenario, het wekelijkse bezoekersaantal van deze webstek boven de grens van de vier kan houden. Zo zie je maar dat elke uit de hand gelopen hobby zijn eigen onverwachte neveneffecten kan hebben.
Aan het malheur van gisteravond lag een bekende dader ten grondslag. Een recidivist zonder weerga, die in ons landsdeel met het initiaalwoord 'NMBS' door het leven gaat. Over de NMBS zijn er vele goeie dingen te vertellen, stuk voor stuk gelogen. Ik verkies hier bij de naakte feiten van gisteren te blijven. Na de wedstrijd België - Verenigde Staten (die gewonnen werd zowaar, door België dan nog) togen ik en vier medesupporters naar het station van Brussel-Centraal. De melding dat de trein van 00u05 richting Leuven 25 minuten vertraging had werd niet op gejuich onthaald, maar gaf ons wel mooi de tijd om ons snel te voeden met fast food. Na de maaltijd bleek dat de oorspronkelijke aangegeven vertraging vervangen was door de melding 'vertraging nog nader te bepalen'. Elke rechtgeaarde treinreiziger weet dat panikeren op zo'n moment aangewezen is. Je mag je aan alles verwachten, en feitelijk, achteraf gezien, dus ook wel aan onderstaande.
Via de intercom werden de reizigers aangemaand de trein naar Brussel-Noord te nemen. Daar aangekomen nam een spoorwegbeambte met zichtbare tegenzin de rol van woordvoerder op zich. De trein stond met problemen (oké, zonder zou nog belachelijker zijn) stil in Gent en zou pas over een uur arriveren in Brussel-Noord. En nee, de NMBS betaalt geen taxi terug zolang een trein niet helemaal afgeschaft is. Wij namen dan maar de bluts met de buil en gingen, met de goedkeuring van de woordvoerder, tot 1u30 een pintje nuttigen in 'Le Lombeek', een oase van zedigheid tussen een myriade van hoerenkoten. Groot was echter de verbazing toen we op het afgesproken uur op een gesloten achterdeur van station Brussel-Noord stootten. Volgens mensen die het kunnen weten - een uitgelezen gezelschap marginalen, zwervers en eeuwige twijfelaars tussen beide -, die hun stekje pal voor de deur hadden opgetrokken, zou het nog tot vier uur duren vooraleer we opnieuw binnen konden. Overbodig te zeggen dat wij er op dat moment collectief de pest in hadden, al had ik natuurlijk mijn tegenslagenverzekering light achter de hand.
Wat volgde was een tocht langs de gesloten zij-ingangen die station Brussel-Noord by night rijk is. De allerlaatste optie was de hoofdingang die, oef!, wel nog open was. Kanttekening hierbij misschien: er kwam enig, euh, wrikken aan te pas vooraleer we ons door de opengesperde schuifdeur konden wurmen. De twee Securail-opzichters waren dan ook hoogst verrast toen er opeens vijf in Belgische vlaggen getooide jongemannen voor hun neus stonden - het moet geleken hebben op de zomer van 1830 all over again. Tijdens het verhalen van onze perikelen, bleek meteen dat we in een good cop/bad cop-situatie zaten. Waar de dikkere Brusselaar begrip had voor onze situatie en het treinpersoneel in de gang verderop probeerde te verwittigen, stoof de Waal naar de ingang, onophoudelijk "Ils ont forcé la porte!" tierend. Laten we zeggen dat hij niet helemaal onbevooroordeeld was. Net had de good cop geregeld dat wij langs de achteringang terug binnen zouden kunnen gaan, of daar was de bad cop terug. Hij was inderdaad tot de conclusie gekomen dat wij la porte geforceerd hadden. Een "Je vais chercher le chien!" later kregen we ook nog eens een Duitse herder achter ons aan, opdat we meteen het station zouden verlaten. Terecht natuurlijk, geconfronteerd met tuig van de straat zoals ons kan je maar beter direct de harde middelen inzetten.
Uiteindelijk konden we langs de achteringang terug binnengaan, arriveerde de trein om 2u15 en stonden we om 2u45 zowaar op Leuvense grond. Al bij al was het een bewogen avond.
Vergeet AS Roma - Lazio Roma. Vergeet Beerschot - Antwerp. Vergeet Inter Milan - AC Milan. En, niet te vergeten: vergeet Rangers - Celtic. Al deze derby's zijn klein bier vergeleken met het treffen dat jaarlijks in augustus in Mechelen plaatsvindt: Forza Mechelen A tegen Forza Mechelen B. Een clash tussen culturen, levensopvattingen en ook wel voetbalkwaliteiten. Aangezien we niet in dezelfde competitie spelen, wordt de voorbereiding elk jaar opnieuw afgesloten met een vriendschappelijke wedstrijd tussen beide. 'De voorbereiding' moet hier begrepen worden als het loutere vervlieden van de maanden voorafgaand aan de competitie, eventueel met een matchke op te lang gras met een te harde bal tussendoor. Niet elke voorbereiding draagt het zweet des aanschijns in zich.
Zelf behoor ik tot het B-gedeelte van Forza Mechelen, wegens de gepaste cultuur, levensopvatting en ook wel voetbalkwaliteiten. Het doet me een beetje met weemoed en heel veel met gêne terugdenken aan de jaren op de lagere school. Ontelbare keren heb ik 'Hoe word ik topvoetballer' (niet geheel zeker van de titel) van Kevin Keegan ontleend in de schoolbibliotheek. Twintig jaar later, op het toppunt van mijn fysieke mogelijkheden, moet ik vaststellen dat een B-ploeg in het cafévoetbal waarschijnlijk het hoogst haalbare is. Ik ben altijd meer een theoreticus geweest. Maar genoeg over mij, voor het te pijnlijk wordt. Liever til ik het gênante naar een collectief niveau, richting gedeelde verantwoordelijkheid. De uitslag van voornoemde wedstrijd vormt daar de ideale aanleiding toe. We verloren met nogal zware 8-4-cijfers, ondanks een vroege voorsprong en al bij al vrij degelijk spel. Ik zeg dat laatste niet om me in te dekken, het is gewoon echt zo; er werd zeker de eerste helft bij momenten zwierig gecombineerd plus de score wordt vertekend door minstens vier goals in cadeauverpakking weg te hebben gegeven. Dat ik dankzij het systeem van vliegende wissels slechts bij twee tegengoals effectief op het veld stond, zeg ik daarentegen wél om me in te dekken. Misschien dat boek toch nog maar eens herlezen.
"Dat gaat weer de hele dag, elk uur, hetzelfde nieuws zijn hé!" (collega G., donderdag 18/08/2011, 11u01, naar aanleiding van het radionieuws dat opnieuw opent met het bericht over fraude bij internetbankieren)
"Nu ga ik eens een keer niet naar Pukkelpop, en dan hebben ze toch wel goed weer zeker!?" (ikzelf tegen collega L., donderdag 18/08/2011, 15u30, naar aanleiding van de stralende zon buiten)
Een bende halvegares bij elkaar op onze werkvloer, als je dit zo leest. Ter onzer verdediging: 's middags hadden we nog met zijn allen onze middagpauze in park Botanique tot een halfuurtje beperkt. Het was simpelweg te warm, de zon stond hoog aan de staalblauwe hemel. Niks deed vermoeden welke taferelen zich later die dag zouden afspelen. 'Later die dag' neemt een aanvang omstreeks 17 uur. De werkdag loopt ten einde, maar iedereen op onze verdieping, zonder uitzondering, staart tegelijkertijd naar buiten als koeien naar een trein. Eensklaps is het pikkedonker geworden, alsof een teletijdmachine ons recht in de maand december heeft gekatapulteerd. Wat volgt is regen, stortregen, plensbuien. Allemaal één pot erg nat. Ik kijk het nog een halfuur aan (min of meer letterlijk) en besluit vervolgens een langgerekte spurt te trekken richting station.
Een treinrit-in-vertraging later kom ik als een verzopen kat op mijn studio toe. Het klettert ook in Leuven - later die avond zal ik de pizzajongen een naar mijn doen erg genereuze fooi van twee euro geven. Op internet stromen de eerste doemberichten over Pukkelpop binnen. Het noodweer heeft ook daar lelijk huisgehouden, er zou zelfs een tent ingestort zijn. Ik sms naar enkele vrienden op de wei en krijg al gauw van een van hen de melding "Ik leef nog" binnen. Mijn antwoord "Goed zo, doe zo verder!" klinkt achteraf gezien, nu de ware toedracht van de feiten bekend is, misschien een tikkeltje te leutig. Naarmate de minuten vorderen, begint de informatie over wat er zich exact heeft afgespeeld stilaan door te sijpelen. Een gifgroene, bruine hemel bleek de voorbode van een tien minuten durend inferno van slagregens, vuistdikke hagelbollen en een windhoos. De 'Chateau' is bezweken, andere tenten zijn beschadigd, bomen vielen om en dranghekkens en decorstukken vlogen in het rond.
Vijf doden, tien zwaargewonden, 140 lichtgewonden en 40.000 getraumatiseerden, zo luidt de uiteindelijke balans. Tien minuten noodweer maakte komaf met Pukkelpop 2011 en wie weet met Pukkelpop tout court. Zelf was ik er per uitzondering niet bij. Heel toevallig eigenlijk, had bijvoorbeeld Radiohead in plaats van Foo Fighters op de affiche gestaan, dan was ook mijn overlevingsinstinct op de proef genomen. Misschien daardoor dat het hele gebeuren me zo aangrijpt. Betrokkenheid is niet voor niks een belangrijk element in het meevoelen met een ramp. Maar hoelang ook de verschrikkelijke beelden nog op het netvlies gebrand zullen blijven, hoelang ook het door merg en been gaande geschreeuw nog nazindert, we moeten verder. Zoals de Noren hun liberale maatschappijmodel niet willen opgeven na één zot met een wapenarsenaal, zo moeten wij Belgen onze unieke festivalcultuur niet tot in het oneindige gaan beteugelen na tien minuten apocalyps. Het komt er nu op aan te verwerken, te herbronnen en er dan opnieuw tegenaan te gaan in de wetenschap dat het noodlot zelden op identieke wijze op dezelfde plaats toeslaat. Morgen zijn we er gewoon weer, voor meer weer. Al mag het ook iets minder zijn.
Vroeger, toen ik pakweg 18 jaar was, vond ik 28 oud. Nu, op het moment van het bereiken van die leeftijd, vind ik 28 nog steeds oud. Het zal wellicht nog een jaar of tien duren vooraleer ik 28 jaar weer als jong beschouw. Maar dan is het te laat. Zulke muizenissen resideren dus voortdurend in mijn hoofd tegenwoordig. Wie denkt dat ik daar gelukkiger van word, slaat de bal even mis. Nadenken over zijn eindigheid heeft de mens zelden tot euforische conclusies bewogen.
Nochtans zou de 28e verjaardag niet de ergste mogen zijn. Als het op sloten alcohol aankomt, heb ik best wel een rock-'n-rollleven geleid. Altijd in een sociale context weliswaar, zelden al voor het ontbijt en meestal bieren in plaats van sterke drank. Maar nog altijd sloten alcohol, alles bij elkaar. Mijn latente vrees om actief lid te worden van 'Club 27' (rocksterren als Kurt Cobain, Jim Morrison, Jimi Hendrix en recent nog Amy Winehouse legden na een turbulent leven het bijltje erbij neer op hun 27e) leek me dan ook niet volledig ongegrond, wat de dokter ook mag beweren over de perfecte staat van lever en hart. Zo snel mogelijk over die noodlottige drempel was dus de boodschap.
Uit faalangst het lot uitdagen, ook. Zoals ik vroeger te bevreesd was om echt 'op mijn waarde geklopt' te worden bij examens en daardoor steeds slechts op het laatste moment in gang schoot, had ik nu schrik om hard mijn best te doen en desondanks er niet in te slagen 28 jaar oud te worden. Reden waarom er in de aanloop naar mijn verjaardag vier dagen gebouncet werd in Berlijn. Gelukkig liet het lot deze provocatie aan zich voorbijgaan. Ik zou dan ook blíj moeten zijn met de huidige toestand, een besef dat vooralsnog dus nog niet helemaal gerijpt is. Desalniettemin: een volledig jaar zonder nieuwe leeftijdswijziging is geen onaantrekkelijk perspectief.
Zo. Deze twee beginletters vormen de conclusie van een lange gedachtestroom die zich in mijn hoofd heeft voltrokken. Gek veel hebben jullie er dus niet aan, of ik moest deze gedachtestroom hier vervolgens gaan zitten uitschrijven. En laat net dat nu mijn plechtig voornemen zijn. Anders ligt die blogwebsite hier toch maar te liggen. De gedachtestroom in kwestie kronkelt zich een weg doorheen Berlijn, de locatie van mijn recentste citytrip. Hoewel, het woord citytrip dekt vermoedelijk de lading niet helemaal. Elk jaar opnieuw wordt trouw een Duitse stad aangedaan om plaatselijke bieren te degusteren, en dit jaar viel ons oog toevallig op een driedaags internationaal bierfestival in Berlijn. 'Ons', dat zijn naast mezelf (geen 'ons' of ik behoor ertoe) drie relatief jeugdige en drie relatief minder jeugdige manskerels. Tot die laatste groep behoort ook de onbetwistbare Führer van ons gezelschap: de Willy (zie ook 'Der Himmel in Bayern').
Wie effectief mijn dwingende raad heeft opgevolgd en de stukjes 'Der Himmel in Bayern', alweer daterend uit mei 2008, heeft geraadpleegd, zal merken dat ons reisgezelschap gestaag aangroeit. Van vijf naar zeven in vergelijking met drie jaar geleden, and counting. Het positieve aan het nieuw bloed is dat zij je dwingen stil te staan bij zaken die in de loop der jaren perfect normaal zijn gaan lijken. De vraag "waarom zitten Willy en Marcel nu eigenlijk Duits met elkaar te praten?" is in feite ook weer niet zo volslagen onzinnig. Het schouderophalende antwoord luidt trouwens: "Dat stadium bereiken ze elke reis wel minstens één keer". Een ander positief aspect aan de intrede van nieuw bloed, is dat het doel van de reis een beetje verruimd kan worden. De beer pressure van vooral de oudere garde ten spijt, werd er dit keer ook kennisgemaakt met andere facetten van Duitslands hoofdstad. Zoek het echter vooral niet te ver. Dé revelatie van deze bierreis bestond erin dat we eigenlijk net zo goed ook 's nachts konden drinken.
Bijkomend voordeel: 's nachts kan het drinken vrijelijk gecombineerd worden met onvervalst bouncen. Want Berlijn is niet voor niks de partyhoofdstad van West-Europa, dit feit negeren zou ronduit misdadig zijn. Geen strafblad dus voor deze jongens. Twee opeenvolgende nachten waagden we ons in de Oost-Berlijnse underground. De eerste nacht was onder andere club 'Suicide Circus' de bestemming, gelegen op een voormalig bedrijventerrein dat, verscholen onder dikke lagen graffiti, was omgevormd tot een verzameling links-anarchistische bars en clubs. Waar cocaïne verkocht wordt net voor het binnengaan, cannabis net na het binnengaan en eenmaal helemaal binnen het rookverbod collectief aan de laars wordt gelapt. Tel daar (sociaal-)democratische prijzen, vette muziek en een hoogst aangename, allerminst agressieve sfeer bij en het feest kan beginnen. Om uiteindelijk bij het krieken van de dag op te houden, wat ons betreft - alle begin is niet alleen moeilijk, het is ook en vooral eindig.
In nacht twee durfden we hoger mikken. De voorgaande nacht had ons gesterkt in de overtuiging dat we er qua dresscode alvast boenk op zaten. Echte Berlijnse hipsters dragen tegenwoordig jeans en t-shirt en hebben in de U-Bahn, de S-Bahn of op straat te allen tijde een halve liter fles bier achteloos bungelend in de hand. Helemaal onze stijl. Het zou met andere woorden een eitje worden om een van de hipste keten van het land, club 'Watergate', binnen te geraken. Helaas, na drie kwartier aanschuiven viel het harde verdict: we bleken ondanks alles niet streetwise genoeg om toegelaten te worden. Het gebrek aan vrouwelijke compagnons speelde vermoedelijk ook niet direct in ons voordeel. Een minicrisis dreigde na dit persoonlijke Watergateschandaal, maar club 'Tresor' bracht gelukkig redding. Urenlang werden pompende technobeats door dit voormalige pakhuis gejaagd, als een voorhamer die onvermoeibaar op de hersenpan inbeukt. Alle muren trilden, alle mensen bounceten (of trilden gewoon nog wat harder dan de muren, dat kan natuurlijk ook). Na deze aangehouden monotonie was ook de conclusie unisono: Wunderbar!
The proof of the pudding is in the eating. Dat is een Engels (dat hadden jullie vast wel al door) gezegde (dito) dat zoveel betekent als "ondervinding is de beste leermeester". Soms durf ik deze woorden al eens ter harte nemen. Niet elke raadgeving heeft zijn eigen op maat gemaakt spreekwoord, dus zal er wel ergens een grond van waarheid in zitten. Vorige vrijdag heb ik alvast ondervonden dat dit inderdaad het geval is. De levensvraag waar ik mee worstelde, die mij innerlijk haast verscheurde, was de volgende: "Ben ik een waarachtige RSC Anderlecht-supporter of niet?" Vandaag de dag, met de malaise in de VS, de catastrofe in Noorwegen, de aanslepende regeringsonderhandelingen in België en de aanhoudende droogte in de Hoorn van Afrika, moet er toch íemand zijn die deze kwestie voor de vergeethoek behoedt. Dat is waar ik mijn intrede doe, geen uitdaging ga ik uit de weg.
Me afvragen of ik supporter ben van de Rode Duivels zou bijvoorbeeld geen uitdaging zijn. Wanneer zij slecht spelen loop ik drie dagen nukkig rond, en de zeldzame keren dat ze goed spelen loop ik óók drie dagen nukkig rond, puur uit gewoonte. Hieraan een contemplatie wijden is dus verloren moeite. Maar Anderlecht, dat is iets anders. Als iemand het mij op de man af vraagt, antwoord ik op de man af dat ik gewoon voetballiefhebber ben, met slechts een lichte voorkeur voor paars-wit. Vanaf vrijdagavond laatstleden zal ik echter eerlijk toegeven dat ik Anderlecht-supporter ben, met slechts een lichte voorkeur voor voetballiefhebberij. Vrijdagavond vond immers de openingsmatch van het nieuwe voetbalseizoen plaats. Op de affiche: Oud-Heverlee Leuven, sympathiek clubje uit míjn stad, na 61(!) jaar weer in eerste klasse beland, tegen RSC Anderlecht.
Zelden met zoveel plezier ticketjes voor het voetbal gekocht. Het was Leuven eigenlijk zelfs gegund om meteen drie broodnodige punten te pakken in de strijd tegen de degradatie. Dacht ik vooraf. 92 minuten plus de tijd tussen deze overpeinzing en het begin van de match later, dacht ik er iets anders over. Alle moeite van de wereld had het gekost om letterlijk twee keer lusteloos in de handen te klappen bij de winning goal van OHL in de slotminuut. De conclusie was dan ook duidelijk: ik ben een waarachtige Anderlecht-supporter. En nee, het feit dat de ploeg in de tweede helft als een pudding in elkaar zakte, doet niks af van de kracht van het gezegde.
Een heel serieuze 21 juli-toespraak met dus ook een heel serieuze titel
Aan alle waarde landgenoten: een prettige feestdag gewenst. Niet alleen is het vandaag exact, tot op de seconde, 180 jaar geleden dat Leopold van Saksen-Coburg de troon besteeg, ook is er eindelijk een begin van een aanzet tot eventuele uitweg uit de politieke impasse zichtbaar. Voor het eerst sinds september vorig jaar zijn er daadwerkelijk weer onderhandelingen aan de gang. Zonder de N-VA zelfs, die bijna 13 maanden de schijn kon hooghouden mee op zoek te zijn naar een oplossing, om dan finaal door de mand te vallen. Anders kan en wil ik het niet omschrijven. Het pleit voor Elio Di Rupo dat hij tegen alle verwachtingen in begin deze maand een verreikende nota presenteerde. Zowel communautair als sociaal-economisch viel nauwelijks te merken dat uitgerekend een Waalse PS'er de pen had vastgehouden.
In één klap ontmaskerde Di Rupo hiermee de N-VA. Door de nota af te doen als een document waarin "niets goeds is terug te vinden", maakte De Wever voor het eerst openlijk duidelijk dat het oplossen van de politieke crisis niet zijn prioriteit is. Om het zacht uit te drukken. Inderdaad heeft hij al die tijd enkel willen aantonen dat het concept België niet meer werkt, daarbij al te vaak gretig geholpen door het schrijnend gebrek aan talent en durf bij de andere politieke partijen. Door de vernietigende kritiek op de nota-Di Rupo heeft De Wever zijn hand echter overspeeld. Zelfs de CD&V, met Beke op kop al maandenlang in de reet van De Wever geparkeerd, lijkt nu eindelijk het licht te hebben gezien. Als er bij de N-VA al een duidelijke lijn te ontwaren valt, dan is het wel deze: of het regeerakkoord wordt een exacte kopie van het partijprogramma, of er komt geen regeerakkoord, wat op zijn beurt dan weer hét bewijs is dat de Belgische structuren niet meer werken.
Vijf minuten politieke moed, zoveel tijd is er nodig geweest om ten langen leste het juk van de democratie af te gooien. Het volk heeft níet altijd gelijk, of de N-VA nu 30, 35, 50 of 120 % haalt in de peilingen. We moeten voort met de partijen die bereid zijn tot een compromis, en dat lijkt nu het geval. Het feit dat de N-VA ondertussen luid aan de kant de constructieve houding van de CD&V afbrandt, is niet meteen van dien aard om mijn stelling onderuit te halen. Mooi zo. Stellingen van mij die niet meteen onderuitgehaald worden, dat kan ik enkel toejuichen.
Tot slot wil ik mij excuseren voor mijn toch wel gortdroge, bloedserieuze gedrag in deze blog. Het is niet mijn stijl, maar soms haalt rauwe ergernis nu eenmaal de bovenhand op persiflage. Bijvoorbeeld op 21 juli, tot nader order onze enige echte nationale feestdag.
De juliluwte maakt zich stilaan meester van de werkvloer. Klanten laten het stalken van hun vaste payroll advisor ('payroll consulent' is so 2010) achterwege, den baas is op vakantie en afgezien van het weer, gespannen onderlinge relaties en het algemene welbehagen heerst er een zomerse sfeer. In zulke omstandigheden zie je mij heropleven natuurlijk. Vandaag uitte zich dat door als een jong veulen van half twee tot half zes naar de Tour de France te kijken, slechts onderbroken door mini-breaks waarin ik mij per telefoon of per mail al eens hulpvaardig durfde tonen tegenover een klant. Vroeg of laat komt die diepgewortelde werkethiek toch altijd weer bovendrijven.
Maar voor mij pleit dat ik zeker niet heb overdreven. Na elke 10 minuten werken werd consciëntieus 50 minuten pauze ingebouwd - niemand heeft er wat aan als ik mijn motor opblaas. Plus, het is ook voor mij vakantie. Flauweriken zullen opmerken dat ik wel degelijk betaald word om daar te werken en ik bovendien later mijn verlof kan opnemen. Ik beperk mij tot het er het mijne van denken ("ach joenge...!", iets van die strekking). Denk trouwens maar niet dat dat fijn is, de Tour de France via internet volgen in een kadertje van ochere een zestal vierkante centimeter. We spreken hier over zo ongeveer het grootste sportevenement ter wereld, en ik spreek over zo ongeveer het kleinste kadertje ter wereld (oké, misschien zijn er nog wel kleinere mogelijk, ik ben nu ook weer geen meetkundige of zo). Heel vermoeiend allemaal. Mocht daar geen harde valuta tegenover staan, ik zou niet eens overwegen om mij zo'n opofferingen te getroosten.
Daarbij moet ook nog eens een knagend geweten in rekening worden gebracht. Mentaal is dat allemaal zwaar hoor, niet werken terwijl je nog wel werk hebt liggen. Zo was ik vastbesloten om vandaag in de namiddag eindelijk het verslag te schrijven van een klantenbezoek van twee maanden geleden. Dat ging goed, tot ik eraan wou beginnen. Een trouvaille van een collega gooide alles overhoop: de RTBF-website bleek over een functionerende live stream te beschikken. Ik dankte de hemel en de Waalse vrienden, die in ruil voor 800.000 miljoen miljard euro's Vlaams geld (maandelijks!!!) toch maar mooi zes vierkante centimeter Tour de France op mijn computerscherm hadden weten te deponeren. Vanaf dan ging het bergaf. Streamafwaarts, met slechts de zuurverdiende centen om de ledigheid te verzachten.
Werchter 2011 heeft als thema 'gemis'. In de dubbele betekenis van het woord: ik kijk er nu met heimwee op terug en kan niet wachten tot de volgende 51 weken gepasseerd zijn enerzijds; ik ben er vorige week in geslaagd een behoorlijk deel van mijn vooraf zorgvuldig aangestipte optredens te missen anderzijds. Met dat laatste heb ik mij definitief geposteerd op het pad dat het merendeel van de ervaren festivalgangers bewandelt. Het is een pad dat van het festival weg leidt, richting bierstandjes op de straat voor het terrein om maar iets te zeggen. Naarmate de bijgewoonde Werchter-edities aandikken, neemt het enthousiasme voor de core business - in principe de optredens - onherroepelijk gradueel af. De ene band heb je al 27 keer gezien de laatste zes jaar, de andere staat voor het eerst op het festival maar klinkt min of meer als die ene. Dat moet ouwezakkenlogica zijn.
Vreemd genoeg geraakt het randgebeuren, ik zou het per hoge uitzondering 'de sfeer' willen noemen, niet geïnfecteerd door de gewenning. De pintjes lijken jaar na jaar beter te smaken, het jolijt is navenant. Wat er op zijn beurt dan weer voor zorgt dat optredens die wél als must see staan gemarkeerd eveneens de mist in gaan. Vicieuze cirkels, ze lijken gemaakt om in je nadeel uit te vallen. Het vervolg van de festivalloopbaan mag duidelijk zijn. Ik heb me laten inspireren door de jolige bende die ik zondagavond volledig relaxed pintjes zag drinken op de parking. Zo gaat het gewoon: het accent verschuift eerst van de festivalwei naar de bierstandjes, dan naar de camping en vervolgens, op termijn, wanneer de status van waarachtig gelouterde festivalganger is bereikt, neem je allang vrede met de parking. Tweehonderd flappen betalen om vier dagen van de zon te genieten tussen stilstaande auto's, heerlijk. Als de wind gunstig staat zelfs een streepje muziek erbovenop. Werchter is dan misschien wel duur, mensen vergeten al te vaak wat je ervoor in de plaats krijgt.
Wanneer ik deze woorden typ, hangt er onheil in het Leuvense zwerk. (Wanneer ik deze woorden niet typ evengoed hoor, daar niet van.) Een grijze wolkenbrij houdt de beklemmende warmte intact, verkennende bliksemschichten worden vooruit gestuurd en het licht is speciaal voor de gelegenheid een uurtje vroeger geweken voor de duisternis. Mocht de Apocalyps himself ophanden zijn, zijn voortekenen logen er niet om. Het is dus in het volle besef van mijn sterfelijkheid dat ik mezelf nog eens aan het schrijven heb gezet. Met gerechtigde hoop op een vlot schrijfproces, want altijd al goed kunnen omgaan met een nakende deadline.
Maar goed, genoeg gepalaverd over het weer, daar zijn andere ambachtslieden voor (weermannen natuurlijk, maar ook kappers, slagers, bakkers, kleine zelfstandigen in het algemeen, ...). [...] Het is moeilijk om een breuk in het schrijfproces voor de lezer aanschouwelijk te maken, vandaar de '[...]' voor deze zin. Ik heb namelijk net een kwartier door het raam liggen gapen, naar hellevuur dat op aarde lijkt nedergedaald en de regen die als oude wijven naar beneden klettert, riool noch Zilverfonds dat ertegen bestand is. Hoewel ik mijn inspiratie zelden uit de natuur haal, ziet het ernaar uit dat dit stukje toch één langgerekte weerweergave wordt. Een mens moet al eens variëren en over het weer palaveren, zoals iedereen. In de marge geef ik mee dat ik ooit eens het idee heb ontwikkeld een website op te starten over het weer in het verleden. Gesprekken durven al eens stilvallen na de onderwerpen 'het weer van vandaag' en 'het weer in de nabije toekomst', vandaar dat het me handig leek als je er af en toe iets kan tussengooien als "op 14 maart 2005 kwam de wind voornamelijk uit het noordoosten". Zomaar een idee.
Een ander idee is om hier stilaan af te ronden. De deadline komt echt wel akelig dichtbij, aan de intensiteit van de bliksems af te meten. Aan de luide knallen ook. Mag dat eigenlijk, de computer aan laten staan in zulke omstandigheden? Of is het so nineties om hieraan te twijfelen en hebben de weergoden zich allang aan onze multimediale maatschappij aangepast? Voor de zekerheid toch maar een boek ter hand nemen.
Goed nieuws wat betreft het eindelijk-aan-een-roman-begonnen-zijn: ik ben eindelijk aan een roman begonnen. Ongeveer mijn vierde dit jaar intussen, maar in tegenstelling tot de vorige drie keren wordt de roman in kwestie nu geschreven in plaats van gelezen. Gaat wel een pak minder vlot moet ik zeggen. Alhoewel. De titel staat reeds geheel en al op poten. Het werk is daarmee in feite al half gedaan, wetende dat de modale mens wel eens een boek koopt op basis van de titel, om het kleinood nadien niet te lezen maar het liever rechtstreeks in de boekenkast te mikken. Een significant deel van mijn toekomstige lezerspubliek is eigenlijk reeds in deze fase op zijn wenken bediend. Acht seconden werk en het aandeel niet-ontevreden toekomstige klanten moet al ruwweg rond de 30 % schommelen. Ik vind dat niet slecht.
Het opzet was een titel te vinden die intrigeert, bevreemdt, verleidt en blijft hangen. Logisch dat ik dan uiteindelijk uitkwam bij het intrigerende, bevreemdende, verleidelijke, blijven hangende "Die teef heeft mijn hele voicemail vol geblaft!". In deze niet-autobiografische roman laat het hoofdpersonage, die in het bezit is van een hond, in een vlaag van onoplettendheid zijn gsm op de vloermat vallen. Zijn hond, die in het bezit is van een vagina, gaat met haar lompe poten op het mobieltje staan en blaft urenlang omdat de postbode maar niet komt. Nu wil het geval dat ze hierbij per abuis op een sneltoets drukt en op de voicemail van Arthur Van Rijckevorst-Odemwingie, de beste vriend van ons hoofdpersonage, terechtkomt. Jullie kennen Arthur nog niet, maar als iemand denkt dat Arthur dit zomaar over zich heen laat gaan, dan kennen jullie Arthur nog niet. Hij staat er namelijk om bekend zijn voicemail door geen énkele teef vol te laten blaffen. Meer, zijn voicemail door geen enkele teef laten vol blaffen mag beschouwd worden als zijn tweede natuur.
Ergens halverwege het boek (de eerste helft moet ik nog wat opvullen) maakt Arthur ons hoofdpersonage dan ook woedend diets van wat er zoal met zijn voicemail gebeurd is. Hij schuwt daarbij harde uitspraken noch schuim op de lippen. Wat volgt is te zot voor woorden, maar met al mijn talent, energie en toetsenbord ga ik het desondanks in woorden trachten te vatten. Stay tuned zou ik zeggen, want ik heb het gevoel dat er al voor minder Nobelprijzen voor de Literatuur zijn uitgereikt.
Zaterdag opgestaan met de naweeën van maar liefst dríe katers in lijf en leden, elk een tijdzone van de avond ervoor markerend. Ideaal om de donkere schaduwkant van die avond nog eens in volle glorie te beleven. Kater 1 was van sluimerende aard. Ik kon hem mij nauwelijks beklagen, wegens een vrucht van de voorzienigheid. Hij was exclusief het gevolg van het ter harte nemen van het spreekwoord dat een gewaarschuwd man er twee waard is. In concreto betekent dat hier: als ik naar de Rode Duivels ga kijken, wapen ik mij tegen een eventuele/zekere ontgoocheling door op voorhand reeds goed los te gehen. Het zonnetje, de goeie sfeer, de aanwezigheid van Diabolix en de opspelende zenuwen werkten pinten in de hand. En pinten in de hand werken natuurlijk pinten in de mond. Kater 1 was dus een pre-match-alcoholkater, die zaterdagmiddag nog steeds van latente aanwezigheid blijk gaf.
Kater 2 had een morele inslag. Of heeft een morele inslag, want ik voel hem nog. De kansen dat onze Rode Duivels volgend jaar naar Oekraïne en Polen mogen zijn vrijdag hevig geslonken. (Bedenking tussendoor: in welke andere context zou de verwoording "naar Oekraïne en Polen mogen" nog gebruikt worden?) De vooraf zwaar opgeklopte wedstrijd tegen Turkije eindigde op een ontgoochelend gelijkspel. En weeral had het helemaal niet zo hoeven te lopen. Axel Witsel kreeg een kwartier voor tijd vanaf elf meter dé kans om de Turken op de knieën te dwingen, maar verkoos de bal voor lange tijd in het luchtruim te stockeren. Hij breide zo een verlengstuk aan een vreemde rode draad dit seizoen. Mijn voetbaltoeschouwerseizoen begon namelijk met drie te hoog getrapte strafschoppen van Anderlecht tegen Partizan Belgrado. Gevolg: geen vetpotten van de Champions League voor Anderlecht. In het voorjaar, ongeveer in het midden van het voetbalseizoen, knalde Wasilewski woest een penalty over de kooi tegen Ajax. Gevolg: geen prestigezege tegen onze grote vijanden, de Ollanders. En nu is er dus Witsel, die ons op identieke wijze een bezoek aan Polen en Oekraïne ontzegt. Bijkomend gevolg: naast kater 2, in één moeite door kater 3.
Ik kon deze situatie uiteraard niet blauwblauw laten. In plaats van bij de pakken te blijven zitten, moet je het geluk bij de kraag proberen vatten. Het goudgele gerstenat verschuilt zich daar meestal net onder, dus dat treft. Na de match werd er zodoende nog duchtig nagekaart in Leuven. Eén kaart bleek daarbij de troef bij uitstek: de gemiste penalty. Had die binnengegaan, dan... Maar ja, had mijn tante kloten dan was ze mijn nonkel, en had ze misschien die penalty binnengetrapt. Kater 3 had dus wederom alles te maken met alcohol, om een lang, telkens een variant van hetzelfde verhaal, kort te maken. Ergens ben ik wel blij dat dit voetbalseizoen ten einde is.
Na maanden van stralend weer is de meteorologische zomer eindelijk van start gegaan. Ik profiteer van mijn vrije Hemelvaartsdag om eens flink te ontkateren, daarbij slechts gehinderd door het schrijven van dit stukje. Maar ik ga me er gemakkelijk van af maken. Het begin van de meteorologische zomer betekent het einde van het meteorologische tv-seizoen. Jullie krijgen hieronder aldus hoogst exclusief mijn persoonlijke tv-top-5 van het voorbije jaar in de maag gesplitst. De digicorder zij geprezen!
1. Dexter
Een forensisch onderzoeker die in zijn vrije tijd aan de lopende band slechte meneren vermoordt. Dat is de summiere samenvatting van het opzet van 'Dexter'. Het klinkt misschien niet meteen als een tv-programma om in welke top-1 dan ook te zetten, maar vergis u niet: u vergist zich. 'Dexter' is een briljant geschreven drama, waarin gaandeweg de psyche van een seriemoordenaar wordt ontrafeld. Geloof me vrij: die mensen hebben het ook niet gemakkelijk!
2. Flight of the Conchords
Voor het onderhoud van de lachspieren moeten we bloemen sturen naar Nieuw-Zeeland. Bret en Jemaine, beiden fervente losers, vormen samen de muziekgroep Flight of the Conchords. Geruggensteund door hun manager Murray verlaten zij het thuisland om gensters te slaan in The Big Apple, aka New York. In de slipstream van onder andere 'The Office' is de humor kurkdroog, de muziek is bijwijlen geweldig in al zijn stupiditeit en de bijrollen zijn gewoonweg fan-tas-tisch. Om het in spreektaal te zeggen: manager Murray, enige fan Mel en officieuze raadgever Dave heersen alles kapot.
3. True Blood
Goed begonnen is half gewonnen, zo luidt de wijsheid die de makers van 'True Blood' goed in de oren hebben geknoopt. De bevreemdende begingeneriek neemt de kijker mee door The Bible Belt in heden en verleden, afgewisseld met niet te plaatsen beeldflarden die de hand van Het Kwaad doen vermoeden. Niets is immers wat het lijkt bij de hillbillies. Dankzij de uitvinding van synthetisch bloed proberen vampieren zich te integreren in de maatschappij; een schijnbaar doodgewone (maar wel bloedmooie, het blijft Hollywood) serveuse kan gedachten horen; en ook andere dorpelingen blijken ooit in de ketel met toverdrank te zijn gevallen. Meer dan genoeg stof voor bloedstollende verhaallijnen, quoi.
4. Terug naar Oosterdonk
Veertien jaar na de eerste uitzending eindelijk aan 'Terug naar Oosterdonk' toegekomen. Na de dood van de vader van televisiepresentator Brecht Bosmans, worden aan de koffietafel herinneringen opgehaald aan Oosterdonk, het verdwenen polderdorp uit de jeugd. Tevens wordt uitgekeken naar de mogelijke komst van Jos Teugels, die de waas van mysterie over bepaalde kwesties moet wegblazen. De koude beelden uit het heden worden intelligent afgewisseld met kleurrijke flashbacks naar de gouden jaren 50. Klasseserie over een verdwenen dorp, maar evengoed over een verdwenen Vlaanderen.
5. Entourage
Hoogst vermakelijke reeks over de opkomende filmster Vincent Chase. Zoals het een opkomende filmster betaamt, sleurt hij altijd en overal zijn posse mee, een groep vrienden die op zijn kosten leeft en meer dan eens voor problemen zorgt. Ook hier zijn het vooral de bijrollen die voor het vuurwerk zorgen: manager Ari Gold en broer Johnny 'Drama' Chase voegen aan respectievelijk vuilbekkerij en domheid een nieuwe dimensie toe. Zou het trouwens geen idee zijn om dergelijke serie over mij te maken, de ex-tweede plaats van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal? Indien iemand geïnteresseerd is om 'The Great Dicteetor' (werktitel) te producen, reageer op dit bericht en stort geld. We gaan het niet moeilijker maken dan het is.
Gisteren naar de kapper geweest. Hij heet Etienne en zit daar niet mee. Ik tutoyeer hem, hij tutoyeert mij. Dat het een lieve lust is zelfs. Nee, er zit na al die jaren nog maar weinig sleet op onze relatie. Ik ben tevreden dat mijn richtlijnen aan het begin van de knipbeurt zich kunnen beperken tot het beantwoorden van zijn vraag "Gelijk altijd?" met de gevleugelde woorden "Gelijk altijd, ja."; hij is tevreden met de 13 euro die ik ongeveer om de zes weken in zijn zaak achterlaat. Mochten alle kapper-gekapte-relaties van dien aard zijn, de wereld zou er heel wat mooier uitzien. Of op zijn minst exact hetzelfde. Maar toch zeker niet slechter.
In elk geval ben ikzelf altijd significant gelukkiger in de aanloop naar een kappersbezoek. Dat heeft zelfs niet zozeer met Etienne te maken, maar alles met het praktische gemak dat weer wekenlang in het verschiet ligt. Lange haren vereisen immers veel gel, en veel gel blijkt het uitgelezen opstapje naar een van mijn (het moet gezegd: zeer zeldzame) zwakke plekken. Want hoewel ik mezelf niet als een ijdeltuit beschouw, zou op haargebied de perceptie zich weleens tegen mij kunnen keren. Het schouwspel dat elke uitgaansavond opnieuw voor de spiegel wordt opgevoerd is dan ook niet bepaald geestverheffend te noemen. Bij de heraanleg van mijn haar wordt nu eenmaal nooit (NOOIT!) over één nacht ijs gegaan.
Vooreerst is er de keuze van de gel. Dat is gele 'Controll' factor 6, enkel te krijgen bij 'Florale'. "For professional use only" luidt het onderschrift, dus ik wil op dit vlak natuurlijk geen enkel risico nemen. Eens die gel in huis, kan het echte werk beginnen, for real heterosexual men only. De eerste aanbreng is meteen cruciaal. Het maakt of kraakt je haar, en de facto dus uiteraard ook je hele avond. Ik zorg altijd dat mijn haar wat nat is, om er dan met een goeie klats gel stevig in te vliegen. Na een minuut of twee duchtig gesticuleren is de eerste versie van mijn haar een feit. Meestal las ik dan een minuutje ontspanning in, opgevuld met zenuwachtig ijsberen. Vervolgens is het tijd voor de tweede fase van het project. Hierin wordt meer detaillistisch gewerkt, zone per zone van het haar wordt goed gelegd.
In die tweede fase wordt ook meteen duidelijk waar ik eerder precies tekort ben geschoten. Vaak zit de structuur fundamenteel verkeerd, moet ik stukken weer helemaal uitwassen en opnieuw insmeren. Ideaal is dat nooit, de ervaring leert dat de eerste fase altijd doorslaggevend is. Alles wat volgt is in feite gebricoleer in de marge. Maar toch, echte venten geven niet op, ze staan als het moet een uur voor de spiegel. Het is daarom, om dit immer wederkerend ritueel te vatten, dat ik het neologisme 'gellleren' heb bedacht. Meneer Van Dale vond het indertijd blijkbaar niet nodig om een woordje te wijden aan de futiele handeling van het "met gel bewerken van de haardos", vandaar dat ik deze historische vergissing hier en nu rechtzet. Of het de bedoeling is dat daar drie l'en staan? Jawel. Ik vind, als je dan toch een nieuw woord bedenkt, kan je het nieuwe karakter ervan maar beter extra in de verf zetten. Bijvoorbeeld door middel van een ellenlang (vergeef me deze woordspeling) middenstuk.
Wie mij aan het begin van het jaar had gezegd dat ik in de eerste maanden van 2011 reeds twee keer het land Azerbeidzjan ter sprake zou brengen, zou ik voor homo of rotte vis hebben uitgescholden. Bij deze bied ik dan ook mijn excuses aan aan iedereen die dat indertijd van plan was doch hiervan afzag om toch maar niet voor homo of rotte vis te worden uitgescholden. Want ja, na de voetbalmatch België - Azerbeidzjan was er gisteren de match made in heaven Eurovisiesongfestival - Azerbeidzjan. Als Eurovisiesongfestival-fanaat van het eerste uur kan ik er dus niet buiten om dit 7 miljoen zielen tellend land (bron: Wikipedia) in het gebied van de Kaukasus (bron: Wikipedia) in mijn blog te vermelden. Bovendien wordt mij hier een unieke kans tot eerherstel geboden: in tegenstelling tot anderhalve maand geleden houd ik eraan 'Azerbeidzjan' vandaag wél correct te schrijven.
Waar mijn zwak voor het Eurovisiesonggebeuren vandaan komt, is voer voor psychologen. Of amateurpsychologen. Sta me dus toe mijn kans te wagen. Volgens mij is het namelijk allemaal begonnen met de deelname van Clouseau in het jaar 1991 (spontaan audiocommentaar van steller dezes: "Fuck man, da's lang geleden!"). Als beate bewonderaar van Clouseau (waarover later misschien meer, maar hopelijk toch niet) had ik maanden in een soort trance naar het festival toegeleefd. Hoewel het uiteindelijke resultaat dik tegenviel, ben ik ervan overtuigd dat daar de kiemen liggen van de voorliefde voor een show die steevast ten onder gaat aan kitsch, gestoffeerd met muziek die ten onder gaat aan matigheid. Een pompeus decor, een voorbij glijdend rariteitenkabinet en een bloedstollende puntentelling die uren lijkt te duren, dat doet iets met een kind.
De afgelopen week was dus een week uit de 1000 voor mij, of op zijn minst uit de 52. Enkele jaren geleden is het Eurovisiesongfestival immers opgesplitst in twee halve finales, die de eigenlijke finale voorafgaan. Met andere woorden: 1 + 1 is hier echt 3! Zowel dinsdag- als donderdagavond zat ik trouw voor de buis, akte nemend van heel veel verschrikkelijke muziek en ontgoochelend weinig schaars geklede babes - in de loop der jaren kunnen de exacte beweegredenen voor een voorliefde nu eenmaal lichtjes wijzigen. Om mezelf nog in de spiegel te kunnen kijken 's anderendaags, maakte ik dankbaar gebruik van de dekmantel van de ironie: dinsdag werd elke hoogst beledigende mening direct gedeeld met een stel (andere) losers van het forum van RSC Anderlecht, donderdag keek ik in gezelschap zodat de sillyness rechtstreeks rondgetoeterd kon worden. Dat niemand gaat denken dat ik het hele gebeuren serieus opvat. Maar Azerbeidzjan en hun inwoners, de Azeri's, genieten uiteraard mijn eeuwige respect. Juiste schrijfwijze inbegrepen.
Ik hink met volgende verklaring een beetje achter de feiten aan, dus zie het gerust vooral als een bevestiging: Osama bin Laden, roepnaam Osama, is gevat! Ik bedenk hier ter plekke (het had ook elders ter plekke kunnen zijn) de meer gepaste naam Osama recycle bin Laden. Hahaha, laat me doen en ik maak grapjes. Doch uiteraard betreft dit een serieuze aangelegenheid. Niet iedereen wordt zomaar door de Navy Seals overmeesterd, gemold en richting kabeljauwkelder genavigeerd. Daarvoor moet je al een gevulde kerfstok kunnen voorleggen of anderszins een volhardende deugniet zijn. Osama voldeed aan beide voorwaarden. Zijn magnum opus was ongetwijfeld de dubbele aanslag op de WTC-torens ergens in 2001, een daad die hem het krediet verschafte om tot het einde zijner dagen de onbedreigde CEO van terreurorganisatie Al Qaida te blijven.
En nu is hij dood. De herinnering blijft, aan die clown met z'n lach. Hij heeft alles gegeven. Tot de laatste dag.
Dit heb ik nu al lang willen doen zie. Een flard songtekst tussen mijn proza pleuren, met de suggestie dat het hier om een zinvolle, poëtische aanvulling gaat. Songsmid Ben Cramer is in die optiek natuurlijk gefundenes fressen. Meer, ik durf gerust beweren dat analyses over Osama's dood zónder referentie naar het werk van Cramer fameus tekortschieten. Waarmee nog maar eens duidelijk wordt dat er slechts één adres is voor de meest complete duiding: www.bloggen.be/tsigalko. Aldus een algemene gevolgtrekking na een bewering van mezelf. En waarom zit ik hier feitelijk uitgerekend op mijn blog reclame te maken voor mijn blog? Vormen álle andere plaatsen hiervoor geen geschikter terrein? Toch maar eens even mijn hoofd breken.
Laat ik beginnen met een bekentenis. Af en toe, wanneer de tentakels van de nostalgie mij onverhoeds te pakken hebben, raadpleeg ik weleens het 'Archief per week' ter rechterzijde van deze webpagina. Ik ga dan na hoe ik mij een jaar, twee jaar of drie jaar geleden voelde, in welke omstandigheden we toen leefden. Mocht er dus een zeer toevallige lezer onder de indruk zijn van de teller ter linkerzijde van deze webpagina, weet dan dat ikzelf de voornaamste nettobijdrage lever aan zijn klim naar het oneindige (of alvast naar de 8100 as we speak / write). Dat is zelfs nog niet het ergste. Nee, het ergste is dat die virtuele trips in het verleden mij omzeggens niks wijzer maken. De berichten lijken makkelijk onderling inwisselbaar, niet gehinderd door wat voor datum dan ook. Met jullie goedkeuring zou ik hier het flatterende etiket 'tijdloos' willen gebruiken. Zonder jullie goedkeuring eveneens. Hoe dan ook, als dagboek kan deze blog het wel schudden, dat weet ik wel zeker.
Liever dan lijdzaam toe te kijken, wil ik een poging ondernemen hier verandering in te brengen. De toekomstige Tsigalko heeft recht op de waarheid omtrent de voorbije paasweek. Daarom neem ik deze gelegenheid te baat om hem voor eens en voor altijd te zeggen dat we nu al een dikke week hebben kunnen genieten van werkelijk onwerkelijk prachtig weer. Om lyrisch van te worden. In het paasweekend restte er desondanks tijd om bij te slapen en bij te drinken. Het moet natuurlijk gezegd dat goed weer en pintjes op een terrasje een droomcombinatie vormen die enkel beconcurreerd kan worden door slecht weer en zware bieren in de woonkamer. Ook vandaag is de persoonlijke drooglegging dus nog niet voor morgen. Voor de rest heb ik mijn toekomstige ik niet zo heel veel te melden, of het moet zijn dat mijn bomma qua paasmenu nog steeds vasthoudt aan het onklopbare drieluik garnalencocktail - kroketten met kalkoen - vlaai. Weinig kans dat ik dat ooit vergeet, maar ik geef het toch maar mee.
Zo. De eerste relevante noot aan mezelf is bij deze voltooid. Belangrijk, want met het louter plukken van de dagen ga ik er niet komen, ik kan maar best oog hebben voor de toekomstige degeneratie. De teller ter linkerzijde wordt daar uiteindelijk ook beter van.
Kan ik anders dan wederom een paar woorden te wijden aan 'de koers'? Nope. De omstandigheden nopen mij ertoe. Het wielerseizoen is vier klassiekers ver en drie keer al ging een Belg met de ruiker bloemen aan de haal. Daar kwam zelfs geen inbreuk op de wetgeving bij kijken, telkens betrof het een Belgische wielrenner die zich dankzij zijn overwinning opwierp als rechtmatige eigenaar van het kleinood. Vorige week zondag deed Johan Vansummeren de heroïek van Parijs-Roubaix waardig gestand. Hij bewees dat ook notoire niet-winnaars op indrukwekkende wijze grote koersen kunnen winnen. Of beter: één bepaalde grote koers, want zoals Parijs-Roubaix is er geen andere wedstrijd. Zoals de Amstel Gold Race zijn er daarentegen veel andere wedstrijden. Hooguit zit het unieke hem in de manier waarop er gewonnen wordt, een bedenking die Philippe Gilbert zich goed in de oren heeft geknoopt. Voor het bereiken van die uniciteit hoefde Gilbert eigenlijk helemaal niks speciaals te doen: hij reed aan zijn eigen tempo de Nederlandse heuvels op, en degradeerde zo haast en passant de rest van het peloton tot een meute puffende wielertoeristen.
De link naar mijn persoonlijke actieve sportbeleving is hiermee snel gelegd. Het seizoen van Forza Mechelen B, een meute puffende voetbaltoeristen, zit er sinds gisteren namelijk helemaal op. Zesentwintig zaterdagen lang gaven we 90 minuten het beste van onszelf; ruw geschat 22 keer bleek dit helaas niet te volstaan. Zelf heb ik nochtans de statistieken mee. De vorige update hieromtrent dateert al van enige tijd geleden, maar het is met nauwelijks verholen fierheid dat ik kan melden dat mijn seizoen wordt afgeklokt met acht goals en vijf assists achter mijn naam. Dat er zich onder die acht goals vier penalty's, twee afgeweken ballen en één inleggertje bevinden, klasseer ik graag onder de categorie 'niet ter zake doend'. Goal is goal, en daarbij, voor de rest waren het enkel ware beauty's, toch een niet onbelangrijke nuance. Samengevat mag dus gesteld dat ik het voorbije seizoen een rijke mix aan doelpunten heb gemaakt. Wie het zich vrijelijk zou permitteren om samenvattend andere dingen te stellen, doet dat voor alle duidelijkheid op eigen risico, want ik ken mensen...
Sta me toe een keer zot te doen en mijzelve tijdelijk tot spreekbuis van alle wielerliefhebbers te bombarderen: "Dit is een mooie week", zeg ik dan in die hoedanigheid. In andere hoedanigheden had ik evengoed kunnen gewagen van een matige week, een slechte week, een waanzinnige week of had de evaluatie van welk tijdsbestek dan ook mij geen ene fuck kunnen interesseren. Heel veel, zo niet alles, is afhankelijk van de hoedanigheid van het moment. Met dit volle besef in het achterhoofd roep ik deze week uit tot 'mooi'. We bevinden ons immers te midden van die vergulde zevendaagse tussen De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix in. Het nagenieten van het (hoe je het ook draait of keert) draaien en keren door het Vlaamsche land houdt aan, terwijl de stenen van De Hel van het Noorden aangenaam nabij liggen te lonken.
Een spektakelkoers was het in elk geval, die Ronde. Mag ook wel, met een top drie die respectievelijk de bijnamen 'Bom van Bevel', 'La Machine' en 'Spartacus' meetorst. Een lauw koersverloop had dan een beetje belachelijk geweest. Toch zag het daar lang naar uit. Ik hoef jullie het hele verslag niet meer te geven, maar toen Cancellara op 40 kilometer van de meet aanzette achtte iedereen het pleit beslecht. De winnaar was bekend, de spanning zou zich beperken tot de strijd om de ereplaatsen. Compleet oninteressant natuurlijk, want the winner takes it all - een adagium dat doorgaans in meer dan één betekenis van toepassing is op de wielerwereld. Tot het onmogelijke gebeurt. Cancellara plafonneert op De Muur, de sterksten uit het peloton storten zich als wolven op hun prooi en voor de man uit de straat in de zetel goed en wel is bekomen, is er een kopgroep gevormd van twaalf favorieten. Wat volgt is een fysieke slijtageslag annex tactisch steekspel om duimen en vingers van af te likken, met als klap op de vuurpijl zowaar een Belg op het hoogste schavot. Mocht Leni Riefenstahl ooit de kans gekregen hebben een propagandafilm voor het wielrennen te maken, het eindresultaat zou geheid verdacht veel lijken op de Ronde van Vlaanderen van afgelopen zondag. Het bedenken van een geschikte titel zou alvast geen onoverkomelijk probleem vormen (zie titel).
Het wonder is geschied. Onze Rode Duivels hebben niet nul, niet één, maar twéé matchen op rij gewonnen. Dat is alweer geleden van 2005, als ik de gespecialiseerde vakpers mag geloven. Wanneer ik voortga op mijn eigen gespecialiseerde herinneringen, moet het echter nog veel langer geleden zijn, van de tijd dat 'Back to the Nineties'-fuiven nog gewoon als 'Nineties'-fuiven door het leven gingen. Laten we het erop houden dat er een poos is verstreken intussen. Na de anticlimax der anticlimaxen in de thuiswedstrijd tegen Oostenrijk vorig jaar, werd nu vrij makkelijk de maat genomen van datzelfde Oostenrijk en van dat andere Azerbeidjan, het toetsenbordvriendelijkste land ter wereld. De ambiance in het stadion was er naar. Meer dan 35.000 dolenthousiaste toeschouwers maakten er een heksenketel van en vroegen zich 90 minuten retorisch af waar dat feestje nu eigenlijk precies is. In het Koning Boudewijnstadion dus.
Was er na de wedstrijd in Oostenrijk hier en daar nog een kniesoor die voorbehoud aantekende, dan nam de glansrijke overwinning tegen Azerbeidjan alle twijfels weg: België wordt wereldkampioen! Eventueel pikken we tussendoor nog even de Europese titel mee ook, doet er in feite niet zozeer toe. Wat telt is dat België nu echt wel getoond heeft de sterkste voetbalnatie ter wereld te zijn. Uiteraard surf ook ik graag mee op deze golf, of beter tsunami, aan enthousiasme. Maar ergens wringt het ook op een rare manier. Jarenlang deelde ik met de vaste kliek lief en leed met de Rode Duivels, waarbij we vooral het leed voor lief namen. In nauwelijks gevulde tribunes zagen we België niet winnen tegen grootmachten als Litouwen, Polen en Kazachstan, in mijn herinnering steeds vergezeld van een kouwelijke noorderwind. Nu is het tij gekeerd, wat ook met zich meebrengt dat de Rode Duivels niet langer exclusief (op een paar duizend vrijkaarten na) aan ons toebehoren. Het is zoals die muziekgroep die je in een vroege fase zelf ontdekt hebt en waarvan je de wereldwijde doorbraak nadien vreemd genoeg met lede ogen aankijkt.
Gelukkig was er nog de NMBS om voor gerechtigheid te zorgen. Teneinde toch voor een deel van de jongelui de avond te vergallen, bevatte de trein Brussel - Luik slechts drie (uiteraard overvolle) wagons, was er op het stuk tussen Brussel en Leuven alleen al 54 minuten vertraging en werd er over dit alles niks gecommuniceerd aan de reizigers. De NMBS houdt echt met alles rekening. Dat die successupporters maar niet gaan denken dat een wedstrijd van België bijwonen een plezierreisje is! Ik moet wel toegeven dat ik op het moment zelf redelijk kwaad was en de NMBS zelfs van onkunde betichtte. Wat was ik toch een naïeve, onwetende jongen in die tijd, om zo aan de diepere betekenis voorbij te gaan. Een verzachtende omstandigheid is dat overacting aan NMBS-zijde hiervan aan de basis lag. De mededeling "Euh.., is hier soms een treinbestuurder aanwezig?", die in Brussel-Noord door de intercom schalde, had wat mij betreft niet gehoeven. Maar voor de rest: geniaal alweer. Ge-ni-aal zeg ik u.