De Belg is gemiddeld 12 werkdagen per jaar afwezig wegens ziekte. Dat leert een eigen, zorgvuldig opgezet onderzoek op de onafhankelijke website Google. Gezien ikzelf al jarenlang getrouw elke ziekte uit de weg ga, kan het haast niet anders of de Belgische bevolking telt een behoorlijk aantal wussies. Of op zijn minst Walen. Voer genoeg voor een volgend onderzoek, zoveel is zeker.
En toch. Mijn bacteriële onschendbaarheid kwam de vorige dagen serieus in het gedrang. Zozeer zelfs dat gisteren en eergisteren mijn ziektekiemen de broodwinners van dienst waren. Ze deden dat door mij een doktersbriefje te bezorgen, zodat ik op het einde van de maand toch gewoon mijn loon krijg. Er valt misschien veel te zeggen over ziektekiemen, maar niet dat ze zich niet hebben aangepast aan onze verzorgingsstaat. Ze weten best hoe hun gastheren te paaien. In ruil daarvoor loop ik al dagenlang te kotsen dat het een aard heeft. Drie keer in de voorbije week, turfde ik. Dat moet net onder het gemiddelde van enkele jaren geleden liggen, ware het niet dat ik toen een deugdelijk hulpmiddel had in de vorm van alcohol. Nooit gedacht dat je zelfs zoiets na verloop van tijd op eigen kracht kunt. De mensen die zeggen dat bier drinken geldverspilling is krijgen uiteindelijk dan tóch gelijk!
Wat de ziektekiemen niet hebben kunnen verhinderen, is mijn bezoek aan het eerder aangekondigde "I love the 90's". Een uitgebreide terugkijk hierop laat ik achterwege (het 'uitkijken naar' is altijd mooier dan de analyse achteraf), maar laat ons zeggen dat het zeer oké was. Vooral '2 Brothers on the 4th floor' rockten (excusez le mot) als de beesten en zorgden voor een memorabel moment zoals je er pakweg per Werchter ook maar één à twee meemaakt. Negatief puntje was dat een huisgenoot werd buitengezet omdat hij binnen pipi had gedaan. De nineties hebben nog een weg af te leggen, willen ze echt de rock-'n-roll van de 21e eeuw worden.
Florian Henckel von Donnersmarck. Stel je voor dat je op een dag geboren wordt en deze naam toebedeeld krijgt. De kans dat dit mij nog gaat overkomen in dit leven schat ik als vrij klein in, maar de regisseur van Das Leben der Anderen presteerde het 35 jaar geleden wél. Een huzarenstuk, zonder meer. Laat hem nog duizend keer ter wereld komen voor mijn part - zoiets lukt geen tweede keer.
Wat hopelijk wel nog eens lukt, is een herhaling van zijn andere huzarenstukje, dat (nog!) meer op de leest der meritocratie geschoeid is. Te weten de al eerder genoemde film Das Leben der Anderen. Deze is geheel en al Florian Henckels eigen verdienste, noch zijn vader noch zijn moeder kwamen bij het ontstaan hiervan tussenbeide. Het was met hoge verwachtingen dat ik vrijdagavond het huzarenstuk in kwestie in de dvd-speler schoof - die dingen zijn werkelijk op alles berekend. De film was immers overladen met prijzen: een Bafta, een César, zelfs een Oscar. Nu ik stiekem de prijzenlijst op IMDB nog eens overloop, moet ik vaststellen dat waarschijnlijk enkel een Gouden Schoen ontbreekt.
Hoge verwachtingen dus. Altijd een nadeel, behalve die ene keer dat ze op een briljante manier worden ingelost. Déze keer. Das Leben der Anderen is simpelweg onthutsend mooi, meeslepend en fascinerend. Tot het absolute einde toe: de slotscène mag gerust in Het Grote Filmboek worden bijgeschreven. Als dit nog niet zou bestaan, dan moet in elk geval het idee voor Het Grote Filmboek op het to do-lijstje van een uitgever worden bijgeschreven. Want wie schrijft die blijft. En wie een film als Das Leben der Anderen maakt ook. Florian Henckel von Donnersmarck zal geheel terecht de eeuwigheid trotseren.