178 jaar is hij geworden vandaag, mijn oude, zieke vriend. Ruwweg de helft van die tijd heeft hij doorgebracht op de afdeling intensieve zorgen. Dat waren ontegensprekelijk zijn hoogdagen. Nadien verslechterde de toestand. De laatste decennia zijn het de palliatieve zorgen waar er een plaatsje voor hem is ingeruimd. Gedurig ontsnappen hem doodsrochels, wat niet-ingewijden doet besluiten dat het nu écht niet lang meer zal duren. Zij dwalen. De doodsstrijd van deze patiënt baadt in het esoterisme. Als geen ander heeft hij zich bekwaamd in het loutere overleven. Zoals een luipaard een eeuwigheid kan wachten om dan, als de tijd gekomen is, zijn prooi te grazen te nemen, zo kan deze zieke oude knar een eeuwigheid wachten om dan, als de tijd gekomen is, niet te sterven.
Zoveel overlevingsinstinct wordt elk jaar op 21 juli gevierd. De 178e jaarring op zijn stam heeft vandaag z'n ronde gesloten, vanaf morgen begint nummer 179 aan de zoektocht naar zijn beginpunt. Dit is de dag waarop de terminale patiënt even mag uitblazen, tussen al het lijden door. Kaarsjes uitblazen welteverstaan, want het afzien stopt nooit. Hooguit zal hij voor de gelegenheid vandaag enige symboliek in zijn opgehoeste substanties leggen. Achtereenvolgens zal hij mijnwerkersslijm, gal en bloed spuwen. Zwart, geel en rood. Dat is hetgeen hij elk jaar trouw op 21 juli naar boven brengt, en dat hij zo zal blijven afscheiden tot het definitieve afscheid.
In elk geval wens ik hem, die als België/Belgique door het leven gaat, nog vele jaren toe. Miserabele jaren of niet, het gaat erom dat hij er nog is.