Is er al iemand ooit in Valencia geweest? Ik dacht het niet! Ten dele valt dat te pardonneren. Valencia profileert zich niet echt als een toeristische stad en doet dat niet zomaar niet. Buiten het echte centrum wordt er enkel Spaans gesproken, Engels is uit den boze. Wie het toch waagt Angelsaksisch geïnspireerde klanken uit te stoten, riskeert racisme. Niet dat de lokale bevolking bij de eerstvolgende verkiezingen per se eens goed electoraal zijn mening gaat ventileren in het stemhokje, dat niet; wel dat er bijvoorbeeld geen eten geserveerd wordt aan niet-Spanjaarden, dat wel. Nogal oppervlakkig racisme, eigenlijk. Omdat de waarheid naast haar rechten ook haar plichten heeft, dient wel vermeld dat het hier maar een kleine minderheid betreft. Meestal werd er eentalig Spaanse gastvrijheid geëtaleerd. In die mate zelfs dat niemand van ons is omgekomen van de honger.
Van de dorst trouwens evenmin. Wanneer de enige min of meer drinkbare alcohol een Heineken is aan 4.5 euro, is dehydratatie nochtans een niet onaantrekkelijk alternatief. Maar daarmee is het laatste slechte woord over het Valenciaanse uitgaansleven echt wel gezegd. Het doorsneepubliek in de plaatselijke danscafés laat zich het best omschrijven als een mix van fotomodellen, misskandidates en (teneinde een tegengewicht rechtstreeks uit de realiteit te bieden) razend knappe girls next door. Er waren ook wel mannen, waarschijnlijk, maar hun kenmerken moeten minder uitgesproken zijn geweest.
Hoe dan ook, we dronken dus Heineken aan 4.5 euro en niemand die hierover klaagde. Dat moet zowat het hoogste goed zijn dat een uitgaansmilieu kan bereiken: schandalig duur pisbier aan de ene kant, geen zweem van verzet aan de andere kant. Uitgaansmilieus krijgen dat niet zomaar voor elkaar. Een brave, volgzame meute moet je afdwingen. Voor zo'n staat van genade is moed, hard labeur en creativeit nodig. En waarschijnlijk nog duizend andere dingen. Zolang er maar een uitgekiende mix van fotomodellen, misskandidates en razend knappe girls next door op afkomt.